|
|||||||||||||||||
Printable version |
|
||||||||||||||||
Hij komt Overgenomen van: Verborgen Manna "Ja, wij willen de Heer kennen, INLEIDING In de bijbel wordt elke geestelijke realiteit belicht als een kostbare diamant met veel facetten. Ook de komst van de Heer wordt ons getoond vanuit verschillende invalshoeken: hij komt als een groot licht (Luc.17:24), met de wolken (Op.1:7), op een wit paard (Op.19:11), als bruidegom (Mat.25:6), als een dief (Op.16:15), enz. Nu zullen we Zijn komst als de regen bespreken. HIJ KOMT ALS DE REGEN De bijbel spreekt van twee regenseizoenen met daartussen een droge periode. Als het land bewerkt en bezaaid is, wordt er een milde regen verwacht, de vroege regen, die het zaad doet opschieten. En kort vóór de oogst komt er een overvloedige regenval, de late regen, om de vruchten zwaar en rijp te maken (zie kanttekening St. Vert. bij Deut.11:14). Wat betekent dat voor ons? God geeft ons Zijn levendmakende Geest eerst als weldadige, vroege regen om het in ons gezaaide Woord te doen groeien. En Hij belooft de late regen vóór de oogst om de vruchten van de Geest zwaar en rijp te maken (Hos.6:3, Ps.72:6). Hij geeft dus een vroege en een late regen in Zijn volk. "Heb geduld broeders (=houd moedig vol in het ondergaan van tegenslagen en moeiten), totdat de vroege én de late regen gevallen is" (uit: Jac.5:7). Ja, Hij komt "als regenbuien, die de aarde besproeien" (Ps.72:6). Jacobus verbindt het vallen van de vroege en de late regen (vers 7) met de komst van de Heer (in vers 8). Hij zegt daar: "Wees dus geduldig, broeders, want de komst van de Heer is nabij" (Jac.5:8). Uit het Griekse woord voor komst (parousia=aanwezigheid blijkt, dat Jezus' komst als de regen niet voor later is, maar voor nu. Het gaat om Zijn komst in het heden, om Zijn aanwezigheid, om parousia. Hij wil nu komen als de regen op Zijn akker en dat zijn wij (1Cor.3:9). Houd dus geduldig vol tot Zijn volle aanwezigheid, tot de vroege én de late regen ook op u is gevallen! (vgl. Jac.5:7b). Hebt u het effect van de vroege regen al ervaren? Blijf dan geduldig uitzien naar en open staan voor de overvloedige regens die de vruchten van de Geest rijp en zwaar gaan maken. HET LAND EN DE LANDMAN De akker en de wijngaard van de Heer, die "koren, wijn en olie" zullen opleveren, is het volk van God (vgl. Jes.5:1-7). De aarde waarin het Woord gezaaid wordt, de natuur van God groeit en Zijn Geest als regens neerdaalt, zijn zij die in Hem geloven (Marc.4:1-20). Paulus zegt: "Gods akker bent u" (1Cor.3:9). Wie zorgt er voor het land? Het is de Vader. "Hij is de landman" (Joh.15:1). Hij doet er alles aan om Zijn akker tot grote vruchtbaarheid te brengen (Jes.5:5a). Hij zorgt voor alles, voor het zaad, voor de nodige warmte, voor de regens (Jer.5:24). Hij belooft: "Ik zal de regen doen neerdalen op zijn tijd, zegenbrengende regens zullen het zijn" (Ez.34:26). Daarmee "troost de Heer Sion en zal Hij haar woestijn als Eden maken en haar wildernis als de hof van de Heer. Blijdschap en vreugde zullen er gevonden worden, loflied en geklank van gezang" (Jes.51:3). Hij verandert de dorheid en verlatenheid van Sion in een paradijs! "De woestijn en het dorre land zullen zich verblijden, de steppe zal juichen en bloeien als een narcis; zij zal welig bloeien en juichen en jubelen" (Jes.35:1-2). Ja, het land zijn wij. En de almachtige, liefhebbende Vader is de landman, die van het dorre land een lusthof maakt. ZIJN KOMST In de loop van de tijd is de Heer gekomen als de vroege regen om het zaad te doen ontkiemen. En ook de tijd van de late regen, die de vruchten rijp en zwaar maakt, is aangebroken. We zullen eerst naar het leven van Jezus kijken. Wanneer kwam Hij als vroege regen? Vlak voordat de Heer zou sterven en opgewekt