Zijn komst
in de feesten
Overgenomen van: Verborgen Manna
"Driemaal per jaar zal ieder onder u van het mannelijk geslacht voor het aangezicht van uw God verschijnen op de plaats die Hij verkiezen zal: op het pascha, op het feest der weken en op het loofhuttenfeest" (Deut.16:16).
"Nader tot God, en Hij zal tot u naderen" (Jac.4:8).
INLEIDING
De feesten van de Heer worden uitvoerig besproken in Leviticus en Deuteronomium. Zij zijn schitterende typen van Gods plan met Zijn volk: van uitgang (uit "Egypte") tot ingang (in "Kanaän"). Driemaal per jaar moest ieder van het mannelijk geslacht (het gaat om de weg tot zoonschap) voor het aangezicht van God verschijnen.
De jaarlijkse cyclus ziet er als volgt uit:
1. Het pascha in de eerste maand (Ex.12:1-23, Lev.23:4-5).
2. Het pinksterfeest in de derde maand (Lev.23:15-21, Deut.16:9-12).
3. Het loofhuttenfeest in de zevende maand (Ex.23:16, Lev.23:34-44).
Alle feesten worden vervuld in de tijd, wat met pascha en pinksteren al is gebeurd, maar ze worden ook vervuld in ieder persoonlijk. Daarom zullen wij nu nagaan, hoe wij drie keer voor Gods aangezicht moeten verschijnen en hoe Hij dan steeds nader tot ons komt op een nieuwe (=geestelijke) wijze.
Want het verschijnen voor de Heer is een wederzijds gebeuren. "Nader tot God en Hij zal tot u naderen" (Jac.4:8). Naarmate wij de geestelijke betekenis van de feesten van de Heer gaan zien, wordt Zijn komst in de zin van nabijheid ook voor ons steeds reëler.
PASCHA
De komst van de Heer over Zijn volk
Bij de uittocht uit Egypte stelde God het pascha in om Zijn volk te vrijwaren van de laatste plaag en om het te verlossen van de onderdrukking in dat land door het bloed van het lam (Ex.12:13b en 3:7-8). Het was voor hen een nieuw begin (Ex.12:1).
Nu staan wij aan een nieuw begin, als wij worden opgeroepen het ware paaslam, Jezus, te eten en Zijn bloed aan te wenden(Joh.6:35-40, 1Cor.5:7). Dan blijft ook in ons de Eerstgeborene leven. Dan begint ook onze uitgang (vgl. Ps.121:8), onze opwekking tot nieuw leven "in Christus" (Joh.6:27-59, Ef.2:5). Dan kunnen we rekenen op Zijn komst nu, op Zijn zegenende aanwezigheid (Ex.12:13). Want wat gebeurde er, toen Gods volk pascha vierde? "Het bloed zal u dienen als een teken aan uw huizen en wanneer Ik het zie, dan zal Ik over u komen" (Ex.12:13).
In de NBG-vertaling staat: "Wanneer Ik het zie, dan ga Ik u voorbij", maar dat is niet juist. God ging de deuren, waaraan Hij het bloed van het lam zag, niet voorbij! Hij stelde Zich juist beschermend over die huizen op. Er staat in het Hebreeuws: "Wanneer Hij het bloed aan de bovendorpel en aan de beide deurposten ziet, dan zal de Heer Zich boven die deur stellen (niet: voorbijgaan, maar pâçach=opspringen) en de verderver niet toelaten om in uw huizen te komen om te slaan" (Ex.12:23). Hij nam Zijn volk in bescherming, door over hen te komen. En de verderfengel zou voorbijgaan.
Maar waarom staat er dan: "De Heer zal Egypte doortrekken om het te slaan" (Ex.12:23)? Omdat alles, wat de verderver doet, valt onder Gods oppergezag. God is soeverein! Hij bepaalt, wat satan mag doen (vgl. Job 1:12). God stond hem toe alle eerstgeborenen in Egypte te doden. Maar Hij Zelf zou Zijn volk als een pantser beschermen. Als later "uw zonen tot u zeggen: Wat betekent het pascha? Dan zult u zeggen: Het is het pascha van de HERE, die in Egypte Zich over de huizen der Israëlieten stelde (letterlijk vertaald), toen Hij de Egyptenaren sloeg, maar onze huizen spaarde" (Ex.12:26-27).
