De Heer tegemoet
in de lucht
Overgenomen van: Verborgen Manna
Uit 1 Thessalonicenzen 4:14-17:
"Jezus is gestorven en opgestaan" (=pasen)
"De Heer Zelf zal neerdalen van de hemel
en zij die in Christus gestorven zijn,
zullen het eerst opstaan" (=pinksteren)
"Wij zullen weggevoerd worden,
de Heer tegemoet in de lucht,
en wij zullen altijd met Hem zijn" (=loofhutten)
INLEIDING
Deze bijbelstudie over 1 Thessalonicensen 4:14-17 is een vervolg op de brochure "Zijn komst in de feesten". Bedoeld werden daar de feesttijden van de Heer uit Leviticus 23. Wij zagen daarin de komst van de Heer over Zijn volk in het pascha, Zijn komst in Zijn eerstelingen met pinksteren en Zijn komst in Zijn gehele volk in het loofhuttenfeest. Paulus had, toen hij 1 Thessalonicensen 4 schreef, duidelijk deze feesttijden in gedachten en het is zeer verhelderend dit moeilijke bijbelgedeelte tegen die achtergrond te lezen.
VAN OUD TOT NIEUW
Paulus was een groot kenner van de schrift (Fil.3:6). Maar toen hij door wedergeboorte het koninkrijk Gods ging zien en binnenging, had hij een betere weg gevonden dan die van het verstandelijk weten: de weg van vernieuwing door de levendmakende Geest (Tit.3:5b). Zijn status als Farizeeër, zijn geweldige kennis van wetten en ceremoniën achtte hij, vergeleken met de geestelijke realiteiten, die hij had leren kennen als vuilnis. Hij gaf al het oude prijs, toen God hem tot het nieuwe had geroepen (Fil.3:4-14).
Hij kende vanaf toen de schrift niet meer alleen met zijn verstand, maar zag ook het Woord in zichzelf geopenbaard (Gal.1:15-16). Hij zag Christus komen en ontving Zijn opstandingskracht voor het heden, opdat ook hij zou mogen komen tot de opstanding vanuit de doden (Fil.3:9-14). Hij kende Hem niet meer uitsluitend historisch, van horen zeggen, naar het vlees (2Cor.5:16), maar als levendmakende Geest (1Cor.15:45).
Hij was ook de feesten van de Heer nieuw gaan zien en paste elementen daarvan in 1 Thessalonicensen 4:14-17 toe op de komst van de Heer in het eeuwige nu. Hij gebruikte daarbij het Griekse woord parousia (=aanwezigheid, echter vertaald als komst, 1Thes.4:15). Hij had het over de aanwezigheid van de Heer in allen, die pascha, pinksteren en loofhutten zien in geest en waarheid en in het heden ervaren.
WAT IS JUIST IN 1 THESSALONICENSEN 4:15:
tot de komst van de Heer,
of
in de aanwezigheid van de Heer?
Parousia betekent dus aanwezigheid, komst. Bedoelde Paulus nu in de aanwezigheid van de Heer of tot de komst van de Heer? Vóór parousia staat het voorzetsel eis. Het betekent: naartoe, tot in (de plaats die is bereikt of binnengegaan). Paulus zegt dus niet, dat wij, levenden, achterblijven tot de komst van de Heer later, maar dat wij, levenden, hier blijven in Zijn aanwezigheid. De Leidse vertaling geeft het als volgt weer: "Wij, die de komst des Heeren beleven". Het had nóg duidelijker geweest als er had gestaan: "Wij, die de aanwezigheid van de Heer beleven".
Dat was trouwens Jezus' gebed voor Zijn discipelen: "Vader, Ik in hen en U in Mij. Ik wil, dat waar Ik ben, ook zij bij Mij zijn, om Mijn heerlijkheid te aanschouwen, die U Mij gegeven hebt" (Joh.17:23-24). Dat is wat ook David verlangde: "Eén ding heb ik van de Here gevraagd, dit zoek ik: te verblijven in het huis van de Heer al de dagen van mijn leven, om de liefelijkheid van de Heer te aanschouwen en om te onderzoeken in Zijn tempel" (Ps.27:4). Alle dagen van zijn leven!
In Gods koninkrijk geldt: "Heden, als u Mijn stem hoort". In ons kan nu het pascha gevierd worden. Wij kunnen nu pinksteren beleven en ook eindtijd-ervaringen hebben. Pascha, pinksteren en loofhutten worden door wedergeboren mensen persoonlijk beleefd, tijdens hun leven.
Van 1Thes.4:14-17 zegt Paulus, dat het een woord is van de Heer, een tijdloos woord, ontvangen door openbaring (Ef.1:17,3:3), een geheimenis (1Cor.15:51). Als wij zo'n woord vatten, heeft Gods Geest de ogen van ons hart verlicht (Ef.1:18) en ons persoonlijk in het eeuwige nu de komende dingen van Christus aangekondigd (Joh.16:13-15). Daarom is het goed om na te gaan, hoe Gods Woord kan worden betrokken op onszelf, hier en nu. Maar eerst geven wij het te bespreken bijbelgedeelte in zijn geheel, en wel in de duidelijkste vertaling, de Leidse:
"Want indien Jezus, zoals wij geloven, is gestorven en opgestaan, dan zal God ook de in Jezus ontslapenen met Hem meevoeren. Want dit zeggen wij u in naam des Heeren: Wij die overblijven en de komst des Heeren beleven, wij zullen de ontslapenen niet voorgaan. Want de Heer zelf zal op een bevelwoord, terwijl de stem van een aartsengel en een bazuin Gods uit den hemel weerklinken, neerdalen; dan zullen eerst zij die in Christus' gemeenschap gestorven zijn, opstaan; daarna zullen wij die overgebleven zijn en het beleven tegelijk met hen op wolken weggevoerd worden, den Heer in de lucht tegemoet. Zo zullen wij altijd bij den Heer zijn".
DE KOMST VAN JEZUS
als paschalam
"Indien wij geloven dat Jezus gestorven en opgestaan is, zal God ook zó hen, die ontslapen zijn, door Jezus wederbrengen met Hem"
Paulus zegt allereerst, hoe het voor ieder pascha kan worden: "Indien wij geloven, dat Jezus is gestorven en opgestaan" (1Thes.4:14).
Als wij pascha vieren, zoals Israël dat in Egypte deed, maar dan in geest en waarheid, komt Hij beschermend over ons heen en blijft de Eerstgeborene in ons leven. Dan worden ook wij uit Egypte verlost om de weg naar Kanaän op te gaan (vgl Ex.12 met Joh.6:37-40). Dit is een nieuw begin voor alle kinderen Gods, tot welke gezindte, kerk, volk of ras zij ook behoren. Jezus leeft! Hij is opgestaan! Door geloof in Zijn dood en opstanding, zal God én levenden én ontslapenen door Jezus wederbrengen met Hem. Van Egypte naar Kanaän. Van oud tot nieuw. Van vlees tot geest en waarheid. Van dood tot leven.