zou worden uit het graf, zei Hij tot Zijn discipelen: "Ik ga heen en kom dan tot jullie" (Joh.14:28). En: "Een korte tijd en jullie zien Mij niet meer, en nogmaals een korte tijd en jullie zullen Mij (weer) zien" (Joh.16:16). Hij zei hen ook, hoe Hij zou komen: met Zijn Geest, als levend water van boven. Dat is dus als de regen. Maar dat begrepen de discipelen op dat moment niet. Hij was nog tastbaar bij hen. Zou Hij in hen komen? (Joh.14:15-20). Nog maar even, dan zouden ze Hem niet meer zien en wéér even later zouden ze Hem wél weer zien? (Joh.16:16). Het was voor hen eenvoudig niet te begrijpen! Vijftig dagen later gebeurde het! "Toen de Pinksterdag aanbrak en zij allen bijeen waren, kwam er plotseling uit de hemel een geluid als van een geweldige windvlaag en vulde het huis, waar zij waren. Er vertoonden zich aan hen tongen als van vuur, die zich verdeelden. En het zette zich op ieder van hen en zij werden allen vervuld met de heilige Geest" (Hand.2:1-4). En Petrus nam het woord en zei: "Dit is het, waarvan gesproken is door de profeet Joël: regenstromen laat Hij voor u neerdalen" (Hand.2:16, Joël 2:23). Even later zei hij: "Zo zendt God Jezus" (Hand.3:20). Ja, de tijd van de milde vroege regen voor Jezus' volgelingen was aangebroken. Hij was gekomen als de vroege regen. Maar wanneer kwam Hij als de late regen, historisch gezien? Dat gebeurde na een eeuwenlange droogte, met maar enkele incidentele regenbuien er tussen door. Toen begon God in het begin van de twintigste eeuw zeer overvloedige regens te geven. Op tal van plaatsen van Rusland tot Amerika en van Armenië tot Wales kwamen de stortregens neer. Sindsdien hebben miljoenen ervaren, dat Jezus de Zijnen overvloedig met Zijn Geest doopt. Ook in Nederland zijn deze gebeurtenissen niet onopgemerkt voorbijgegaan. En in tal van profetieën kwam tot uiting, dat de tijd van de late regen was aangebroken, waarin God de vruchten van Zijn akker zwaar en rijp zou maken. Hoe reageert de religieuze wereld eigenlijk op deze wonderlijke gebeurtenissen? Hoe reageerden de geestelijke leiders destijds in Jeruzalem? Ze "waren allen buiten zichzelf en geheel met de zaak verlegen. Zij zeiden de één tot de ander: Wat wil dit toch zeggen? En anderen zeiden spottend: Zij hebben te veel zoete wijn gehad!" (Hand.2:12-13). Meteen werd er vijandig gereageerd. Er kwam zelfs een hevige vervolging op gang. En toen wereldwijd de tijd van de late regen aanbrak, wisten de gevestigde kerken en hun leiders er ook geen raad mee. De meesten verwierpen wat God gaf. Helaas gold ook voor hen, dat "de wereld de Geest der waarheid niet kan ontvangen, want zij ziet Hem niet en kent Hem niet" (Joh.14:17). Maar het meest verdrietige daarvan was, dat men niet iets verwierp maar de Heer. Want dát is het geheimenis van de vroege regen en de late regen: God zendt daarmee niet iets, maar Jezus Zelf, als levend water, om het dorstige volk te verkwikken en het vruchtbaar te maken voor een rijke oogst. Er wordt vaak beweerd, dat de late regen moet komen vóór de komst van Christus: eerst iets, dan Hij. Eerst een geestelijke opleving, dan Zijn komst. Eerst een wereldwijde opwekking, dan de komst van de Heer. Maar dat staat nergens in de bijbel. Wat er wel staat is, dat de komst van de vroege en de late regen de komst van de Heer is. Alleen: Jezus komt dan niet zoals Hij was in het vlees, maar zoals Hij is. En hoe is Hij nu? Levendmakende Geest (1Cor.15:45)! Hij komt nu als levensstroom uit de troon van God (Op.22:1). Hij komt als levendmakende stromen van kracht, als kracht van omhoog (Luc.24:49). ZIJN KOMST ALS REGEN Niet alleen historisch gezien is de Heer gekomen als vroege en als late regen. Ook in ieder persoonlijk wil Hij zo komen, eerst om het zaad uit de aarde te doen