In die huizen gold: "Wie in de schuilplaats van de Allerhoogste is gezeten, vernacht in de schaduw van de Almachtige. Met Zijn vleugels beschermt Hij u en vindt u een toevlucht; Zijn trouw is schild en pantser. U hoeft niet te vrezen voor de verschrikking van de nacht of voor het verderf dat overdag vernielt. Al vallen er duizend aan uw zijde, en tienduizend aan uw rechterhand, tot u zal het niet genaken. Geen onheil zal u treffen en geen plaag zal uw tent naderen" (uit Ps.91:1-10).
Wat moest Gods volk destijds doen om verlost te worden van Egypte? Het moest het bloed van het lam strijken aan de deurposten en aan de bovendorpel en het vlees van het dier eten (Ex.12:7-8). Men moest dat doen met ongezuurd brood, ieder in zijn eigen huis en klaar zijn om meteen te vertrekken (Ex.12:7,11,16).
Nu kunnen wij verlost worden van "Egypte" (=het "vlees") door pascha nieuw te vieren. Jezus is het ware paschalam (Joh.1:29, 1Cor.5:7). Hij is het ware ongezuurde brood (Joh.6:51). "Laten wij feest vieren met het ongezuurde brood van reinheid en waarheid" (1Cor.5:8). Daarom had Jezus gezegd: "Wie Mijn vlees eet en Mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven en Ik zal hem opwekken ten jongsten dage. Want Mijn vlees is ware spijs en Mijn bloed is ware drank" (Joh.6:54-55). Hij geeft Zijn vlees en bloed, opdat de Eerstgeborene in ons zou leven en wij verlost zouden worden van Egypte om de levende God te dienen.
Het pascha is dus een nieuw begin voor Gods volk. Kent u dit nieuwe begin wel? Zo ja, dan hebt u de weg tot zoonschap gevonden. Dan beschermt de Almachtige u. Al vallen er duizend aan uw zijde en tienduizend aan uw rechterhand, over u is Hij dan gekomen als een beschuttende tent. "Ik vrees geen kwaad, want U bent bij me" (Ps.23:4). Geen vrees in komende oordelen, grote verdrukking of lijden. Geen vrees voor de engel des doods. Hoewel God "de verderver geschapen had om te vernielen" (Jes.54:16) heeft deze over ons geen macht meer. Jezus heeft nu alle macht (Mat.28:18). Hij "heeft door Zijn dood de duivel, die de macht over de dood had, onttroond" (Heb.2:14).
Wat dit laatste betreft heeft de nadruk in verschillende kringen te veel gelegen op het strijden tegen satan. Overal zag men het werk van de duivel in en moesten er demonen uitgedreven worden. In veel gevallen had men bereid moeten zijn "Egypte" te verlaten door het ware pascha te vieren. Dan zou men veilig zijn geweest in de schuilplaats van de Allerhoogste en bij Hem de nacht hebben kunnen doorbrengen. Dan zou men de eerste stappen gezet hebben op de weg tot zoonschap.
Vóór het pascha kan "farao" nog "zoontjes" laten verdrinken in het "water" van "Egypte" (Ex.2). Maar wie pascha viert in geest en waarheid, wordt onaantastbaar. Ons paschalam zegt: "Wie Mijn vlees eet en Mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven en Ik zal hem opwekken" (Joh.6:54). Voor wie dat doet, is er opwekking in het heden. En dat is de opwekking die Gods volk nodig heeft. Het pascha is daarvan dus het begin.
PINKSTEREN
De komst van de Heer in Zijn eerstelingen
Een volgende mijlpaal op de weg tot zoonschap is de tweede feesttijd van de Heer, pinksteren, ook wel het feest van de eerstelingen genoemd (Ex.23:16). Vijftig dagen na de uittocht uit Egypte bereikte Israël Sinaï. Daar zag het volk een komst van de Heer, zoals het die nog niet eerder had meegemaakt (Ex.19-23): "De berg stond geheel in rook, omdat de Heer daarop neerdaalde in vuur. De hele berg beefde. Het geluid van de bazuin werd gaandeweg zeer sterk. Mozes sprak en God antwoordde hem in de donder. Toen daalde de Heer neer op de berg Sinaï. En Hij riep Mozes naar de bergtop en Mozes klom naar boven" (Ex.19:18-20).
Mozes bleef veertig dagen en veertig nachten in Gods aanwezigheid en ontving het Woord Gods in de vorm van de wet(Ex.24:18). Ook kreeg hij aanwijzingen voor het maken van een heiligdom, want God wilde "in hun midden wonen" (Ex.25:8). Het waren gebeurtenissen die elk jaar in de derde maand moesten worden herdacht.
