Printable version  Printable version
Uitgaande v/d genade ...
Bijbelcommentaren
De komst van de Heer
    Apokalupsis vd Heer
    De Heer tegemoet
    Drie komsten vd Heer
    Epiphaneia vd Heer
    Hij komt als de regen
    Hij komt als ster
    Hij komt met de wo...
    Hij komt op een w...
    Jeruzalem
    Parousia van de Heer
    Phanerosis vd Heer
    Zijn komst in de f...
    Wet vd tweede komst
    De tien maagden
    Naos of Hieron
    Het oude Jeruzalem
    Wat komt eerst?
Geschiedenis en Tijd
Herstel van alle dingen
Het geestelijke leven
Het Koninkrijk van God
Israel en Juda
Overig

De parousia van de Heer

"Houd dit voor ogen: Ik ben met jullie, alle dagen ..."
(Mat.28:20).

Overgenomen van: Verborgen Manna

Enkele opmerkingen over het woord KOMST

Het nieuwe testament is geschreven in het Grieks, een taal die expressiever is dan de onze. De Nederlandse vertaling ervan gebruikt daarom minder verschillende woorden met betrekking tot de komst van de Heer. Het Grieks gebruikt er zes:

1. Parousia komt in het nieuwe testament 24 keer voor. Het is afgeleid van het werkwoord paremi, dat aanwezig zijn betekent. Parousia betekent dan ook aanwezigheid. "Heb geduld, broeders, tot de komst van de Heer" (Jac.5:7). Parousia duidt niet op iemands aankomst, maar op het gekomen zijn, op aanwezigheid.

2. Apokalupsis komt van het werkwoord apokalupto, dat ontsluieren betekent. Het duidt op zichtbaar worden van wat eerst bedekt was. "Wees nuchter en vestig uw hoop volkomen op de genade, die u gebracht wordt door de openbaring (ontsluiering) van Jezus Christus" (1Pet.1:13).

3. Epiphaneia is afgeleid van een werkwoord met de volgende betekenissen: schijnen, verschijnen, aan het licht brengen. Epiphaneia wordt b.v. gebruikt, als er een ster (die er steeds was) in de donkerte van de nacht verschijnt. Het woord wordt dan ook gebruikt met betrekking tot de heerlijkheid en de majesteit van de Heer, die er wel altijd was en die op een gegeven moment zichtbaar wordt.

4. Phaneroo betekent duidelijk maken, duidelijk merkbaar worden. "Als Hij zal geopenbaard zijn, zullen wij Hem gelijk wezen" (1Joh.3:2).

5. Erchomai duidt op de gebeurtenis van het komen zelf. "Zie, hij komt (is komende) met de wolken" (Op.1:7).

6. Heko benadrukt de plaats van Zijn komst. "Houd vast, totdat Ik (in u) gekomen ben" (Op.2:25, vgl.3:20).

De nu volgende studie gaat over de parousia van Jezus Christus.

INLEIDING

Het Griekse woord parousia is meestal vertaald door komst. Maar de betekenis ervan is aanwezigheid. Misverstand is daarvan het gevolg, want men denkt, dat de teksten waarin het woord parousia voorkomt, spreken van een wederkomst van Jezus later. Ze gaan echter over Zijn aanwezigheid nu.

In de Middeleeuwen ontstond de theorie, dat Christus later zou terugkomen op aarde, ondanks dat Hij had gezegd: "Ik ben alle dagen bij jullie" (Mat.28:20). Voordat de wereld zou vergaan, zo redeneerde men, zou Hij plotseling aan de hemel verschijnen, onbekeerden naar de hel sturen en gelovigen meenemen naar de hemel, dat alles op de "dag des Heren", een dag van vierentwintig uur.

Deze verwrongen gedachten konden blijven voortbestaan tot op de dag van vandaag. Daardoor vertaalden de vertalers van de statenbijbel het Griekse woord parousia met komst. In hun denken paste het aanwezig zijn van Christus op aarde niet. Hij was weg, naar de hemel. En Hij zou later terugkeren om in een oogwenk de gelovigen naar de hemel te halen. Ook zij konden niet begrijpen, dat het woord parousia Zijn aanwezigheid op aarde betekende.

HET WOORD PAROUSIA

Het woord parousia wordt in het nieuwe testament twee keer gebruikt, als het niet over Jezus, maar over Paulus gaat. Daar blijkt duidelijk uit, wat de juiste betekenis ervan is. Er staat: "Zijn brieven zijn wel gewichtig en krachtig, maar zijn persoonlijke parousia (aanwezigheid) is zwak" (2Cor.10:10). En: "Geliefden, blijf niet alleen in mijn parousia (aanwezigheid), maar des te meer bij mijn apousia (afwezigheid) aan uw vrijmaking werken" (Fil.2:12). Als het dus in deze teksten niet gaat om Paulus' reis of aankomst, maar over zijn aanwezigheid in hun midden, dan geldt dat ook voor de parousia van de Heer. Het gaat niet om Zijn komst in het verleden of later, maar om Zijn concrete aanwezigheid bij de Zijnen in het heden.

Het woord parousia duidt dus niet op een gebeurtenis, maar op een steeds voortdurende toestand: gekomen zijn, aanwezig zijn, in tegenstelling tot apousia, afwezig zijn (Fil.2:12). Geen enkele vertaler zou er over peinzen om apousia te vertalen als vertrek. Daarom had parousia nooit vertaald mogen worden als komst. Apousia is afwezigheid, parousia is aanwezigheid.

Bijna alle christenen geloven, dat de wederkomst van Christus de hoop van de gemeente en van de wereld is. Als Hij terugkomt, maakt Hij alles nieuw, denken ze. Dan komt er eindelijk vrede. Dan is de Heer niet meer weg. Maar .... niet Zijn latere komst is de hoop van de kerk, maar juist Zijn aanwezigheid nu! Hij maakt nu nieuw. Hij geeft nu vrede. In een geestelijke gedaante is Hij altijd en overal aanwezig om ons hier en nu te veranderen naar Zijn beeld. Maar wij mensen laten Hem meestal niet werken. We doen ons ding liever zelf, soms best wel nuttig, zoals bijbelstudie, trouwe kerkgang of sociaal werk. Maar daardoor veranderen we niet naar Zijn beeld! Ook niet door meditatie- of psychologische technieken, die door al dat gegraaf in je verleden de onvrede alleen maar versterken. We worden alleen naar het beeld van de Zoon veranderd door Zijn parousia. "Welk een omkeer heeft God in mijn leven gewrocht, sinds Jezus nu woont in mijn hart".

Daarom: "Waak te allen tijde en bid, dat u waardig geacht mag worden om te staan voor de Zoon des mensen" (Luc. 21:36). Kunnen we dat dan nu al, staan voor de Zoon des mensen? Ja, de verhoogde Heer is al lang gekomen: als levendmakende Geest (Joh.16:16-19). Nu mogen wij komen, in Zijn parousia, tenminste ......... als we bereid zijn om Zijn waarheid aan te doen en ons te ontdoen van de mantel van menselijke tradities en denkwijzen.

HET WOORD PAROUSIA IN 2 PETRUS

Petrus gebruikt het woord parousia drie keer in zijn tweede brief (1:16, 3:4, 3:12). In de eerste tekst verwijst hij naar de goddelijke aanwezigheid in Jezus, die zichtbaar werd, toen drie discipelen met Hem op een berg waren. Ze zagen dat Zijn gezicht ging stralen als de zon en dat Zijn kleren wit werden als het licht. Die gebeurtenis noemt Petrus de parousia van Christus, wat dus incorrect vertaald is als komst.

