|
|||||||||||||||||
Printable version |
|
||||||||||||||||
Hij komt Overgenomen van: Verborgen Manna
"En ik zag de hemel geopend, en zie, een wit paard; en Hij, die daarop zat, wordt genoemd Getrouw en Waarachtig, en Hij velt vonnis en voert oorlog in gerechtigheid. En Zijn ogen waren een vuurvlam en op Zijn hoofd waren vele kronen en Hij droeg een geschreven naam, die niemand weet dan Hij Zelf. En Hij was bekleed met een kleed, dat in bloed geverfd was, en Zijn naam is: het Woord van God. En de heerscharen die in de hemel zijn, volgden Hem op witte paarden, gehuld in wit en vlekkeloos fijn linnen. En uit Zijn mond komt een scherp zwaard, om daarmede de heidenen te slaan. En Hij Zelf zal hen hoeden met een ijzeren staf en Hij Zelf treedt de persbak van de wijn der gramschap van de toorn van God. En Hij heeft op Zijn kleed en op Zijn dij geschreven de naam: Koning der koningen en Heer der heren". Wie de berijder van het witte paard is, is duidelijk. Het is het Woord van God, de Getrouwe, de Waarachtige. Het is de Christus, de Zoon, die geschapen is naar Gods beeld en gelijkenis. Zijn positie in dit visioen is vol betekenis. Hij berijdt een wit paard. Dat betekent overwinning. De oude Romeinse veldheren reden, als zij een grote overwinning hadden behaald, door de hoofdstraten van de keizerlijke stad op een sneeuwwit strijdpaard en namen zo de toejuichingen van het volk in ontvangst. De Heer wordt beschreven als het Woord van God, rijdend op een wit paard. Hij heeft glorieus over Zijn vijanden gezegevierd. Als we lezen in het boek Exodus, dat "Egypte" (het rijk van het "vlees") met "600" "paarden" (6 is het getal van de mens, van het vlees) Israël trachtte te achterhalen en dat ze alle omkwamen in "de zee", dan moet het ons duidelijk zijn, dat het begrip paard heenwijst naar de kracht van het "vlees". Daarom had God bepaald, dat, als Zijn volk in het beloofde land zou zijn aangekomen en een koning zou willen aanstellen, deze "niet veel paarden mocht houden en het volk niet naar Egypte mocht terugvoeren om zich veel paarden aan te schaffen, want de Heer had gezegd: Op deze weg zult u niet terugkeren" (Deut.17:16-17). "God heeft geen welgevallen aan de kracht van het paard; Hij heeft geen behagen in de benen van de man" (Ps.147:10). "Geen koning wordt behouden door een machtig leger, geen held wordt gered door geweldige kracht; het paard faalt ter overwinning en doet niet ontkomen door zijn geweldige kracht" (Ps.33:16-17). Gods overwinning komt "niet door kracht noch door geweld, maar door de Geest van God" (Zach.4:6). Maar, zult u zeggen, hoe kan dat nu? We zien de Heer Jezus in het visioen op een paard. Als het begrip paard duidt op het vlees waarin God absoluut geen welgevallen heeft, hoe kan Christus daar dan iets mee te maken hebben? Het antwoord is niet zo moeilijk. "Het Woord is vlees geworden" (Joh.1:14). Gods Zoon "heeft op gelijke wijze als wij deel gekregen aan vlees en bloed" (Hebr.2:14). "God heeft Zijn Zoon gezonden in een vlees aan dat der zonde gelijk" (Rom.8:3). "Hij moest in alle opzichten aan Zijn broeders gelijk worden" (Hebr.2:17). Hij werd Zoon des mensen. Hij werd mens! Het woord is vlees geworden! Maar Hij was tevens een door God gezondene. En voordat Hij werd gezonden, was Hij "in de gestalte van God, aan God gelijk" (Fil.2:6). In het vlees echter, als Zoon des mensen, ontpopte Hij zich als Zoon van God. In de voorbereidingstijd van 30 jaar in Nazareth (in het Hebreeuws betekent "nazar" apartgezet, afgezonderd), leerde het kind en later de man Jezus, "het kwade te verwerpen en het goede te verkiezen" (Jes.7:15). In "Nazareth" werd Jezus apartgezet, geheiligd. Daar raakte Hij "vertrouwd met al onze wegen" (Ps.139:3). Hij leerde er van kind-zijn af "de gehoorzaamheid uit wat Hij moest doormaken" (Hebr.5:8). Omdat Hij steeds bezig was met de dingen van Zijn Vader, "groeide het kind op en werd krachtig, en het werd vervuld met wijsheid" (Luc.2:40,49). "Zo nam Jezus toe in wijsheid en grootte en in genade bij God en bij mensen" (Luc.2:52). Toen, na die voorbereidingstijd van dertig jaar, werd Hij door de Vader tot Zoon van God verklaard. "Deze is Mijn Zoon, de geliefde, in Wie Ik Mijn welbehagen heb", getuigde de Vader, toen Jezus zich door Johannes de Doper had laten dopen. Uiteindelijk "woonde in Hem de godheid lichamelijk" (Col.2:9). Het was volkomen waar, wat de Heer Jezus van Zichzelf zei: "Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien" (Joh.14:9). Nu terug naar het visioen van Openbaring 19:11-16. Wat zien we daar? De Zoon van God en de Zoon des mensen in volmaakte harmonie. We zien het Woord van God, dat het vlees volkomen in toom heeft. Christus had alles van het vlees in bedwang. Hij overwon in de grootste verzoekingen (Mat.4:1-11). Door de Heilige Geest kreeg Hij macht over alle menselijke neigingen. Vandaar dat Hij aan het eind van Zijn verblijf op aarde de Vader dankt, dat Deze Hem macht had gegeven over alle vlees, over alle verlokkingen en verzoekingen van het mens-zijn (Joh.17:2). Er staat ook: "Wij hebben geen hogepriester, die niet kan meevoelen met onze zwakheden, maar één, die in alle dingen op gelijke wijze als wij is verzocht geweest, maar zonder te zondigen" (Hebr.4:15). Het is erg belangrijk, dat wij zien, dat Jezus zowel Zoon des mensen is als de Zoon van God. Paulus spreekt hierover als een groot geheimenis. "Groot is het geheimenis der godsvrucht: Die zich geopenbaard heeft in het vlees" (1Tim.3:16). Want in Babylon maakt men altijd een scheiding tussen God en mens, tussen de Zoon van God en de Zoon des mensen. Maar in de Christus zien wij een volmaakte harmonie tussen Geest en vlees, net als in Adam als eerst mens, die naar Gods beeld en gelijkenis geschapen was. Hij was één: "God schiep de mens naar Zijn beeld; naar Gods beeld schiep Hij hem, mannelijk-vrouwelijk schiep Hij hen" (Gen.1:27). "De Heer, onze God, de Heer is één" (Deut. 6:4). De eerste mens was geschapen naar Zijn beeld. Hij was één. Zo was ook Jezus één. God is Geest, dus toen Hij de mens schiep, schiep Hij een geestelijk mens, een mens waarin de Geest heerste over het natuurlijke. Zo'n mens kon niet zondigen. In de beginne was er in Adam harmonie. Hij ervoer evenwicht tussen het "mannelijke" en het "vrouwelijke", tussen het geestelijke en het zielse. Later "nam God één van zijn ribben (er staat in de oorspronkelijke tekst niet het woord "rib", het gaat om één van de twee componenten en dat was in dit geval het "vrouwelijke") en sloot haar plaats toe met vlees. En God bouwde die component, die Hij uit de mens genomen had, tot een vrouw, en Hij bracht haar tot de mens" (Gen.2:21-22). Nou, u kent het vervolg: Eva (type van het menselijke, het "vrouwelijke") werd door de zonde verleid en Adam (voorteken van Christus, het "mannelijke") nam de zonde van haar aan, zoals de Heer Jezus ónze zonden op zich nam. Wat zien we dus in het visioen van Openbaring 19? De éénheid, die in de eerste Adam was, hersteld in Christus. Het Woord Gods heeft het paard volledig in toom. Het paard is "wit". Met Jezus' woorden gezegd: "U, Vader, heeft Mij macht gegeven over alle vlees" (Joh.17:2). Ook Christus was één. Er was in Hem harmonie tussen het "mannelijke" en het "vrouwelijke", tussen vlees en geest. En daarom sidderden de duivelen voor Hem (Jac.2:19). Voor velen is de Heer Jezus alleen een goed mens geweest, een groot profeet. Door dat te denken, denkt men veel te laag van Hem. Hij was méér dan een profeet, méér dan Jona, méér dan Salomo, méér dan de tempel (Mat.12:6, 41-42). Uiteindelijk "woonde in Hem de volheid van God lichamelijk" (Col.2:9). Hij was niet alleen Zoon des mensen, maar ook Zoon van God, "tempel" van de Vader. Voor anderen is de Heer Jezus uitsluitend goddelijk. Hij was Gods Zoon, dus was het voor Hem niet zo moeilijk om over de zonde te zegevieren. Het ging bij Hem van zelf. De Heer wordt in deze opvatting op één lijn gezet met bijvoorbeeld een Griekse god als Hercules, die vanuit het godenrijk neerdaalde en alles kon. Die deed een paar fantastische wonderen en keerde daarna weer naar de godenwereld terug. Zo'n idee hebben veel mensen ook van de komst op aarde van de Heer Jezus als Zoon van God. Het was héél wat voor Hem om naar de aarde te komen, maar, denkt men verder, het was voor Hem niet zo moeilijk om een rein leven te leiden. Hij kon als Zoon van God gemakkelijk over de zonde heersen. Voor Hem was het niet zo moeilijk als voor ons, om altijd maar het oog gericht te houden op de Vader. Hij was immers Zijn Zoon. Dit hellenistische denken is algemeen verspreid in het geestelijke Babylon en dat doet de Heer Jezus zeer veel te kort. Maar in het leven van de Heer Jezus ging niets zo maar, omdat Hij de Zoon van God was. Als geen ander heeft Hij strijd gekend. "In alle dingen is Hij op gelijke wijze verzocht geweest als wij" (Hebr.4:15). Geen