Vijftienhonderd jaar later gebeurde er na zo'n jaarlijkse herdenking iets bijzonders. "Toen de pinksterdag ten einde was, waren allen (=120 discipelen) bijeen. En plotseling kwam er uit de hemel een geluid als van een geweldige windvlaag en vulde het gehele huis, waar zij waren. En er vertoonden zich aan hen tongen als van vuur, die zich verdeelden, en het zette zich op ieder van hen. Zij werden allen vervuld met de Heilige Geest" (Hand.2:1).
Terwijl het Joodse volk met allerlei rituelen het oudtestamentische pinksterfeest herdachten, ervoeren 120 volgelingen van Jezus nieuwtestamentische vervulling ervan. De gebeurtenissen bij Sinaï werden historisch vervuld. Want de Heer zou neerdalen en Zijn wet op een nieuwe wijze geven. Er zouden "dagen komen, spreekt de Heer, dat Ik voor het huis Israëls en het huis Juda een nieuw verbond tot stand zal brengen: Ik zal Mijn wetten in hun verstand leggen, en Ik zal die in hun harten schrijven" (Heb.8:8-10).
Hoe is nu onze situatie? Dat hangt ervan af. Als wij (nog) geen pascha vieren, zijn wij, gelovigen, nog in "Egypte". Wie dat wel doet, wordt uitgeleid uit "Egyptisch" denken en handelen. En als wij gedoopt worden met de Heilige Geest (=pinksteren beleven), komt Hij in ons wonen om ons geheel te vervullen. "Een nieuw hart zal Ik u geven en een nieuwe geest in uw binnenste; het hart van steen zal Ik uit uw lichaam verwijderen en Ik zal u een hart van vlees geven. Mijn Geest zal Ik in uw binnenste geven en maken, dat u naar Mijn inzettingen wandelt en Mijn verordeningen onderhoudt" (Ez.36:25-27).
Wij zien dat doel, de vervulling met Gods Geest, in Jezus volledig bewaarheid. Gods ganse volheid had in Hem woning gemaakt (Col.1:19) "en heeft onder ons gewoond" (Joh.1:14). Hij openbaarde Gods kracht (Joh.12:38), Zijn naam (Joh.17:6), Zijn liefde (1Joh.4:9).
En nu doopt Hij de Zijnen met de Heilige Geest, opdat ook zij een heiligdom mogen zijn, waarin God kan wonen te midden van het volk (Joh.1:33, 1Cor.3:16,17, 6;19). Door Gods Geest worden zij volledig "vernieuwd tot volle kennis naar het beeld van de Schepper" (Col.3:10). Dat gaat niet zo maar, ineens. Maar dát het gaat gebeuren staat vast (1Cor.1:30). De praktische uitwerking is een proces, dat in iedere gelovige is begonnen en eerst geheel zal worden voltooid in eerstelingen.
Pinksteren is dus het feest van eerstelingen (Ex.34:22, Lev.23:20). Jezus koos Zijn discipelen als eerstelingen, twaalf in getal (Marc.3:13-16). Zij zouden de hemel zien opengaan en de dood niet smaken, voordat zij het Koninkrijk Gods zouden zien komen met kracht (Joh.1:52, Marc.9:1). Toen het ware feest van de eerstelingen aanbrak, waren dat er al "120" (Hand.1:15). Als de volheid van dat feest aanbreken zal, zijn het er veel meer: "144.000", allen "gekocht uit de mensen als eerstelingen voor God en voor het Lam" (Op.14:4).
Wat zijn eerstelingen? Moeten wij het getal 144.000 mathematisch opvatten, zoals Jehova's getuigen doen? Zullen er echt precies 144.000 mensen staan op een aardse heuvel in het Midden-Oosten en zal die heuvel uitgroeien tot de hoogste berg ter wereld? (vgl. Jes.2:2, Micha 4:1). Nee, het gaat om de geestelijke betekenis van het getal.
Eerst dit: eerstelingen zijn van nature niets beter dan anderen. Door genade zijn zij alleen eerder geestelijk volwassen dan de volle oogst. Zij zijn a.h.w. eerste rijpe vruchten. Zij worden als eersten geheel losgekocht van de aarde. Zij worden Jezus' loon genoemd: "Zegt tot de dochter Sions: zie, uw heil komt; Zijn loon is bij Hem. Men zal hen noemen: Het heilige Volk, De Verlosten des Heren" (Jes.62:11).