Jezus was immers al lang daarvoor gekomen. De discipelen hadden Hem al een hele tijd gevolgd. Maar nu werd er iets openbaar, wat ze nog niet eerder zo duidelijk hadden gezien. Er vond een metamorfose plaats. De aanwezigheid van Gods Geest straalde van Hem uit! En daarom zegt Petrus: "Wij zijn geen vernuftig gevonden verdichtsels nagevolgd, toen wij u de kracht en de parousia van onze Here Jezus Christus hebben verkondigd, maar wij zijn ooggetuigen geweest van Zijn majesteit, die Hij van de Vader heeft ontvangen, toen wij bij Hem op die berg waren" (uit: 2 Petr.1:16-18).

"De kracht en de komst van onze Here Jezus Christus", die Petrus noemt, verwijst niet naar Zijn komst in de wereld of naar Zijn wederkomst, maar naar Zijn heerlijke aanwezigheid als Zoon van God. Zij zagen die parousia, toen ze met Hem op de berg waren. En ook nu zullen discipelen, die in de geest samen met Hem de berg opgaan, dat zien. "Uw ogen zullen de Koning in Zijn schoonheid aanschouwen en zullen een wijd uitgestrekt land zien" (Jes.33:17).

Zijn schoonheid en Zijn land. Jezus legt uit, wat dat is. Het zien van Zijn innerlijke heerlijkheid is het kennen van Zijn rijk en Zijn koningschap. In alle evangeliën gaat de beschrijving van de parousia op de berg vooraf door een opmerking als: "Ik zeg u, er zijn sommigen onder wie hier staan, die de dood niet zullen smaken, voordat zij het koninkrijk Gods gezien zullen hebben" (Luc.9:27). Mattheüs beschrijft het gebeurde als het komen van de Zoon des mensen in Zijn koninklijke waardigheid (Mat.16:28). Marcus zegt, dat het gaat om het Koninkrijk Gods, dat komt met kracht (Marc.9:1). En Petrus spreekt dus van de kracht en de parousia van Christus. En naarmate Zijn kracht en tegenwoordigheid in ons groeit en zich kan manifesteren vanuit onze vernieuwde geest, zullen ook wij de Koning en Zijn koninkrijk steeds beter zien (=kennen). Waar? Samen met Hem dus, "op Sion" (Op.14:1).

JEZUS ALS TEKEN
Gods
parousia in Jezus én in Zijn lichaam

Wij zullen nooit "inzicht in het geheimenis van Christus" (Ef.3:4) krijgen zoals Paulus dat had, als wij niet zien, dat Jezus, behalve redder der wereld, verlosser en doper met de Heilige Geest, ook een teken is. Wat betekent dat?

Tekenen verbergen geheimenissen, net als oudtestamentische ceremonieën, wetten, geschiedenissen en profetieën, net als de nieuwtestamentische gelijkenissen en wondertekenen. Ze verwijzen naar een vervulling op grootsere wijze daarna.

Jezus is Gods grootste teken aller tijden. "De Here zal u een teken geven: Zie, de jonkvrouw zal zwanger worden en een zoon baren; en zij zal hem de naam Immanuël geven" (Jes.7:14). Tegengesteld tot wat de meeste mensen denken, was niet de maagd het teken, ook niet het in verwachting raken van de maagd of de wonderlijke geboorte, maar Hij die werd geboren was Zelf het teken. Hij zou een teken zijn, dat echter wel weersproken zou worden (Luc.2:34).

Zoals reeds gezegd, wijst een teken altijd op een grootsere vervulling. Deze man uit Nazareth, Zijn geboorte, Zijn leven, Zijn bediening, Zijn wonderen, Zijn woorden, Zijn opstanding, alles wijst heen naar wat vervuld zou worden in een samengesteld mannelijk lichaam, dat Paulus de volheid van Christus zou noemen.

Nogmaals: het teken werd niet vervuld, toen Jezus geboren werd. Toen Hij kwam, werd het teken gegeven. Een teken wordt pas vervuld, als gaat gebeuren waar het naar verwijst! De baby in de armen van Maria, de jongen van twaalf jaar die schriftgeleerden versteld deed staan, de Gezalfde die het Koninkrijk Gods proclameerde, de Mens die door de Zijnen werd verworpen, de Zoon van God die door de Heilige Geest allerlei wondertekenen deed en wiens ware wezen openbaar werd op de berg der verheerlijking, enz., enz., is Gods beloofde teken. Wat in Hem gebeurde, zou worden vervuld in Zijn lichaam. En wat is Zijn lichaam? Dat kan niet anders zijn dan een mannelijk lichaam, van zonen dus, van discipelen die Hem in alle omstandigheden zijn blijven volgen!

Bestaat Zijn lichaam dan niet uit de menigte die niemand tellen kan, de schare uit alle volken, stammen, natiën en talen? Nee, dat is "de vrouw", die de mannelijke rijpheid niet kent. Zij is voor de troon (Op.7:9, 21:2, Ef.4:13). Maar de volheid van Christus bestaat uit "144.000" zonen, die met Hem op de troon zijn. Tot Zijn Bruid behoren is heel wat anders dan in Christus zijn. In "het lichaam van Christus" zijn is dus in een geestelijk lichaam van zonen zijn. "De volheid van Christus" wordt gevormd door het Hoofd en de zonen. Het is het "lichaam" van "de bruidegom". Het wordt beschreven in Openbaring 14:1-5: het Lam met 144000 losgekochten van de aarde op Sion. Ze zijn onberispelijke, koninklijke, priesterlijke eerstelingen. Zij volgen Hem, waar Hij ook heengaat. Zij vormen de volheid van Christus waarvan de Heer Jezus het teken en de eerstgeborene was.

Voor velen is dit moeilijk te begrijpen, omdat er niet of weinig over wordt gesproken. Het is trouwens een geheimenis, waarvan Paulus zegt, dat het hem werd geopenbaard. Hij noemde het "mijn evangelie". Hij leerde de heerlijke waarheid zien van het lichaam van Christus, van de mannelijke rijpheid en van de maat van de wasdom der volheid van Christus. Hij wist van het lichaam dat uit veel zonen zou bestaan en dat geschapen zou zijn naar Gods beeld en gelijkenis (zie 1Cor.12:12,27; Rom.8:29; Hebr.2:10; Op.21:7, 2:26-27, 3:21). Hij wist zeker, dat er een vervulling zou komen van het door God gegeven teken. De Zoon van God was in Israël rondgegaan om allen die door de duivel overweldigd waren te genezen (Hand.10:38). Paulus zag de vervulling daarvan, dat door de zonen Gods de ganse schepping zal worden bevrijd (Rom.8:18-30).

Om Gods doel met de mens te kennen, moeten we dus het Teken kennen en naar de vervulling ervan uitzien. Zie hoe Hij werd verwekt in Maria en hoe de baby opgroeide tot kind om ook toe te nemen "in wijsheid en grootte en genade bij God en mensen" (Luc.2:52). Dat is "de Zoon des mensen volgen". Wees als de twaalfjarige Jezus bezig met de dingen van de Vader, opdat u krachtig kunt worden onder de genade van God (Luc.2:40). Dat is Jezus volgen op de weg! Leer net als de jonge Jezus "het kwade te verwerpen en het goede te verkiezen" (Jes.7:15). Dat is het Lam volgen, waar Hij ook heen gaat. Maak uw wil ondergeschikt aan de wil van de Vader, zoals Hij dat deed en zeg ook: "Ik verlang om Uw wil te doen, Mijn God" (Ps.40:9). Dat is God liefhebben boven alles. Zo groeien wij in grootte en genade, worden wij vervuld met wijsheid en wordt de parousia van Christus (=de Gezalfde) ook in ons met de dag reëler.

