|
|||||||||||||||||
Printable version |
|
||||||||||||||||
Het Woord Gods "Zij namen het Woord met alle bereidwilligheid aan Overgenomen van: Verborgen Manna INLEIDING De term Woord van God komt bijna 50 keer voor in het nieuwe testament en wordt vaak gebruikt als men over de bijbel spreekt. In zekere zin is dat ook waar, maar het Woord van God is méér dan een boek. Oppervlakkig gezien lijkt het, alsof de bijbel zichzelf het Woord van God noemt, als Jezus zegt: "Waarom overtreedt u het gebod van God om uw eigen traditie in stand te houden? Want Hij heeft gezegd: Toon eerbied voor uw vader en moeder. Maar u leert: Wie tegen zijn vader of moeder zegt: Alles wat van mij is en voor u van nut had kunnen zijn, bestem ik tot offergave, die hoeft zijn ouders niet te eren. Zo ontkracht u het Woord van God uit eerbied voor uw eigen traditie" (Mat.15:3-6). Als we goed lezen, zien we, dat het Woord van God verwijst naar wat God had gezegd. Hij had gezegd: "Eer uw vader en uw moeder". Jezus bedoelde niet een tekst op papier, maar wat God had gesproken. Er zijn ook verzen, waarin het Woord van God beslist niet kan verwijzen naar de schrift. Enkele voorbeelden: "Zij spraken het Woord van God met vrijmoedigheid" (Hand.4:31). "Ze verkondigden het Woord van God in de synagogen van de Joden" (Hand.13:5). "Het was nodig, dat eerst tot u het Woord van God werd gesproken" (Hand.13:46). "Om met des te meer moed het Woord Gods te spreken" (Fil.1:14). "Het Woord van God is niet geboeid" (2Tim.2:9). "Het Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond" (Joh.1:14). En "Zijn naam is Woord van God" (Op.19:13). Er is ook een vers, waarin het Woord en de schrift samen voorkomen: "Zij namen het Woord met alle bereidwilligheid aan en gingen dagelijks de schriften na, of deze dingen zo waren" (Hand.17:11). Hier kan het Woord onmogelijk de bijbel betekenen. Ze hadden het Woord Gods gehoord uit de mond van de apostelen en het aangenomen. Daarna lazen zij ter toetsing de bijbel erop na. Het Hebreeuwse oude testament kunnen we in drieën verdelen: de wet (tora), de profeten(neviim) en de schriften(ktuvim). En als de schrijvers van het nieuwe testament spreken over het oude testament, gebruiken zij het Griekse woord graphai (=geschriften). Ze gebruiken dan nooit de term het Woord van God Ook Psalm 119 vers 105 geeft de indruk, dat met het Woord van God de bijbel zou kunnen worden bedoeld: "Uw Woord is een lamp voor mijn voet en een licht op mijn pad". Maar als we de psalm in zijn geheel lezen, valt ons op, dat in bijna alle 176 verzen één van de volgende woorden voorkomt als synoniem voor uw Woord: uw wet, uw geboden, uw getuigenissen, uw wegen, uw verordeningen, uw inzettingen, uw bevelen. Het Woord van God is wat Hij tot ons persoonlijk spreekt en openbaart. Natuurlijk kunnen wij wat God tot ons spreekt bevestigd zien in de schrift. Maar nergens blijkt, dat de dichter van psalm 119 met het Woord de bijbel als boek bedoelt. HET WARE WOORD VAN GOD Het grootste Woord waarmee God Zich ooit heeft geuit, is Zijn Zoon. "In de beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God" (Joh.1:1). "Het Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond en wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd" (Joh.1:14). Ook in Openbaring 19:13 wordt van Jezus gezegd, dat "Zijn naam het Woord Gods is". Hij is het vleesgeworden Woord. Met het Woord wordt in de bijbel ook bedoeld, wat God tot of door iemand sprak. "Het woord van de Heer kwam tot Mozes", "het woord van God kwam tot Johannes in de woestijn", "het kwam tot Israël door de dienst van Maleachi", e.d. Het Woord van God is ook, wat Hij tot iemand spreekt. Nadat de Heilige Geest was uitgestort op het pinksterfeest, werd de kring, tot wie God rechtstreeks zou spreken verruimd tot alle "schapen", die de stem van de goede herder zouden horen. Zij zouden Hem volgen, omdat zij Zijn stem kennen (Joh.10:4). Voortaan zou het "horen" van het Woord Gods niet langer beperkt blijven tot enkele profeten of tot enkele leiders. "Mijn schapen horen naar Mijn stem. Zij volgen Mij, omdat zij Mijn stem kennen" (Joh.10:27). Het is niet alleen onbijbels, maar ook onlogisch, dat God een boek nodig zou hebben om met de mens te communiceren. Maar een klein percentage van de wereldbevolking heeft een bijbel. Nog geen eeuw geleden was dat aantal nog kleiner: het grootste deel van de mensheid was analfabeet. Nóg verder terug, vóór de uitvinding van de boekdrukkunst en vóór de hervorming, was het bezit van een eigen bijbel ondenkbaar. Toen waren trouwens alle bijbels in het Latijn, die maar door héél weinig mensen konden worden gelezen. Laatst las ik een interessant boekje, "Mimosa", door Amy Carmichel (Uitgave Gideon). Het gaat over een Indiaas meisje, dat op tienjarige leeftijd héél kort en maar één keer het evangelie hoorde. Dit goede nieuws liet haar niet meer los. Zonder verder onderwijs, zonder bijbel of contact met andere christenen groeide haar geloof. Ondanks veel tegenstand en moeilijkheden ervoer zij hoe langer hoe meer de kracht van het gebed en de trouwe zorg van de God, die liefde is. Om te weten welke beslissingen zij moest nemen, stemde ze zich voortdurend op Hem af. Consequent gehoorzaamde zij Zijn stem, als Hij sprak in haar binnenste. Hij sprak over levensheiliging. Hij vertroostte en bemoedigde haar. Omdat zij alle consequenties aanvaardde, werd zij door haar Hindoestaanse omgeving niet geaccepteerd. Zij had géén bijbel, maar ontving wél het Woord Gods. Zij deed mij denken aan mensen als Henoch, Noach en Abraham. Toen zij jaren later terug kwam op de zendingspost, waar ze van de God die liefde is had gehoord, konden de zendelingen haar verhaal nauwelijks geloven. Voor wie wél de bijbel leest, doet zich het volgende probleem voor: onze bijbels zijn doorgaans het resultaat van verstandelijk vertaalwerk. Als de Heilige Geest niet heeft kunnen communiceren met de vertaler, dan is zijn vertaling menselijke interpretatie. Gods Woord laat zich echter niet interpreteren. De Geest communiceert het. Hij openbaart het aan wie oren heeft om te horen. En wie "het leven in het woord" heeft als "een fontein van water", dan kan door hem of haar Gods Woord stromen(Joh.1:4, 4:14). Dat gebeurde bijvoorbeeld door de apostelen (Hand.4:31). En ook als nu een man of een vrouw spreekt onder de zalving van de Heilige Geest, is dat het Woord van God voor ieder die "oren heeft". Maar toen satan Jezus verzocht in de woestijn en de schrift citeerde, was dat niet het Woord van God. Dat was het woord van satan. Bijbelverzen kunnen dus een Woord van God zijn, maar soms ook niet. Het is maar net wie ze uitspreekt. Het Woord van God is dus in eerste instantie Jezus Zelf en alles wat God spreekt. Nu we dit begrijpen, zullen we veel schriftgedeelten in een nieuw licht kunnen zien en daarom zullen we enkele bekende teksten beknopt behandelen. "Niet alleen van brood zal de mens leven, maar