Dat gold voor de Thessalonicensen, dat geldt ook voor ons, als wij geloven, dat "ook ons Paschalam voor ons is geslacht, namelijk Christus" (1Cor.5:7). Als wij weten, dat Hij is opgewekt en leeft, kunnen wij "feestvieren met het ongezuurde brood van reinheid en waarheid" (1Cor.5:8), met het vlees en bloed van Jezus (Joh.6:53-56). Want wie het Lam eet, zal leven door Hem (Joh.6:57). Jezus is in de wereld gekomen om zondaren te behouden (1Tim.1:15). Ieder mag dat gelovig aannemen en zeker weten, dat Jezus redt. Hij is het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt (Joh.1:29).
Maar Hij wil ook in ons komen, als paschalam aanwezig zijn om ons uit "Egypte" te verlossen. Hij wil onze exodus en onze ingang in Kanaän wil bewaren. En daarvoor moet je het Lam "in huis" nemen en het "eten". Wie niet gelooft, kan dat natuurlijk niet en die beseft ook niet, wat hij mist. Christenen geloven wel. Maar hebben die allemaal het paschalam in "huis" genomen? Eten wij allemaal Zijn vlees en drinken wij Zijn bloed op waarachtige, geestelijke wijze? De meesten van ons zijn met van alles bezig, behalve met Gods opdracht, die ook nu moet worden uitgevoerd: "Ieder zal voor zich een stuk kleinvee nemen en op de veertiende zult u het slachten. Het vlees zult u diezelfde nacht eten en het bloed zult u strijken aan de beide deurposten en de bovendorpel van de huizen, waarin men het eet" (Ex.12:7). Wie het Lam niet eet en Zijn bloed niet aanwendt, blijft in Egyptisch (=vleselijk) denken steken. Dan blijft ook de Eerstgeborene in hen niet leven. Zij worden dan niet uitgeleid, of anders gezegd: opgewekt. Want dat zegt Jezus: "Wie Mijn vlees eet en Mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven (=het aionische leven van het Koninkrijk Gods) en Ik zal hem opwekken ten jongsten dage" (Joh.6:54). Dàt is pascha vieren in geest en waarheid.
Wanneer is dat eigenlijk, ten jongsten dage? Dat is heden! Nu is de dag des heils (2Cor.6:2). Nu zullen de doden naar de stem van de Zoon van God horen en die haar horen, zullen leven (Joh.5:25). Hij is de "Ik ben het brood des levens" (Joh.6:35), de "Ik ben de ware wijnstok" (Joh.15:1). Hij oordeelt nu het huis Gods (1Pet.4:17). Hij maakt ons nu tot discipelen, die de Vader aanbidden in geest en waarheid (Joh.4:23). Wie Hij was, moet in ons worden Hij die is.
Jezus wil dus ieders persoonlijke paschalam zijn. Hij zegt: "Mijn vlees is ware spijs en Mijn bloed is ware drank. Wie Mijn vlees eet en Mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem. Gelijk de levende Vader Mij gezonden heeft en Ik leef door Hem, zo zal ook hij, die Mij eet, leven door Mij" (Joh.6:55-57). Zo brengt God de Vader Zijn hele volk, ontslapenen én levenden, door de Heer Jezus bij Zich (1Thes.4:14b). Hij doet dat door de goede herder, de ware leidsman en voleinder van het geloof (Hebr.12:2), door het Lam, dat in het midden van de troon is en dat hen zal weiden en hen zal voeren naar waterbronnen des levens (Op.7:17).
DE KOMST VAN DE HEER
als levend makende geest
Paulus vervolgt zijn beschrijving van de parousia (=aanwezigheid) van de Heer door te zeggen, dat Hij in onze levens komt als levendmakende Geest en ons als eerstelingen deel doet hebben aan de eerste opstanding: "De Heer Zelf zal neerdalen van de hemel, en zij, die in Christus gestorven zijn, zullen het eerst opstaan" (1Thes.4:16, verkort).
Dat is toekomst als wij pinksteren nog niet persoonlijk beleven. Dan geldt nog: "Indien iemand dorst heeft, hij kome tot Mij en drinke" (Joh.7:37). Als wij dat wel ervaren, kennen wij nu reeds Zijn parousia als levendmakende Geest.
We zullen nu elk detail van de tekst, waarin Paulus schrijft over het aanbreken van de pinksterdag in de gelovigen, kort bespreken. De volledige tekst is: "De Heer Zelf zal bij het roepen van een aartsengel en bij het geklank van een bazuin Gods, neerdalen van de hemel, en zij, die in Christus gestorven zijn, zullen het eerst opstaan" (1Thes.4:16).
"De Here Zelf zal neerdalen....."
In het oude testament daalde de Heer Zelf neer op Sinaï in de derde maand: onder vuur en rook, donderslagen en zeer sterk bazuingeschal (Ex.19:16). Stemmen uit de hemel klonken als donderslagen (vgl. Joh.12:28-29), als bazuinen (Op.4:1 en 8:13). "De Heer daalde neer en Hij riep Mozes naar de bergtop, en Mozes klom naar boven" (Ex.19:20), als eersteling.
Bij de historische vervulling daarvan daalde de Heer Zelf neer als de Heilige Geest op honderdtwintig discipelen in Jeruzalem, ook in de derde maand. Het ging gepaard met vuur en zo'n geweldige windvlaag, dat de menigte te hoop liep, omdat zij dit geluid had gehoord (Hand.2:1-7). De toegestroomde mensen waren buiten zichzelf van verwondering (Hand.2:7). Iedereen kon de bazuinen uit de hemel in zijn eigen taal duidelijke verstaan. God gebruikte daar de mond van eenvoudige Galileeërs voor (Hand.2:7-12). Deze waren niet alleen gedoopt met de Heilige Geest, maar ook, als teken, ermee vervuld, als eerstelingen (Hand.2:4).
Als ook in ons geestelijke leven de derde maand aanbreekt, is dat een komen van de Heer Zelf. In elke generatie kiest Hij eerstelingen uit, waarin Hij kan komen als Hij op hen de Heilige Geest uitstort. Dat kan dan ook gepaard gaan met profetieën als "donderslagen", met krachtige "windvlagen" van de Geest Gods, met woorden als "hemelse bazuinen", met reinigend "vuur". Hij doopt hen met Zijn Geest om hen er uiteindelijk ook geheel mee te vervullen.
Wie rein van hart zijn, ontvangen deze realiteiten met grote blijdschap. Net als Mozes kunnen zij de dag van Zijn komst verdragen. Zij blijven staan, als Hij verschijnt (vgl. Mal.3:2), zelfs als Hij komt als een vuur "om de zonen van Levi te reinigen, hen te louteren als goud en als zilver" (Mal.3:2-3). Zalig de reinen van hart, want zij zullen God zien. Nu! Hun ogen zullen de Koning in Zijn schoonheid aanschouwen (Jes.33:17, Mat.5:8).
"....zal neerdalen...."
Als de Heer Zelf, of het hemelse Jeruzalem, neerdaalt uit de hemel, is dat niet een komen langs Mercurius, Jupiter en Mars tot op een locatie, die we op de landkaart terug kunnen vinden. Neerdalen is het tegenovergestelde van ten hemel varen. Toen de Heer ten hemel voer, ging Hij tot de Vader. Als Hij neerdaalt, komt Hij tot de mens.