opschieten, dan om de vruchten zwaar en rijp te maken. Maar helaas missen veel gelovigen één of beide heerlijke "tijden van verademing" (Hand.3:20), omdat zij de Heer niet verwachten, zoals Hij is. Zij weten veel over Jezus, zoals Hij was, toen. Paulus zegt: "Indien (beter: hoewel) wij Christus naar het vlees gekend hebben, thans niet meer" (2Cor.5:16)! Hij is nu Geest. Zoals Hij is, komt Hij in onze harten, als Geest der Waarheid. Hoe komt het levende Woord tot ons, volgens Jesaja 55? Waarmee vergelijkt hij het Woord, dat niet ledig tot Hem weerkeert, maar doet wat Hem behaagt en volbrengt, waartoe Het is gezonden? Het is "als de regen en de sneeuw, die van de hemel neerdaalt en daarheen niet weerkeert, maar eerst de aarde doorvochtigt en haar vruchtbaar maakt en haar doet uitspruiten en zaad geeft aan de zaaier en brood aan de eter" (v.10). Het Woord komt tot ons als regen. Die regen is niet iets, maar het Woord Gods. Wij weten, dat het Woord, dat in den beginne bij God was, mens is geworden in Jezus van Nazareth en onder ons heeft gewoond (Joh.1:14). Op Hem kwam alle zegen neer, de vroege en de late. We weten ook, dat Hij "de Eerstgeborene is onder vele broeders" (Rom.8:29). Ook in hen komt het Woord, als vroege en als late regen. Het zou ook van hen niet ledig tot Hem weerkeren, maar volbrengen, waartoe Het was gezonden (Jes.55:11). Het zou ook hen doorvochtigen en vruchtbaar maken, het zaad doen uitspruiten en veel vrucht doen voortbrengen (Jes.55:10). Gods plan zou ook in hen volledig vervuld worden. Ook zij zouden zonen zijn, waarin Gods natuur zich zou kunnen openbaren (Rom.8:19, 2Petr.1:4). Er staat, dat, als de Vader Jezus zendt, het tijden zullen zijn "van verademing (Grieks: verfrissing) van het aangezicht des Heren" (Hand.3:19). Wat zou dat betekenen? Iemand de rug toekeren duidt op vijandschap en ongenade. Iemand het gezicht toekeren spreekt van vriendschap, genade, vrede. "De Heer zegent u en behoedt u. De Heer doet Zijn aangezicht over u lichten en is u genadig. De Here verheft Zijn aangezicht over u en geeft u vrede" (Num.6:24-26). Meestal denkt men, dat de Vader ons Zijn aangezicht toont vanuit de hemel héél ver weg. Hij doet dat echter in het diepste wezen van de Zijnen. Daar kunnen wij Hem zien van aangezicht tot aangezicht. Jezus zegt: "Als iemand Mij liefheeft, zal hij Mijn woord bewaren en Mijn Vader zal hem liefhebben en Wij zullen tot hem komen en bij hem wonen" (Joh.14:23). Wij gaan dus niet bij Hem wonen. Hij komt bij ons wonen. Dat is dus Zijn komen, Zijn parousia, Zijn aanwezigheid. Natuurlijk. God is overal. "Waarheen zou ik gaan voor Uw Geest, waarheen vlieden voor Uw aangezicht? Steeg ik ten hemel; U bent daar. Of maakte ik het dodenrijk tot mijn sponde; U bent er" (Ps.139:7-8). Maar de meeste mensen merken daar niets van. Alleen wie zich aan Hem toewijdt, ervaart Zijn aanwezigheid als een zegenende realiteit! "Nam ik vleugels van de dageraad, ging ik wonen aan het uiterste van de zee, ook daar zou uw hand mij geleiden, uw (zegenende) rechterhand mij vastgrijpen" (Ps.139:9-10). Ja, als wij Hem liefhebben, ervaren wij Zijn parousia (Zijn komen, Zijn aanwezig zijn). "De vertrouwelijke omgang van de Heer is met wie Hem vrezen" (Ps.25:14). Trouwens, dat had Jezus Zijn discipelen al beloofd! "Wie Mijn geboden heeft en ze bewaart, die is het, die Mij liefheeft; en wie Mij liefheeft, zal geliefd worden door Mijn Vader en Ik zal hem liefhebben en Mijzelf aan hem openbaren" (Joh.14:21). Mijzelf aan hem openbaren betekent: Ik zal geven, dat je Mij in je hart kunt zien, horen, aanraken en proeven. Ik zal je Mijn aanwezigheid doen ervaren als een constante realiteit. Zo komt Ik tot wie Mij liefheeft. Zo zal Ik je zien van aangezicht tot aangezicht. Het is duidelijk: Zijn parousia is meer dan alomtegenwoordigheid. Hij komt tot de Zijnen als zegenende tegenwoordigheid. Waar dus? In ons diepste wezen, in geest en waarheid! Ieder, die Hem in "zijn huis" toelaat, kent dat. Een oudtestamentisch voorbeeld? David wilde de ark van de Heer overbrengen naar Jeruzalem. Maar onderweg ging er iets mis en de ark bleef drie maanden lang staan in het huis van Obed-Edom. En wat kreeg David te horen? "De Here heeft het huis van Obed-Edom en al wat hij bezit gezegend, ter wille van de ark Gods" (2Sam.6:1-12). En ook David zou ervaren, dat, toen de ark was overgebracht naar de stad Davids, de alomtegenwoordige God ook in zijn huis zegenend aanwezig was (vgl.Ex.25:21-22). VRAAG VAN DE HEER "Vraag van de Heer regen ten tijde van de late regen. Een stortregen zal Hij geven, voor iedereen gewas op het veld" (Zach.10:1). Vraag van de Heer! Jezus zegt: "Bidt en u zal gegeven worden. Want een ieder, die bidt, ontvangt. Is er soms een vader onder u, die, als zijn zoon hem om een vis vraagt, hem voor een vis een slang zal geven? Indien dan u, hoewel u slecht bent, goede gaven weet te geven aan uw kinderen, hoeveel te meer zal uw Vader uit de hemel de Heilige Geest geven aan hen, die Hem daarom bidden?" (Luc.11:9-13). Kinderen van God, die tot volle wasdom willen komen, mogen ten tijde van de late regen om de heilige Geest vragen, bidden, opdat er een goede oogst kan komen op hun "veld". Alleen maar vragen, bidden? Want doorgaans neemt men liever zijn toevlucht tot vleselijke en zielse activiteit, zoals de 450 profeten van Baäl, die, in een tijd van grote droogte, tegenover Elia kwamen te staan op de Karmel. Zij meenden door steeds meer actie, herrie, zelfverminking en uiterlijk vertoon hun geroep tot hun god kracht bij te zetten. Maar wat zij ook deden, er kwam geen antwoord, zelfs niet, toen zij geheel in extase raakten (1Kon.18:25-29). Maar toen Elia het altaar van de Heer had hersteld en zonder ophef bad tot de levende God, antwoordde Deze met vuur uit de hemel en moest het volk erkennen: "De HERE, die is God!" (v.36-39). En toen alle Baälprofeten waren verstomd, zei Elia tot koning Achab: "Ga eten en drinken, want daar is het geruis van een stortregen" (v.41). "En de hemel werd zwart van wolken en wind, en viel er een zware stortregen" (v.45). Als Gods regens op zich laten wachten, wil de zielse natuur altijd iets doen om daar verandering in te brengen: krachtiger preken, langer profeteren, luider bidden, veel liederen zingen en herhalen, meer muziek, klappen, dansen. Maar zo vraag je niet om de heilige Geest als late regen. Een geestelijk mens wordt stil in een periode van droogte. Hij doet wat Jezus zegt: "Wanneer jullie bidden, ga in de binnenkamer, sluit de deur en bid tot de Vader in het verborgene" (Mat.6:6). Dan zal Hij de late regen zenden op Zijn tijd. "Vraag van de Heer regen ten tijde van de late regen. Een stortregen zal Hij geven, voor iedereen gewas op het veld" (Zach.10:1). "Ja, wij willen de Here kennen, ernaar jagen Hem te kennen. Dan komt Hij tot ons als de regen, als de late regen" (Hos.6:3). TIJDEN VAN DROOGTE Eerst komt dus de vroege regen. Dan volgt er een langdurende droogte. Daarna komt, vlak voor de oogst, de late regen, gevolgd door weer een droge periode. Regens zijn nodig voor het gewas, maar ook de intense warmte van de zon is nodig voor een goede oogst. Als wij aan Gods doel willen beantwoorden, moeten wij Zijn tijden herkennen. Een boer weet exact, wanneer hij regen, droogte, kou of warmte kan verwachten en wat hem dan te doen staat. Hij verwacht geen appeloogst in april en poot geen aardappelen in december, omdat hij weet, dat het daar de tijd niet voor is. Zo is het voor de geestelijke oogst van ons "land" belangrijk, dat wij Gods