Nu dus de betekenis van het getal 144.000 (12x12x10x10x10). God koos de 12 stammen van Israël om hen te "stellen tot een licht der volken" (Jes.49:6). De Heer Jezus koos 12 discipelen om met Hem op Zijn troon te zitten (Mat.19:48). De 12 stammen en de 12 discipelen zijn schaduwbeelden voor geestelijke realiteiten. Het ware volk Gods is het nieuwe Jeruzalem met zijn 12 fundamenten en 12 poorten. De 144.000 zijn zij, die Jezus overal gevolgd hebben (Mat.19:48, Op.14:1-4). Het volk Israël, de 12 discipelen, de 144.000 en het hemelse Jeruzalem zijn alle uitgekozen voor een bijzondere taak: om koninklijke priesters te zijn. Het getal 12 duidt namelijk op verkiezing tot koninklijk priesterschap.
De 144.000 worden "in het huis van de Heer gebracht" (Ex.34:26), als "eerstelingen voor de Heer" (Lev.23:17). Mozes was daarvan een duidelijke typering. Hij sprak met God van aangezicht tot aangezicht op de berg en in de tent der samenkomst (Ex.19:18-2033:7-11). Dat de Heer Jezus dé Eersteling was die "op de berg" en "in het verborgene" de Vader zag van aangezicht tot aangezicht, is voor iedereen duidelijk. Hij was "van boven", een tempel Gods. En nu de 144.000 eerstelingen. Johannes ziet hen staan op de berg Sion bij het Lam (Op.14:1). Zij hebben Hem gevolgd, waar Hij ook heenging (vgl.Op.14:4): tot "op de berg", tot "op Zijn troon" (Op.3:21), tot "in het huis van de Vader" (Joh.14:2). Zij zijn allemaal waar Jezus is.
Eens zei Jezus tot Zijn discipelen: "Ik ga tot de Vader" (Joh.14:12). "En als Ik voor jullie plaats heb bereid, kom Ik weer en zal jullie tot Mij nemen, opdat ook jullie mogen zijn, waar Ik ben" (Joh.14:3). Wisten zij en weten wij eigenlijk wel, wat Hij bedoelde? Waar ging Hij heen? Waar was Zijn Vader? Waar en hoe moest je Hem dan aanbidden?
Jezus sprak daarover met een Samaritaanse vrouw (Joh.4:1-42). Waar woont de Vader? Op welke plaats moet je aanbidden? (Joh.4:20-21). En toen antwoordde Hij haar: "God is Geest en wie Hem aanbidden, moeten dat doen in geest en in waarheid" (Joh.4:21-24). God woont niet hier of daar (Joh.4:20). Hij is niet aan plaats of tijd gebonden. Hij is "de onvergankelijke, onzienlijke, enige God" (1Tim.1:17). Hij is de alomtegenwoordige Geest (Grieks: pneuma=geest, adem, wind). Ik ga tot de Vader" betekent: "Ik word Geest". De "Ik ben de Waarheid" (Joh.14:6) zou worden "Geest der waarheid.
Kort voor Zijn lijden en verheerlijking, zei Jezus tot Zijn discipelen: "De wereld kan de Geest der waarheid niet ontvangen, want zij ziet Hem niet en kent Hem niet. Maar jullie kennen Hem wel! Hij zal bij jullie blijven en in jullie zijn. Ik zal jullie niet als wezen achterlaten: Ik kom tot jullie" (Joh.14:17-18). Zijn hemelvaart was dus geen vertrek, maar een verandering! Hij ging niet weg, maar Hij "ging tot de Vader" (Joh.14:28). Hij deed dat om onder de mensen te kunnen wonen in een geestelijk lichaam. Hij zou niet meer lichamelijk bij enkele discipelen zijn, maar voortaan in al Zijn discipelen, als de Vader, als Geest (Joh.4:24). Hij had zelfs tot Zijn discipelen gezegd: "Als iemand Mij liefheeft, zal hij Mijn woord bewaren en Mijn Vader zal hem liefhebben en Wij zullen tot hem komen en bij hem wonen" (Joh.14:23).
Dat kan alleen door Zijn Geest. En als Jezus ons geestelijk heeft toebereid door ons te dopen met de Heilige Geest, zullen ook wij zijn, waar Hij is (vgl.Joh.14:2-3): in de Geest. Dan worden wij een woonplaats van God onder de mensen, één van de vele "woningen" van de Vader (vgl.Joh.14:2-3). "Of weet u niet, dat uw lichaam een tempel is van de Heilige Geest, die in u woont, die u van God ontvangen hebt, en dat u dan niet van uzelf bent?" (1Cor.6:19). Wij zijn dan het huis van de Vader.