Eens zei Jezus tot Zijn discipelen: "Ik ga tot de Vader" (Joh.14:12). Waarheen was dat? Waar was Zijn Vader? Hij sprak er ook over met een Samaritaanse (Joh.4:1-42). Waar woont de Vader en op welke plaats moet je aanbidden? (Joh.4:20-21). En toen antwoordde Hij: "God is Geest en wie Hem aanbidden, moeten aanbidden in geest en in waarheid" (Joh.4:21-24). God woont niet hier of daar (Joh.4:20). Hij is niet aan plaats of tijd gebonden. Hij is "de onvergankelijke, onzienlijke, enige God" (1Tim.1:17). Hij is de alomtegenwoordige, levendmakende Geest.
"Ik ga tot de Vader" (Joh.14:12) betekent: "Ik word Geest". De "Ik ben de Waarheid" zou worden Geest der waarheid (Joh.14:6,17). Zijn hemelvaart was dus geen vertrek, maar een verandering van hoedanigheid. Hij ging niet weg, maar Hij "ging heen tot de Vader" (Joh.14:28). Hij zou zijn als de Vader: Geest (Joh.4:24). Hij werd geest om niet alleen lichamelijk bij enkele discipelen te zijn, maar als Geest in al de Zijnen (Joh.14:17-18). "Ik ga heen en Ik kom tot u" (Joh.14:28).
Ja, God daalt af tot de mens: tot Adam in het paradijs om met hem te wandelen en te spreken, tot Abram in Mamré, tot Mozes op Sinaï en tot het volk Israël in de woestijn. Toen is het Woord vlees geworden en heeft onder ons gewoond (Joh.1:14). En nu komt Hij als levendmakende Geest tot en in de Zijnen: "Indien iemand Mij liefheeft, zal hij Mijn woord bewaren en Mijn Vader zal hem liefhebben en Wij zullen tot hem komen en bij hem wonen" (Joh.14:23). "De Heer Zelf zal neerdalen......"
"Zij, die in Christus gestorven zijn, zullen het eerst opstaan"
Tot eersteling geroepenen sterven in Christus en staan als eersten op (1Thes.4:16b). Dat is: zij maken in Christus een stervensproces mee en hebben deel aan de eerste opstanding (Op.20:6). Wanneer gebeurt dat?
Velen menen, dat dit gebeurt aan het eind van het leven, als wij overlijden in de zekerheid, dat wij naar de hemel gaan. Maar is dat eigenlijk wel juist? Paulus gebruik namelijk twee verschillende termen en heeft twee verschillende dingen op het oog: het ontslapen als gelovige (1Thes.4:14-15) en het sterven in Christus (1Thes.4:16).
Behalve te ontslapen aan het eind van het aardse leven, worden eerstelingen geroepen om ook te sterven in Christus tijdens hun leven. Zij worden in Christus Jezus gedoopt en in Zijn dood (Rom.6:3), worden onthoofd om het getuigenis van Jezus en om het woord van God (Op.20:4). Zij nemen dagelijks hun kruis op en volgen het Lam, waar Hij ook heen gaat (Luc.9:23, Op.14:4).
Omdat zij tijdens hun leven op aarde als eerstelingen sterven in Christus, staan zij ook hier op aarde op. Net als Mozes, destijds het zichtbare voorbeeld, beklimmen zij de berg, maar nu, net als de Heer Jezus, in geest en waarheid. Zij komen met het Lam op de berg Sion te staan (Op.14:1,4). Voor hen geldt: "Zalig en heilig is hij, die deel heeft aan de eerste opstanding: over hen heeft de tweede dood geen macht. Zij zullen priesters van God en van Christus zijn en zullen met Hem als koningen heersen" (Op.20:6).
Het zijn er 144.000: 12x12x10x10x10. Twaalf duidt op verkiezing tot koninklijk priesterschap. Tien als aantal duidt op kwantitatieve volheid. 10x10x10: er zal er niet één ontbreken. De ganse schepping ziet verlangend uit naar de volle openbaring van al deze eerstelingen (Rom.8:19).
"De Here Zelf zal op een teken nederdalen van de hemel"
Op een teken kunnen wij niet bespreken: het komt namelijk niet voor in de Griekse grondtekst. Hetzelfde geldt voor in een oogwenk in vers 17. Deze woorden laten we daarom buiten beschouwing en hebben we uit de teksten weggelaten.
"DeHere Zelf zal bij het roepen van een aartsengel neerdalen van de hemel" (NBG-vert), "zal met een geroep nederdalen van de hemel" (St.vert.)
Bij het roepen van een aartsengel. Met een geroep. Paulus gebruikt hier het Griekse voorzetsel en (=in, door middel van). De Heer komt niet met een roep, met een schreeuw. Zijn komst is in de roep, in het overduidelijk hoorbare Woord voor wie oren heeft om te horen. Als iemand die roep hoort, is dat geen aanwijzing, dat de Heer spoedig komt, maar dat Hij in hem is gekomen, aanwezig is. Parousia! Tegenwoordigheid! Hij komt in de heerlijkheid en kracht van het uit de hemel gebazuinde Woord Gods.
Het woord roep in het Grieks is keleuma en betekent aanmoedigingsschreeuw, bevel (van een aanvoerder). De Leider komt van de hemel als levendmakende Geest en spoort de Zijnen aan, om de prijs te behalen en die niet te missen (1Cor.9:24-27, Col.2:16-23). De laatste decennia heeft Hij in tal van profetieën de Zijnen herhaaldelijk aangespoord.
In de schrift vinden we natuurlijk ook tal van duidelijke aansporingen: Wees getrouw tot de dood en Ik zal u geven de kroon des levens (Op.2:10). Wie overwint zal Ik geven te eten van de boom des levens (Op.2:7), zal van de tweede dood geen schade lijden (Op.2:11), zal Ik de morgenster geven (Op.2:28), zal Ik witte kleren geven (Op.3:5), zal Ik maken tot een zuil in de tempel Mijns Gods (Op.3:12), zal met Mij zitten op Mijn troon (Op.3:21). Het is het Woord van de getrouwe en waarachtige Heer tot de legerscharen, die in de hemel zijn en die Hem volgen, overal waar Hij heengaat (Op.19:14-16, 14:1-5). In dat Woord daalt de Heer zelf neer in wie een oor heeft om te horen, wat de Geest tot de gemeenten zegt.
Nog even dit voor alle duidelijkheid: Gods Woord kan tot ons komen op tal van wijzen. Wij kunnen het geluid van de Here God horen (Gen.3:8), bijvoorbeeld als het suizen van een zachte koelte (1Kon.19:12). We kunnen het achter ons horen (Jes.30:21). Het kan ons ingefluisterd worden (Mat.10:27). Dat een Woord van God als een zachte innerlijke stem tot ons kan komen is iets, wat de meesten van ons wel kennen.
Maar er is ook een stadium, waarin de Heer met luide stem de Zijnen aanspoort. Hemelingen (Ps.29:1, Hebreeuws: zonen Gods) horen Zijn stem in kracht en majesteit (Ps.29:4, letterlijk vertaald). Ieder, die van boven is, zal horen en zien, dat Zijn wil geschiedt in de hemel én op de aarde. Zij zien de Here Zelf, wiens stem is in kracht en majesteit, neerdalen van de hemel in hun eigen leven.