Toen, na jaren lang het kwade te hebben verworpen en het goede te hebben gekozen, na te hebben geleerd om God boven alles te gehoorzamen en na "macht te hebben gekregen over alle (begeerten van het) vlees", ging Hij naar de Jordaan. Daar liet Hij Zich dopen en werd Hij door God verklaard tot Zoon: "Dit is Mijn geliefde Zoon, in Hem vind ik vreugde" (Mat. 3:17, Hebr.5:8).

Nu was Hij dus Zoon des mensen én Zoon van God. Jezus had in Zijn tijd in Nazareth al Zijn eigen rechten, Zijn eigen wil, Zijn eigen gedachten en verlangens neergelegd. Hij was een belichaming van het wezen van God geworden. In de jaren die nu voor Hem lagen, zou dát uit Hem stralen. Hij zou de wereld Gods liefde, genade en goedheid, Zijn kennis, wijsheid, heerlijkheid en gezag tonen. Hij was nu geschapen naar Gods beeld en gelijkenis. Hoorbaar voor anderen verklaarde de hemelse Vader: "Dit is Mijn Zoon. Hem heb ik lief en wat maakt Hij Mij blij!". Zijn parousia was in Hem volkomen!

Daarna volgde Zijn bediening. De tekenen die Hij deed, waren niet alleen wonderen, maar tevens heerlijke beloften, wat God zou doen op grotere schaal in de geestelijk blinden, lammen en melaatsen. Zie op Hem! "Heb goede moed, Ik heb de wereld overwonnen". Nooit wees Hij iemand af, die tot Hem kwam. Er was geen ziekte te ernstig, geen demon te sterk, geen storm te hevig en geen zondaar te zondig. Hij overwon iedere tegenstand. Hij liet in "dit dal van diepe duisternis" Gods licht schijnen.

Nu is Hij aan de rechterhand van de Vader, gekroond met eer en heerlijkheid! Nu wacht Hij op de vervulling van het Teken, op het gehele Lichaam dat zal komen tot de maat van de volheid van Christus en dat alle vijanden zal maken tot een voetbank voor Zijn voeten. Het Lam heeft overwonnen en is gekroond! En het machtige werk, dat Hij begon, zal worden voortgezet door een Lichaam, dat vol zal zijn van Zijn parousia (vgl. Hebr.1 en 2).

Ook in deze tijd zijn er mensen, die het Lam volgen, waar Hij ook heen gaat. Ook zij verlangen naar verlossing van het vlees (=Egypte) en van de geest van Babylon. Zij jagen naar overwinning in hun eigen leven. In hen is een hoop gewekt, om aan Hem gelijkvormig te worden. Zij zijn de uitgeroepenen. Zij beginnen te zien, dat zij Jezus kunnen volgen tot waar Hij nu is: tot achter het voorhangsel in het heilige der heiligen van een geestelijke tempel. "Die hoop hebben zij als een anker der ziel, dat veilig en vast is, en dat reikt tot binnen het voorhangsel, waarheen Jezus als eerste is binnen gegaan" (Hebr.6:19). Zij zien niet uit naar later, naar ginds in de hemel. Zij leven in de hemel hier op aarde! "Uw koninkrijk kome, en Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op de aarde".

Het is moeilijk te bevatten, wat het moet zijn om gelijkvormig te zijn geworden aan Jezus. Wie "in Christus" is, heeft namelijk overwinning. Wie gelijkvormig is aan Hem, heeft heerschappij over het vlees en over machten. Er is volledige overwinning en rust in Zijn Lichaam door de parousia van Christus, door Zijn bloed, door Zijn Geest, door het levende Woord (vgl. 1Joh.3:2).

En dat alles is tot eer van de Vader. Hij geeft Zijn kracht en parousia dus niet om in vleselijkheid of religiositeit indruk te maken op je omgeving. Ook niet om er iets voor jezelf mee op te bouwen. Jezus werd ook in deze dingen verzocht en Hij overwon (Mat.4:1-11). En ook zij, die de Zoon des mensen volgen, zullen uitermate verzocht en beproefd worden op deze punten. Maar ook zij gaan van overwinning tot overwinning! Wat een plan! Wat een heerlijke weg heeft God bereid voor hen, die de smalle weg ten leven willen bewandelen, in de voetsporen van hun Heer.

Zijn volle parousia is dus in Zijn lichaam. Begrijp mij nu niet verkeerd: Hij komt, ook letterlijk, persoonlijk. Maar Zijn parousia nu is in Zijn lichaam. "Gij zijt het lichaam van Christus" (1Cor.12:27). "Hij komt, om op die dag verheerlijkt te worden in Zijn heiligen en met verbazing aanschouwd te worden in allen die geloven" (2Thes.1:10, SV). Hij was en is en Hij komt van heerlijkheid tot heerlijkheid, van ervaring tot ervaring, van overwinning tot overwinning, totdat wij de kracht en de heerlijkheid van Zijn parousia kennen in de volheid, die ook Jezus kende.

Alle oprecht gelovigen ontvangen daar nu al een voorsmaak van. Ieder van hen kent deels Zijn parousia als "Christus in u, de hoop der heerlijkheid" (Col.1:27). En door het leven van Christus in de één wordt de ander bemoedigd en opgebouwd. Maar, hoe machtig de Heer u ook heeft kunnen gebruiken in het verleden, het was tot op heden toch slechts ten dele. Wij verwachten echter een tijd, dat God Zijn heiligen zal vervullen met de volheid Gods. Er komt dan een tijd, dat zij zullen ingaan in Gods rust en Zijn parousia op aarde zullen belichamen.

Geen wonder, dat we lezen, dat met reikhalzend verlangen de schepping wacht op het zichtbaar worden van de zonen Gods (Rom.8:19). Wanneer Zijn parousia in hen openbaar wordt om als volheid van Christus te gaan regeren, als Zijn Koninkrijk in volheid kan komen op aarde, komt alles onder Zijn heerschappij. Dan vindt de wederoprichting van alle dingen plaats (Hand.3:21). Dan wordt de vruchteloze schepping bevrijd van alle vormen van tirannie en verderf (Rom.8:20). "Dan zullen de bomen van het woud jubelen voor de Heer, want Hij komt om de aarde te richten" (1Kron. 16:33). Dat is: dan komt Hij om alles op aarde recht te zetten.

Als de parousia van Christus zal zijn volgroeid in Zijn lichaam en God Zijn zonen over de aarde kan zenden, dan zullen alle koninkrijken en systemen van de mens voor Hem wegsmelten als was (Ps.97:5). Ze doen niet van zich spreken, omdat ze zo'n geweldige boodschap hebben. Nee, het gaat erom wat zij zijn! In hen is God aanwezig met Zijn kracht, majesteit, heerlijkheid en volheid.

Dat heeft God gepland voor de eindtijd, die niet een tijd is, waarin alles wegzinkt in ellende en waarin de heerlijkheid van de Heer hoe langer hoe meer verdwijnt. Het is een tijd van voleinding, van climaxen, van het tot zijn einddoel komen, ook van de heerlijkheid Gods in de mens. van het tot volheid komen van de parousia van Christus in het lichaam van Christus.

De parousia van de Zoon van God is een realiteit van verleden, heden en toekomst. Ook in het oude testament vinden we tal van voorbeelden, waar God Zijn aanwezigheid in één of andere vorm manifesteert. Het volk wist dan, dat Hij tegenwoordig was. En al deze uitingen van Gods tegenwoordigheid vonden hun climax in de komst van Jezus: Hij werd een zichtbare uitdrukking van de onzichtbare God. "Hij was de afstraling van Zijn heerlijkheid, de afdruk van Zijn wezen" (Hebr.1:3).