enkel aspect van verzoeking of beproeving is Hem bespaard gebleven. Jezus, die veelvuldig zoon van David wordt genoemd, was net als David een man van veel en grote conflicten. "Hij was een man van smarten, vertrouwd met ziekten" (Jes.53:2). Met alle menselijke strijd was hij bekend. Maar in alles overwon Hij. In alle verzoekingen, beproevingen en verleidingen is hij staande gebleven! Vandaar, dat er in Openbaring 5:5 staat:"De leeuw uit de stam Juda, de wortel Davids, heeft overwonnen". De Heer had Zijn "lichaam aan dat der zonde gelijk" volkomen in toom. "En zie, een wit paard en Hij die daarop zat, wordt genoemd Getrouw en Waarachtig, het Woord Gods" (Op.19:11-13). EEN WIT PAARD De kleur van het paard is wit, wat uiteraard heenwijst naar de reinheid en de heiligheid, die Jezus als mens had door de heilige Geest. Wit spreekt ook van licht, van innerlijke verlichting. Dit is niet alleen een kenmerk van de Zoon van God, maar ook van de zonen Gods, van de vele broeders die "in Christus" zijn en die Hem volgen waar Hij ook heen gaat. We lezen: "Ik raad u aan van Mij te kopen witte kleren om die aan te doen" (Op.3:18). Dit spreekt van de heerlijkheid die de Heer Jezus had, toen Hij voor de ogen van de discipelen werd veranderd: "En Zijn gedaante veranderde voor hun ogen en Zijn gelaat straalde als de zon en Zijn kleren werden wit als het licht" (Mat.17:2). Het innerlijke Licht, dat Jezus was, brak door naar buiten. Wat door het vlees versluierd was, werd ontsluierd. Hij, die de "zeven" "sterren" in Zijn hand heeft, straalt als de zon. En zo rijdt het Woord van God overwinnend voort, strijdend in gerechtigheid. Iedere manoeuvre verloopt volgens plan. Het Woord van God is niet te stuiten. Jezus Christus gaat voort als overwinnaar en Hij doet dat met grote kracht. Het is echter geen gemakkelijke veldtocht, waaraan Hij is begonnen. Maar "Hij schrijdt fier voort in Zijn grote kracht. Hij is het, die in gerechtigheid spreekt, machtig om te verlossen" (Jes.63:1). En: "Waarom is dat rood aan uw gewaad, en zijn uw klederen als die van iemand die de wijnpers treedt? Ik heb de wijnpers alleen getreden en van de volken was niemand bij Mij. Ik trad hen in Mijn toorn en vertrad hen in Mijn grimmigheid; toen spatte hun bloed op Mijn klederen en Ik bezoedelde Mijn ganse gewaad. Want een dag van wraak had Ik in de zin en het jaar van Mijn verlossing was gekomen (Jes.63:2-4). Nee, de opdracht van de Heer Jezus was alles behalve gemakkelijk. Van Hem werd gevraagd, dat Hij zou gaan tot het uiterste. Volmaakt gehoorzaam zou Hij zijn, tot aan een smadelijke dood toe. Hij zou volkomen de wil van Zijn Zender doen en niets voor Zich Zelf willen. Zodoende zou Hij "het jaar van Zijn verlossing" kunnen brengen aan een "volk dat in duisternis wandelt". DE STRIJD Eens hoorde ik een prediker zeggen, dat hij geloofde dat Jezus letterlijk zou neerdalen uit de hemel op een wit paard. "Jezus Christus heeft het paard geschapen", zei hij, "en als hij door de wolken wil rijden op een wit paard, dan kan Hij dat vast en zeker". Ja, dat kan Hij zeker! Maar ik voeg er meteen aan toe, dat "Gods volk te gronde gaat door het gebrek aan kennis" (Hosea 4:6). Welke kennis? De bijbel doelt hier natuurlijk op het gebrek aan geestelijke kennis. God is Geest en Zijn Woord gaat over geestelijke realiteiten. Wij moeten Gods Woord consequent letterlijk nemen, niet figuurlijk, en het letterlijk toepassen op geestelijke realiteiten en dus niet alleen op aardse schaduwbeelden. Veel mensen zijn zo bang, dat iemand het Woord van God wel eens zou kunnen "vergeestelijken", terwijl zij zich niet realiseren, dat zij zelf het Woord Gods "vervleselijken". Want, zei de Heer Jezus, "de woorden die Ik tot u spreek, zijn geest en leven" (Joh. 6:63). Geestelijke kennis wordt door de mensen veracht en is een zeldzaam iets geworden. Daarentegen staat intellectuële kennis die ophoudt als we sterven wel hoog aangeschreven. Het gaat om geestelijk inzicht, waarvan God zegt: "Israël heeft geen begrip. Mijn volk heeft geen inzicht. Wee het zondige volk" (Jes.1:3-4). Het probleem van Gods volk heden ten dage zit 'm in hun oren en in hun ogen. Net als bij de Farizeeërs in de tijd van de Heer Jezus, houdt men vol dat men hoort en ziet. Maar er is zo weinig inzicht. Er is zo weinig geestelijke kennis. Steeds wordt het natuurlijke met het geestelijke verward. De natuurlijke wereld is de wereld van de mens; de