Hoe komt het nu, dat de één dit wel en dat de ander dit niet verstaat? Wie op Hem is afgestemd, hoort Zijn roep. "Wanneer Hij Zijn eigen schapen alle naar buiten gebracht heeft, gaat Hij voor ze uit en de schapen volgen hem, omdat zij Zijn stem kennen; maar een vreemde zullen zij niet volgen, doch zij zullen van hem weglopen, omdat zij de stem van de vreemde niet kennen" (Joh.10:4-5). "Mijn schapen horen naar Mijn stem, Ik ken ze en zij volgen Mij" (Joh.10:27).
Mijn schapen horen naar Mijn stem. Het Griekse woord is akouo, en betekent, behalve horen, ook begrijpen. Jezus spreekt hier natuurlijk over het horen met het hart (Luc.8:12). Wat een genade is het, om Hem te kunnen horen als de Voorganger, de Zijnen aanmoedigend met een stem als een bazuin.
In het laatste bijbelboek zien wij Hem als volgt beschreven: "Ik zag de hemel open en zie, een wit paard; en Hij, die daarop zat, wordt genoemd Getrouw en Waarachtig, en Hij velt vonnis en voert oorlog in gerechtigheid. En Zijn ogen waren een vuurvlam en op Zijn hoofd waren vele kronen en Hij droeg een geschreven naam, die niemand weet dan Hijzelf. En Zijn naam is genoemd: het Woord Gods" (Op.19:11-13).
Wat een Leider! Eerst daalde Hij af van de hemel om mens en lam Gods te worden. Vanaf de pinksterdag in Handelingen 2 daalt de Heer Zelf af als levendmakende Geest, de Zijnen aansporend, om op te klimmen. Hij maakt hen, hoewel zij in de wereld leven, zoals Hij Zelf was: van boven. Want wat zag Johannes? Het Lam én de eerstelingen op de berg Sion (Op.14:1-5). Hij zag heerscharen in de hemel, die Hem volgden op witte paarden. Zij waren, net als het Woord Gods, gehuld in wit, smetteloos fijn linnen (Op.19:14). Zij hadden gehoor gegeven aan Zijn roep. Zij hadden Zijn stem verstaan, waren Hem gaan volgen in Zijn voetsporen, werden één geest met Hem en stonden als eersten op (1Thes.4:16).
Here Zelf zal bij het roepen van (een) aartsengel neerdalen van de hemel"
"Van aartsengel" (letterlijk vertaald, dus zonder lidwoord in het Grieks). Maar eerst deze vraag: wat is een engel?
Het wordt tijd, dat wij alle traditionele ideeën omtrent engelen van ons afschudden. Het zijn geen slanke, vrouwelijke wezens met vleugeltjes, of bolle kleuters met trompetjes. Het accent mag niet liggen op hun uiterlijke verschijningsvorm, zoals ongeestelijke kunstenaars zich die hebben voorgesteld. Daarom de vraag: wat is het meest karakteristieke van een engel?
Het Griekse woord angelos, vertaald als engel, betekent gewoon boodschapper. Overal, waar het woord engel in onze bijbels voorkomt, zouden we boodschapper moeten lezen. Iedereen die door God is gezonden met een boodschap, is een engel van het licht. Zo werd Paulus door de Galaten ontvangen, als een engel van God (Gal.4:14).
Er waren ook discipelen van Johannes de Doper die engelen werden genoemd (Luc.7:18,24). En ook Johannes de Doper zelf wordt als een engel aangeduid: "Zie, Ik zend Mijn bode (angelos) voor uw aangezicht uit" (Luc.7:27).
Engelen Gods kunnen dus mensen zijn van vlees en bloed, als tenminste Christus hun leven is en hun opstanding en zij zelf een boodschap geworden zijn. Zulke boodschappers zijn van boven: zij zijn in de opstanding als engelen in de hemel (Mat.22:30), net als Johannes de Doper, net als de Heer Jezus, die van Zichzelf zei, dat Hij van boven was.
Als wij dit begrijpen, is het ook niet moeilijk te verstaan, wie de engelen van de gemeenten zijn in Openbaring 2 en 3. Zeven keer lezen we: "Schrijf aan de engel van de gemeente te.....". Het zijn de boodschappers van God, die van boven zijn en door Hem zijn gezonden.
De bijbel zelf gebruikt vaak het woord mannen, als het over engelen gaat. Toen Abraham zijn ogen opsloeg, stonden er drie mannen bij hem (Gen.18:2). Sara bereidde hen een maaltijd (Gen.18:8) en terwijl zij aten, gaven zij Gods boodschap aan Abraham door. Daarna vertrokken zij, die mannen (Gen.18:16).
Twee van deze engelen (Gen.19:1,15) kwamen in de avond in Sodom aan en aten in het huis van Lot (Gen.19:3). Ook hier worden zij herhaaldelijk mannen genoemd (Gen.19:10,12,16).
Jakob worstelde met een man (Gen.32:24) en zag God van aangezicht tot aangezicht (Gen.32:30). De moeder van Simson zag een man Gods, die er uitzag als een engel (Richt.13:6,8,10-11). Ook zij had God gezien (v.23). Toen Daniël in gebed was, kwam de man Gabriël tot hem (Dan.9:21).
En ook in het nieuwe testament worden Gods boodschappers (angelos) aangeduid als man, jongeling (Marc.16:5, Luc.24:4, Hand.1:10), of als mededienstknecht van hen, die het getuigenis van Jezus hebben (Op.19:10). Het waren allemaal engelen, boodschappers uit de hemel, mannelijk. Dat is: zaadgevers, woordbrengers.
Maar nu het begrip aarts. Waarom gebruikt Paulus de woorden "met de stem, de roep, van (een) aartsengel"? Wat is een aartsengel?
Aarts is in het Grieks archo: eerste (in rang of macht). Eerste! Het is duidelijk, dat er Eén de Allereerste is: Jezus, die is boven alle overheid en macht en kracht en heerschappij en alle naam (Ef.1:21).
Hij kwam tot Jozua als de vorst van het leger van de Heer (Joz.5:14), als eerste in rang en in macht. Er staat: "Voor Hem wierp Jozua zich op zijn aangezicht ter aarde, boog zich neer en zei: Wat heeft mijn heer tot zijn knecht te zeggen? En de vorst van het heer des Heren zei: Doe uw schoenen van uw voeten, want de plaats waarop gij staat, is heilig" (Joz.5:14-15).
Hij verscheen als engel des Heren en sprak als God tot Hagar (Gen.16:10). Hij kwam tot Mozes in de brandende braamstruik (Ex.3:2) als de God van Abraham, Izak en Jakob (Hand.7:32). Uit tal van bijbelgedeelten blijkt, dat deze engel als God was (bv. Gen.31:13, Richt.2:1-5) en als zodanig werd herkend (bv. Gen.16:13, Richt.13:21-23).
De engel des Heren, de vorst van het leger van de Heer, de Heer Jezus Christus, die in alles de eerste is geworden (Col.1:18): het zijn verschijningsvormen van de allerhoogste boodschapper Gods.
De Here Zelf zal als aartsengelenwoord neerdalen tot de mens. Hij komt tot en in de Zijnen, die Zijn roep, die klinkt als een bazuin, horen. Hij maakt levend naar het woord, dat Hij spreekt (Ps.119:107, Luc.7:7b). Het maakt krachtig scheiding, want het is scherper dan enig tweesnijdend zwaard (Hebr.4:12). Het geneest (Ps.107:20). De Zijnen leren Hem kennen als hun leven en hun opstanding (Joh.11:25). Zij staan daardoor op, als eersten (1Thes.4:16), vernieuwd, hersteld, levend gemaakt door het levende Woord.