In het oude paradijs was God ook tastbaar aanwezig voor Adam en Eva. Maar na de val hielden ze zich voor Hem verborgen tussen de bomen (Gen.3:8). Verder lezen we in Genesis 4:16, dat Kain weg ging van het aangezicht van de Heer. De heerlijkheid van God was voor de zondige mens onverdraaglijk. Hij was onrein van handen. "En wie mag staan in Zijn heilige stad? Die rein is van handen en zuiver van hart, die zijn ziel niet op valsheid richt. Dat is het geslacht van wie naar u vragen, die uw aanschijn zoeken" (Ps.24:4-6). Daarom openbaarde God zich wel aan Henoch, Abraham, Isaäk, Jakob, Mozes, Samuël, David, Jesaja, Ezechiël, en aan vele anderen.

Gods grootste openbaring was dus Jezus: Immanuël, God met ons. Hij zei: "Wie Mij heeft gezien, heeft de Vader gezien". Hij wist, dat Hij de zichtbare uitdrukking was van de Vader. Er waren ook momenten dat anderen ontdekten wie Hij was. Maar voor het grootste gedeelte "was Hij in de wereld die door Hem is geworden, maar de wereld Hem niet heeft gekend. Hij kwam tot het zijne, en de zijnen hebben Hem niet aangenomen" (Joh.1:10-11). "Geen van de beheersers van deze eeuw wist dat, want als zij dat geweten hadden, zouden ze de Heer der heerlijkheid niet gekruisigd hebben" (1Cor.2:8).

WAAR KOMT HET WOORD PAROUSIA VOOR?

We gaan nu naar het nieuwe testament om het woord parousia nader te bekijken. Ik hoop, dat u de bijbel wilt laten spreken en dat u naast u neer wilt leggen, wat de traditie u heeft geleerd. In onderstaande teksten komt het woord voor. In onze vertalingen staat komst, maar het gaat dus om Zijn komst in het eeuwige nu, om Zijn aanwezigheid:

"Wat is het teken van Uw aanwezigheid?"
(Mat.24:3).

"Zo zal de aanwezigheid van de Zoon des mensen zijn"
(Mat.24:27,37).

"Christus als eersteling, vervolgens die van Christus zijn bij (=in) Zijn aanwezigheid"
(1Cor.15:23).

"Want wie is onze hoop of blijdschap of erekrans voor onze Here Jezus Christus in Zijn tegenwoordigheid?
(1Thess.2:19).

"Zodat zij onberispelijk zijn in heiligheid voor onze God en Vader bij (=in) de aanwezigheid van onze Here Jezus Christus"
(1Thess.3:13).

"Wij levenden die achterblijven tot (=in) de aanwezigheid van de Heer"
(1Thess.4:15).

"Hebt geduld, broeders, tot (=in) de aanwezigheid van de Heer"
(Jac.5:7).

"Hij heilige u geheel en al, en geheel uw geest, ziel en lichaam moge bij (=in) de aanwezigheid van de Heer Jezus Christus blijken in allen dele onberispelijk bewaard te zijn"
(1Thess.5:23).

"Wij verzoeken u, broeders, met betrekking tot de aanwezigheid van onze Here Jezus Christus en onze vereniging met Hem"
(2Thess.2:1).

"Oefen geduld, sterk uw hart, want de aanwezigheid van de Heer is nabij"
(Jac.5:8).

"Er zullen in de laatste dagen spotters komen, die zeggen: waar blijft de belofte van zijn aanwezigheid ?"
(2Petr.3:3-4).

Enkele van deze teksten zullen we nu nader bekijken.

1 THESSALONICENSEN 5:23-24

"En Hij, de God des vredes, heilige u geheel en al, en geheel uw geest, ziel en lichaam moge bij de komst van onze Here Jezus Christus blijken in allen dele onberispelijk bewaard te zijn".

Deze incorrecte vertaling van de Griekse tekst suggereert, dat Paulus geloofde, dat de gelovigen in Thessalonica zouden worden bewaard tot de wederkomst van de Heer.

Maar in de Griekse tekst staat het woord tot (mechri, heos of achri) helemaal niet. Het Griekse voorzetsel is en wat in betekent. Het duidt op een plaats, op een positie. De juiste vertaling had moeten zijn: "En Hij, de God des vredes, heilige u geheel en al, en moge uw gehele persoonlijkheid, uw geest, ziel en lichaam, onberispelijk bewaard blijven in de tegenwoordigheid van onze Here Jezus Christus". Zo hebben enkele Engelse bijbelvertalers, als Dr. Robert Young, deze teksten vertaald.

Er is een wereld van verschil tussen het onberispelijk bewaard worden tot de komst van de Heer en het worden bewaard in de tegenwoordigheid van de Heer.

De bedoeling van dit vers is dus, dat wij ons leven geheel heiligen en rein bewaren in Zijn aanwezigheid. Bij Hem worden wij door Zijn Geest zonder vlek of rimpel gemaakt en onberispelijk bewaard. "God heeft ons immers in Hem uitverkoren vóór de grondlegging der wereld, opdat wij heilig en onberispelijk zouden zijn voor Zijn aangezicht" (Ef. 1:4).

Vóór de grondlegging van de wereld? Dat Jezus voor de grondlegging al uitgekozen was om heilig en onberispelijk op aarde voor Gods aangezicht te leven, daar heeft geen enkele gelovige moeite mee. Hij zou een onberispelijk en vlekkeloos lam zijn (1Petr.1:19). Maar kunt u ook geloven, dat God ook ons in Hem daarvoor heeft uitgekozen? Gelooft u, dat ook wij onberispelijk en vlekkeloos gemaakt kunnen worden voor Zijn aangezicht? Weet u dat "God het is, die ons daartoe bereid heeft" (2Cor.5:5)?

Natuurlijk staan uw zwakheden, uw falen en uw onwaardigheid u bestendig voor ogen. Hoe kan uw leven ooit gelijkvormig worden aan het beeld van Gods enige Zoon? Dat is toch ondenkbaar! Maar de bijbel zegt: "Hij heeft ons in Hem uitverkoren, opdat wij heilig en onberispelijk zouden zijn voor Zijn aangezicht".

Wat een roeping! "Ook u, die eerst van Hem vervreemd was, heeft Hij nu weer verzoend door de dood van Zijn aardse lichaam, om u heilig en onberispelijk voor Zich te stellen" en "u onberispelijk te doen staan voor Zijn heerlijkheid" (Col.1:21-22, Jud. 24).

Want dat kan en zal Hij doen! Laten wij Hem dan ook ten volle vertrouwen. Hij wil liefdevol en trouw in ons leven werken en in ons komen naar de mate dat wij Hem ruimte bieden. Hij is onze hoop op heerlijkheid. Zijn parousia in ons maakt het onmogelijke mogelijk! Hij maakt ons heilig, vlekkeloos, onbevlekt, onbesmet, zonder vlek of rimpel!

Zonder vlek of rimpel. Er is een groot verschil tussen die twee. Een vlek is een smet, een aanraking met zonde, maar een rimpel ontstaat niet door aanraking met iets onreins. Een blouse kan smetteloos wit zijn, maar als hij erg gekreukeld is, of er zitten storende rimpels op, dan is het mooie er ook af. Een rimpel is een schoonheidsfout die is ontstaan onder druk, zoals ontmoediging, ontreddering, verwarring. Het lichaam van Christus, Gods Huis van zonen, zal niet één rimpeltje meer vertonen!