van alle woord, dat uit de mond Gods uitgaat" In de eerste plaats slaat dit vers op de Heer Jezus. Hij was van God uitgegaan (Joh.8:42). Hij zei dan ook: "Ik ben het levende brood, dat uit de hemel is neergedaald. Als iemand van dit brood eet, hij zal in eeuwigheid leven" (Joh.6:35,51). En toen Hij Zijn leerlingen leerde om te bidden voor "ons dagelijks brood", bedoelde Hij Zichzelf (Mat.6:11). Hij is het ware brood des levens (Joh.6:49-51). Als wij Hem in ons leven toelaten en God door Zijn Geest tot ons laat spreken, ontvangen wij leven. "Wie de Zoon heeft, heeft het leven; wie de Zoon van God niet heeft, heeft het leven niet" (1Joh.5:12). "Geef ons heden ons dagelijks brood". Veel mensen lezen dagelijks trouw de bijbel, maar ze worden helaas niet gevoed. Ze hebben nooit geleerd om Jezus "te eten" (Joh.6:53-54). Hij Zelf zei: "Jullie onderzoeken de schriften en menen daarin eeuwig leven te hebben. Zij getuigen van Mij en toch willen jullie niet tot Mij komen om leven te hebben" (Joh.5:39-40). De Farizeeërs lazen veel in de schrift: ze waren schriftgeleerden. Maar toen Jezus zei: "Tenzij u het vlees van de Zoon des mensen eet en Zijn bloed drinkt, hebt u geen leven in uzelf", waren zij beledigd en raakten verbitterd. Het is goed om de bijbel te lezen en te bestuderen. Maar de bijbel mag de plaats niet innemen van de Heer Jezus Zelf. "Ons dagelijks brood". In het Grieks staat epiousios, dat vertaald is als dagelijks, maar dat iets heel anders betekent (het begrip "dagelijks" wordt in geheel andere Griekse bewoordingen weergegeven). Epi betekent op. Ousiosis een vorm van het werkwoord komen. "Geef ons heden ons dagelijks brood" betekent eigenlijk: "Geef ons heden het op ons komende brood". Met andere woorden: "Geef ons heden het brood, dat uit de hemel neerdaalt" (vgl.Joh.6:32-35). En heeft de Heer Jezus niet gezegd: "Ik ben het levende brood, dat uit de hemel neergedaald is"? (Joh.6:51a). Wie Hem leert eten, gaat leven, want "het brood dat Hij geeft is Zijn vlees, voor het leven van de wereld" (Joh.6:51b). De Heer bedoelde niet het brood, dat opkomt van de aarde. Hij wil, dat wij bidden om het levende brood uit de hemel. Epiousios brood: brood dat uit de hemel neerdaalt. Opvallend is, dat alleen de Heer Jezus het woord epiousios gebruikt, in het "Onze Vader" dus. Dat is de enige keer, dat het woord voorkomt in het Grieks, want ook in de Griekse klassieken wordt het nergens aangetroffen. Matthéüs 4 vers 4 is ook van toepassing op elk woord, dat gesproken wordt onder de zalving van de Heilige Geest. Als wij geestelijke oren hebben om geestelijke waarheden te horen, ontvangen wij het Woord van God. Zo worden wij geestelijk gevoed. Gevoed te worden is nodig voor groei. Daarom heeft God vijf bedieningen aan de "ekklesia" (=de gemeente in Geest en Waarheid) gegeven voor de opbouw van het Lichaam van Christus (Ef.4:11). Geestelijke kinderen hebben deze bedieningen nodig. Zij hebben apostelen, profeten, herders, leraars en evangelisten nodig om hen te voeden met het Woord van God. Gods bedoeling is, dat Zijn kinderen opgroeien tot geestelijk volwassenen. Er moet, net als bij onze natuurlijke kinderen, groei zijn, totdat ook zij de Opperherder kunnen volgen. Dat wij geestelijk moeten groeien blijkt ook uit het voedsel, dat de bijbel noemt: eerst "melk", daarna "vaste spijze", om te komen tot "volwassenheid". Eerst drinken wij als pasbekeerden aan de "moederborst". Daarna horen wij de "speen" te krijgen, om aan de "vaste spijs" te wennen. Spenen noemt men dat (1Sam.1:22-24, Ps.131:2). Het doel daarvan is, om de kleintjes van de melk af te helpen. "Volwassenen" daarentegen zorgen voor hun eigen voedsel. Zij blijven niet aan de "fles", aan de "speen", of in de "kinderstoel" met kindervoeding, die zij van anderen ontvangen. Ze ontgroeien deze fasen. Later, na verschillende "scholen" te hebben doorlopen, verlaten zij "het gezin", omdat zij "de stem van de goede herder horen en Hem volgen" (Joh.10:3-4). Zij weten nu zelf, hoe zij moeten "werken om de ware spijs die de Zoon des mensen geven zal" (Joh.6:27). Ze weten, wat hun "dagelijks brood" is: Jezus (Joh.6:34). Zij zijn "tot Hem gekomen", "eten het Woord van God" en "zullen nooit meer hongeren" (Joh.6:35). Zij zijn uitgeleid naar grazige weiden en "hebben leven in overvloed" (Ps.23:1-2, Joh.10:4,10). "Het Woord Gods is levend en krachtig en scherper dan enig tweesnijdend zwaard" We hoeven over dit vers nu niet meer veel te zeggen. Alleen dit: Jezus leeft en Hem is gegeven alle macht in hemel en op aarde (Mat.28:18). Het Woord Gods is levend en krachtig! We lezen in Openbaring, dat "uit Zijn mond een tweesnijdend scherp zwaard komt" (Op.1:16). Zonde, vleselijkheid, leugen en schijn kunnen niet voor Hem bestaan: "Zijn aanschijn is als de zon in haar kracht". Hij is het Woord Gods (Op.19:13). De woorden, die iemand spreekt onder de zalving van de Heilige Geest, zijn ook levend en krachtig en dringen door tot de harten van die mensen, die "oren hebben om te horen wat de Geest tot de gemeenten zegt". Het opnoemen van bepaalde bijbelverzen, het paraat hebben van bepaalde bijbelse stokpaardjes, het trachten te overtuigen met behulp van een reeks schriftgedeelten kan nóóit het Woord Gods spreken vervangen. Zulke woorden hebben weinig te maken met het levende en krachtige woord, dat scherper is dan enig tweesnijdend zwaard. "Mijn Woord zal niet ledig tot Mij terugkeren, maar het zal doen, wat Mij behaagt en dat volbrengen, waartoe Ik het zend" Dit vers werd op wonderlijke wijze vervuld in Jezus. Hij was het Woord (Joh.1:1). Hij was eerst "in de gestalte Gods, aan God gelijk" (Fil.2:6). Toen werd Hij gezonden om Gods wil uit te voeren. Die wil was in Zijn binnenste (Ps.40:9). Hij "nam de gestalte van een dienstknecht aan en werd aan de mensen gelijk" (Fil.2:7). Het Woord werd vlees. Hij kwam "in een lichaam aan dat van de zonde gelijk" (Rom.8:3). Daarin "wandelde Hij naar de Geest", jaar in, jaar uit. Hij kwam als mens (Zoon des mensen). Na 30 jaar van gehoorzame toebereiding verklaarde een stem uit de hemel Hem tot Zoon van God: "Deze is Mijn Zoon, de geliefde, in wie Ik Mijn welbehagen heb" (Mat.3:17). Hij had voortdurend de dingen van de Vader gezocht en Hij was door de jaren heen "toegenomen in wijsheid en grootte en genade bij God en mensen" (Luc.2:52). Hij had al die jaren "het kwade weten te verwerpen en het goede weten te verkiezen" (Jes.7:15). Steeds had Hij consequent "Zijn ziel uitgegoten in de dood" (Jes.53:12). Zonder één keer te struikelen, veroordeelde Hij elke zonde in Zijn vlees (Rom.8:3). Elke verzoeking van satan wist Hij te weerstaan, Zijn hele leven lang. En zelfs in de grote verzoekingen in de woestijn, nadat Hij veertig dagen en veertig nachten gevast had, bleef Hij overeind. Hij gaf nooit toe. Ook niet in de verzoekingen aan het kruis, toen men Hem spottend toeriep: "Als je de tempel kan afbreken en in drie