".... bij het geklank van een bazuin Gods" (NBG-vert.) "....met de bazuin Gods" (St.vert.).
Ook hier moeten wij lezen in het geklank van een bazuin Gods en weten, wat of wie die bazuin is, opdat wij het geluid ervan zullen herkennen. Hij komt als Hij klinkt.
De betekenis van bazuin wordt door tal van bijbelgedeelten duidelijk gemaakt. Jesaja zei: "Roep luidkeels, houd niet in, verhef uw stem als een bazuin en maak Mijn volk zijn overtreding bekend" (Jes.58:1). De stem die Gods boodschap overbrengt, is als een bazuin. Net als de roep is een bazuin een niet mis te verstaan Woord van God voor wie oren heeft.
Hetzelfde lezen we in het laatste bijbelboek. "Ik hoorde achter mij een luide stem als van een bazuin" (Op.1:10). Het was de stem van de verrezen Heer. En daarna "zag ik, dat er een deur was geopend in de hemel. En de eerste stem die ik gehoord had alsof een bazuin met mij sprak, zei: Klim hierheen op en ik zal u tonen, wat er hierna geschieden moet" (Op.4:1).
De bazuin roept op om hogerop te komen en de berg te beklimmen om Gods gedachten en wegen te leren zien. Want, zegt de Here, "Mijn gedachten zijn niet uw gedachten en uw wegen zijn niet Mijn wegen. Want zoals de hemelen hoger zijn dan de aarde, zo zijn Mijn wegen hoger dan uw wegen en Mijn gedachten dan uw gedachten" (Jes.55:8-9). Wij kunnen nu eenmaal de geestelijke realiteiten van Gods koninkrijk niet zien, als wij blijven in de lage regionen van onze menselijke natuur met zijn beperkte verstand, ook al zijn wij Gods volk.
Normaal horen wij een geluid, maar Johannes wilde de stem die had geklonken als een bazuin en die in zijn geestelijk bewustzijn had geklonken, ook zien. "En ik keerde mij om, ten einde de stem te zien, die met mij sprak. En toen ik mij omkeerde, zag ik zeven gouden kandelaren, en te midden van de kandelaren iemand als eens mensen zoon, bekleed met een tot de voeten reikend gewaad" (Op.1:12-13). Johannes zag de stem. Hij zag het Woord. Wie Zijn stem hoort, ziet Hem.
Ook de laatste jaren is de stem als van een bazuin duidelijk te horen geweest. Hij probeerde ons bewustzijn te doordringen met hogere gedachten, die tot op heden voor velen onbekend waren. "Het vroegere, zie, het is gekomen, en nieuwe dingen kondig Ik u aan; voordat zij uitspruiten, doe Ik ze u horen" (Jes.42:9). Het gaat om nieuwe dingen, verborgenheden, die wij nog niet wisten: Zijn hoge gedachten en wegen. Want daarlangs wil Hij ons leiden.
De bazuin Gods schalt het uit: Hef uw hoofden omhoog, want uw verlossing genaakt (Luc.21:28). Bedenk de dingen, die boven zijn, niet die op de aarde zijn (Col.3:2). Zie op de hoge roeping Gods in Christus Jezus (Fil.3:14) en klim op tot Mij (Ex.24:12). "Klim op een hoge berg, vreugdebode Sion en zeg: De Here Here zal komen met kracht. En Hij zal als een herder Zijn kudde weiden" (Jes.40:9-11).
DE KOMST VAN DE HEER
in Zijn gehele volk
Vervolgens beschrijft Paulus de volle oogst (loofhutten): niet alleen de eerstelingen, maar het gehele volk staat op om voor altijd bij Hem te zijn. Want "het zal te dien dage geschieden, dat er op een grote bazuin geblazen zal worden, en zij die verloren waren in het land Assur en die verdreven waren in het land Egypte, zullen komen en zich nederbuigen voor de Heer op de heilige berg te Jeruzalem" (Jes.27:13). Op Gods heilige berg komen niet alleen de eerstelingen, maar Zijn gehele volk, ook zij, die bleven steken in "Babel" en in "Egypte":
"Daarna zullen wij, levenden die achterbleven, samen met hen (=met de eerstelingen) op de wolken weggevoerd worden, de Heer tegemoet in de lucht, en zo zullen wij altijd bij de Heer zijn" (1Thes.4:17).
"Daarna............."
In het oude testament volgen de feesten van de Heer elkaar op, de één na de ander: eerst in de eerste, dan in de derde, daarna in de zevende maand. Ook de feesten van het kerkelijk jaar worden gevierd op gezette tijden.
Het leven van het Koninkrijk der hemelen is echter tijdloos, verleden, heden en toekomst tegelijk. God, die is en was en zal zijn, gaf ons geen geschiedenisboek, maar een boek met eeuwige heilsfeiten. De dag van het heil is altijd nu (2Cor.6:2).
Daarna duidt dus niet op een latere tijd, waar wij op moeten wachten, maar op een hoger geestelijk stadium in het koninkrijk van God. Wat een genade, als de oren van ons hart nu reeds Zijn stem gaan horen. De Geest der waarheid vertelt dan alles wat Hij hoort en verkondigt dat. Dat is: Hij kondigt ons een komend, hoger stadium aan met de Heer (Joh.16:13). Hij kondigt ons een verdere vernieuwing aan, een subtielere verandering. Paulus vindt zo iets alle verstand te boven gaan. Hij zegt: "Ik deel u een geheimenis mee: wij zullen allemaal veranderd worden" (1Cor.15:51).
Als wij dit grote geheimenis kennen, wordt ons denken radicaal veranderd (Rom.12:2). Als gevolg daarvan verandert onze wandel van aards, tot in de hemelen (Fil.3:20). Daar maakt de Heer ons dan Zijn wegen bekend, net zoals Hij dat deed aan Mozes (Ps.103:7).
De veranderingen door de Heilige Geest vinden nu nog plaats in het verborgene. "Wij groeien, ons aan de waarheid houdende, in liefde in elk opzicht naar Hem toe, die het hoofd is, Christus" (Ef.4:15). Wij veranderen naar Zijn verheerlijkt lichaam toe van heerlijkheid tot heerlijkheid, door de Heer, die Geest is (2Cor.3:18).
Wat een veranderingen staan ons nog te wachten! Het is nog lang niet geopenbaard, wat wij zijn zullen (1Joh.3:2a). Maar als dat openbaar wordt, zullen wij Hem gelijk zijn, want wij zullen Hem zien, gelijk Hij is (1Joh.3:2b). Want de Heer Jezus Christus zal ook ons vernederd lichaam veranderen, zodat het aan Zijn verheerlijkt lichaam gelijkvormig wordt (Fil.3:21). En dat geldt niet voor enkelen: allen zullen wij veranderd worden (1Cor.15:51).