Want onze Here Jezus zal de leden van Zijn Lichaam niet alleen reinigen met Zijn bloed, maar hen ook wassen met het water van het (levende) Woord (Ef.5:25-27). Ze worden niet alleen volkomen gereinigd van zonden, maar ook onkreukbaar in hun handel en wandel. Het zijn de "144.000" van de aarde losgekochte eerstelingen. Het zijn zij, die bij het Lam zijn, op de berg Sion, helemaal nieuw, onberispelijk (Op. 14:1-5).

Nu kunnen we begrijpen, wat Paulus precies bedoelde, toen hij het vertrouwen uitsprak, dat de gelovigen in Thessalonica onberispelijk bewaard zouden blijven: bij de Heer! Want "de Heer is uw bewaarder" (Psalm 121:3-5). Nu is wat Paulus zei eenvoudig en logisch. In Babylon is alles inconsequent gemaakt. Maar de Geest van God maakt de schrift eenvoudig en consequent. Zij openbaart de waarheid aan kinderen, maar verbergt die voor geleerden en wijzen.

Verstaat u wat Paulus bedoelde? Blijf dan voortdurend in de aanwezigheid van de Heer leven. Geef Hem steeds meer ruimte, opdat u steeds meer hervormd en vernieuwd kunt worden in uw denken. U zult gaan ervaren, dat uw leven hoe langer hoe meer gelijkvormig gaat worden aan het leven van de Zoon. Zo kan ook u onberispelijk bewaard worden. Waar en hoe? In en door de aanwezigheid van de Heer in uw binnenste, hier en nu.

1 THESSALONICENZEN 3:13

"Om uw harten te versterken, zodat zij onberispelijk zijn in heiligheid voor onze God en Vader, bij de komst (parousia, aanwezigheid) van onze Here Jezus met al Zijn heiligen".

Dr. Young vertaalde deze tekst in zijn "Literal Translation" (Letterlijke Vertaling) als volgt: "Om uw harten onberispelijk te maken in heiliging voor onze God en Vader, in de tegenwoordigheid van onze Here Jezus Christus met al Zijn heiligen".

Ook hier is duidelijk, dat Paulus bedoelde te zeggen, dat wij niet later bij de wederkomst van de Heer, maar dat wij nu in Zijn tegenwoordigheid onberispelijk gemaakt dienen te worden voor God, onze Vader.

Zou het dan niet beter zijn, dat we alles wat ons door mensen is geleerd, eens uitsorteren en alleen dat bewaren wat de Heer door Zijn Geest in ons bevestigt? Want als u blijft vasthouden aan wat u weet via uw intellect (hoe nuttig intellectuele kennis ook is), zullen de geheimenissen van het Koninkrijk Gods ook voor u altijd verborgen blijven (vgl. Mat.11:25).

"Komt dan tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven; neemt Mijn juk op u en leert van Mij" (Mat.11:28-29). Komt tot Jezus, volk van God en laat de blindheid van uw geestelijke ogen genezen!

JACOBUS 5:7-8

"Hebt geduld, broeders, tot de komst van de Heer. Zie, de landman wacht op de kostelijke vrucht van het land en heeft geduld, totdat de vroege en de late regen erop gevallen is. Oefent geduld, sterkt uw harten, want de komst van de Heer is nabij".

Nu de vertaling van Dr. Young: "Hebt dus geduld, broeders, tot de aanwezigheid van de Heer; zie, de landman verwacht de kostelijke vrucht van het land, en heeft geduld totdat de regen komt, de vroege en de late regen. Weest u dan ook geduldig, sterkt uw harten, want de aanwezigheid van de Heer is nabijgekomen".

Moesten deze eerste christenen wachten op een verre komst van Jezus, die nabij was, en die minstens 2000 jaar zou uitblijven? Dat is toch onzin! Jacobus schrijft niet over de wederkomst van de Heer bij de voleinding der tijden, maar over Zijn komst als regen, als vroege en als late regen.

Zijn komst als regen spreekt van een geestelijk komen in Zijn volk, als regen op Zijn akker (vgl. 1Cor.3:9). Regenen is het neerkomen van de verkwikkende aanwezigheid van Christus als levendmakende Geest. Dat werd al aangekondigd door Hosea: "Dan komt Hij tot ons als de regen, als de late regen, die het land besproeit" (Hos.6:3). Ziet u: tot ons, het droge land. Door Zijn parousia worden wij geestelijk weer vruchtbaar. Regen duidt op de verkwikkende komst van de Geest van de Heer in Zijn volk. En is het niet zo, dat de Zijnen dorsten naar de gerechtigheid en naar de hemelse stromen van levend water?

Hoe weinigen realiseren zich, dat God nog meer verlangt naar "de tijd van de late regen" dan wij. Waarom? Omdat Hij de Landman is, de Eigenaar van de akker. Hij ziet uit naar Zijn oogst. Hij wacht tot Zijn volk "de eenheid van het geloof en van de volle kennis van de Zoon bereikt, de mannelijke rijpheid, de volle groei van Christus" (Ef.4:13). Hij ziet uit naar de volle oogst, opdat Hij de kostelijke vrucht van Zijn akker (=Zijn gemeente, 1Cor.3:9) kan binnenhalen. Hij wacht op de aren, die dertig-, zestig- of misschien wel honderdvoudig vrucht hebben voortgebracht. En wat voor vrucht zou dat nu zijn? Exact gelijkvormig aan wat er in de akker Gods is gezaaid. Die vrucht is het levende Woord, maar nu in onze harten (Col.3:15-17). Dát is de kostelijke onvergankelijke, vrucht. "Zie, God wacht op de kostelijke vrucht van het land en heeft geduld, totdat de vroege en de late regen erop gevallen is".

Daarom worden ook wij aangespoord om geduld te oefenen, onze harten te sterken, want de parousia van de Heer is nabij gebracht. De komst van de late regen is de komst van de Heer in Zijn volk. "Kom gij in mij wonen, zij mijn hart en leven, U ten heiligdom gegeven".

1 CORINTHIËRS 15:22-25

"Want zoals in Adam allen sterven, zo zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden. Maar ieder in zijn eigen rangorde: Christus als eersteling, vervolgens die van Christus zijn bij Zijn komst; daarna het einde, wanneer Hij het koningschap aan God de Vader overdraagt en Hij alle heerschappij, alle macht en kracht onttroond zal hebben. Want Hij moet als Koning heersen, totdat Hij al Zijn vijanden onder Zijn voeten gelegd heeft". Opnieuw dezelfde opmerking: bij Zijn komst moet zijn in Zijn tegenwoordigheid.

Laten we nu eens nader bekijken, hoe allen levend worden gemaakt in Christus. Heel hoofdstuk 1 Corinthiërs 15 gaat over opstanding. Wat verstaan de meeste christenen onder opstanding? En wat verstaat God eronder?

Over het algemeen denkt men aan het opengaan van alle graven in de wereld en het lichamelijk opstaan van hen, die eens zijn overleden. De doden staan weer op.

Maar omdat dood zijn méér is dan als lichaam gestorven zijn, zo kunt u er zeker van zijn, dat opstanding méér is dan het verrijzen van het lichaam uit een eens gedolven graf. De christenheid heeft een veel te klein begrip van wat opstanding is. En daarom heeft men ook een veel te laag begrip van het machtige plan, dat God heeft met de in de zonde gevallen mens.

Als de bijbel zegt, dat in Adam allen sterven en in Christus allen zullen worden levend gemaakt, dan betekent dat, dat ieder mens zal overgaan van dood tot Leven! Ieder mens gaat door een stervensproces. En ieder mens zal door een herlevingsproces gaan.