dagen kan opbouwen, red dan nu jezelf, als je Gods Zoon bent, en kom af van het kruis" (Mat.27:40). "Als Hij de koning van Israël is, laat Hij dan nu van het kruis afkomen en dan zullen we in Hem geloven" (Mat.27:42). Nee. Hij goot Zijn ziel geheel uit in de dood en gaf Zijn lichaam om te worden verbrijzeld (Jes.53:10-12). En toen alles volbracht was, zei Hij: "Vader, in Uw handen beveel Ik Mijn geest" (Luc.23:46). Hij stierf en stond weer op. Hij keerde niet met lege handen terug tot de Vader. Het Woord van de Vader zou niet ledig terugkeren. Het had volbracht, waartoe het was gezonden. "Het is volbracht", waren Zijn laatste woorden (Joh.19:30). Als nu een man of een vrouw het Woord van God spreekt, mogen we er zeker van zijn, dat ook dat Woord niet tevergeefs is gesproken. Het zal óók doen wat God behaagt en volbrengen, waartoe het is gezonden. Als God spreekt, gebeurt er iets. "Wedergeboren (beter: opnieuw verwekt) niet uit vergankelijk, maar uit onvergankelijk zaad, door het levende en blijvende Woord van God" Nadat Gabriël het Woord van God tot Maria had gesproken, werd Jezus in haar verwekt. "De engel zei tot haar: De Heilige Geest zal over u komen en de kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen. Daarom zal het heilige, dat in u verwekt wordt, Zoon van God genoemd worden" (Luc.1:35). "Want geen woord, dat van God komt, zal krachteloos wezen" (Luc.1:37). "En Maria zei: Mij geschiede naar Uw woord" (Luc.1:38). Hetzelfde gebeurt in hen, die zich oprecht tot God keren. Ook zij worden door de kracht van de Allerhoogste overschaduwd en "opnieuw verwekt uit onvergankelijk zaad, door het levende en blijvende Woord van God" (1Petr.1:23). Onze bijbelvertalingen gebruiken bijna overal geboren worden, ook als verwekt worden een betere vertaling zou zijn geweest. Het is dan ook nodig naar de Griekse woorden te kijken. Wat deed Gods Woord in Maria? Wat doet Gods Woord in ons? In de tekst, waar de engel tot Maria zegt: "U zult zwanger worden" (Luc.1:31) staat het Griekse werkwoord sullambano (ontvangen, zwanger worden). Het is afgeleid van lambano (aannemen, ontvangen, aanvaarden). Maria hoorde het Woord van God dat de engel tot haar sprak. Hoe ongelooflijk die woorden ook hadden geklonken, haar antwoord was: "Ik ben uw dienstmaag, Heer. Mij geschiede naar uw woord". Zij nam het Woord van God aan. Dat was haar onbevlekte ontvangenis. Zo moeten ook wij, die het Woord van God "horen", bereid zijn, het "aan te nemen" (Joh.1:12), "het lief te hebben en het te bewaren" (Joh.14:23). Ook voor ons is een ontvangenis een onmisbaar begin. Er is ook een woord, dat duidt op het uiteindelijke doel: tikto (baren, voortbrengen, geboren worden). Het komt maar enkele keren voor in het nieuwe testament: "Waar is de Koning der Joden, die geboren is?" (Mat.2:2), "U is heden de Heiland geboren" (Luc.2:11) en "de draak stond vóór de vrouw, die baren zou en zij baarde een zoon" (Op.12:4-5). Het derde Griekse woord is gennao, het meest gebruikt in het nieuwe testament. Het duidt op het wordingsproces, het geboorteproces van verwekking tot geboorte. Daarvan afgeleid is het woord genesis (wording). Het woord gennao kan worden vertaald door verwekken, zoals bijvoorbeeld in de verschillende geslachtsregisters (bv. in Matthéüs 1), maar ook door geboren worden. In onze tekst is het woord anagennao gebruikt (1Petr.1:23). Ana betekent opnieuw. Gennao duidt op het geboorteproces en kan in deze context geen andere betekenis hebben dan verwekken. Wie "naar Jezus' stem hoort en de deur opent (sullambano, ontvangen), Hij zal bij hem binnenkomen" (Op.3:20). Dan wordt hij "opnieuw (ana) verwekt (gennao) door het levende en blijvende Woord van God, het onvergankelijke zaad" (1Petr.1:23). Want "het zaad is het Woord" (Luc.8:11). God gebruikt over het algemeen een menselijke boodschapper om het Woord te zaaien. Dat is de bediening van een evangelist in de ware ekklesia. Filippus was zo'n door God aangestelde evangelist, die handelde op Gods initiatief. "En de Engel van de Heer sprak tot Filippus: Sta op en ga tegen de middag de weg op, die van Jeruzalem afdaalt naar Gaza. En hij stond op en ging" (Hand.8:26). "En zie, een Ethiopiër, een rijksgrote van Candáce, de koningin der Ethiopiërs, haar opperschatbewaarder, was naar Jeruzalem gegaan om te aanbidden. Hij was op de terugweg en zat in zijn wagen de profeet Jesaja te lezen. En de Geest zei tot Filippus: Treed toe en voeg u bij deze wagen. En Filippus liep er snel heen en hoorde hem de profeet Jesaja lezen en zei: Begrijpt u wat u leest? En hij zei: Hoe zou ik dit kunnen, als niet iemand mij de weg wijst? En Filippus predikte hem Jezus. En hij geloofde, dat Jezus Christus de Zoon van God was (Hand.8:27-31, 35 en 37). "Het zwaard des Geestes, dat is het Woord van God" Het zwaard des Geestes wordt hier beschreven als een onderdeel van de geestelijke wapenrusting. Het is niet iets natuurlijks. Dit zwaard is geen natuurlijk zwaard. Het is ook geen boek. Er zijn talloze christenen, die geloven, dat de bijbel het zwaard des Geestes is en die op grond van dit vers altijd een bijbel bij zich dragen als geestelijk wapen. Anderen denken, dat bepaalde bijbelteksten, bijvoorbeeld aan de deurpost van hun huis of aan een muur van de woonkamer, geestelijke kracht zouden hebben om hen te beschermen tegen duistere machten. Wie enigszins geestelijk denkt, weet, dat dit niets te maken heeft met het zwaard des Geestes. Het is eerder bijgeloof. Het zwaard des Geestes is niet de bijbel. Het is niet een bijbelboek of bijbelteksten. Het zwaard des Geestes is de geestelijke kracht van het Woord, dat God is (Joh.1:1). Dat "zwaard" kan ook het Woord Gods in onze mond zijn, als "stromen van levend water uit ons binnenste vloeien" (Joh.7:38). Want, zegt Jezus, "het water, dat Ik hem zal geven, zal in hem worden tot een fontein van water, dat springt ten eeuwigen leven" (Joh.4:14). "Water van boven", dat stroomt uit de Zoon, is het Woord des Geestes. Deze "wateren uit Zijn mond", dit "zwaard uit Zijn mond" is het levende Woord van God. "En Zijn stem was als van vele wateren. En uit Zijn mond kwam een tweesnijdend scherp zwaard" (Op.1:15-16). Satan en zijn demonen konden voor Jezus, het vleesgeworden Woord, niet standhouden. Als zij Hem zagen, waren ze bang, dat Hij zou spreken en vluchtten weg. Sommige krijsten het uit van angst. "Ze schreeuwden: Wat heb jij met ons te maken, Zoon van God? Ben je hier gekomen om ons vóór de tijd te pijnigen?" (Mat.8:29). En ook zal ieder, die recht "vóór God staat en uitspreekt wat waarde heeft, zonder vermetele taal, zijn als Zijn mond" (Jer.15:19). Ook uit hem komt het zwaard des Geestes, het levende Woord van God. AFGODERIJ Het is verhelderend om de katholieke houding jegens Maria te vergelijken met de protestantse houding ten opzichte van de bijbel. Maria vervulde een unieke rol in Gods plan. Zij was een bijzonder bevoorrechte vrouw. De engel