De woningen (beter: verblijfplaatsen) in het huis van de Vader zijn dus geen luxe villa's om daar later in te wonen boven de blauwe luchten. Die verblijfplaatsen zijn mensen zoals u en ik, waarin de Vader verkiest te wonen. Wij hebben de zaak altijd omgedraaid: het gaat niet om het huis, waar wij zullen wonen, maar om het huis, waar de Vader kan wonen. Jezus' woorden zijn zó duidelijk: "Indien iemand Mij liefheeft, zal hij Mijn woord bewaren en Mijn Vader zal hem liefhebben en Wij zullen tot hem komen en bij hem wonen" (Joh.14:23).
Wat is nu pinksteren nieuw? Het is: "Wij zullen tot hem komen en bij hem wonen" als "levendmakende Geest" (1Cor.15:45). Jezus van Nazareth kon maar bij een kleine kring aanwezig zijn. Hij was aan plaats en tijd gebonden. Toen woonde Hij in één lichaam. Vanaf pinksteren niet meer. Nu woont Hij in een samengesteld lichaam. De uitstorting van de Heilige Geest is dus de komst van de Vader én de komst van de verworpen, gekruisigde, opgestane, verrezen en verheerlijkte Jezus van Nazareth. Pinksteren beleven is gedoopt worden met de Geest van God, die eens verweven was met de menselijke natuur in de Zoon des mensen. "De Heer nu is de Geest" (Cor.3:17). "U bent in de Geest, althans, als de Geest van God in u woont, de Geest van Christus" (Rom.8:9). De Geest van de Vader en die van de Zoon is één. Dat is drie-éénheid: de komst van de Vader en van de Zoon door één Geest in één lichaam. Want "er is één lichaam en één Geest" (Ef.4:4).
O, geloofden wij Jezus' woorden maar: "Ik ga heen en kom dan tot jullie. Ik heb het jullie nu gezegd voordat het gebeurt, opdat jullie het zullen geloven wanneer het gebeurt" (Joh.14:29). Zijn discipelen geloofden toen het gebeurde! (Hand.2:14-36). Natuurlijk herinnerden zij zich Zijn woorden: "Wij zullen tot u komen en bij u wonen" (Joh.14:23, 29).
Maar helaas! Nu zijn er zóveel gelovigen, die alleen maar kerkelijke feesten vieren. Zij gaan helemaal voorbij aan de feesten van de Heer. Zij vieren niet eens pascha op nieuwe wijze en ervaren daarom niets van de komst van de Almachtige over Zijn volk. De meesten van ons vieren ook geen persoonlijk pinksteren en ervaren dan ook niet, dat de Geest van de Vader en van de Zoon over en in hen komt. Zij kunnen dan ook Zijn wetten niet in hun verstand laten leggen en in hun hart laten schrijven. Ze willen niets weten van de komst van de Heer nu. Zij hebben gehoord van Jezus, zoals Hij was en volgen spectaculaire fantasieën over Zijn wederkomst later. Daar is weinig geloof voor nodig. Geloven dat Hij nu komt in je hart als levendmakende Geest, dat is wat anders. Komt de Heer dan niet later? Natuurlijk wel! "Heilig, heilig, heilig is de Here God, de Almachtige, die was en die is en die komt" (Op.4:8).
Bijna alle christenen denken aan Jezus zoals Hij 2000 jaar geleden was. Zij geloven in Hem, hebben Hem lief en zien uit naar Zijn "wederkomst". Maar in hun levens is er nog zo veel gebrek en krachteloosheid. Dat komt, omdat zij Hem niet dagelijks toelaten als levendmakende Geest. Hij had toch gezegd: "U zult kracht ontvangen, wanneer de Heilige Geest over u komt" (Hand.1:8). En: "De Geest zal in u zijn" (Joh.14:17). Er is zo weinig begrip voor Paulus' woorden: "Indien (beter: hoewel) wij Christus naar het vlees gekend hebben, thans niet meer" (2Cor.5:16). Hij is nu Geest. Nu geldt: "Allen, die Hem aangenomen hebben (als Geest), hun heeft Hij macht gegeven om kinderen van God te worden" (Joh.1:12).
Jezus had tegen Zijn discipelen, die er waarschijnlijk weinig van begrepen, gezegd: "Het is beter voor u, dat Ik heenga. Want als Ik niet heenga, kan de Trooster niet tot u komen, maar indien Ik heenga, zal Ik Hem tot u zenden" (Joh.16:7). Het woord beter in het Grieks is sumphero en het impliceert de gedachte van voordeel, winst. Hoe goed is het te weten wie Hij was. Hoe goed is het, om bij Jezus te zijn. Maar het is oneindig veel beter om Hem in je te ervaren. Jezus was bij de mensen gekomen, maar met pinksteren wil Hij ook in hen zijn als Geest der Waarheid.