tijden herkennen. Paulus schreef aan enkele broeders: "Over de tijden en gelegenheden is het niet nodig, dat u geschreven wordt" (1Thes.5:1). Zij kenden Gods tijden en handelden ernaar (1Thes.5:2-6). Maar kennen wij Zijn tijden? Want toen God het de tijd achtte, om Zijn Geest uit te storten, hoorde je overal: "Dat is niet voor nu, dat was alleen voor de eerste gemeente". En nu Hij velen oproept te gaan wandelen in geest en waarheid in het Koninkrijk der hemelen, hoor je anderen weer zeggen: "Wacht even! Dat is niet voor nu, dat is voor het duizendjarig vrederijk!". Zo schuiven ongeestelijke christenen waarheden altijd naar vroeger of naar later. Zij zien niet, wat God nu wil en hoe zij daarop kunnen inhaken (vgl. Joh.4:23-24). Waarom geeft God ons dus tijden van droogte? Ze zijn nodig voor de groei tot geestelijke volwassenheid. Zegeningen ervaren wil iedereen wel. Maar om een goede oogst te krijgen, kan het toch niet altijd regenen. Perioden van droogte zijn ook nodig! Ieder kind van God krijgt op een gegeven moment te maken met een tijd van droogte, waarin wij dieper in Hem moeten groeien. Gaan wij dan terug verlangen naar vroeger? Of blijven wij vooruitzien en staan op de beloften van de Heer? Hoe hield bijvoorbeeld Israël zich, toen het was uitgeleid uit Egypte en in de woestijn kwam? Wat daar gebeurde, is ons immers ten voorbeeld geschied (1Cor.10:6). Ja, in het begin was het hele volk ontzettend blij uitgeleid te zijn uit Egypte. Allen lieten zij zich in Mozes dopen in de wolk en in de zee (1Cor.10:2). "De Heer ging voor hen uit, overdag in een wolkkolom om hen te leiden op de weg en 's nachts in een vuurkolom om hun voor te lichten" (Ex.13:21). En toen alle Israëlieten veilig de Rode Zee waren overgestoken, zongen zij samen met Mozes een geweldig lied voor de Heer (Ex.15:1-18). Alle vrouwen gingen dansend met tamboerijnen en in reidansen achter Mirjam aan, de profetes (Ex.15:20). Maar toen kwam de droge woestijn. Ze zeiden al spoedig: "Wij denken terug aan de vis, die wij in Egypte aten om niet, aan de komkommers en de meloenen, aan de uien en het knoflook" (Num.11:5). Ze verlangden zó naar Egypte terug, dat ze vergaten, dat er een geestelijke Rots met hen meeging, waaruit zij konden drinken, de Christus (1Cor.10:4). Zelfs toen ze op het punt stonden om het beloofde land binnen te gaan, "versmaadden zij dat kostelijke land. Zij geloofden Gods woord niet. Zij morden in hun tenten en luisterden niet naar de stem van de Heer" (Ps.106:24-25). Waar was die lange tocht door de woestijn nou goed voor? Om te weten, wat er in hun hart was, of zij al dan niet Zijn geboden zouden onderhouden (Deut.8:2). Daarom wilde God het zo. En dat is nu ook precies Gods bedoeling met een droge periode in ons leven. Hij wil weten, of wij blijven luisteren naar Zijn stem, of wij het manna uit de hemel met een dankbaar hart blijven ontvangen. Gaan ook wij terug verlangen naar het water van Egypte, of blijven wij drinken uit de geestelijke Rots, die met ons meegaat (1Cor.10:3-4)? Ligt ons hart nog in Egypte (=het vlees), of doen wij wat Paulus zegt: "Nu u Christus Jezus, de Heer, aanvaard hebt, wandelt in Hem, geworteld en dan opgebouwd wordend in Hem" (Col.2:6-7). Wandelen in Hem, geworteld zijn in Hem, opgebouwd worden in Hem, het speelt zich allemaal af in het verborgene. Maar Israël verlangde naar wat anders: een zichtbaar kalf van goud in plaats van de Heer der heerscharen (Ex.32:1-35), liever water uit een aardse bron dan water uit de Rots (Ex.15:24-25, 17:1-7), liever vlees tussen hun tanden dan brood uit de hemel (Ex.16). Wil ik dat wel, geworteld zijn in Christus? Wat voor discipel ben ik? Verlang ik terug naar Egypte, of leer ik drinken uit de geestelijke Rots? Neem ik het manna elke dag blij tot