zei tot haar: "Gegroet, begenadigde, de Heer is met je. Wees niet bevreesd, want je hebt genade gevonden bij God. Je zult een zoon baren en Hem de naam Jezus geven" (Luc.1:28-31). Door haar kwam de Heer Jezus in de wereld. In zekere zin had het Woord niet vlees kunnen worden zonder haar. Maar om haar náást Jezus te plaatsen, voor háár beeld neer te knielen en háár te aanbidden is afgoderij. Alleen voor Jezus "zal alle knie zich buigen en alle tong God loven" (Rom.14:11). Geen mens, ook niemand van Gods dienstknechten of dienstmaagden, mag aanbeden worden (Op.19:10). Maria was dus een unieke vrouw. Zo is ook de bijbel een uniek boek. Gods Geest gebruikte een groot aantal schrijvers om de boodschap van Zijn liefde aan de mens duidelijk te maken. Net als Maria vervult de schrift een unieke rol in Gods plan. Maar als protestanten een naam van Jezus (het Woord van God) en de plaats van Jezus toewijzen aan de bijbel, is dat ook afgoderij. Als wij weten, dat Jezus het Woord van God is en wij plaatsen de schrift naast Hem, of zelfs op de eerste plaats, om te proberen daarin leven te vinden, dan geldt ook voor ons, dat wij als "overspelig geslacht" de schriften wel onderzoeken, omdat wij menen daarin eeuwig leven te hebben, maar toch niet tot Christus willen komen om leven te hebben (Joh.5:39-40). Wie leven zoekt, moet tot Jezus komen. "Kom tot Mij, allen die vermoeid en belast zijn, en Ik zal u rust geven" (Mat.11:28). "Leer van Mij" (Mat.11:29). "Als iemand dorst heeft, laat hij dan bij Mij komen drinken" (Joh.7:37). Jezus is het "levende en blijvende Woord van God" (1Petr.1:23). "In het Woord is leven en dat leven is het licht voor de mensen" (Joh.1:4). De bijbel heeft dezelfde functie als Johannes de Doper. Deze wees op Jezus en bereidde Zijn komst voor. Hij "kwam om van het licht te getuigen. Hij was het licht niet, maar was om te getuigen van het licht", "opdat allen door hem geloven zouden" (Joh.1:7-8). Dat is ook het doel van de schriften. "Deze zijn het die van Mij getuigen", zegt Jezus. Opdat wij in Hem zouden geloven, "opdat wij leven zouden hebben in overvloed" (Joh.10:10). Dat leven komt nooit door veel in de bijbel te lezen of door studie. Wie het daarvan verwacht, gelooft misschien wel, maar hij ontvangt geen leven in overvloed. "Want zo zegt de HERE tot het huis Israëls: Zoek Mij en leef" (Amos 5:4). DE SCHRIFT Nu wij hebben nagedacht over de plaats en de functie van het Woord van God, moeten we natuurlijk ook stilstaan bij de plaats van de schrift. Paulus is daar zeer duidelijk over in de tweede brief aan Timótheüs: "Elk door God ingegeven schriftwoord is nuttig om te onderrichten, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de gerechtigheid, opdat de mens Gods volkomen zij, tot alle goed werk volkomen toegerust" (2Tim.3:16-17). Hij ziet de bijbel als Timótheüs' uitrusting, die nodig is voor het werk "in de schaapskooi". Timótheüs moest de schrift gebruiken om te onderwijzen, te corrigeren en te weerleggen. Het is opvallend, dat Paulus deze woorden niet schrijft aan een groep gelovigen, maar aan een geestelijk leider. Nergens spoort hij gelovigen aan om de schrift te bestuderen, hoewel hij hen juist wel vaak aanspoort om te bidden. Timótheüs had de taak om anderen te helpen. Zijn kennis van de schrift zou hem in het werk, dat hem was opgedragen, goed van pas kunnen komen. De schrift: nuttig om te onderrichten Ten eerste schreef Paulus, dat elk door God geïnspireerd schriftwoord nuttig is om te onderwijzen. De bijbel is bij uitstek een boek, waaruit wij onderwijs en lering kunnen ontvangen. Paulus droeg Timótheüs niet op om onderwijs te gaan geven over de schrift. Daar waren de deskundigen, de Joodse schriftgeleerden, veel beter in. Zijn taak was anders. Het ging hem om een kennen van het Woord, de Heer Jezus (Fil.3:10-11). Zij, die aan zijn zorgen waren toevertrouwd, moesten weten, dat het Woord Zich aan en in hen wilde openbaren (Gal.1:16, Col.1:27). Hij moest de schrift gebruiken om waarheden en realiteiten van het Koninkrijk der hemelen te bevestigen. Eerst openbaring, dan herkenning en bevestiging in de schrift. Zo is het ook nu nog. Het gaat er in de levens van Jezus' discipelen om "Hem te kennen en de kracht van Zijn opstanding" (Fil.3:10). Daarvan zullen zij (oog)getuigen zijn in hun eigen leven. Dan zijn zij "het licht van de wereld" (Mat.5:14). En als ook wij dat ervaren, is het fijn om met geloofsgenoten te delen, wat wij zelf hebben gezien van de hemelse waarheden. Ook dan kunnen wij uit de bijbel tal van voorbeelden aanhalen, om anderen, die "ogen hebben om te zien en oren om te horen" te bemoedigen. Het is heerlijk in de schrift te zien bevestigd, wat de Heer Jezus in onze levens heeft gedaan. De Hebreeënbrief is een prachtig voorbeeld, hoe wij de schrift zouden moeten hanteren om te onderrichten. De schrijver noemt deel na deel en persoon na persoon uit het oude testament om aan te tonen, dat het nieuwe verbond méér is dan het oude en dat Jezus ver verheven is boven alle anderen. Ook Paulus gebruikte vaak citaten uit het oude testament in de brieven aan de Romeinen en aan de Galaten. Hij gebruikte ze als illustraties voor openbaringen, die hij van God had ontvangen. Wat hem was geopenbaard, vond hij bevestigd in de schrift. Hij was eerst een schriftgeleerde geweest, die alles wat er te weten was, wist. Maar toen kon hij "het Koninkrijk Gods niet zien" (vgl. Joh.3:3). Hij was blind voor geestelijke realiteiten. Nu hij een discipel van het Koninkrijk der hemelen was geworden, achtte hij alles schade (Fil.3:7-8). Nu kon hij zeggen: "De kennis van Jezus Christus, mijn Heer, gaat alles te boven". Voor zover wij weten, citeerde de Heer Jezus Zelf de schrift op die manier maar één keer. Dat was na Zijn opstanding, toen Hij meeliep met twee van Zijn volgelingen op de weg naar Emmaüs. Er staat: "En Hij begon bij Mozes en bij alle profeten en legde hun uit, wat in al die schriften op Hem betrekking had" (Luc.24:27). Toen Jezus sprak, waren hun "harten brandende" in hen (Luc.24:32). Maar nog steeds konden zij niet "zien", waar Hij het over had. Pas toen "Hij met hen aanlag, het brood nam, het brak en het hun toereikte" (Luc.24:30), werden "hun ogen geopend en herkenden zij Hem" (Luc.24:31). De schrift: nuttig om te weerleggen In het leven van de Heer Jezus zien wij, dat ook Hij de schrift hanteerde om te weerleggen. "Nadat Jezus gedoopt was, ging de hemel open, en Johannes zag de Geest van God neerdalen als een duif en op Hem komen" (Mat.3:16). "Toen werd Jezus door de Geest naar de woestijn geleid om verzocht te worden door de duivel" (Mat.4:1). In deze verzoekingen gebruikte de Heer bijbelverzen uit het oude testament om satans gedachten te weerleggen. Elke keer begon Zijn antwoord met: "Er staat geschreven". Eén van satans verzoekingen kwam zelfs als een bijbelvers. We lezen: "Toen nam de duivel Hem mede naar de heilige stad en hij stelde Hem op