geestelijke wereld is het rijk van God. Het verstand kan nooit de dingen van de geestelijke wereld begrijpen, want ze zijn hem een dwaasheid (1Cor.2:14). Ook kan het verstand hemelse realiteiten nooit kennen, want deze worden geestelijk gezien. Neem nu het boek Openbaring. Het is een geestelijk boek. Geestelijke realiteiten worden erin profetisch beschreven door middel van tekenen en symbolen. De vervulling van deze profetieën leest u niet in de krant. U kunt ze tot vervulling zien komen in de levens van gehoorzame broeders en zusters. De Geest Gods beschrijft ons geen wereldlijke oorlogen tussen allerlei naties. Want wat hebben oorlogen en burgeroorlogen te maken met het Koninkrijk der hemelen? Het strijdtoneel dat Johannnes op Patmos zag, was een strijd tussen licht en duisternis, tussen Geest en vlees, tussen de gezindheid van Christus en de gezindheid van het vlees, tussen waarheid en leugen, tussen leven en dood. Deze strijd moet in ons worden ervaren. Waarom? Om met Hem mede-overwinnaar te worden en de kroon des levens te verwerven. Onze Heer Jezus heeft die geestelijke strijd oneindig veel intensiever gevoerd dan wie ook. Hij heeft alle macht (die van de wereld, van het vlees en van satan) overwonnen (Mat.28:18). Hij heeft tijdens Zijn leven elke "zonde veroordeeld in het vlees" (Rom.8:3). En omdat Hij dat deed tijdens Zijn aardse bestaan, kon Hij de weg tot volledige overwinning banen voor ieder die Hem volgen wil (Rom.8:37). De apocalyptische beschrijving van Zijn komst op een wit paard om te strijden tegen "het beest en de koningen van de aarde" (Op.19-19), is dus geen beschrijving van een letterlijke oorlog met wapens van staal en ijzer. Het slagveld van die strijd kunt u niet zoeken ergens op aarde. Jezus zegt: "Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld; indien het van deze wereld geweest was, zouden Mijn dienaren gestreden hebben, opdat Ik niet aan de Joden zou worden overgeleverd; Mijn Koninkrijk is niet van hier, niet van deze wereld" (Joh.12:36). "De wapenen van onze srijd zijn niet vleselijk, maar krachtig door God tot neerwerping van sterkten" (2Cor.10:4, St.Vert.). Het is dus vanzelfsprekend, dat onze strijd niet vleselijk is maar geestelijk. De witte ruiter moet dwars door "uw wereld" komen, om al het gebied van "uw land" te veroveren. "Heft, poorten, uw hoofden omhoog en verheft u, opdat de Koning der ere inga. Wie is Hij toch, de Koning der ere? De Heer der heerscharen, sterk en geweldig; geweldig in de strijd, Hij is de Koning der ere" (Ps.24:7-19). De strijd moet in u worden gevochten; de overwinningen in u worden behaald. Ziet u het flitsende zwaard van Zijn waarheid en licht op uw verstand? Staat u Hem toe alle vooroordelen en menselijke, babylonische interpretaties weg te nemen? "Welzalig de mensen die in hun hart de gebaande wegen hebben" waarop Hij mag binnenrijden! (Ps.84:6) Als Hij komt, wordt strijd vrede, wordt verdriet vreugde, wordt vrees geloof en ongerechtigheid gerechtigheid, haat wordt liefde, dwaling waarheid, zonde heiligheid, ziekte gezondheid, zwakte wordt kracht. Wij hoeven dus niet te wachten op een latere blijde dag waarop wij zullen overwinnen: de strijd wordt nu gestreden en "God zal ons te allen tijde in Christus doen zegevieren" (2Cor.2:14). Want Jezus is overwinnaar! ZIJN OGEN Onze ogen kunnen alleen maar licht ontvangen en zien. Maar de ogen van de Heer zien niet alleen: ze zijn ook een vuurvlam (Op.19:12). Waarheen ze zich ook wenden, verspreiden ze licht, waarheid. Toen Petrus Hem had verloochend, draaide de Heer Zich naar hem om en keek. Die blik van licht en waarheid deed het hart van Petrus breken van spijt en verdriet: hij ging naar buiten en weende bitter. Dit was maar een schaduw van wat komen zou. Want de dag komt en is nabij, dat Hij het Licht van de wereld zal zijn in volheid. Zijn ogen zullen dan over de hele aarde gaan en waar Hij kijkt wordt alles verlicht. Als Zijn oog op iemand valt, móét alle duisternis wijken. Dan wordt in volheid vervuld: "Sta op en schijn, want uw licht is gekomen en de heerlijkheid van de Heer is over u opgegaan" (Jes.60:1). Eeuwen lang heeft de wereld gezeten in uiterste donkerheid, in kille en duistere schaduwen van de dood. Maar Hij, die spoedig geopenbaard wordt als de grote overwinnaar, komt dan met de wolken", "rijdend op een wit paard", om met Zijn ogen die als "vuurvlammen" zijn, alle schaduwen en duisternis te