me, of gaat het me tegenstaan? Verwacht ik eigenlijk wel het hemelse Kanaän binnen te gaan, of trek ik Zijn beloften in twijfel? Blijf ik Hem onder alle omstandigheden gehoorzamen, of wil ook ik uiteindelijk niet meer naar Zijn stem luisteren? Blijf ik ervan doordrongen, "dat God alle dingen doet medewerken ten goede voor hen, die Hem liefhebben en die volgens Zijn voornemen geroepenen zijn" (Rom.8:28)? Jozua en Kaleb bleven vooruit zien en de Heer volkomen volgen (Num.32:12). In deze twee was een andere geest dan in het volk (Num.14:24). Zij zijn dan ook een beeld van de zonen Gods, die het Lam volgen waar Hij ook heen gaat. Het getal twee duidt in de bijbel namelijk op de het mannelijke lichaam van Christus, de zonen. Vandaar dat de bijbel o.a. spreekt van twee beweegbroden (Lev.23:16-17), twee zilveren trompetten (Num.10:2), twee olijfbomen (Zach.4:3), twee getuigen (Op.11:3), twee goede verspieders (Num.14:6), Jozua en Kaleb, allemaal eerstelingen. Zij zouden dan ook het beloofde land wel binnen gaan. Wees als hen! Zie vooruit en op de Heer. Sla de hand aan de ploeg en zie niet naar wat achter u ligt. Dan kunt ook u nu het beloofde Koninkrijk Gods binnengaan (Luc.9:62). FONTEINEN VAN LEVEND WATER Laten wij ons dus diep wortelen in de Rots, die er altijd is, net zoals Jozua en Kaleb dat deden. Laten wij, als wij woestijnervaringen hebben, van Hem blijven drinken (1Cor.10:4). Dan zal er zich een geweldig wonder voltrekken. Het water, dat Hij ons dan geeft, zal in ons worden tot een fontein van water, dat springt ten eeuwigen leven (Joh.4:13-14). Zo zal Hij weer voor anderen "bronnen in valleien geven en zal Hij de woestijn tot een waterplas maken en het dorre land tot waterbronnen" (Jes.41:18). "Als zij trekken door een dal van balsemstruiken, maken zij het tot een oord van bronnen. Zij gaan voort van kracht tot kracht en verschijnen voor God in Sion" (Ps.84:7-8). Zij verschijnen met Hem! (Col.3:4). Op Sion, in het hemelse Jeruzalem, in het nieuwe paradijs Gods! (Op.2:7,14:1). Wat een verandering, van droog land tot paradijs! "De woestijn en het dorre land zullen zich verblijden, de steppe zal juichen en bloeien als een narcis; zij zal welig bloeien en juichen, ja, juichen en jubelen. De heerlijkheid van de Libanon is haar gegeven, de luister van de Karmel en van Saron; zij zullen aanschouwen de heerlijkheid van de Heer, de luister van onze God" (Jes.35:1-2). Zo maakt Jezus de Zijnen, die Hem volgen waar Hij ook heen gaat, gelijkvormig aan Hemzelf. Hij maakt hen tot bronnen, waaruit een rivier van levend water stroomt (Joh.7:38). Hij maakt hen tot terebinten der gerechtigheid (Jes.61:3), tot geboomte des levens, dat twaalfmaal vrucht draagt, iedere maand zijn vrucht gevende en met hun bladeren de volkeren genezend (Op.22:2). Zij "aanschouwen de heerlijkheid van de Heer, de luister van onze God" (Jes.35:2). Zij hebben wat God beloofd heeft steeds voor ogen gehouden: hoofdsieraad in plaats van as, vreugdeolie in plaats van rouw, een lofgewaad in plaats van een kwijnende geest, terebinten der gerechtigheid, een planting van de Heer, tot Zijn verheerlijking (Jes.61:3). Jaren lang heeft in Nederland de boodschap van het koninkrijk der hemelen geklonken en velen hebben de Heer Jezus zien komen als een milde regen. Dat was voor velen een heerlijke verfrissing op hun droge bladeren en takken. Maar Jezus komt niet alleen om ons op te frissen, zoals ten tijde van de vroege regen. Hij komt ook als late regen om onze aarde te doordrenken tot aan de diepste wortels, opdat wij veel zouden voortbrengen. En wat is de heerlijke oogst van Zijn komst in ons? Het is nieuw leven in Christus. Zo leven niet wij meer, maar Hij. De Heer wordt ons leven. En als Christus ons leven is, zullen wij door Hem