de rand van het dak van de tempel, en Hij zei tot Hem: Als je Gods Zoon bent, werp jezelf dan naar beneden; er staat immers geschreven: Aan zijn engelen zal Hij opdracht geven je op handen te dragen, opdat je je voet niet aan een steen stoot" (Mat.4:6). Satan liegt altijd. Hij is "de vader van de leugen, die altijd naar zijn aard spreekt" (Joh.8:44). "Hij staat niet in de waarheid, want er is in hem geen waarheid" (Joh.8:44). Ook als hij de schrift hanteert, liegt hij. Want wat zei hij tegen de Heer Jezus? Hij citeerde enkele teksten uit een psalm, maar liet, geraffineerd als hij is, enkele zeer essentiële woorden weg. Er staat: "Hij zal aangaande u Zijn engelen gebieden, dat zij u behoeden op al uw wegen. Op handen zullen zij u dragen, opdat gij uw voet niet aan een steen stoot" (Ps.91:11-12). God zou Jezus behoeden op al Gods wegen! De Heer Jezus moest elke keer kiezen, of de beslissing, die Hij kon nemen, de weg van het vlees was, de weg van satan, de weg van de minste weerstand, óf de weg van God. Altijd, ook in deze sluwe aanval van satan, wist Hij "het kwade te verwerpen en het goede te verkiezen" (Jes.6:16). Hij verwierp het voorstel om van de tempel te springen. Hij koos voor Gods weg en antwoordde de verleider: "Er staat ook geschreven: Gij zult de Heer, uw God, niet verzoeken" (Mat.4:7). "En daarna keerde Jezus in de kracht van de Geest terug naar Galiléa" (Luc.4:14). Ook wij moeten de schrift goed kennen, niet alleen naar de letter, maar vooral naar de Geest. Want als satan als een engel van het licht de schrift gebruikt, verminkt hij deze op zo'n subtiele wijze, dat ieder die niet boven "de letter" uitstijgt, wordt bedrogen. Hij kan, zoals we gezien hebben, iets uit een tekst weglaten. Hij kan een tekst uit de context halen. Hij kan (en dat is zijn grootste wapen) hemelse waarheden aards laten interpreteren. Daarom gaat het er in de eerste plaats om, te "worden hervormd door de vernieuwing van ons denken" (Rom 12:2), om "de gezindheid van Christus" te verkrijgen (Fil.2:5). Wat is dat eigenlijk, de gezindheid van Christus? In het Grieks staat het woord phroneo. Het betekent denkwijze. "Laat die gezindheid in u zijn, die ook in Jezus Christus was, die, in de gestalte Gods zijnde, het Gode gelijk zijn niet als een roof heeft geacht, maar Zichzelf ontledigd heeft en de gestalte van een dienstknecht heeft aangenomen" (Fil.2:6). Hij was bij God en Hij was God (Joh.1:1). Jezus wist dat. Hij zei: "Die van boven komt, is boven allen" (Joh.3:31). En wat was Zijn phroneo, Zijn denkwijze? Hij dacht geestelijk. Hij zei: "Ik ben van boven" (Joh.8:23). Altijd "bedacht Hij de dingen van boven" (Col.3:2). Hij had "een schat in de hemelen, die nooit opraakte" (Luc.12:33). Op aarde bezat Hij niets, zelfs geen steen om Zijn hoofd neer te leggen. Altijd was Hij bezig met de dingen van Zijn Vader. Hoorde Hij Zijn discipelen praten over brood, dan dacht Hij aan hemels brood. Spraken de Farizeeën over hun tempel, dan dacht Hij aan de tempel van Zijn lichaam. Gingen de Israëlieten naar Jeruzalem om de feesten der Joden te vieren, dan waren Jezus' gedachten in de hemelse stad van God, waar Hij aan de vervulling dacht van de feesten van de Heer. Zo zouden we talloze voorbeelden kunnen geven van verschil in denken tussen Jezus en de anderen. Hij typeerde het verschil heel kernachtig: "Jullie zijn van beneden, Ik ben van boven" (Joh.8:23). Wij kunnen alleen maar gevrijwaard blijven van de subtiele verleidingen van de duivel, als ook wij de gezindheid van Christus hebben. Vandaar dat Paulus ons oproept om "de dingen die boven zijn te zoeken" (Col.3:1). Zonder de wijze van denken, die in Christus Jezus was, vallen wij ten prooi aan allerlei subtiele leugens en halve waarheden. Alleen als wij Zijn denkwijze hebben, kunnen wij alle ideeën, die via dwaallichten en valse profeten op ons afkomen aan de schrift toetsen. De schrift: nuttig voor correctie "Elk door God ingegeven schriftwoord is nuttig om te onderrichten, te weerleggen, te verbeteren" (2Tim.3:16). Toen Jezus de verkeerde opvattingen van Zijn tegenstanders corrigeerde, gebruikte Hij vaak teksten uit het oude testament. Hij citeerde David om de strenge opvattingen van de Farizeeën over de sabbatsheiliging te corrigeren (Mat.12:3-8). Hij toonde de Sadduceeërs vanuit het oude testament aan, dat er wel degelijk een opstanding uit de doden was (Mat.22:29-33). Ook in de brief van Paulus aan de Galaten treffen we correctie aan. Rechtvaardigheid is door het geloof en Paulus toont dat aan door naar het leven van Abraham te kijken. Een bijzondere leiding of een openbaring moet dus altijd getoetst worden aan de bijbel. Dat is de enige betrouwbare en objectieve norm. Het spreekt vanzelf, dat wij het geloof van anderen nooit mogen corrigeren op grond van vooroordeel, gevoel, traditie of reputatie. . In het oude testament had Israël de wet als toetssteen. De wet van Mozes zei duidelijk, waar het volk zich aan te houden had. "Als u aandachtig luistert naar de stem van de Heer uw God en al Zijn geboden naarstig onderhoudt, dan zal Hij u verheffen boven alle volken van de aarde" (Deut.28:1). In het nieuwe testament kwamen er heidenen tot bekering. Let wel: dat waren mensen, die nooit met Gods wet te maken gehad hadden. Wat zien wij nu gebeuren? Dat er ook in hun leven eerst regelgeving moest komen. Paulus gaf hun daarom dan ook talrijke voorschriften. In het oude testament stond het volk Israël onder de wet van Mozes. Die wet was "een tuchtmeester tot Christus" (Gal.3:24). In het nieuwe testament staat ieder ook onder een tuchtmeester tot Christus. Dat kan de wet van Mozes zijn. Het kan ook de "wet van Paulus" zijn. Ik ben ervan overtuigd, dat het merendeel van de protestanten onder de "wet van Paulus" leeft: Paulus zegt dit, Paulus zegt dat. Natuurlijk is dat goed voor een beginsituatie. Ieder mens heeft in zijn jonge (geestelijke) leven regels nodig. Dat hoort bij zijn (geestelijke) opvoeding. Zo heeft ieder, die God zoekt, eerst regelgeving nodig, totdat Hij Christus leert kennen in Geest en Waarheid. Eerst de wegbereider. Daar begint het evangelie van Jezus Christus mee (Luc.1:1-2). De wegbereider hanteert Gods wet en roept Gods volk op tot bekering (Mat.3:7-12). Zo baant hij de weg voor een persoonlijk komen van Jezus Christus (Joh.1:19-34, 14:23). Dan is Christus' parousia (= Zijn aanwezigheid) aangebroken. Dan is Hij gekomen om in ons te wonen (Joh.14:23). Zo is het nu nog. De schrift is als het ware een wegbereider. Daarin lezen we over Gods wil. Van alle oude principes van Israëls wet is niet het minste afgeschaft (Mat.5:18). Van de nieuwtestamentische principes wordt niets weggenomen. Eerst het natuurlijke, dan het geestelijke (1Cor.15:46). Wie in het kleine (=het natuurlijke) niet getrouw is, kan ook in het grote (het geestelijke) niet getrouw zijn (Luc.16:11). Wie zijn vader en moeder niet eert, liegt of steelt en iets van zijn