Jezus is dus niet weg. Hij zei: "Ik ga tot de Vader" en "Ik ben met u al de dagen" (Joh.14:12, Mat.28:20). Hij werd onttrokken aan de ogen van Zijn discipelen, om Zich te kunnen geven in hun hart. Vlees maakte plaats voor geest. Het eerste werd opgeheven, om het tweede te laten gelden (Heb.10:9). Zij moesten het doen zonder Hem, die zij naar het vlees gekend hadden, om de verheerlijkte Jezus als Geest te kunnen ontvangen in hun binnenste. Wie Hij was maakte plaats voor wie Hij is.
Datzelfde moet ook in ons gebeuren. Wij hebben geleerd op de zondagsschool, in het christelijk onderwijs, in de kerk, op catechisatie, in opwekkingskringen, enz. enz., wie Jezus was. Dat was goed. Maar het is nog beter om Hem in onze harten te laten komen en Hem te leren kennen zoals Hij is: levendmakende Geest. Daarom is het zo goed ons af te vragen, hoe wij Hem kennen! Met ons verstand, naar het vlees, zoals Hij was, toen? Of leren wij Hem kennen, zoals Hij is, nu, dagelijks? (vgl. Ef.1:17, Fil.3:10).
De 144.000 eerstelingen voor God en voor het Lam zullen Hem als eersten "zien (=kennen) gelijk Hij is" (1Joh.3:2). Op hun voorhoofden (in hun denken) is Jezus' naam en de naam van de Vader geschreven (Op.14:1). Zij zingen een nieuw gezang voor de troon (Op.14:3) en zijn losgekocht van de aarde (Op.14:3b). Zij zijn "zonen van olie", "olijftakken", die "goud" uit zich doen vloeien (Zach.4:11-12). Uit hen stroomt niets dan goeds.
Wat een verschil, als wij dat vergelijken met het innerlijk van de niet verloste mens. Daaruit vloeit al het mogelijke kwaad, dat in de wereld voorhanden is. "Uit het hart komen boze overleggingen, moord, echtbreuk, hoererij, diefstal, leugenachtige getuigenissen, godslasteringen", zegt Jezus (Mat.15:19). Het komt van binnenuit, niet van buitenaf. En daarom is er een innerlijke verandering nodig, niet een uiterlijke alleen (Luc.11:39). Dat begint, als wij de komst van de Heer als geest ervaren. Dan komt Hij niet alleen bij ons, maar ook in ons, om ons van binnenuit te vernieuwen. Dan worden wij "Zijn maaksel, in Christus Jezus geschapen om goede werken te doen, die God tevoren bereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen" (Ef.2:10). Zo worden wij die het beeld van de stoffelijke gedragen hebben, beelddragers van de hemelse, geheel van God vervuld (1Cor.15:49, Ef.3:19, Fil.1:9-11). Zo worden wij in Christus meegebouwd tot een woonplaats van God in de Geest", waarin Hij kan wonen onder de mensen (Ef.2:22).
LOOFHUTTEN
De komst van de Heer in Zijn gehele volk
Alle feesttijden van de Heer hadden te maken met "de opbrengst van het land". Bij het pascha ging het om een "eerstelingsgarve". Bij pinksteren werden van de eerstelingen van de oogst "twee" "nieuwe" "broden" "gebakken". En voor de Israëlieten was het loofhuttenfeest het feest van de volle oogst aan het einde van het jaar (Ex.23:16).
Het land, dat goede vruchten zal voortbrengen is Gods volk. Het Woord Gods wordt in gelovigen gezaaid (Marc.4:1-20). "De Vader is de landman" (Joh.15:1). "Gods akker bent u" (1Cor.3:9). En de "goede vruchten" zijn "liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid en zelfbeheersing" (Gal.5:22).
Als wij het hebben over zaaien, opkomen en vruchtdragen, moeten wij denken aan een opstandingsproces, dat ook wel genoemd wordt opwekking ten leven, of verlossing van het lichaam. Dit proces voltrekt zich in fasen: ieder komt tot opstanding, maar ieder op zijn beurt, ieder op de voor hem bepaalde tijd (1Cor.15:23).
Eerst "Christus als Eersteling" (1Cor.15:23). God zond Hem, "toen de volheid des tijds gekomen was" (Gal.4:4). "Als een loot schoot hij op voor Gods aangezicht, als een wortel uit dorre aarde" (Jes.53:2). De Vader gaf Hem macht over alle vlees (Joh.17:2). Hij was "van boven" (Joh.8:23). In Hem woonde alle volheid van God lichamelijk (Col.2:9).