verdrijven. Christus komt met ogen als vuurvlammen om alles en iedereen te richten (=recht te zetten). Om rechtvaardig te kunnen oordelen moet Hij door alles heen kunnen kijken. Hij moet alle diepten kunnen doorzoeken en achter alle maskers kunnen kijken. Zijn ogen dringen door tot elke verborgen gedachte en leggen elk motief van het menselijke ik bloot. Geen greintje van het ik blijft onbeschenen. Alles van het vlees komt openbaar. Elke vorm van huichelarij, hoe subtiel ook, wordt ontdekt als Gods licht in volle sterkte gaat schijnen. Uit Zijn ogen straalt ook een ongekende heiligheid en een oneindig onderscheidingsvermogen. Zijn licht dringt door tot de diepten van de mens, om bekend te maken, wat ziel is en wat geest. "Het Woord van God dringt door, zó diep, dat het vaneenscheidt ziel en geest, gewrichten en merg, en het schift overleggingen en gedachten van het hart; en geen schepsel is voor Hem verborgen, want alle dingen liggen open en ontbloot voor de ogen van Hem, voor wie wij rekenschap hebben af te leggen" (Hebr.4:12-13). Als die Koning der ere in ons binnenrijdt, komt Hij met ogen die schijnen met hemels vuur, om het hart en het verstand te verlichten. Hij wil alles openbaren en al het ik-gerichte vernietigen. Alle verborgen motieven worden ontbloot. Alle vleselijkheid wordt uitgebannen. Ieders diepste gedachten worden gezuiverd. Sommige zaken kunnen in ons leven diep zijn weggestopt, maar Zijn ogen brengen alles aan de oppervlakte. Alles wordt aan de duisternis onttrokken. Willen wij Hem op deze wijze nu reeds toelaten? Menen wij echt wat wij zingen in de adventstijd: "Zie, heel mijn hart staat voor U open en wil, o Heer, Uw tempel zijn"? ZIJN WAPEN "En uit Zijn mond komt een scherp zwaard, om daarmee de heidenen te slaan". Dit zwaard is ongetwijfeld het tweesnijdende zwaard van het levende Woord. Want hoe heet de ruiter op het witte paard? Woord van God is Zijn naam (Op.19:13). Door Hem "zijn de hemelen gemaakt" (Ps.33:6). Door het Woord kwam er leven in den beginne en komt er nu nieuw leven in mensen die zich laten verlichten (Joh.1:1). Als wij het in ons toelaten, brengt het heil, heling. Want er staat: "Hij zond Zijn Woord om hen te genezen" (Ps.107:20). Waarom wordt de Heer in dit visioen voorgesteld met een scherp zwaard, dat uit Zijn mond komt? Omdat de kracht van de "Ik ben de waarheid en het leven" ligt in het levende Woord dat uit Hem komt. Met dat "zwaard" zaait Hij geen dood en verderf zoals andere overwinnaars dat hebben gedaan. Zijn Woord raakt met waarheid en leven. Wie zich nu vrijwillig aan Hem overgeeft, begint nu dus reeds het Woord der Waarheid te "horen" en merkt, dat zijn leven verandert. Maar daar blijft het niet bij. Het doel is namelijk, dat "alle tong zal belijden: Jezus Christus is Heer!" (Fil.2:10). Gods bedoeling is de "wederoprichting van alle dingen" (Hand.3:21). Hij zal dan ook niet rusten, totdat Zijn Licht alle duisternis zal hebben verzwolgen, totdat Zijn koningschap is gevestigd op een nieuwe aarde. Als wij lezen: "Om daarmee de heidenen te slaan", moeten wij dus niet denken aan wraak of straf. Het zwaard des Geestes doet véél meer dan dat. Het dringt diep door in de ziel om vlees en geest te scheiden, om menselijke gedachten te ontmaskeren, om verborgen motieven aan het licht te brengen. De prediking van Gods Woord op de Pinksterdag sneed de toehoorders zó door het hart, dat ze uitriepen: "Wat moeten we doen?" En daarop antwoordde Petrus kort en bondig: "Bekeert u en laat u dopen in de naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zonden, en u zult de gave van de Heilige Geest ontvangen". "En zij dan, die dat aanvaardden, lieten zich dopen en op die dag werden er ongeveer drieduizend zielen toegevoegd" (Hand.2:37-41). Toen Stefanus ook het Woord predikte, "sneed het hun door het hart". Zó hanteert Hij het zwaard der gerechtigheid. Het doodt alleen om levend te maken. Het snijdt alleen om te genezen. Het doodt alleen die dingen, die hadden moeten sterven en maakt die dingen levend, die hadden moeten leven. Zo zal Hij de natiën regeren met een ijzeren staf, met de staf van wáár oordeel en met de scepter van wáár gezag en koningschap. Paulus zegt: "Neem het zwaard van de Geest, dat is het Woord van God" (Ef.6:17). In veel commentaren kunt u lezen, dat dit het enige aanvallende wapen is in de geestelijke wapenrusting. Maar ik betwijfel dat. Een zwaard kan best een defensief