naaste begeert, moet zich bekeren. Wie zijn eigen gezin niet kan beheren, kan het huisgezin Gods niet beheren. Zo kunnen wij talloze natuurlijke principes noemen, die, als ze nog niet goed functioneren in ons leven, moeten worden verbeterd. Anders kan God ons op het geestelijke vlak niet volkomen gebruiken. De bijbel is daarbij een feilloos richtsnoer. De schrift: nuttig om op te voeden "Elk door God geïnspireerd schriftwoord is nuttig om te onderrichten, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de gerechtigheid" (2Tim.3:16). Het Griekse woord, dat hier is gebruikt, is paideia (afgeleid van pais, kind). De primaire betekenis is het opleiden van een kind. In de voorgaande verzen lezen we: "Blijf bij wat je geleerd en toevertrouwd is, wèl bewust van wie je het hebt geleerd, en dat je van kindsbeen af de heilige schriften kent, die je wijs kunnen maken tot zaligheid door het geloof in Christus Jezus" (2Tim.3:14-15). Timótheüs, aan wie deze woorden werden geschreven, was de derde generatie van een godvrezende familie. Paulus heeft het over het oprechte geloof van zijn grootmoeder Loïs en van zijn moeder Eunice. Ongetwijfeld hebben deze twee hem "van kindsbeen af" onderwezen en hem met de schrift vertrouwd gemaakt. Zo werd hij toebereid om de weg van Jezus te gaan. Timótheüs werd een trouw metgezel van Paulus. Van zijn brieven zijn er zes ook namens hem geschreven. Er wordt zelfs beweerd, dat de Hebreeënbrief door Timótheüs zou zijn geschreven. Hij werd een belangrijk geestelijk leider in de eerste gemeente, die o.a. het werk van Paulus in Efeze voortzette. We zien interessante overeenkomsten tussen hem en de profeet Jeremia. Ook Jeremia's vader was een godvrezend man, die het boek van de wet terugvond in de dagen van koning Josia. Ook Jeremia werd, net als Timótheüs, als jonge man geroepen voor een grote taak. Beiden hadden ouders, die de schriften respecteerden en er naar leefden. Mozes daarentegen groeide op in een paleis met "alle wijsheid van de Egyptenaren". Hij moest veertig jaar in de woestijn doorbrengen, voordat hij aan zijn taak kon beginnen. Hij was toen inmiddels tachtig jaar oud. Het is duidelijk, dat gelovige ouders hun kinderen vertrouwd moeten maken met de schrift. Ze moeten bijbelse principes leren kennen. De schrift kan niet redden, maar geeft kennis, die tot redding kan leiden. Paulus zegt immers, dat "de wet een tuchtmeester is tot Christus". Dit impliceert natuurlijk niet, dat "opvoeden in de gerechtigheid" alleen maar voor kinderen is. Volwassenen kunnen "geestelijke kinderen" zijn. Ook zij moeten worden "opgevoed", totdat zij "geestelijk volwassen" zijn (Hebr.5:12-14). HOOFD OF HART Veel mensen bidden: "Heer, ik begrijp alles in mijn hoofd. Laat het nu zakken naar mijn hart". Zij denken, dat geestelijke waarheden eerst met het verstand en daarna met geestelijke ogen moeten worden "gezien". Dat is precies het tegengestelde van wat God wil. Paulus schreef aan de Colossenzen: "Het Woord van Christus wone rijkelijk in u" (Col.3:16). En aan de Efeziërs: "Dat Christus door het geloof in uw hart woning make" (Ef.3:17). Dat gebeurt, als wij Zijn Woord ontvangen als "levend water". Gods primaire wijze om tot mensen te spreken is niet door bijbelstudie. In de eerste plaats werkt Hij door apostelen, profeten, herders en leraars in de ware ekklesia. En daarna komt de fase, zoals de Heer Jezus Zelf werd geleid: rechtstreeks door de Heilige Geest. Hoe meer Zijn Woord in onze harten groeit, des te meer zal ook de schrift voor ons open gaan. De bijbel wordt als het ware een herkenningsboek, dat steeds weer geestelijke processen, die God in ons leven doet, bevestigt. De Heer Jezus had van kindsbeen af gemeenschap met Zijn hemelse Vader. Toen Hij twaalf jaar oud was, stonden de leraren in de tempel verbaasd over Zijn vragen en over Zijn wijsheid. Hoe kon dit kind zoveel weten? Hoe kon Hij op die leeftijd zo wijs zijn? Jezus gaf het antwoord Zelf: door steeds bezig te zijn met de dingen van de Vader. Hij ontving het Woord Gods in Zijn geest en in Zijn ziel. Hij ontving leven. Jezus nam toe in een andere "kennis" dan "schriftgeleerdheid". Hij dronk als het ware het levende Woord van God in en hoorde steeds bevestigingen daarvan, als de schrift in de synagoge werd voorgelezen. Zo ontving Hij Gods beloften, Gods plan en Gods wil. Elke voorlezing uit de heilige schrift gaf Hem niet alleen nieuwe gedachten, maar was voor Hem ook steeds een blijde herkenning. Veel wat Hij hoorde, had Hij al eerder "gehoord" van Zijn Vader. Zo moeten ook wij ons op Hem richten, met Hem leven. Wie niet met Jezus leeft, ontvangt geen geestelijke kennis. Dan blijft zijn kennis slechts beperkt tot intellectuële weetjes. Wij kennen dan de beloften van God met ons verstand. Maar kennen wij die wel, zoals de Heer die kende, als een onwrikbaar innerlijk weten, als onvernietigbaar leven (Hebr.7:16)? Hebben wij deze beloften diep in onze geest ontvangen van de Vader? Of hebben wij ze gelezen en onthouden als bijbelkennis? Wie met Jezus leeft, ontvangt méér dan bijbelkennis. Hij ontvangt hemelse wijsheid en kennis (Jac.3:17). Het is dus zo, dat wie met Jezus leeft, de bijbel zal gaan begrijpen; niet andersom. Niemand kan het boek écht begrijpen, als hij de schrijver niet kent. Als het Woord van God tot ons komt als "levend water", is het heel belangrijk, het te bewaren. Oswald Chambers heeft gezegd: "Schrijf het op, op papier en in uzelf". Er is niets zo triest, als God tot ons spreekt en we vragen ons later af: "Waar ging het ook al weer over?" Dan is het Woord Gods mogelijk "verstikt door de zorgen van de wereld en het bedrog van de rijkdom en de begeerten naar al het andere" (Marc.4:19). Wij moeten "al Zijn woorden bewaren en die overwegen in ons hart" (Luc.2:19). Schrijf ze in ieder geval op. We kunnen dat doen in onze bijbel, of in een apart schrift. Het is vaak zo goed, om nog eens terug te zien, hoe de Heer ons heeft geleid op Zijn wegen. Hoofd of hart? Mijn schoonzuster, die bij ons in huis woont, is door een hersenbeschadiging tijdens de geboorte lichamelijk gedeeltelijk en verstandelijk volledig gehandicapt (imbecillitas mentis). Met haar lichaam kan ze zo goed als niets; met haar verstand helemaal niets. Geestelijk is zij echter helemaal niet gehandicapt. Is zij verdrietig, dan zal ze bidden. Is ze blij, dan zal ze zingen. Is ze ziek, dan moeten we voor haar bidden. Gaat ze naar bed, dan wil ze danken. Ze staat 's morgens niet op, zonder eerst samen te hebben gebeden. Hoort ze iemand klagen over hoofdpijn, dan zegt ze: "Naar de Heer gaan". Bij haar zijn alle intellectuële functies afwezig en toch pakt ze de meeste dingen geestelijker aan, dan de meeste "normale" mensen. Het gaat in de eerste plaats om het hart. HET HOREN VAN ZIJN STEM Hoe moet onze houding zijn, als wij het Woord van God willen horen? Wij weten, dat God in de diepten van ons wezen wil spreken, als wij maar stil