Want als de volle oogst in Gods volk rijp is, zal het geheel van boven blijken te zijn, volmaakt één geest met de verheerlijkte Jezus. Dan daalt het als nieuwe stad Gods neer uit de hemel, versierd als een bruid. Vernederde, in oneer en vergankelijkheid gezaaide lichamen blijken veranderd te zijn en aan Jezus' verheerlijkt lichaam gelijkvormig geworden (1Cor.15:42-43, Fil.3:21). Dan is Gods volk volkomen verlost van het "Egyptische" lichaam dezes doods! Het doel van alle veranderingen in haar is bereikt en de laatste bazuin wordt gehoord, die het uitbazuint, dat de dood is verzwolgen in de overwinning! (1Cor.15:54b). Dan worden alle doden onvergankelijk opgewekt (1Cor.15:52).
Nogmaals: met de verlossing van ons lichaam bedoelt Paulus niet het sterven in de zin van overlijden. Het is veranderd en verheerlijkt worden. Alle kinderen Gods zullen dit zien, maar ieder op zijn beurt (1Cor.15:23). Als eerste stond de Heer Jezus op (tijdens Zijn leven als mens op aarde) en werd verheerlijkt. Ook de eerstelingen, die in Christus zijn gestorven staan op (vanuit de doden om hen heen) en worden geopenbaard als zonen Gods (1Thes.4:16b, Rom.8:18-30). Wat een geheimenis: wij allen zullen veranderd worden (1Cor.15:51)! Niet alleen wij levende gelovigen, maar ook allen, die reeds ontslapen zijn (1Thes.4:17, 14b)! Wat een geweldige oogst! Wat een groots feest is loofhutten!
"Wij, levenden, zullen weggevoerd worden, de Heer tegemoet in de lucht ..."
De meesten van ons denken bij deze woorden aan de opname, een woord, dat in de bijbel niet voorkomt, maar wel in talloze preken, boeken (zelfs in romanvorm) en films.
Bijna iedere gelovige stelt zich de opname als volgt voor: wij zullen de Heer tegemoet gaan, in een fractie van een seconde, hemelwaarts, als maar hoger de blauwe lucht in, alle ongelovigen in stomme verbazing achterlatend. In een oogwenk zijn er eensklaps miljoenen mensen van de aarde verdwenen. Zij worden zo bewaard voor de grote verdrukking, die over de wereld zal komen. Dat alles gebeurt bij Jezus' wederkomst, later dus.
Maar ook het weggevoerd worden, de Here tegemoet, kan in het heden beleefd worden. Paulus zegt, dat God ons mede heeft opgewekt en ons een plaats gegeven heeft in de hemelse gewesten, in Christus Jezus (Ef.2:4-6). Het gaat hier over dezelfde geestelijke ervaring: over het weggevoerd worden tot Hem (zie ook 2Cor.12:5).
Wij kunnen de Heer nu reeds horen en zien komen, en nu al tot Hem uitgaan, Hem tegemoet (vgl. Mat.25:1,6-7). Wij mogen Zijn parousia én onze toevergadering tot Hem nu reeds ervaren. "Laat niemand u misleiden, met betrekking tot de komst (parousia) van onze Here Jezus Christus en onze vereniging met Hem" (2Thes.2:1-3). Hij is met ons alle dagen, tot aan de voleinding der wereld (Mat.28:20). Dat is Zijn parousia. En wij moeten onze eigen bijeenkomst (bedoeld wordt onze vereniging met Hem) niet veronachtzamen, zoals sommigen dat gewoon zijn, maar elkaar aansporen, des te meer wij de dag van de Heer zien naderen (Hebr.10:25).
Helaas horen velen Zijn roep niet en zien weinig of niets van Zijn aanwezigheid. Daarom: blaas de bazuin op Sion, om de dag van de Heer aan te kondigen (Joël 2:1). Blaas de bazuin op Sion om Gods volk bijeen te roepen (Joël 2:15). Laat de dienaren van de Heer wenen en zeggen: Spaar, Here, uw volk (Joël 2:17). "En het zal geschieden, dat ieder, die de naam van de Heer aanroept, behouden zal worden, want op de berg Sion en in (het hemelse) Jeruzalem zal ontkoming zijn. En tot de ontkomenen zullen zij behoren, die de Heer zal roepen" (Joël 2:32). Laten wij, als wij de bazuin verstaan, de juiste richting kiezen, de dingen bedenken die boven zijn en opklimmen.
"Wij zullen weggevoerd worden ..."
Voor weggevoerd gebruikt het Grieks harpazo en het betekent iets met kracht nemen. (het woord harpoen komt van harpazo). Het is afgeleid van haireomai (=voor zichzelf nemen).
Het woord komt ook voor in: geweldenaars grijpen ernaar (Mat.11:12), de boze rooft wat gezaaid is (Mat.13:19), de wolf rooft ze (Joh.10:12), niemand zal ze uit Mijn hand roven (Joh.10:28), uit het vuur rukken (Jud.23), weggevoerd tot in de derde hemel (2Cor.12:5), haar kind werd weggevoerd naar God en Zijn troon (Op.12:5) en tenslotte: wij zullen weggevoerd worden (1Thes.4:17).
De hoofdgedachte van harpazo is, dat er Iemand is, die ons tot Zich neemt, ons grijpt (Fil.3:12). Wij staan niet uit onszelf op. Want, zegt Jezus, "niemand kan tot Mij komen, tenzij de Vader, die Mij gezonden heeft, hem trekke, en Ik zal hem opwekken ten jongsten dage" (Joh.6:44). Hij zegt ook: "Als Ik verhoogd ben, zal ik allen tot Mij trekken" (Joh.12:32). Ja, wij zullen weggevoerd worden om bij de Heer te zijn. Dat gebeurt in ieder geval later. Maar voor wie hoort, is nu de dag des heils.
"De Here tegemoet in de lucht ..."
Waar ontmoeten wij de Heer? Hij geeft het antwoord Zelf: "Ik ga tot de Vader" (Joh.14:12), "en wanneer Ik u plaats bereid heb, kom Ik weer en zal u tot Mij nemen, opdat ook jullie zijn mogen, waar Ik ben" (Joh.14:3).
Eerder hebben we gezien, wat dat betekent. Ten hemel varen is opgaan in geestelijke sferen. Neerdalen is komen tot of in de mens. Ik ga tot de Vader betekent: Ik word Geest. De Ik ben de waarheid zou worden Geest der waarheid, "die de wereld niet kan ontvangen, want zij ziet Hem niet en kent Hem niet. Maar jullie kennen Hem, want Hij blijft bij en in jullie. Ik zal jullie niet als wezen achterlaten. Ik kom tot jullie" (Joh.14:17-18).
De Heer Jezus ging heen tot de Vader (Joh.14:28). Hij zou zijn als Hij: Geest (Joh.4:24). Hij had tot Zijn discipelen gezegd: "Als iemand Mij liefheeft, zal hij Mijn woord bewaren en Mijn Vader zal hem liefhebben en Wij zullen tot hem komen en bij hem wonen" (Joh.14:23).
Waar en hoe kunnen wij dan Jezus tegemoet gaan? In de lucht, zegt Paulus.
Het is verhelderend om naar het hier gebruikte Griekse woord te kijken: aer. Het betekent niet hemel in de zin van de blauwe lucht, die wij kunnen zien, of firmament. Aer is onzichtbaar. Het is de lucht om ons heen. Wij ademen het in, we voelen en horen het als het waait. Aer is het domein van de geest. En als God werkt, komt aer in beweging als wind (bv. in Hand.2:2), als adem (pneuma= Grieks voor adem, wind, geest).