wapen zijn in de hand van iemand, die geen offensieve bedoelingen heeft. We lezen immers, dat de wapenrusting Gods is bedoeld "om stand te houden" (Ef.6:11). Petrus had wel agressieve, offensieve bedoelingen, toen de Heer werd gearresteerd in de hof van Gethsémane: "Simon Petrus dan, die een zwaard had, trok het, en hij trof de slaaf van de hogepriester en sloeg hem het rechteroor af; de naam nu van die slaaf was Malchus. Maar Jezus zei: Laat het hierbij. En hij raakte het oor aan en hij genas hem" (Joh.18:10, Luc.22:51). Uiteraard is dit niet zonder geestelijke betekenis: wie het "zwaard" aanvallend hanteert, slaat "Malchus" (dit betekent Koning), de "slaaf van de hogepriester", het "rechteroor" af. Nee, de Heer hakt er nooit op los. Integendeel. "De woorden, die Ik tot u spreek zijn Geest en Leven" (Joh.6:63). Zijn Woord richt op, als de zonde ons heeft neergedrukt. Zijn Woord doet leven. Als Jezus spreekt, is dat een manifestatie van Zijn geestelijke kracht. Door Zijn woorden stroomt leven over naar de personen tot wie Hij Zich richt, net zoals Hij dat op aarde deed. Woorden dragen namelijk geestelijke kracht over. Die actie van geest tot geest kan niet worden opgemerkt door lichamelijke zintuigen. Maar als we achter de sluier van het natuurlijke zouden kunnen kijken, dan zouden we zien, dat er heel wat gebeurt. Woorden zijn véél meer dan klanken. Ze kunnen geladen zijn met kracht. Vandaar dat Jezus kon zeggen: "De woorden, die Ik tot u spreek, zijn Geest en Leven" (Joh.6:63). Hij maakt levend, zelfs al zou men zijn gestorven (Joh.11:26). Eén voorbeeld: "Toen Hij vlak bij de stadspoort van Naïn gekomen was, zie, een dode werd uitgedragen, de enige zoon van zijn moeder, die weduwe was. En toen de Here haar zag, werd Hij met ontferming over haar bewogen en Hij zei tot haar: Ween niet. En Hij raakte de baar aan en zeide: Jongeman, Ik zeg u, sta op! En de dode ging overeind zitten en begon te spreken en Hij gaf hem aan zijn moeder" (Luc.7:11-17). Omdat de Christus een geestelijk lichaam is, dat uit vele leden bestaat, zo is het ook met het zwaard, dat uit Zijn mond komt. Het Woord van God wordt heden ten dage in de wereld gesproken door het Lichaam van Christus en dat Woord stroomt voort als een geluid van vele wateren. Er zijn geen twee of meer zwaarden, één uit de mond van de Heer en andere zwaarden uit de monden van Zijn dienstknechten. Nee, er is één zwaard: het zwaard van de Zoon van God, het Levende Woord. Wat wij uit de bijbel aanhalen, wat wij van de bijbel weten en wat wij ervan begrijpen, is niet het zwaard van de Heer. Het zwaard van de Heer is dát Woord, dat alleen uit Zijn mond komt én uit onze mond als Hij door ons spreekt. Het is het Levende Woord, dat stroomt uit volkomen geheiligde volgelingen die vlees zijn van Zijn vlees en been van Zijn gebeente. Deze volgelingen van het Lam zijn zoals Openbaring 5:10 het zegt, "gemaakt tot koningen en priesters". Zij zijn de eerstelingen voor God en voor het Lam, die het "Woord der waarheid spreken". Zij hebben veel te lijden, want in Babylon worden ze, net als de vroegere profeten, gemeden, vervolgd, gedood of voor dood gehouden. Want in Babylon woedt een andere strijd. Daar strijdt men met vleselijke wapens, met vleselijke middelen en woorden. Daar worden gedachten en woorden ingegeven door de verlangens van de ziel en van het vlees. In Babylon speelt het intellect de eerste viool. Daar gaat het om ideeën, meningen, opvattingen, leerstellingen, niet om het Levende Woord der Waarheid. Vandaar dat er in Babel op het religieuze vlak zo veel strijd is. Er zijn namelijk zó veel ideeën en meningen. Bovendien is er onzettend veel onverdraagzaamheid onder vleselijke "christenen". Om futiliteiten wenden ze zich af van medegelovigen. "Christenen" die aanvankelijk dikke vrienden waren en voor elkaar door het vuur zouden gaan, laten elkaar in de steek om onbegrijpelijke redenen. "Christelijke" gezinnen en families worden verscheurd door naijver, ruzie, haat en nijd. Maar wat het allervreselijkste is, is het lot van de "christelijke kerken". Deze dragen de naam van Christus, de Vredevorst, maar ze voeren constant oorlog tegen elkaar. Door de eeuwen heen trachtten zij broeders en zusters te "bekeren" door ze levend te verbranden. Ware gelovigen, die vanuit de bijbel gingen verstaan, dat ze zich op geloof als volwassenen moesten laten dopen, werden heftig vervolgd, en soms zelfs