genoeg kunnen zijn om Zijn stem te verstaan. Dat lijkt niet zo moeilijk, maar wie echt "in de stilte" gaat, zal het tegendeel ontdekten. In "de binnenkamer" moet "de deur" goed worden gesloten. "Kom, Mijn volk, ga in uw binnenkamers en sluit uw deuren achter u" (Jes.26:20). Als wij dat niet doen, blijven tal van gedachten en stemmen ons achtervolgen. Soms zijn dat eigen vragen en gedachten, of eigen gebeden. Soms zijn dat suggesties van de verleider of stemmen van de wereld. We worden in alle richtingen getrokken en geduwd. Het is onvoorstelbaar, hoe onrustig een mens blijkt te zijn, als hij in de stilte wil komen. Al die gedachten en onrust moeten wij loslaten en buiten sluiten. "Laat af en weet dat Ik God ben" (Ps.46:11). Laat los. Wees stil. A.B.Simpson schrijft in zijn artikel "Luisteren" het volgende: "God had gesproken, dat ik stil moest zijn. Toen kwamen de gedachten aan plichten en zorgen voor morgen. Wat een gedachten kwamen er in mij op! Ik had niet gedacht, dat stil zijn zo moeilijk zou zijn. Toch leerde ik te gehoorzamen aan Zijn wil. Ik ontdekte na een poosje, dat, toen andere stemmen tot zwijgen waren gebracht (of ik ze niet meer kon horen), er in mij een stille stem was, die met grote tederheid, kracht en vertroosting tot mij begon te spreken. Al luisterend werd die stem de stem van gebed, van wijsheid, van plicht. Ik hoefde niet meer zo hard te denken, te bidden of te vertrouwen. Die zachte stem van de Heilige Geest in mijn hart was God, die sprak in het verborgene van mijn ziel. Zij was Gods antwoord op alle kennis, alle gebeden, alle zegeningen. Dat was God Zelf als mijn alles. Zo drinkt onze geest het leven van de opgestane Heer in. Zo kunnen we alle plichten en conflicten van het leven aan. We zijn dan als het ware een bloem, die in de stilte van de nacht koele, kristalheldere dauwdruppels indrinkt. Maar, omdat dauw nooit komt in stormachtige nachten, komt de dauw van Zijn genade nooit op een onrustige ziel. Rust. Stilte. Vrede. Dat daalt op ons neer, als wij in Zijn aanwezigheid wachten totdat wij Hem horen". Tot zover broeder Simpson. We gaan nu verder met enkele gedachten uit Johannes 10, het hoofdstuk van de Goede Herder. "Mijn schapen horen naar Mijn stem. Ik ken ze en zij volgen Mij" (Joh.10:27). Het is uiterst belangrijk in deze tijd van "voleinding" om te weten, wat deze woorden betekenen. Jezus, het Woord, werd geleid door Gods Geest: Hij was de Zoon van God. Ook zij, die geroepen zijn tot zoonschap, zullen volkomen geleid worden door de Geest Gods (Rom.8:14). Zij zullen de stem van de Goede Herder horen, Hem volgen en leven (Joh.10:10b,28). Om dit te verduidelijken, wil ik een gedeelte vertalen uit "The Living Word" van Paul Mueller: "In Zijn onderwijs benadrukte Jezus de noodzaak van het horen van Zijn Woord. Hij zei: "Wie door de deur binnenkomt, is de herder van de schapen. Voor Hem doet de deurwachter open en de schapen horen naar Zijn stem en Hij roept Zijn eigen schapen bij naam en voert ze naar buiten. Wanneer Hij Zijn eigen schapen alle naar buiten gebracht heeft, gaat Hij voor ze uit en de schapen volgen Hem, omdat zij Zijn stem kennen" (Joh.10:2-4). Ik hoop, dat deze verzen evenveel voor u betekenen als voor mij. De Heer des hemels kent mijn naam! Hij heeft mij uitgeleid naar grazige weiden. Hij heeft mij weggeroepen uit de begrenzing van het babylonische systeem en verkwikt mij nu voortdurend in de ruimte van Zijn waarheid en Zijn leven. En wanneer Hij mij verder wil leiden, roept Hij mij bij mijn naam. Kent u deze intieme gemeenschap en relatie met de Opperherder? Ja? Dan hebt u niet langer het herderschap van mensen nodig. Tot wie zouden we ons trouwens moeten wenden in deze duistere tijd? Alleen tot Christus. Hij alleen heeft woorden van eeuwig leven. Hij is onze Apostel, onze Profeet, onze Herder, ons Leven. Hij is alles wat wij nodig hebben. Het verkrijgen van het leven van Christus is een heerlijke belofte. "Die Hij tevoren gekend heeft, heeft Hij ook tevoren bestemd tot gelijkvormigheid aan het beeld van Zijn Zoon" (Rom.8:29). Jezus is gekomen, opdat wij leven hebben en overvloed. Door naar Zijn stem te luisteren, komen wij tot overvloedig leven. Hij zegt: "Voorwaar, Ik zeg u, wie Mijn Woord hoort en Hem gelooft, die Mij gezonden heeft, heeft eeuwig leven en komt niet in het oordeel, want hij is overgegaan uit de dood in het leven. Voorwaar, ik zeg u, de ure komt en is nu, dat de doden naar de stem van de Zoon van God zullen horen, en die haar horen, zullen leven. Want gelijk de Vader leven heeft in Zichzelf, heeft Hij ook de Zoon gegeven, leven te hebben in Zichzelf (Joh.5:24-26). Boven al het rumoer en geraas van de tegenwoordige tijd klinkt Gods heerlijke waarheid als een heldere bazuin voor hen, die oren hebben om te horen. De belangrijkste boodschap en waarheid voor onze tijd vinden we in deze tekst: "De doden zullen naar de stem van de Zoon van God horen, en die haar horen, zullen leven". Toen de Heer Jezus zei: "En die Mijn stem horen, zullen leven", dacht Hij in eerste instantie aan hen, die "oren hebben om te horen". Dat zijn de Zijnen, die "opgewekt" worden tot Zijn leven in dit "dal der schaduw des doods" (Ps.23:4, St.V.). Zij ontgroeien alles wat "van beneden" is. Zij groeien op tot "de volle kennis van de Zoon van God, tot mannelijke rijpheid, tot de maat van de wasdom van de volheid van Christus" (Ef.4:13). Niet iedereen weet, dat de Heer Jezus een duidelijk onderscheid maakt tussen de uitverkorenen, die nu worden "opgewekt vanuit de doden" tot Zijn leven, omdat zij naar Zijn stem horen enerzijds en de doden, die later opgewekt worden anderzijds. In Johannes 5:24-26 spreekt Jezus over de uitverkorenen: zij worden nu "opgewekt vanuit de doden". Maar in Johannes 5:28-29 spreekt Hij over alle doden: "Verwondert u hierover niet, want de ure komt (toekomst, niet nu, vgl. vers 25), dat allen, die in de graven zijn, naar Zijn stem zullen horen, en zij zullen uitgaan, wie het goede gedaan hebben, tot de opstanding ten leven, wie het kwade bedreven hebben, tot de opstanding ten oordeel (Grieks: krisis, niet verdoemenis, maar oordeel, gericht, rechtzetting, correctie). Sommigen zullen dus nu Gods rust binnengaan en deel krijgen aan het leven van Christus vóór anderen (Hebr.4:6). Zij zijn "eerstelingen voor God en voor het Lam" (Op.14:4). Zij volgen nu al het Lam, dé Eersteling, waar Hij ook heen gaat. Zij zijn al bij Hem, en zijn daartoe geroepen en uitverkoren. Ze blijven Hem in alles trouw (Op.17:14). Zij horen en bewaren nu reeds het Woord van God. Zij staan op uit dit "dal des doods" en zijn niet langer "levend dood" (1Tim.5:6). Zij worden gevoegd bij hen die blijven leven in "gemeenschap met Gods Zoon Jezus Christus" (1Thes.4:15,17, 1Cor.1:9). Hij bevestigt hen tot het einddoel toe (1Cor.1:8). Tot zover Paul Mueller. BIJBELVERTALING De bijbel is voor iedere ware gelovige een onfeilbaar, door God geïnspireerd