Printable version  Printable version
Uitgaande v/d genade ...
Bijbelcommentaren
De komst van de Heer
    Apokalupsis vd Heer
    De Heer tegemoet
    Drie komsten vd Heer
    Epiphaneia vd Heer
    Hij komt als de regen
    Hij komt als ster
    Hij komt met de wo...
    Hij komt op een w...
    Jeruzalem
    Parousia van de Heer
    Phanerosis vd Heer
    Zijn komst in de f...
    Wet vd tweede komst
    De tien maagden
    Naos of Hieron
    Het oude Jeruzalem
    Wat komt eerst?
Geschiedenis en Tijd
Herstel van alle dingen
Het geestelijke leven
Het Koninkrijk van God
Israel en Juda
Overig

Zacharia, Jesaja en ‘Jeruzalem’

Er zijn twee steden die de naam Jeruzalem dragen. Dit simpele feit heeft onder christenen in hun zoektocht naar het goddelijke plan voor veel verwarring gezorgd. Uiteraard is daar de oude stad, die door de geschiedenis heen zich staande heeft weten te houden in het oude land Palestina. Maar er is ook een ander Jeruzalem. Dit wordt het Nieuwe Jeruzalem genoemd.

De geschriften in het Oude Testament gebruiken nergens de term “het Nieuwe Jeruzalem”. Geen enkele keer maken de profeten een duidelijk onderscheid tussen de twee steden, behalve in hun beschrijvingen. Van tijd tot tijd is Jeruzalem een zegen (Jes. 62:7); een andere keer is het een vloek (Jer. 26:6). De schrijvers van het Nieuwe Testament kregen de taak om het oude Jeruzalem van het Nieuwe (of “hemelse Jeruzalem, zoals Hebreeën 12:22 het noemt) te onderscheiden. In het boek Openbaringen spreekt Johannes veelvuldig over het Nieuwe Jeruzalem, waarbij hij vrijmoedig uit Jesaja en Zacharia citeert. Waar Jesaja spreekt van een stad die hij “Jeruzalem” noemt, citeert Johannes Jesaja, maar interpreteert hij het als het Nieuwe Jeruzalem en niet de oude stad.

In het Oude Testament was de oude stad Jeruzalem de stad van God. God verbleef in de tempel van Salomo. De berg Sion was de plek van Davids troon. Maar de zonde van de oude stad en haar weigering om zich te bekeren zorgde ervoor dat God Jeruzalem verliet op gelijke wijze zoals Hij ook enkele eeuwen eerder Silo had verlaten (Jer. 7:12-15). De heerlijkheid verliet Jeruzalem, zoals het ook Silo verlaten had. In Handelingen 2 op de Pinksterdag werd het onderpand van de heerlijkheid van God opnieuw geschonken – dit maal in een nieuwe tempel, onze lichamen (1 Kor. 3:16; Ef. 1:14).

Deze nieuwe individuele “tempels” zijn micro-kosmossen van een grotere, gezamenlijke tempel, wiens Hoeksteen Jezus Christus is, wiens fundamenten de apostelen en de profeten zijn (Ef. 2:20-22). Dit is nu de levende tempel waar God woont en Hij heeft geen plannen om opnieuw inwoning te nemen in dode gebouwen die uit hout en steen, goud en zilver bestaan.

Ook Jeruzalem is nu een nieuwe stad. Maar omdat het woord in Jeremia 7:14 niet gebroken kan worden is het voor de heerlijkheid van God niet mogelijk om terug naar de oude stad Jeruzalem te keren, ondanks dat vele christenen dit wel verwachten. Het is niet meer mogelijk dat dat gebeurt dan dat het mogelijk is dat Hij terug keert in Silo, nadat Hij op die plaats “Ikabod” geschreven had (1 Sam. 4:21, 22). Ikabod betekent “de eer (heerlijkheid) is weggevoerd”. God deed met Jeruzalem wat Hij met Silo had gedaan. Vanaf dat moment werd Jeruzalem een vloek voor alle volken, zoals Jer. 26:6 ook zegt,

“dan zal Ik dit huis maken als Silo, en deze stad zal Ik maken tot een vloek voor alle volken van de aarde.”

Zodoende werd het noodzakelijk dat God een nieuwe stad bouwde waar Hij kon wonen. Maar om de profetieën van “Jeruzalem” te vervullen zonder de Schriften te verbreken moest Hij een tweede Jeruzalem bouwen, een Nieuw Jeruzalem. Op. 3:12 zegt,

“Wie overwint, hem zal Ik tot een zuil in de tempel van Mijn God maken, en hij zal daaruit niet meer weggaan. En Ik zal de Naam van Mijn God op hem schrijven en de naam van de stad van Mijn God, het nieuwe Jeruzalem, dat neerdaalt uit de hemel, bij Mijn God vandaan, en Mijn nieuwe Naam.”