het beloofde land binnengaan en met Hem verschijnen in heerlijkheid (Ps.84:8, Col.3:4). Toen Zacharia de hemel geopend werd, zag hij twee olijfbomen, die goud van zich deden uitvloeien (Zach.4:1-3,12). Omdat hij niet begreep, wat hij zag, gaf de engel hem nader uitleg: "Zij zijn de twee gezalfden (letterlijk: de twee zonen van olie), die voor de Heer staan" (Zach.4:14). Zij zijn de twee gezalfde zonen, die door Jezus tot volle heerlijkheid zijn gebracht (Hebr.2:10). Zij zijn de twee gezalfde getuigen (Op.11:4), de volheid van Christus (Christus=gezalfde). Wat zijn ze veranderd! Zij doen nu goud van zich uitvloeien. Zij zijn gemaakt tot springende fonteinen van goddelijk water (Joh.4:14, 7:38). Zij staan midden in het hemelse Jeruzalem aan weerszijden van de rivier des levens en geven iedere maand vrucht (Op.22:2). En luister nu goed, hoe dat zal geschieden. Niet door (menselijke) kracht noch door geweld, maar door (de late regen van) Gods Geest, zegt de Heer der heerscharen" (Zach.4:6). IN DE EERSTE In Joël staat iets merkwaardigs: "Kinderen van Sion, juicht en verheugt u in de Heer, uw God, want Hij geeft u de leraar ter gerechtigheid; ja, regenstromen laat Hij voor u nederdalen, vroege regen en late regen, zoals voorheen" (Joël 2:23). In de Statenvertaling staat: in de eerste maand. Maar in het Hebreeuws staat alleen: in de eerste. Niet dus zoals voorheen, want de regens waren er vroeger en zijn er nog steeds. Ook niet in de eerste maand, want het woord maand staat niet in de grondtekst. Er staat dus gewoon, dat de vroege én late regens komen in de eerste, in de eersteling. Eerstelingen. In de wet van Mozes lezen wij, dat God alle eerstelingen van Israëls zonen, van het vee en van het gewas voor Zichzelf apart liet zetten (Ex.22:29-30, 23:19, Spr.3:9). Wie ze aan God gaf, behaagde Hem en zijn huis werd gezegend (Ez.44:30). Als men dat niet deed, voelde God Zich beroofd (Mal.3:8). We hebben het in deze bijbelstudie steeds over de oogst van Gods akker, dus stellen we de vraag: wat zijn eerstelingen van het gewas? Nou, er is altijd een deel, dat sneller groeit en eerder rijp is dan de rest. Dat deel werd in Israël eerder geoogst en aan de Heer gegeven. De Heer Jezus was in alles de Eerste, dé Eersteling (Col.1:18, 1Cor.15:20,23). Op Hem daalden zowel de vroege regen als de late regen neer. "Op Hem rustte de Geest van de Heer, de Geest van wijsheid en verstand, de Geest van raad en sterkte, de Geest van kennis en vreze des Heren" (Jes.11:2). Door Zijn onvoorwaardelijke gehoorzaamheid aan de Vader nam Hij zo toe in wijsheid en kracht, dat Zijn leven kon overstromen van koren, most en olie. Hij werd geen zeloot, farizeeër of sadduceeër, maar nazireeër, eersteling voor God. Dé Eersteling zou niet op zichzelf blijven: Hij zou als graankorrel in de aarde vallen, om een aar van identieke korrels voort te brengen: zonen Gods (Joh.12:24, Rom.8). Ook hen heeft God voor Zich "als eerstelingen verkoren" (2Thes.2:13) en "geroepen tot het verkrijgen van de heerlijkheid van onze Here Jezus Christus" (2Thes.2:14). Zij worden door God uitgekozen, zoals bijvoorbeeld een minister-president zijn ministers uitkiest: om met Hem te regeren (vgl.Op.20:6). Zij verrijzen in Christus als volle aar, als Zijn loon (Op.20:6, 1Thes.4:16). Want Zijn loon is een geheiligd volk. "Zegt tot de dochter Sions: uw heil komt; Zijn loon is bij Hem. En men zal hen noemen: Het heilige Volk, De Verlosten van de Heer" (Jes.62:11). Johannes ziet hen in de geest op Sion. De Geest der Waarheid wees hun de weg tot de volle waarheid (Joh.15:26, 16:13). Daar staan ze nu, op de berg van de Heer, samen met het Lam, vrij van alle leugen, eerstelingen voor God en voor het Lam (Op.14:1-4). Voor hen geldt: "Kinderen van Sion, juicht en