boek. Zo beschouwden de Heer Jezus en Zijn volgelingen het oude testament. En zo is het ook met het nieuwe testament. Voor ons komt er echter één groot probleem bij: Gods boek is niet in het Nederlands geschreven, maar in het Hebreeuws, het Aramees en het Grieks. Wie deze talen niet beheerst, is aangewezen op een vertaling. En vaak blijkt, dat deze vertalingen (bewust of onbewust) aangepast zijn aan menselijk denken. Het vertalen uit het Hebreeuws, het Aramees en het koine-Grieks is uitermate moeilijk. Bijbelvertalers beschikken niet over de oorspronkelijke handschriften, maar over kopieën van kopieën van kopieën. Deze kopieën zijn helaas niet eensluidend. Er zijn momenteel ongeveer 15000 volledige of gedeeltelijke handschriften van het nieuwe testament bekend. Van de gezamenlijke tekst vertoont ongeveer 3 procent verschillen. Welk manuscript is nu het meest betrouwbaar? Dit probleem wordt op verschillende manieren benaderd. Allereerst is er de eclectische benadering. Taalgeleerden leggen een bepaalde tekst uit alle handschriften naast elkaar en proberen zo de verschillen uit te sorteren. Wat zeggen de oudste documenten? Wat zeggen de meeste? Wat zeggen de beste? Wat is de meest voor de hand liggende vertaling? Anderen kiezen voor de manuscripten, die in de zeventiende eeuw beschikbaar waren en die gebruikt zijn bij de Statenvertaling. Deze tekst staat bekend als de "textus receptus" en is gebaseerd op de manuscripten van de Grieks sprekende Oosterse kerk. Deze benadering gaat dus voorbij aan oudere manuscripten van de Westerse Kerk, die later zijn ontdekt. Hét antwoord op dit probleem komt van een Russische geleerde: Ivan Panin. Na zijn vlucht uit Rusland en zijn bekering van het atheïsme ontdekte hij in 1890, dat de gehele bijbel verweven is met getallenpatronen, waarin vooral het getal zeven een belangrijke factor is. Elke letter in het Hebreeuws en in het Grieks heeft een getallenwaarde. Men kan dus van een woord, of van een groep woorden, de getallenwaarde vaststellen, door de waarden van de gezamenlijke letters op te tellen. Zinnen, verhalen en geslachtsregisters blijken allemaal zevenvouden te zijn. De getallenstructuur, die onder de tekst schuilgaat, is zo feilloos, dat, wie daar iets van ziet, alleen maar tot de slotsom moet komen, dat ook hier "het begrijpen hem te wonderbaar is" (Ps.139:6). Deze ontdekking was belangrijk om twee redenen. Ten eerste was dit een onweerlegbaar bewijs van de goddelijke inspiratie van de schrift. Iedere zin, elk woord en elke letter draagt als het ware een goddelijk zegel. Deze getallenstructuur gaat menselijke vaardigheid ver te boven. Zelfs met behulp van de meest geavanceerde computer zouden wij in een boek zo'n perfect patroon nooit aan kunnen brengen. Maar bij God is alles mogelijk. Hij gebruikte daarvoor een veertigtal auteurs, die schreven in een tijdsbestek van 1400 jaar, op de meest uiteenlopende plaatsen in Azië, Afrika en Europa (in de woestijn, in een paleis, op een eiland, in een kerker, enz.) en in drie talen. Ten tweede beschikte Panin nu over een betrouwbare methode om bij verschillend luidende teksten te bepalen, welke de juiste was. Zo heeft hij een Grieks nieuw testament uitgegeven en ook een Engelse vertaling daarvan. Zelfs met de punctuatie bleek de getallenstructuur van grote waarde en worden allerlei knelpunten opgelost. Wat bijvoorbeeld bedoelt Lucas 23:43? "Ik zeg u, heden zult gij met Mij in het paradijs zijn" of: "Ik zeg u heden: gij zult met Mij in het paradijs zijn"? Het levenswerk van Panin is zo goed als volledig genegeerd door andere wetenschappers. Opvallend is wel, dat zijn uitkomsten over het algemeen overeenkomen met de manuscripten van de Westerse Kerk. TENSLOTTE Het grootste probleem bij bijbellezen en bijbelvertaling is dus het geestelijke probleem. "Een ongeestelijk mens aanvaardt niet, wat van de Geest Gods is, want het is hem dwaasheid en hij kan het niet verstaan" (1Cor.2:14). Het Woord moet in ieders leven geest en waarheid worden, voordat de schrift kan worden vertolkt in óns leven of op papier. Het moet opnieuw "in vlees", (=in ons) gestalte krijgen. Dat is, wat Johannes bedoelt met de komst van het Woord in het vlees, die niet wordt beleden door tal van misleiders, die in de wereld zijn uitgegaan (2Joh.7). In ons moet het levende Woord komen. Zonder het leven in het Woord kunnen wij nooit het licht van de wereld zijn (vgl. Mat.5:14). Ieder die God zoekt en in de bijbel leest, heeft wel eens de ervaring gehad, dat hij opeens een bepaald vers gaat "zien", terwijl hij dat vers al wel honderd keer eerder had gelezen. Dan spreekt God. De letter wordt dan levend gemaakt door de Heilige Geest (2Cor.3:6). Of het Woord wordt herkend en bevestigd. Naarmate Gods Geest ons leidt in de waarheid, zullen wij hoe langer hoe meer in de schrift herkenningen zien van wat Hij in ons heeft bewerkt. Als Zijn Woord in toenemende mate in onze harten komt wonen, zal ook de schrift hoe langer hoe meer voor ons opengaan. Tenslotte geef ik u als afsluiting enkele gedachten van Oswald Chambers: "Waarom zou ik iets moeten geloven, alleen omdat het in de bijbel staat?" Dat is een volkomen legitieme vraag. Daar is namelijk geen enkele reden voor. Pas wanneer Gods Geest de schrift toepast op ons innerlijk bewustzijn, beginnen wij te begrijpen, dat de schrift van vitaal belang voor ons is. De bijbel kunnen we niet aanpassen aan onze ideeën, aan uiterlijke normen of aan theorieën. Dan zijn we als de schriftgeleerden, tegen wie de Heer zei: "Gij onderzoekt de schriften, want gij meent daarin eeuwig leven te hebben, en deze zijn het, die van Mij getuigen, en toch wilt gij niet tot Mij komen om leven te hebben" (Joh.5:39). Er is nog een ander soort christenen. Zij hebben de gevaarlijke neiging om alles met de dooddoener af te doen: "Laten wij terugkeren naar het uiterlijke gezag van de bijbel". Zo'n houding mist de moed en de kracht van Gods Geest. Het is een letterknechterij, die geen "leesbare brieven" voortbrengt, maar mensen die min of meer vleesgeworden woordenboeken zijn. Het brengt geen heiligen voort, maar fossielen, mensen zonder leven, zonder ook maar iets van de levende realiteit van de Heer Jezus. Want naast het vleesgeworden Woord en de schrift moet er ook het vertolkende Woord zijn. Dat zijn mensen, wier leven bevestigt, wat zij verkondigen. Zij zijn leesbare brieven, bekend en gelezen door alle mensen. Alleen als wij de Heilige Geest hebben ontvangen en totaal op God zijn afgestemd, worden Gods woorden voor ons levend en krachtig (Hebr.4:12). De enige manier waarop wij Gods woorden werkelijk kunnen verstaan is door innig contact met hét Woord van God. De band tussen de Heer Zelf, die het Woord is, en Zijn gesproken woorden, is zo nauw, dat elke scheiding fataal is. "Ik ben de opstanding en het leven". "De woorden die ik tot u gesproken heb, zijn geest en leven" (Uit: "Biblical Ethics"). |
|||||||||||||||||