Het Nieuwe Jeruzalem is geen stad van goud die God vanuit de ruimte zal laten neerdalen op aarde. Het is een geestelijke stad, zoals ook de tempel een geestelijke tempel is, wiens bouwstenen MENSEN zijn. Petrus noemt hen “levende stenen”(1 Pet. 2:5), in tegenstelling tot de dode stenen die voor bouwprojecten gebruikt werden.

Vergelijk Jesaja 62:4-5 met Openbaringen 21:2, 9, 10. Jesaja zegt dat God Jeruzalem zal huwen als Zijn Bruid. Johannes zegt dat de bruid het NIEUWE Jeruzalem is en dus niet de oude stad.

Vergelijk Jesaja 60:19-20 met Openbaringen 21:12, 21. Jesaja zegt dat Jeruzalem geen zon en maan als licht zal hebben, omdat God Zelf haar licht zal zijn. Johannes past dit op het NIEUWE Jeruzalem toe en dus niet de oude stad.

Vergelijk Jesaja 52:1 met Openbaringen 21:27. Jesaja zegt dat alleen rechtvaardige mensen in Jeruzalem zullen wonen en dat onreine mensen niet binnen zullen komen. Johannes zegt hetzelfde over het NIEUWE Jeruzalem.

De reden dat alleen rechtvaardige mensen in het Nieuwe Jeruzalem zullen wonen is omdat het een stad is van levende stenen. De gelovigen zijn de levende stenen. Men kan deze stad niet binnengaan door simpelweg door een fysieke poort naar binnen te gaan of door over een muur te klimmen. De muren van het NIEUWE Jeruzalem zijn “Heil” (Jesaja 60:18) en haar “poorten” zijn “Lof”. Met andere woorden, iemand moet “gered” zijn om deze stad in te gaan – in tegenstelling tot de oude stad.

Zo is ook het oude Sion niet hetzelfde als het Nieuwe Sion. In het Oude Testament was Sion de plaats van waaruit David regeerde. Op die manier was het te vergelijken met de berg Sinaï, waar de regering van Israël onder Mozes begon. In Hebreeën 12:22 lezen we,

“Maar u bent genaderd tot de berg Sion en tot de stad van de levende God, tot het hemelse Jeruzalem en tot tienduizendtallen van engelen.”

Het is duidelijk dat de schrijver van de Hebreeënbrief niet over de berg Sinaï of over de oude berg Sion in Jeruzalem sprak. Hij sprak over het hemelse Sion, de regeringszetel van het hemelse Jeruzalem. Dit toont aan dat niemand binnen Gods Koninkrijk kan regeren, tenzij zij burgers van de ware “stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem” zijn. Dit is NIET het oude Jeruzalem. Dit zijn de overwinnaars.

Zo zijn er ook twee totaal verschillende bestemmingen toegeschreven aan het oude en Nieuwe Jeruzalem. Nu komt het punt waar velen in verwarring raken als zij het verschil tussen de twee steden niet kennen. Jeremia 19:10-11 zegt dat Jeruzalem verwoest zal worden en nooit meer zal worden opgebouwd. Maar de onverwoestbare positie van het Nieuwe Jeruzalem is een feit.

Verder linkt Paulus het oude Jeruzalem aan Hagar en haar inwoners als de kinderen van Ismaël. Van deze stad staat geschreven: “Jaag de slavin en haar zoon weg, want de zoon van de slavin zal beslist niet erven met de zoon van de vrije” (Gal. 4:30, geciteerd uit Gen. 21:10). Paulus zegt dat de erfgenamen van de belofte niet de burgers van het oude, maar het Nieuwe Jeruzalem zijn. In feite kan het Nieuwe Jeruzalem op aarde niet volledig tot openbaring komen totdat de slavin weggejaagd is. Thans is de slavin en haar zoon al weggejaagd, ten minste in de ogen van God – maar velen op aarde kijken nog naar de oude stad als zijnde het beloofde erfdeel.

Het Nieuwe Jeruzalem zal op aarde niet volledig tot openbaring komen totdat de kerk zich bekeert en het oude Jeruzalem wegjaagt. Voor een uitgebreidere studie over dit onderwerp zie hoofdstuk 8 van ons boek “De strijd om het geboorterecht”.

Dus waar Johannes de profeten van het Oude Testament citeert, moeten we dit wel in zijn perspectief van het Nieuwe Testament begrijpen om zo de termen correct te definiëren. We slaan Openbaringen 1:7 er op na, waar Johannes aan het einde van het vers het volgende schrijft,

“... en elk oog zal Hem zien, ook zij die Hem doorstoken hebben. En alle stammen van de aarde zullen rouw over Hem bedrijven. Ja, amen.”

Losjes citeert Johannes hier Zacharia 12:10, waar staat geschreven,

“Maar over het huis van David en over de inwoners van Jeruzalem zal Ik de Geest van de genade en van de gebeden uitstorten. Zij zullen Mij aanschouwen, Die zij doorstoken hebben. Zij zullen over Hem rouw bedrijven, als met de rouwklacht over een enig kind; en zij zullen over Hem bitter klagen, zoals men bitter klaagt over een eerstgeborene.”