Vervolgens komen, als climax van pinksteren, de 144.000 eerstelingen tot zoonschap. Zij volgen het Lam en komen met Hem op Sion te staan(Op.14:1). Zij zijn "met Christus, in Zijn tegenwoordigheid" (1Cor.15:23, letterlijk vertaald).
"Wanneer Hij verschijnt zullen ook zij met Hem verschijnen in heerlijkheid" (Col.3:4). Dan wordt het Hoofd openbaar én de leden van Zijn lichaam. Jezus komt namelijk als Heer der heren, als Koning van de koningen, als Hogepriester met Zijn priesters. Dat is niet alleen de climax van pinksteren, maar tevens het begin van het loofhuttenfeest. Alle dingen worden dan hersteld (vgl. Rom.8:18-30). Er staat: "Hem moest de hemel opnemen tot de tijden van de wederoprichting van alle dingen" (Hand.3:21).
"Tot die verschijning van onze Here Jezus Christus" (1Tim.6:14) moeten wij "de goede strijd van het geloof strijden" (1Tim.6:12), "God dienen en uit de hemelen Zijn Zoon verwachten" (1Thes.1:9-10). Wij moeten uitzien naar Zijn komst en "de verschijning van de heerlijkheid van onze grote God en Heiland" verwachten (Titus 2:13), nu, in onze levens. Dan krijgt Hij ook in óns Zijn loon.
Van de verschijning in heerlijkheid met Zijn loon zegt de Heer Zelf verschillende keren: "Ik kom spoedig" (Op.3:11, 22:7,12,20). Het hier gebruikte Griekse woord is tachu en betekent behalve spoedig ook plotseling, onverwacht snel. Dat de openbaring van Zijn parousia (komst=Zijn verborgen tegenwoordigheid) een plotselinge gebeurtenis is, staat al in het oude testament: "Zie, Ik zend Mijn bode, die voor Mijn aangezicht de weg bereiden zal; plotseling zal de Heer, die u zoekt tot Zijn tempel komen" (Mal.3:1).
En in het nieuwe testament vinden we: "Waakt dan, want u weet niet, wanneer de heer des huizes komen zal, laat in de avond of te middernacht of 's morgens vroeg, opdat hij niet, als hij plotseling komt, u slapende zal vinden" (Marc.13:35-36). Bij de geboorte van Jezus was er "plotseling bij de engel een grote hemelse legermacht" (Luc.2:35). En ook bij de uitstorting van Gods Geest kwam er "eensklaps uit de hemel een geluid als van een geweldige windvlaag" (Hand.2:2).
Wij worden dus door de Heer vermaand, om, als hij plotseling komt, niet te slapen (Marc.13:36). "Ik kom spoedig (plotseling); houd vast wat u hebt" (Op.3:11). "Zie, Ik kom spoedig (onverwacht snel); zalig wie de profetische woorden van dit boek bewaart" (Op.22:7). De komst van Christus bij de aanvang van het loofhuttenfeest zal voor hen die slapen onverwachts en plotseling zijn. Trouwens, ook Zijn komst in Bethlehem was onverwachts: die werd alleen maar gezien door enkele "herders, die 's nachts de wacht hielden over hun kudde" (Luc.2:8).
In het verleden is ons geleerd, naar Jezus' wederkomst uit te zien. Ik verwachtte Zijn wederkomst (een woord, dat overigens in de bijbel niet voorkomt) alleen later en in één enkel lichaam. Maar de Zoon des mensen is verheerlijkt en is komende in en met de Zijnen. Hij komt als Hoofd van een samengesteld lichaam. Hij komt "van de hemel met de engelen Zijner kracht" (2Thes.1:7). "Hij komt om op die dag verheerlijkt te worden in Zijn heiligen en met verbazing aanschouwd te worden in allen, die tot geloof gekomen zijn" (2Thes.1:10). Eerst in Zijn heiligen, de 144.000 eerstelingen. Dan in allen, die tot geloof gekomen zijn. Het hele volk van God wordt dan één grote tempel (Op.19:8, 21:11,22,23), "vervuld met Hem, die alles in allen heeft volmaakt" (Ef.1:23). Dan is het loofhuttenfeest aangebroken! Dan ontvangt God de volle oogst van Zijn hele volk."Heb dus geduld, broeders, tot de komst van de Heer! Zie, de landman wacht op de kostelijke vrucht van het land en heeft geduld, totdat de vroege en late regen erop gevallen is. Oefen geduld, sterk uw harten, want de komst van de Heer is nabij" (Jac.5:7-8).