verdronken. Babylon is dronken van het bloed van heiligen en martelaren. Het was allemaal het werk van het vlees, het werkterrein van satan. De invloed van de geest van antichrist was de drijfveer in dit geestelijke Babylon. Het gevolg was een valse kerk, vleselijk christendom, dat vocht met vleselijke wapenen. Het is dan ook vanzelfsprekend, dat zulk christendom weinig of niets verstaat van Christus' Woord van Geest en Leven. DE LEGERSCHAREN DIE HEM VOLGEN Als de Heer Jezus Christus openbaar wordt, komt Hij niet alleen. Zelfs vóór de zondvloed had Henoch geprofeteerd over de openbaring van de Christus. Hij zei: "Zie, de Heer komt met Zijn heilige tienduizenden, om over allen de vierschaar te spannen" (Judas 14-15). En Johannes schreef: "En de heerscharen die in de hemel zijn, volgden Hem op witte paarden" (Op.19:14). Jezus is het Hoofd. Hij is de Leidsman, die vooraan gaat. Zijn heiligen volgen in Zijn spoor. Zij vormen één "lichaam" van strijders. Zij staan rechtstreeks onder Zijn bevel. Ze zijn "van boven" en met hen behaalt Hij de overwinning over het "beest". Ze worden elders genoemd "zij die met Hem zijn, de geroepenen en uitverkorenen en getrouwen" (Op.17:14, letterlijk). Er is geen voetvolk bij. Ieder lid van dit "lichaam" is gelijkvormig aan de Leider. Allen zitten zij op een wit paard, gekleed in priesterlijk linnen. Ook zij ervaren volledige harmonie in hun binnenste. De Geest heerst volkomen over het menselijke in hen. Het is een leger van koningen, maar hun kronen hebben zij aan de Leidsman gegeven. Zij dragen zelf geen wapens; nee, ze vertrouwen volkomen op het scherpe zwaard, dat komt uit Zijn mond. Hun kleding is wit, want zij zijn rein, rechtvaardig. Het volgende is een gedeelte uit een artikel van George Hawtin, waarin hij dit leger beschrijft: "Het is een leger van heiligen Gods, duizenden geheiligde zonen, die allen deel zijn van het mystieke, mannelijke, lichaam van Christus. De leden van dit lichaam zijn ingelijfd in de loop van de afgelopen zesduizend jaar. Het Woord van God, de Engel des Heren in het oude testament en de Messias in het nieuwe testament, is het Hoofd. Hij is de eerstgeborene van de Vader, de eersteling uit de doden, de Koning van de koningen. Hij is de eerste van vele broeders. Hij is de oudste van een grote groep zonen van God. Zij zijn samen het ware lichaam van Christus. Zij hebben op aarde Zijn smaad gedragen "buiten de legerplaats", buiten de traditionele en wereldse denominaties en groepen. Zij hebben de roep van de Heer verstaan en zijn daaraan gehoorzaam gebleven: "Gaat uit van haar, Mijn volk, en houdt niet vast aan het onreine. Dan zal Ik u aannemen, en Ik zal u tot Vader zijn en u zult Mij tot zonen en dochteren zijn, zegt de Heer, de Almachtige" (2Cor.6:17). Door hun gehoorzaamheid werd God hun Vader. Als een Vader onderwees Hij hen, maakte Hij hen vrij van de verblindende tradities en leringen van mensen. Hij tuchtigde hen, zoals een liefhebbend Vader doet. Hij kastijdde hen, zoals een goed Vader een zoon kastijdt. Hij voedde hen en daarom ontvingen zij het Woord des levens. Zijn gezindheid werd de hunne en daarom gingen zij Zijn wil verstaan." Maar nu, in het visioen van Openbaring 19, is tuchtiging voorgoed voorbij. Zij zijn nu gelijkvormig aan hun Heer. Hij komt als Strijder, Rechter, Koning en Hogepriester en zij zijn strijders, richters, koningen en priesters met Hem. Zij zijn gekleed in fijn wit linnen. Zij dragen geen wapenrusting: zij zijn onsterfelijk, onvergankelijk en kunnen niet meer worden geraakt. Leest u ook, in dit verband, Openbaring 14 vers 1-5 nog eens door. Ray Prinzing schreef over dit onderwerp het volgende: "Een historicus heeft aangetoond, dat alle paarden van koning Salomo, de vredevorst, volbloeden waren. Met geen enkel ander ras waren ze vermengd. Geen enkele zwakke eigenschap zou zich in de strijd kunnen openbaren. Zo is het ook hier. Het Hoofd is het Lam zonder vlek of rimpel. Ook in de 144.000 wordt het heiligingsproces volkomen in geest, ziel en lichaam. In alle sectoren van hun wezen zijn zij "onberispelijk bewaard in de parousia (tegenwoordigheid) van onze Here Jezus Christus" (1Thes.5:23). In hen worden als eersten alle dingen nieuw, zonder enige vermenging met wat voor andere invloed dan ook. Daarom is de Heer zo bezig met hen, die Hem onvoorwaardelijk volgen. Hij wil een maagdelijke geest, die onbevlekt is en geen enkel spoor draagt van de geest van