Zacharia zegt niets over “elk oog” dat Hem zal zien, maar Johannes maakt de verklaring meer universeel in haar bereik. Ook lijkt Zacharia het bedrijven van rouw te beperken tot “het huis van David” en “de inwoners van Jeruzalem”, maar Johannes betrekt “alle stammen van de aarde” erbij.

Ongetwijfeld had Johannes al meer dan vijftig jaar de profetie van Jezus in Mattheüs 24:30 overdacht,

“En dan zal aan de hemel het teken van de Zoon des mensen verschijnen; en dan zullen al de stammen [Grieks: phule, “geslachten”] van de aarde rouw bedrijven en zij zullen de Zoon des mensen zien, als Hij op de wolken van de hemel komt met grote kracht en heerlijkheid.”

Dus de nauwe opvatting van Zacharia wordt door Johannes verbreedt, die zich verheugt in de brede profetische opvatting van de laatste dagen. Het is niet zo dat Zacharia fout zat, maar wel dat hij minder zag dan Johannes. Zacharia zag de beloften in termen van de patronen van het Oude Testament, terwijl Johannes erkende dat de beperkte patronen van het Oude Testament zijn ontworpen om ons het goddelijke plan voor de hele wereld te leren.

Het Griekse woord waarmee “stammen” vertaald wordt is phule (spreek uit als foe-lee). Letterlijk betekent het woord een zijtak. Men kan van mening zijn dat dit slechts op de stammen van Israël van toepassing is. Maar de Griekse vertaling van de Septuaginta past deze term op elke stam of familie toe, ongeacht hun genealogie. Zo wordt het woord bijvoorbeeld in Genesis 10:5, 18, 20, 31 en 32 toegepast op de vele stammen of “geslachten” van vele naties. Genesis 12:3 gebruikt de term bij de goddelijke belofte: “in u zullen alle geslachten [phule] van de aardbodem gezegend worden.” Daarom concluderen wij dat “al de geslachten (stammen) van de aardbodem” een universele verklaring is.

En daarom is het “huis van David” in Zacharia niet enkel een verwijzing naar de genealogische afstammelingen van David. Het bezit een bredere verwijzing naar degenen die van Jezus Christus, de Zoon van David, afstammen. David was een profetisch beeld van Jezus Christus en Zijn Lichaam, zij die overwinnaars genoemd worden, zij die geroepen worden om met Christus te regeren. Dit is het ware “huis van David”, die vanuit de hemelse berg Sion regeren. Dit is wat God vanaf het begin in gedachte had, maar Zijn gehele plan nog niet aan Zacharia openbaarde.

Zo zijn ook de “inwoners van Jeruzalem” in dit geval de inwoners van het NIEUWE Jeruzalem en niet de inwoners van de oude stad. Zacharia biedt ons geen enkele indicatie of openbaring van een tweede Jeruzalem dat later gevestigd zou worden – hoewel hij dit misschien wel uit de geschriften van Jeremia had kunnen opmaken, als hij deze had bestudeerd.

Het oordeel van God over het oude Jeruzalem in Jeremia 7 maakte het voor de heerlijkheid van God onmogelijk om terug naar de tempel in die stad te keren. Zelfs Haggaï, de profeet die er in slaagde om het volk erop te wijzen om de tweede tempel te voltooien, leek aan te nemen dat de heerlijkheid van God ook de tweede tempel zou vervullen, zoals het ooit de eerste tempel had vervuld (Hag. 2:9). Maar het gebeurde niet. Wat de persoonlijke opvatting van de profeet ook was, zijn openbaring sprak van een andere dag en een andere tempel, gebouwd uit levende stenen die vele eeuwen later in ons geopenbaard zou worden.

De “inwoners van Jeruzalem” zijn dus degenen die in Christus geloven, zij die door het geloof in Hem het burgerschap van het Nieuwe Jeruzalem hebben verkregen. Paulus zinspeelt op dit hemelse burgerschap in Filippenzen 3:20, zeggende,

“Ons burgerschap is echter in de hemelen, waaruit wij ook de Zaligmaker verwachten, namelijk de Heere Jezus Christus.”

Alle gelovigen – of het nu geestelijke kinderen zijn die Pascha hebben ervaren of geestelijke tieners die Pinksteren hebben ervaren; alle gelovigen zijn inwoners van het Nieuwe Jeruzalem. Echter zal niet aan alle gelovigen geestelijke autoriteit gegeven worden om met Christus op Zijn troon te regeren. Dit voorrecht is gereserveerd voor de overwinnaars en zij worden in de profetie van Zacharia getypeerd als het “huis van David”, duidelijk apart aangehaald naast de “inwoners van Jeruzalem”.