De Griekse tekst is eigenlijk zo: "Zoals in Adam allen stervende zijn (een voortgaand proces), zo zullen in Christus allen levend gemaakt worden". De voortdurende werking van de macht van de dood, die mensen naar beneden trekt in zonde, verdriet en uiteindelijk het graf, staat hier in tegenstelling tot de onophoudelijke werking van Gods levensgeest, die heiligheid, kracht, heerlijkheid en onvergankelijkheid in de mens creëert. Dit is wat mensen nodig hebben en wat hen zal doen overwinnen over hun zorgen en ellende. En in gelovigen is deze groei en opstanding al begonnen! "Hij heeft ons mede levend gemaakt in Christus en ons mede opgewekt" (Ef.2:6).

Levend gemaakt worden is méér dan het opengaan van graven en het te voorschijn komen van lichamen, die daarin zijn begraven. Dát gebeurde als machtig teken toen Jezus werd opgewekt (Mat.27:52)

Het is ook niet het worden opgenomen als de Heer weerkomt, om zo naar de hemel te kunnen ontsnappen aan de grote verdrukking. Opstanding uit de doden is de sfeer van de gevallen mens ontgroeien door de parousia van Jezus nu! "Ik ben de opstanding en het leven" (Joh.11:25).

Ik ben. Toen de Heer Jezus voor het graf van Lazarus stond, moest Hij Martha corrigeren. Waarom? Zij geloofde wel, dat Lazarus zou opstaan, maar later. Maar Hij zei haar, dat de Opstanding en het Leven voor haar stond. "Ik ben de opstanding en het leven". De opstanding en het leven was in hun stadje gekomen. De opstanding en het leven was bij hen aanwezig. Parousia.

O, broeders en zusters, ziet u, dat in Jezus de aanwezigheid van de Vader Zijn opstanding was, die uiteindelijk resulteerde in volledige overwinning over dood en hel? "Ik leef door de Vader", zei Hij eens. Zijn opstanding was niet iets wat Hem overkwam. Nee, Hij stond, jaar in jaar uit, op "vanuit de doden" om Hem heen. Het was geen gebeurtenis aan het eind van Zijn aardse bestaan, want dat was Zijn opwekking. Nee, Hij stond dertig jaar lang op. Al die jaren legde Hij de stem van het vlees het zwijgen op. Al die jaren "heeft Hij de zonde veroordeeld in het vlees" (Rom.8:3). Daarom kon Hij zeggen: "Ik ben de opstanding en het leven; wie in Mij gelooft, zal leven".

Nu wij met deze gedachten bezig zijn, laten wij onze harten en ons verstand onbevooroordeeld openzetten voor de Heer als levendmakende Geest, opdat Hij ons de eeuwige waarheid over dit onderwerp kan openbaren. Destijds deed Hij dat in gelijkenissen om Zijn discipelen te leren, wat opstanding was. Met voorbeelden uit de natuur maakte Hij hen duidelijk, dat opstanding een proces is, een groeiproces.

Hij zei: "Ik zeg u, indien de graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft zij op zichzelf; maar indien zij sterft, brengt zij veel vrucht voort" (Joh. 12:24). En: "Nog een gelijkenis hield Hij hun voor en Hij zei: Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een mosterdzaadje, dat iemand nam en in zijn akker zaaide. Het is wel het kleinste van alle zaden, maar als het volgroeid is, is het groter dan de tuingewassen en het wordt een boom, zodat de vogels in zijn takken kunnen nestelen" (Mat. 13:31-32).

Laten we eens proberen om de gelijkenis van de zaaier te begrijpen. God is de Zaaier. In Zijn akker (=Zijn volk) zaait Hij puur zaad, zoals graankorrels (geen schijnvruchten dus met veel vruchtvlees, zoals appels, peren, vijgen, moerbeien). In dit pure zaad zit een kern, die kan uitgroeien om vrucht te dragen. Het zaad met de levenskiem wordt gezaaid in aarde en moet, net als Adam, vallen in duisternis. In de donkerte van de aarde ontkiemt het en het nieuwe levenskern in het gevallen zaad begint te groeien naar het licht. De groei is pas voltooid als het gezaaide gekomen is tot volle rijpheid.

De opstanding is dus niet alleen een toekomstige hoop. Het is allereerst een realiteit in het heden. Want zoals in Adam allen stervende zijn, zo zullen in Christus allen opstaande zijn, levend gemaakt worden. Het Grieks voor opstanding is anastasis: een verrijzen, opstaan, het hele proces van opgroeien totdat het hoogst mogelijke is bereikt.

Het hoogst mogelijke is niets minder dan gelijkvormigheid aan het beeld van God. Wie met Christus verschijnt, is Hem gelijkvormig geworden (1Joh.3:2). Opstanding is dus het proces van opgroeien uit het aards-religieuze tot het hemels-geestelijke. Het is nu de regionen van het vlees ontstijgen, om nu het beeld van het hemelse te dragen. In de opstanding worden wij losgekocht van de aarde om onze plaats in de hemelse gewesten in te nemen en op te groeien tot de volle kennis van de Zoon (Ef.2:6, 4:13, Op.14:3). Aan onze vervreemding van God, met alle gevolgen van dien, komt dan steeds duidelijker een einde. Nogmaals: de Zijnen worden tijdens hun bestaan op aarde door Christus steeds meer levend gemaakt. Er staat: "Als de Geest van Hem, die Jezus uit de doden heeft opgewekt, in u woont, dan zal Hij, die Jezus Christus uit de doden heeft opgewekt, ook uw sterfelijke lichamen levend maken door Zijn Geest die in u woont" (Rom.8:11).

Het opstandingsleven van Christus is dus niet iets dat ons overkomt van buitenaf. Het is niet zo, dat de Heer op een wolk langs komt en al Zijn volgelingen met een krachtstoot van goddelijke energie in een oogwenk verandert in onvergankelijke wezens bij de voleinding der tijden. Het leven is in het zaad. God heeft onvergankelijk zaad in onze harten uitgezaaid (1Petr.1:23, 1Joh.3:9). Het zaad is het Woord, het levende Woord (Luc.8:11). "Het koninkrijk der hemelen is gelijk aan een zaad, dat iemand nam en in zijn akker zaaide".

Onvergankelijk leven ontstaat dus niet door af en toe eens door de Heer te worden aangeraakt en gezegend. Ook niet door wekelijkse kerkdiensten, hoe verfrissend die ook mogen zijn. Natuurlijk is geestelijke bemoediging van oprechte broeders en zusters heerlijk. Maar het onvergankelijke leven kan alleen groeien in Christus. Dat houdt in, dat wij ons aan Hem volkomen overgeven, ons door Hem laten leiden en Zijn stem gehoorzamen (vgl. Joh.10:1-16). Dan worden wij steeds meer veranderd, door de Heer, die Geest is, in geest, ziel en lichaam.

En dat is nog niet alles. In Christus zullen allen levend gemaakt worden. Hoe? In en door Zijn parousia. Want evenals in Adam allen sterven, zo zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden, ieder in zijn eigen rangorde: Christus als eersteling, dan de Zijnen, dan de bruid, dan de volken, dan de gehele kosmos (1Cor.15:22e.v.).

MATTHEÜS 24:27

"Want zoals de bliksem komt van het oosten en licht tot het westen, zo zal de komst (parousia) van de Zoon des mensen zijn".