verheugt u in de Heer, uw God, want Hij geeft u de leraar ter gerechtigheid; ja, regenstromen laat Hij voor u neerdalen, vroege regen en late regen in de eerstelingen. Uw dorsvloeren zullen vol koren zijn en de perskuipen van most en olie overstromen" (Joël 2:24). Zij zijn de Zoon gelijkvormig geworden. Als zonen zijn ze leden van het lichaam van Christus. Zij hebben niet alleen de vroege regen verwelkomd om het zaad in hun hart te doen opschieten, maar zij hebben ook om de late regen gevraagd, om de vruchten van de Geest zwaar en rijp te maken (Hos.6:3). Regenstromen liet Hij in deze eersten neerdalen, zowel de vroege regen als de late regen (Joël 2:23). En daarom zouden hun "dorsvloeren vol koren zijn en de perskuipen van most en olie overstromen" (Joël 2:24). DE VOLLE OOGST Jezus is dus dé Eersteling voor God en de 144.000 zonen Gods eerstelingen voor God en voor het Lam (Op14:4). Maar Gods plan reikt nog verder. Al Gods kinderen samen gaat God tot een eerstelingenvolk maken. Jacobus zegt, dat "naar Zijn raadsbesluit Hij ons heeft voortgebracht door het woord der waarheid, om in zekere zin eerstelingen te zijn onder Zijn schepselen" (Jac.1:18). Ieder begrijpt, dat God niet het wereldsgezinde en aardsgerichte christendom heeft bestemd om een volk van eerstelingen te zijn. Dat is de ware Gemeente, het hemelse Jeruzalem (Op.21-22). Zij is de "stad, die op Sion ligt en die niet verborgen kan blijven" (Mat.5:14, Op.21:10). God stelt haar "tot een licht der volken, opdat Zijn heil kan reiken tot het einde van de aarde" (Jes.49:6). Want eens zullen alle volken komen en door de poorten het hemelse Jeruzalem binnengaan, genezen worden en wandelen bij het licht van de heerlijkheid Gods (Op.21:24, 22:2). Dan is "de tent van God bij de mensen, zal Hij bij hen wonen en zullen zij Zijn volken zijn" (Op.21:3). "De aarde zal vol zijn van kennis van de Heer, zoals de wateren de bodem der zee bedekken" (Jes.11:9). "Dan zullen zij hun zwaarden tot ploegscharen omsmeden en hun speren tot snoeimessen; geen volk zal tegen een ander volk het zwaard opheffen, en zij zullen de oorlog niet meer leren. Maar zij zullen zitten, een ieder onder zijn wijnstok en onder zijn vijgenboom, zonder dat iemand hen opschrikt" (Micha 4:1-4). Dan is Zijn koninkrijk gekomen, niet alleen in de hemel, maar ook op de aarde. Zo haalt God de volle oogst binnen, ieder in zijn eigen rangorde en alles op Zijn tijd: eerst de zonen als eerstelingen, dan Zijn volk als eerstelingsvolk, dan allen (Luc.10:2, Joh.6:37-39, 12:32, 1Tim.4:10, Fil.2:10-11, enz.). En wat voor oogst zal het zijn? Een oogst van edele, goede vruchten (vgl. Jes.5:4-5, Mat.3:8-10): "liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid en zelfbeheersing" (Gal.5:22). Wiens oogst zal het zijn? Geeft God ons een rijke oogst? Nee, het zaad is wel in ons gezaaid, maar het is Zijn oogst (Mat.9:38). Hij is de Heer van de oogst (Mat.9:38). Hij is de Landman, die voor alles heeft gezorgd. Hij heeft Zijn zonen tevoren gekend, tevoren bestemd tot gelijkvormigheid aan het beeld Zijns Zoons, hen geroepen, gerechtvaardigd en verheerlijkt (Rom.8:28-30). Hij heeft hen uitgeroepen uit Babel en uitgeleid uit Egypte. Hij heeft hen apartgezet. Hij gaat hen gebruiken om de gehele kosmos te bevrijden "tot de vrijheid van de heerlijkheid der kinderen Gods" (Rom.8:19-21). Met het levende water wordt alles weer gezond gemaakt (Ez.47:8-9). Jezus wordt voor alle mensen een Heiland (1Tim.4:10,1Joh.2:2). Hij maakt alle dingen nieuw (Op.21:5). God wordt alles in allen (1Cor.15:28). Alles zal tot Hem geschapen zijn, om Hem te loven (Col.1:17, Rom.14:11). "Uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen. Hem zij de heerlijkheid tot in eeuwigheid! Amen" (Rom.11:36). |
|||||||||||||||||