Wij gaan de Heer tegemoet, om altijd bij Hem te zijn, in aer, in het domein van de geest. Daar zijn de wolken, in de geest. Wij gaan Hem niet tegemoet van de ene plek naar de andere. Het is geen verandering van plaats, maar een verandering van hoedanigheid, een metamorfose. Een mooie, zij het gebrekkige illustratie daarvan uit de natuur is de metamorfose van rups tot vlinder.
"Zie, ik deel u een geheimenis mee. Allen zullen wij niet ontslapen, maar allen zullen wij veranderd worden, in een ondeelbaar ogenblik, bij de laatste bazuin, want de bazuin zal klinken en de doden zullen onvergankelijk opgewekt worden en wij zullen veranderd worden". Daarom moet nu "dit vergankelijke onvergankelijkheid aandoen en dit sterfelijke onsterfelijkheid" (1 Cor.15:51-53), in het verborgene van de cocon, ons lichaam.
En hoe worden wij veranderd? Door op Jezus te zien! "De heerlijkheid van de Heer aanschouwende, worden wij veranderd van heerlijkheid tot heerlijkheid" (2Cor.3:18, St. Vert.).
Het is vanzelfsprekend, dat wij niet alleen op Hem moeten zien zoals Hij was, maar vooral op wie Hij is: "Wij zien op Jezus, met heerlijkheid en eer gekroond" (Heb.2:9). Zo "groeien wij in elk opzicht naar Hem toe, die het hoofd is, Christus" (Ef.4:15) en "veranderen wij van heerlijkheid tot heerlijkheid, door de Heer, die Geest is" (2Cor.3:18). Zo schrijft de Geest het levende Woord Gods "op tafelen van vlees in onze harten" (2Cor.3:3). Zo veranderen wij van binnenuit. Zo doen wij de nieuwe mens aan (Ef.4:24), de Heer Jezus Christus (Rom.13:14), als geestelijke persoon.
"... op de wolken ..."
Paulus zegt ook, dat wij, levenden, op de wolken weggevoerd zullen worden. Op tal van andere plaatsen wordt ook gezegd, dat Jezus komt met de wolken of op de wolken (Dan.7:13, Mat.24:30, Hand.1:11, Op.1:7). Wat betekent dat?
Wolken worden gevormd, doordat water van zee of land wordt verdampt door zonnewarmte en wind. Zo ontstaat er een wolk van zuiver waterdamp.
Dit is nu precies, wat de Zon der gerechtigheid doet met Zijn kinderen. Door de werking van Zijn "warmte" (Zijn liefde) en Zijn "wind" (Zijn Geest) wekt Hij ons op en geeft ons een plaats in de hemelse gewesten, in Christus Jezus (Ef.2:6). Van nature zijn wij onvruchtbaar, als het water van de Dode Zee. Of wij zijn modderig en vervuild van de wereld. In Christus Jezus worden wij gezuiverd en opgetrokken. Zo vormen geestelijke mensen samen een wolk en maakt Hij hen tot houders van zuiver water van boven.
Komen met de wolken is dan ook hetzelfde als komen met de heiligen. Jezus komt niet met, in, of op een wolk van waterdamp, maar in een hemels volk. Spreekt de bijbel niet van een grote wolk van getuigen om ons heen (Heb.12:1)? Komt de Heer niet met Zijn heilige tienduizenden, met Zijn vele duizenden heiligen (Judas 1:14, St.Vert.)? Zij zullen regen geven op aarde. Overal waar de wateren van boven neerkomen, komt er leven en groei in plaats van droogte, dorheid en dood. Zelfs de woestijn zal bloeien als een roos. Hij komt met de wolken …
"… zo zullen wij altijd bij de Heer zijn ..."
Tenslotte zegt Paulus: "En zo zullen wij altijd met de Here wezen" (1Thes. 4:17). Waar is dat? Waar wonen wij met Hem?
Jezus zegt: "In het huis van Mijn Vader zijn veel woningen. Ik ga heen om u plaats te bereiden. Wanneer Ik u plaats bereid heb, kom Ik weer en zal u tot Mij nemen, opdat ook u zijn mag, waar Ik ben" (Joh.14:2-3).
Het Griekse woord voor woning, mone,wordt maar twee keer gebruikt in het nieuwe testament, en wel door de Heer Jezus Zelf (in Johannes 14). Het werkwoord, meno (=blijven, wonen), komt veel vaker voor. Eén voorbeeld: "Ik ben de wijnstok, jullie zijn de ranken. Wie in Mij blijft (meno) zoals Ik in hem, die draagt veel vrucht, want zonder Mij kunt u niets doen" (Joh.15:5).
De woningen in het huis van de Vader zijn geen luxe villa's, waar wij later in zullen wonen op een mooie locatie boven blauwe luchten. Het gaat niet om een huis voor ons, maar om een huis voor de Vader. Hij is geest. Hij heeft een geestelijk huis (1Pet.2:5). Het is een groots, samengesteld, geestelijk geheel met veel verblijfplaatsen. Daar verkiest Hij te wonen. En dat is in u, en in mij, in mensen dus (Op.21:3-7). Wij hebben de zaak altijd omgedraaid: het gaat niet om ons huis, waar wij zullen wonen, maar om het huis van de Vader, waar Hij kan wonen. "Indien iemand Mij liefheeft, zal hij Mijn woord bewaren en Mijn Vader zal hem liefhebben en Wij zullen tot hem komen en bij hem wonen" (Joh.14:23).
Dat kan alleen door Zijn Geest, want God is geest. En als Jezus ons heeft toebereid door ons te dopen met Gods Geest, zullen ook wij zijn, waar Hij is (vgl.Joh.14:2-3): in de Geest. Dan worden wij een woonstede Gods onder de mensen. "Of weet u niet, dat uw lichaam een tempel is van de Heilige Geest, die in u woont, die u van God ontvangen hebt, en dat u niet van uzelf bent?" (1Cor.6:19). Wij zijn dan niet van onszelf. Wij zijn dan het huis van de Vader.
Alles van het nieuwe Jeruzalem wordt nu zó duidelijk, als wij aan de parousia (aanwezigheid) van de Heer denken. Het is Zijn volk, dat niet van de wereld is maar van boven. Het is de stad in de geest, die heilig is en bij God (Op.21:2). Zij ligt op de grote en hoge berg van de Heilige Geest en zal neerdalen uit de hemel als een bruid (Op.21:10). Het is Gods huis. "Zie, de tent van God is bij de mensen. Hij zal bij hen wonen, God Zelf zal bij hen zijn" (Op.21:3).
"En zij had de heerlijkheid van God" (Op.21:11), de shekinah. Haar maten zijn overal gebaseerd op het getal 12, het getal van priesterlijk koningschap (Op.21:16,17,21). Tot in de finesses is zij vervuld van de Here God, de Almachtige. Het huis van de Vader!. Al Gods kinderen zullen dit ervaren en aanbiddend jubelen: "Hoe liefelijk zijn uw woningen, o Heer der heerscharen (Ps.84:2). Hoe heerlijk is het, een tempel Gods te zijn!"
GEESTELIJK OF NATUURLIJK
Wij hebben nagedacht over 1 Thessalonicenzen 4:14-17, over de geestelijke betekenis ervan in overeenstemming met de denkwijze die in Christus Jezus is (phroneo=denkwijze, gezindheid, Fil.2:5).