de wereld. Er mag geen greintje van de oude natuur worden gevonden in dit lichaam van uitverkorenen. Alle oude dingen gaan voorbij. Alle dingen worden nieuw. En daarom roept de Heer de Zijnen uit Babel. Daarom toont Hij hun, wat Babel eigenlijk is: "Zie, Ik zál u, berg van verderf (=Babylon), die de hele aarde heeft verdorven. Ik zal Mijn hand tegen u uitstrekken en u maken tot een berg van brand. En men zal van u geen steen nemen voor een hoek, noch een steen voor fundament" (Jer.51:25-26). De hemelse legerscharen, die Hem volgen, zijn door de Heilige Geest door alle tijden heen met grote zorg toebereid. Mozes' voorbereidingstijd om een verlosser naar Gods hart te kunnen zijn, was veertig jaar. Jezus' voorbereidingstijd was dertig jaar. Ook Paulus zocht jaren lang de stilte "en is geen ogenblik te rade gegaan met vlees en bloed" (Gal.1:16). Zo zijn er steeds broeders en zusters geweest, die de stem van God gehoord hebben om de Zoon des mensen te volgen op de smalle weg, die ten leven leidt. Voor hén was de grote opdracht: "Volg Mij". En dat deden ze dan ook: zij volgden het Lam waar Hij ook heen ging, al was het buiten de legerplaats. Zij droegen menigmaal Zijn smaad. Zij werden door menigeen gemeden en veracht. Net als hun Heer hadden zij geen gestalte noch luister, geen flitsende programma's of bedieningen en stonden bij mensen daarom niet in hoog aanzien. In het natuurlijke hadden zij niets te bieden. Ze hadden geen gestalte, dat de mensen hen zouden hebben begeerd. Zij werden veracht en van mensen verlaten. Wilt u de Zoon des mensen, het Lam, zo volgen? "De heerscharen die in de hemel zijn, volgden Hem op witte paarden, gehuld in wit en smetteloos fijn linnen". Zij hadden wél in de voetsporen getreden van hun Heer als de Zoon des mensen. Zij hadden het Lam gevolgd (Op.14:1-4). Tijdens dit volgen hadden zij niet zichzelf gezocht, maar steeds Hem. En daarom werden ze door de Heer Zelf onderwezen. Daarom maakte Hij in hen alle godsdienstige begrippen en gewoonten nieuw. Daarom leidde Hij hen volkomen uit het Babylonische denken. Zij leerden om lief te hebben op Zijn wijze, om God te dienen als een waar dienstknecht en om alles te leren verdragen om Zijns naams wil. Op deze smalle weg, die de heilige genaamd wordt, leerden zij volledig af te gaan op de kracht van Gods Geest. Zij verloochenden zichzelf volkomen. Zij zochten geen eigen eer en geen eigen belang. Zij deden niet hun eigen wil. Zij kenden geen zelfbeklag, zelfvoldaanheid of zelfverheerlijking. Ze leerden af om een eigen gebouwtje, eigen gemeente, een eigen zending, een eigen programma, enz., enz., te zoeken. Kortom, net als hun Heer wilden ze niets voor zichzelf, zelfs niet een klein "nestje" of een klein "holletje". De Heer had gezegd: "Vossen hebben holen en vogels hebben nesten, maar de Zoon des mensen heeft geen enkele plek om het hoofd neer te leggen" (Mat.8:18-22). Niets voor zichzelf, niets voor het ik, maar alles voor God: Uw wil geschiede en Uw naam worde geheiligd. Ze leerden stil te zijn (Ps.62:2). Ze leerden, net als Jezus, gehoorzaamheid in alles wat ze moesten doorstaan (Hebr.5:8). Ze leerden minachting verdragen. Kortom: ze leerden hun leven niet kostbaar te achten voor zichzelf (Hand.20:24). Het ging om Hem en om Zijn plan. Ze verdroegen alles voor dit éne doel: dat de Heer Jezus het loon zou krijgen, waarop Hij had gewacht (Op.22:12). Hij was de graankorrel, die in de aarde was gevallen en was gestorven (Joh.12:24). Nu wacht Hij op de volle aar, de eerstelingen voor God en van het Lam. Die zou "God als een volk voor Zijn naam uit de heidenen vergaderen" (Hand.15:14). Dezen komen niet alleen tot Christus (wat veel persoonlijk gewin geeft, vergeving van zonde, de gaven van de Heilige Geest en nog veel meer), maar trekken ook uit om in Christus te zijn (waarbij een mens zijn leven moet verliezen om Zijnentwil, Mat.10:39). Dat doen zij voor Zijn naam, voor Zijn koninkrijk. Welnu, in Openbaring 19 zien we dat volk voor Zijn naam: op witte paarden, gehuld in wit linnen en op hun voorhoofden de naam van het Lam en de naam van de Vader (Op.14:1). Hij komt. En met Hem Zijn loon. Hij komt. Met de Zijnen. Hij komt. Op een wit paard. En de heerscharen die bij Hem zijn, volgen Hem op witte paarden. Wilt u ook uitgaan, Hem tegemoet, om bij Hem te zijn? Dan "zal de Heer uw uitgang en uw ingang bewaren, van nu aan tot in eeuwigheid" (Ps.121:8). |
|||||||||||||||||