Als Hij zal verschijnen met de Zijnen om de volle oogst van Gods akker binnen te halen, wordt de Gemeente (ekklesia) bovendien een eerstelingsvolk. Zij wordt het eerste volk, dat bevrijd wordt "van de dienstbaarheid aan de vergankelijkheid tot de vrijheid van de heerlijkheid der kinderen Gods" (Rom.8:21). Dat volk is niet aards of aardsgezind, maar "van boven", geheel bij God, bij Christus, in de Geest (Joh.14:3). Zij straalt een geweldig licht uit, dat lijkt "op een zeer kostbaar gesteente, als van kristalheldere diamanten" (Op.21:11). Wat een heerlijkheid! Ja, Zijn volheid komt. In "allen die tot geloof gekomen zijn" (2Thes.1:10).
HET EINDDOEL
Wat een hoop voor Gods volk: Zijn komst van pascha tot loofhutten! Maar ook daar blijft het niet bij. Gods plan reikt nóg verder. God maakt van Zijn volk immers een eerstelingsvolk. Bij het licht van het hemelse Jeruzalem (de bruid) zullen namelijk op hun beurt de volken wandelen (Op.21:24). Zij zullen optrekken en zeggen: "Kom, laten wij opgaan naar de berg van de Heer, opdat Hij ons lere aangaande Zijn wegen en opdat wij Zijn paden bewandelen. Want uit Sion zal de wet uitgaan en het woord van de Heer uit Jeruzalem" (Micha 4:2).
"Haar poorten zullen nooit gesloten worden" (Op.21:24-25). Want God had gezegd: "Het is te gering, dat u Mij tot een knecht zou zijn om de stammen van Jakob weer op te richten en de bewaarden van Israël terug te brengen; Ik stel u tot een licht der volken, opdat Mijn heil reike tot het einde van de aarde" (Jes.49:6). Alle volken zullen na de komst van de volheid van Christus en de openbaring van het hemelse Jeruzalem worden gericht. Dan zullen allen gerechtigheid leren. Er staat: "Wanneer uw gerichten op de aarde zijn, leren de inwoners van de wereld gerechtigheid" (Jes.26:9).
"God zij ons genadig en zegene ons. Hij doe Zijn aanschijn bij ons lichten, opdat men op aarde Uw weg kenne, onder alle volken Uw heil. Dat de volken U loven. Dat de natiën zich verheugen en jubelen, omdat U de volken in rechtmatigheid richt, en de natiën op de aarde leidt. De aarde gaf haar gewas, God, onze God, zegent ons. God zegent ons, opdat alle einden der aarde Hem vrezen" (Ps.67:2-8).
"Wie zou U niet vrezen en Uw naam niet verheerlijken? Want alle volken zullen komen en zullen voor U nedervallen in aanbidding, omdat uw gerichten openbaar zijn geworden" (Op.15:4). "Alle volken zullen van jaar tot jaar optrekken om zich neer te buigen voor de Koning, de Here der heerscharen om het loofhuttenfeest te vieren" (Zach.14:16).
Hoe ongelooflijk het ook klinkt: Gods doel reikt nóg verder. "De ganse schepping (kosmos) wacht op het openbaar worden van de zonen Gods" (Rom. 8:19), om ook "bevrijd te worden tot de vrijheid van de heerlijkheid der kinderen Gods" (Rom.8:21). Als dat gebeurt, is "het einde gekomen, wanneer Hij het koningschap aan God de Vader overdraagt en Hij alle heerschappij en alle macht en kracht onttroond zal hebben" (1Cor.15:23-25). Dan zijn alle dingen nieuw gemaakt (vgl.Op.21:5).
Dat is niet het einde in de betekenis van: nu houdt alles op! Paulus gebruikt het Griekse woord telos (=resultaat, doel; van het werkwoord tello=toewerken naar een doel). Dan is het einddoel bereikt! Dan is God alles in allen (1Cor.15:28).
Alles in allen! De nieuwe schepping voltooid! Vervuld is dan: "Zie, Ik schep een nieuwe hemel en een nieuwe aarde; aan wat vroeger was, zal niet meer gedacht worden" (Jes.65:17). Johannes "zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde; want de eerste hemel, en de eerste aarde was voorbijgegaan, en de zee was niet meer" (Op.21:1). En deze "nieuwe hemel en nieuwe aarde, die Ik maken zal, zullen voor Mijn aangezicht blijven bestaan, luidt het woord van de Heer" (Jes.66:22). Dan zijn "uit Hem en door Hem en tot Hem alle dingen" (Rom.11:33-36).