Wij moeten de bijbel consequent letterlijk nemen en, net zoals Jezus en Paulus dat deden, die toepassen op geestelijke realiteiten en niet op aardse schaduwbeelden en gebeurtenissen.
Toen de Heer bijvoorbeeld zei: "Breekt deze tempel af en binnen drie dagen zal Ik hem doen herrijzen" (Joh.2:19), dacht Hij niet aan een natuurlijke tempel, maar aan de ware tempel van God, Zijn eigen lichaam (Joh.2:21). En toen Hij zei: "Pas op voor de zuurdesem van de Farizeeën", dacht Hij niet aan een natuurlijk iets als zuurdesem of gezuurd brood (Mat.16:6, 11). Hij dacht aan de geest van huichelarij.
Paulus' denkwijze is als die van Christus. Hij schreef: "Bedenk de dingen, die boven (=geestelijk) zijn, niet die op de aarde zijn" (Col.3:2). En: "Indien u met Christus opgewekt bent, zoek dan de dingen die boven zijn, waar Christus is" (Col.3:1). Dan zijn we in de wereld, niet van de wereld, maar van boven.
Trouwens, is het aanhangen van een letterlijk-natuurlijke interpretatie van de bijbel echt wel geloof? Is het verwachten van Jezus' komst op wolken van waterdamp en de opname van alle gelovigen in een flits op die wolken echt geloof in het woord van de Heer? Of is dat vasthouden aan menselijke interpretaties?
Echt geloof is anders. Het is het levende woord van God horen, het ontvangen en er naar handelen. Zo stijgen wij op met vleugelen als arenden (Jes.40:31), steeds alles, wat Hij tot ons heeft gesproken, herkennend en bevestigd ziend in het geschreven woord van God, de bijbel. Zo treden wij in Jezus' voetsporen. Dan horen wij Zijn stem en merken wij, dat Hij Zijn eigen schapen bij name roept en uitleidt (Joh.10:3). Dan zien wij, dat het één kudde en één herder wordt (Joh.10:16). Zo maakt Hij ons hoe langer hoe losser van leerstukken, opvattingen, natuurlijke interpretaties en menselijke instellingen. Zo worden wij hoe langer hoe meer gehecht aan de Heer: één geest met Hem (1Cor.6:17).
HET EINDDOEL
Wat een hoop voor Gods volk: Zijn komst van pascha tot loofhutten! Maar ook daar blijft het niet bij. Gods plan reikt nóg verder. God maakt van Zijn volk immers een eerstelingsvolk. Bij het licht van het hemelse Jeruzalem zullen namelijk op hun beurt de volken wandelen (Op.21:24). Zij zullen optrekken en zeggen: "Kom, laten wij opgaan naar de berg van de Heer, naar het huis van de God van Jakob, opdat Hij ons kan leren aangaande Zijn wegen en opdat wij Zijn paden kunnen gaan bewandelen" (Micha 4:2).
"Haar poorten zullen nooit gesloten worden" (Op.21:24-25). Want God had gezegd: "Het is te gering, dat u Mij tot een knecht zou zijn om de stammen van Jakob weer op te richten en de bewaarden van Israël terug te brengen; Ik stel u tot een licht der volken, opdat Mijn heil reike tot het einde van de aarde" (Jes.49:6). Alle volken zullen na de komst van de volheid van Christus en de openbaring van het hemelse Jeruzalem worden gericht. Dan zullen allen gerechtigheid leren. Er staat: "Wanneer uw gerichten op de aarde zijn, leren de inwoners van de wereld gerechtigheid" (Jes.26:9).
"God zij ons genadig en zegene ons. Hij doe Zijn aanschijn bij ons lichten, opdat men op aarde Uw weg kenne, onder alle volken Uw heil. Dat de volken U loven. Dat de natiën zich verheugen en jubelen, omdat U de volken in rechtmatigheid richt, en de natiën op de aarde leidt. De aarde gaf haar gewas, God, onze God, zegent ons. God zegent ons, opdat alle einden der aarde Hem vrezen" (Ps.67:2-8).
"Wie zou niet vrezen, Heer en Uw naam niet verheerlijken? Want alle volken zullen komen en zullen voor U nedervallen in aanbidding, omdat uw gerichten openbaar zijn geworden" (Op.15:4). "Alle volken zullen van jaar tot jaar optrekken om zich neer te buigen voor de Koning, de Heer der heerscharen om het loofhuttenfeest te vieren" (Zach.14:16). Sta daar eens bij stil! Geloven wij dat echt?
Hoe ongelooflijk het ook klinkt: Gods doel reikt nóg verder. De ganse schepping (kosmos) wacht op het openbaar worden van de zonen Gods, om ook bevrijd te worden tot de vrijheid van de heerlijkheid der kinderen Gods" (Rom.8:19-21). Als dat gebeurt, is "het einde gekomen, wanneer Hij het koningschap aan God de Vader overdraagt, Hij alle heerschappij en alle macht en kracht onttroond zal hebben" (1Cor.15:23-25). Dan zijn alle dingen nieuwgemaakt (vgl.Op.21:5).
Dat is niet het einde in de betekenis van: nu houdt alles op! Paulus gebruikt het Griekse woord telos (=resultaat, doel; van het werkwoord tello=toewerken naar een doel). Dan is God alles in allen (1Cor.15:28).
Alles in allen! De nieuwe schepping voltooid! Dan is het einddoel bereikt. Vervuld is dan: "Zie, Ik schep een nieuwe hemel en een nieuwe aarde; aan wat vroeger was, zal niet meer gedacht worden" (Jes.65:17). Johannes "zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde; want de eerste hemel, en de eerste aarde was voorbijgegaan" (Op.21:1). En deze "nieuwe hemel en nieuwe aarde, die Ik maken zal, zullen voor Mijn aangezicht blijven bestaan, luidt het woord des Heren" (Jes.66:22). Dan zijn "uit Hem en door Hem en tot Hem alle dingen" (Rom.11:33-36).
TENSLOTTE
Door in 1 Thessalonicensen 4 het woord parousia (=aanwezigheid) te gebruiken, benadrukt Paulus, dat wij moeten leven met Jezus, zoals Hij is. Hij Zelf leefde door de levende Vader. En nu Hij is opgestaan, kunnen wij leven door "Hem, Die is, Die was, en Die komen zal" (Op.1:4, 8 en 11:17). Als wij Hem eten, leven ook wij, door Hem (Joh.6:57).
Wat een tegenstelling met het beest, dat het grote Babylon draagt en dat zal opkomen uit de afgrond: het was en het is niet. Alle aardsgerichte mensen, hoe religieus ze ook mogen zijn, "zullen zich verbazen, als zij zien, dat het beest was, en niet is, en er toch zal zijn" (Op.17:8). Het zal blijken niet te zijn, ledig, zonder leven, dood.
Het Lam heeft dit beest van Babel overwonnen en zij die met Hem staan op Sion (Op.17:14). Dat zijn zij, die de berg hebben beklommen en tot Hem zijn uitgegaan, om een licht te zijn voor alle volken (Jes.49:6). Zij zijn de Heer tegemoet gegaan in de lucht, om altijd bij de Heer te wezen, van nu aan tot in eeuwigheid.