Dat Zijn parousia zal zijn zoals de bliksem komt, heeft de opvatting versterkt als zou de parousia van de Heer ons in één ogenblik overkomen. Men verwacht een plotselinge flits aan de hemel, waarover de wereld zich uitermate zal verbazen.

Het Griekse woord is astrape en dat betekent helder licht. Het komt bijvoorbeeld voor in Lucas 11:36. "Als geen enkel deel van je lichaam duister is, is het geheel verlicht, net zoals een lamp je met haar heldere schijnsel verlicht". Een bliksemflits is inderdaad ook een helder licht, maar is dat wel de bedoeling in deze tekst?

Daarom een vraag over de tekst, waar staat dat astrape gaat van oost naar west. Flitst de bliksem van het oosten om tot het westen te lichten? Natuurlijk niet! De bliksem flitst van het noorden, zuiden, oosten en westen, al naar gelang de positie van de met positieve of negatieve elektriciteit geladen wolken.

Nog een vraag: welk licht komt altijd uit het oosten en schijnt tot het westen? Is dat niet het licht van de komende dag? Is dat niet het licht van de zon? Wordt onze Heer Jezus niet vergeleken met "de Zon der gerechtigheid" en zegt de bijbel niet "dat er genezing is onder Zijn vleugelen"? "De Here God is een zon en een schild, de Here geeft genade en ere" (Ps.84:12).

Ja, de Zon der gerechtigheid is in onze harten en geeft ons genade en heerlijkheid, want "wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd, als van de enig geborene van de Vader, vol van genade en waarheid" (Joh.1:14). Het licht van die Zon heeft helder geschenen in onze verduisterde wereld. Dat Licht heeft nieuw leven gebracht. Wij mogen Hem en Zijn heerlijkheid nu met geestelijke ogen aanschouwen. Zijn licht brengt warmte, leven in overvloed, daar waar geestelijke duisternis en dorheid was. Zijn licht komt als een nieuwe dag, als de "dag van de Heer".

De parousia van Christus is als het licht van de nieuwe dag (Mat.24:27). Zijn licht is al gaan schijnen in Zijn volk. Zijn parousia in Zijn kinderen is nu de dageraad van die dag. Zet dus uw hart maar wijd open. Laat u maar beschijnen, opdat de heerlijkheid van de Heer ook uit u gezien moge worden (vgl. Jes.60:1).

2 THESSALONICENZEN 2:1

"Wij verzoeken u, broeders, met betrekking tot de parousia (vertaald door komst) van onze Heer en onze vereniging met Hem......". Er had ook hier moeten staan: "met betrekking tot de aanwezigheid van de Heer en onze vereniging met Hem".

Het gaat Paulus hier ook om ons leven in Jezus' parousia nu, niet later in de hemel, om nu één en verenigd te zijn met Hem.

Hetzelfde wordt bedoeld in Hebr.10:25. Ook daar gaat het om de vereniging met Hem, om het in Zijn parousia zijn. Maar helaas wekt de incorrecte vertaling ervan de indruk, dat het zou gaan om christelijke samenkomsten. De NBG-vertaling zegt het zo: "Wij moeten onze eigen bijeenkomst niet verzuimen, zoals sommigen dat gewoon zijn" en dan denkt men aan de eigen kerkdienst. Maar het Grieks zegt: onze eigen vereniging met Hem, net als in 2Thes.2:1. Daarom hoort er ook in Hebr.10:25 te staan: "Wij moeten onze eigen vereniging met Hem niet veronachtzamen, zoals sommigen dat gewoon zijn".

De bijbel roept ons dus op, om in Jezus' parousia te blijven, om er leven te ontvangen. Wie één met Hem blijft, zal leven en vrucht dragen (Joh.15:2). Hij geeft overvloedig te eten van de Boom des levens aan ieder die Hem volgt, waar Hij ook heen gaat (Op.2:7).

Dat had Hij namelijk beloofd. Hij zou in hun midden zijn. Hij had gezegd: "Waar twee of drie vergaderd zijn in Mijn naam, daar ben Ik in hun midden" (Mat.18:20). Hij zou geven, leven in overvloed (Joh.10:10). Als wij leven in Jezus' parousia zal ons alles wat wij dan eenparig verlangen ten deel vallen van onze hemelse Vader (Mat.18:19). Eenparig met wie? Allereerst met Hem!

Wat er dus niet staat in Mat.18:20 is: "Waar twee of drie zich vergaderen". Of: "Waar twee of drie met elkaar samenkomen". Nee, wat de Heer zegt, staat in de lijdende vorm. Dus: "Waar twee of drie vergaderd zijn (geworden)". Daar hoort eigenlijk nog een bepaling achter met door.....! Ja, door wie? Wie brengt de heiligen bij elkaar, opdat de Christus in hun midden kan zijn? De Heilige Geest natuurlijk! "Waar twee of drie vergaderd zijn geworden (door de Heilige Geest) in Mijn naam (=wezen), daar ben Ik in hun midden", om leven te geven in overvloed.

MATTHEÜS 28:20

"En zie, Ik ben met u al de dagen, tot aan de voleinding der wereld" (letterlijk: aioon, eeuw).

Wie niet de bijbel leest en alleen maar luistert naar wat hij hoort in preken en in liederen, zou er van overtuigd raken, dat de Heer weg is. Niemand schijnt precies te weten waar Hij is, maar het moet heel ver weg zijn. Hij is in de hemel, waar Hij zit op een machtige troon. Men is er zeker van, dat Hij heeft onze planeet heeft verlaten, want dat zagen Zijn discipelen immers zelf gebeuren. Christus schijnt niet langer op aarde te zijn.

Maar Jezus Zelf had gezegd: "Ik ben met u alle dagen". Zijn parousia geldt tot aan de afsluiting (voleinding) van de aioon van genade. Hij blijft bij Zijn kinderen als vernieuwende Geest tot aan het begin van het daarop volgende tijdperk, de aioon van het Koninkrijk. Alle dagen! Dagen van zonneschijn, zegeningen, dagen van donkerheid en beproevingen. Alle dagen! Dagen waarop alles goed gaat en dagen waarop alles tegenzit. Dagen van overwinning en dagen waarop u een nederlaag krijgt te incasseren. "Alle dagen ben Ik bij u", zegt Hij.

De meeste gelovigen zien deze woorden als een heerlijke belofte. Maar het is meer dan een belofte. Hij zei niet: "Ik zal alle dagen met u zijn", of: "Ik wil alle dagen met u zijn". Deze woorden, "Ik ben met u al de dagen" is veel meer dan een belofte voor gelovigen. Het is een feit! "Ik ben met u". Onvoorwaardelijk. Hij had niet gezegd: "Als u dit en dat doet, zal Ik bij u zijn". Nee, Hij uitte een vaststaand, eeuwig feit. Hij verzekerde, dat Hij voortdurend bij Zijn volgelingen zou zijn, totdat er een nieuwe hemel en een nieuwe aarde zou komen.

"Nee, hoor", zeggen de predikers, "Hij is in de hemel, maar Zijn Geest is op de aarde". Alsof Zijn Geest iets anders zou zijn dan Hij Zelf! Want wat is het wezenlijke van een persoon? Is dat niet zijn geest? Wie is nu de Heer? "De Heer nu is de Geest" (2Cor.3:17). Marcus zegt ons in het allerlaatste vers van zijn beschrijving van het evangelie: "Zij gingen heen en predikten overal, terwijl de Heer meewerkte en het woord bevestigde door de tekenen, die erop volgden" (Marc.16:20). Nadat Jezus tot de Vader was opgestegen, was Hij nog steeds bij hen. Hij werkte zelfs mee, als Geest! "Ik ben met u, Ik zal u nooit verlaten".

Er is een groot verschil tussen opstijgen en verlaten. Jezus zei: "Ik stijg op naar Mijn Vader en uw Vader" (Joh.20:17). Hij ging over tot de hogere sfeer van de Vader, die Geest is. Maar nooit heeft Hij Zijn discipelen gezegd, dat Hij hen zou verlaten, omdat Hij zou heengaan naar de Vader. Integendeel! Hij zei: "Ik zal u nooit verlaten". Daarom kunnen wij met vertrouwen zeggen: "De Here is mij een helper, ik zal niet vrezen ....." (Hebr.13:5-6).

Wat de kerk tegenwoordig beschouwt als het vertrek van Christus, was de discipelen volkomen vreemd. Had Hij hun niet gezegd dat Hij moest gaan tot de Vader, opdat de Geest Gods ook in hen kon komen als Helper? Geen van de evangelieschrijvers ervoer, dat het heengaan van de Heer een vertrek betekende. Het was voor hen nooit het einde van Zijn aanwezigheid, nooit!

Ze kregen juist een veel dieper besef van Zijn parousia, veel dieper dan zij ooit hadden gekend. De Heer Jezus had hen niet verlaten! Hij werkte nog steeds mee (Marc.16:20). Dat te weten, gaf hun kracht. Hij is bij ons! Wij staan er niet alleen voor! Door heen te gaan naar Zijn Vader, zou Hij niet alleen aanwezig zijn bij maar een paar discipelen. Nu zou Hij Zijn parousia kunnen delen met veel meer discipelen, waar dan ook. Hij zou niet langer lichamelijk aanwezig zijn met een paar, maar nu geestelijk aanwezig zijn in talloze discipelen, die allemaal kunnen zeggen: "Met Christus ben ik gekruisigd en toch leef ik, dat is, niet meer mijn ik, maar Christus leeft in mij" (Gal.2:20).

Maar hoe zit het dan met de hemelvaart? (Hand.1:1-11). Wel, we lezen, dat de Heer Jezus Zijn trouwe groepje volgelingen Jeruzalem uitleidde, richting Bethanië, tot op de Olijfberg. Hij sprak daarbij met hen over de belofte van de Vader, de Heilige Geest. Toen Hij uitgesproken was, hief Hij Zijn handen omhoog en zegende hen. Al zegenend kwam Zijn lichaam los van de aarde. Zij volgden Hem met starende blik, totdat een wolk Hem onttrok aan hun ogen. Dat betekent, dat Hij nu is verborgen in de wolk, in de wolk van getuigen, in Zijn volk in de hemelse gewesten (vgl. Hebr.12:1).

De Heer Jezus ging nooit weg. Door in de wolk te gaan werd Hij alleen maar aan het oog onttrokken. Hij zou in Zijn volk komen en door Zijn Geest zou Zijn parousia veel intiemer zijn. Tot de hemelvaart was de Heer aardsgebonden aanwezig, maar daarna zou Hij door de Geest aanwezig zijn! Tot de hemelvaart was dat met maar een paar leerlingen; daarna in al de Zijnen waar ook ter wereld, van elk ras, volk of taal. "Ik ben met u, alle dagen".

2 PETRUS 3:3-4

"In het laatste der dagen zullen er spotters komen, die zullen zeggen: Waar blijft de belofte van Zijn komst? Want alles blijft zoals het altijd geweest is".

De NBG-vertaling zegt ook hier komst, maar ook hier staat het Griekse woord parousia. Een vrije vertaling zou zijn: "Waar is de belofte van de tegenwoordigheid van de Heer Zelf?" Of: "Waar blijft nu Zijn beloofde aanwezigheid?"

Spotters zeggen: "Jezus heeft wel beweerd, dat Hij alle dagen bij Zijn volgelingen zou zijn, maar waar blijft Hij nu? Waar zie je, dat Hij er is? Waar is nou Zijn parousia? Is Hij wel op aarde?" En waarom zeggen ze dat? Wel, gedeeltelijk omdat ook veel christenen denken, dat de Heer alleen komt in de toekomst. Ook zij houden zich niet aan de waarheid dat de Heer Jezus alle dagen bij ons is en zijn dus slechte getuigen.

Dan gaat men toch denken, dat alles blijft zoals het altijd is geweest. Dan blijft de mensheid toch geetelijke blind. Ja, de wereld draait door, de zon gaat op en gaat weer onder en de jaargetijden volgen elkaar op in de gebruikelijke volgorde. Er worden mensen geboren, ze leven en sterven, de ene generatie na de andere. Naties rijzen op en storten weer ineen. Er zijn oorlogen en geruchten van oorlogen. Overal tiert de zonde welig. Zo is het inderdaad altijd geweest. Voor de natuurlijke mens, en ook voor de natuurlijk denkende christen, wijst alles erop, dat alles blijft, zoals het altijd is geweest. Eeuwen lang heeft men gedacht, dat de Heer weg was en merkte men weinig of niets van Zijn parousia. Waar blijft Hij nou met Zijn nieuwe koningschap? We zien er niets van!

Ja, de natuurlijke mens ziet en verstaat niets van de geestelijke realiteiten van het Koninkrijk Gods. Daar heb je namelijk geestelijke "ogen om te zien en oren om te horen" voor nodig. Door Zijn Geest leren we pas de gezindheid (Grieks: denkwijze) van Christus kennen. Dan gaan we nieuw denken en bekeren we ons van elk dood werk en van elk ijdel woord. Pas dan kunnen we de dingen die boven zijn bedenken en daar onze schatten verzamelen. We gaan dan weten dat de Heer aanwezig is: in ons eigen hart en in onze medegelovigen.

Maar spotters horen tot de wereld. Zij "ontvangen Hem niet, omdat zij Hem niet zien". Hij is immers weg, geloven zij. Zij zien constant naar de lucht, want als Hij wederkomt, denken ze, moet Hij daar vandaan komen. O, hoe zijn christenen door dit denken beïnvloed! Eeuw in eeuw uit hebben zij de hemel afgespeurd in de hoop tekenen te zien, die konden wijzen op de komst van de Heer, terwijl zij vergaten te leven in Zijn parousia, hier en nu.

Laat daarom ieder, die door de Heilige Geest is afgezonderd voor God en voor het Lam, dit goed weten: het is mogelijk om in uw omstandigheden en in deze tijd constant te leven in de aanwezigheid van Jezus. We mogen leven met Hem, die tweeduizend jaar geleden op aarde zieken genas en doden opwekte, voor wie demonen sidderden, die sprak zoals nog nooit iemand had gesproken, die leefde en stierf en de dood overwon, die werd opgewekt tot boven de hemelse gewesten. Deze Christus wandelt nog steeds met ons mee. Hij is ongelooflijk dichtbij! In ons!

Wij mogen leven in de parousia van de Heer Jezus Christus. "Zeg niet in uw hart: wie zal ten hemel opklimmen? (namelijk om Christus te doen afdalen) Of: wie zal in de afgrond nederdalen? (namelijk om Christus te doen opkomen). Nabij u is het Woord (Christus), in uw mond en in uw hart" (Rom.10:6-7).

Laten al Gods uitverkorenen zich in deze waarheid verheugen. Bewaar haar als een kostbaar juweel. Zodra uw hart werkelijk gaat weten, wat de parousia van Christus is, zal de realiteit van Zijn aanwezigheid uw leven en uw denken hoe langer hoe meer bepalen. Wat is Zijn aanwezigheid heerlijk! Zijn woorden falen niet! "Ik ben met jullie alle dagen, tot aan de voleinding van deze aioon (=tijdperk, era) van genade".