|
|||||||||||||||||
Printable version |
|
||||||||||||||||
Uw Naam "Zie, Ik zend een engel om u te bewaren op de weg Overgenomen van: Verborgen Manna INLEIDING Ieder mens krijgt een naam. Meestal kiezen ouders een naam voor hun kinderen, omdat ze die mooi vinden. Ze vragen zich bijna nooit af wat die naam betekent. In bijbelse tijden was dat anders. Het ging toen vooral om de betekenis. Vaak gaven namen een bepaalde ervaring van de ouders weer. Mozes kreeg een zoon in ballingschap en noemde hem Gersom (=Een vreemdeling hier). Jozef (=Hij zal bijvoegen) duidt op het gebed van zijn moeder bij zijn geboorte: "Laat de Heer mij nóg een zoon geven" (Gen.30:24). Namen waren soms ook profetisch. Hosea noemde zijn zoon Lo-Ammi (=Niet mijn volk). Want de Heer had hem gezegd: "Jullie zijn Mijn volk niet meer" (Hos.1:9). Ook de kinderen van Jesaja kregen zulke namen (Jes.7:3,8:3). En dus ook Jezus (=Redder, Mat.1:21). Ook engelen hebben namen, zoals Gabriël (=Man Gods) en Michaël (=Wie is als God?). We lezen over machten als Legioen (=Wij zijn talrijk), Appollyon (=Vernietiger) en Satan (=Tegenstander). Maar nu God. Door welke naam maakte Hij Zich bekend? Hoe zou Hij Zijn aard en wezen typeren? DE NAAM VAN GOD Toen de Heer aan Mozes verscheen als een vlam in een braamstruik, maakte Hij Zich zó bekend: "Ik ben de God van uw vader, de God van Abraham, de God van Isaäk en de God van Jakob" (Ex.3:6). Menselijkerwijs gesproken zou je verwachten, dat Hij zou hebben gezegd: "Ik ben de Almachtige, Mijn naam is .....". Nee, als Hij wil zeggen hoe en wie Hij is, identificeert Hij Zich met mensen, waarin Hij Zijn wezen in een zekere zin heeft kunnen openbaren. Een naam alleen of een beschrijving kan nooit weergeven, wie Hij is. Dus: "Ik ben de God van je vader, en van Abraham, en van Isaäk en van Jakob. Wil je weten wie en hoe Ik ben, kijk dan naar hun leven. Zij hebben met Mij geleefd en hebben laten zien wie Ik ben". Dat geldt zeker ook voor Jezus. Heel vaak staat er in de bijbel, dat we naar Hem moeten kijken en luisteren om te weten hoe de Vader is. Hij heeft als mens op aarde geleefd en wij hebben in Hem de heerlijkheid van de Vader kunnen zien (vgl. Joh.1:14). Zelf zei Hij: "Ik heb Uw naam (=uw wezen) geopenbaard aan de mensen" en "hun Uw naam bekend gemaakt" (Joh.17:6,26). "Wie Mij heeft gezien, heeft de Vader gezien". Hij hoefde de Vader niet te beschrijven. Hij was Zelf de beschrijving. En ook wij zouden voor de mensen om ons heen zo'n leesbare brief moeten zijn (2Cor.3:2). Dat bedoelt Jezus met: "Jullie zullen Mijn getuigen zijn" (Hand.1:8). Wie met Hem leeft, gaat innerlijk ervaren hoe Hij is. Dan maakt Hij Zijn wezen (=naam) bekend door ons leven. We gaan terug naar Mozes. Hij werd naar farao gestuurd om Israël op te eisen en het uit Egypte te leiden. Hij had twee identiteitsproblemen. Allereerst: "Wie ben ik, dat ik naar farao zou gaan?" (Ex.3:11). En: "Wie bent U? Want als ik de Israëlieten in Egypte zeg: De God van uw vaderen heeft mij gezonden en ze vragen mij: wat is Zijn naam, wat moet ik dan zeggen?" (Ex.3:14). Hoe kwam Mozes tot die vraag? Omdat hij was opgegroeid in Egypte waar men geloofde in veel goden, elk met een eigen naam. Mozes dacht kennelijk dat de God van zijn vaderen ook wel een naam zou hebben, want hij vroeg ernaar. Toen antwoordde de Heer hem: Ik ben die Ik ben" (Ex.3:14). Eigenlijk zei Hij: "Mozes, dat is geen goede vraag. Ik ben geen Egyptische god die een naam nodig heeft. Zeg dan maar: "Ik-ben heeft mij gezonden". Wat houdt die naam, Jahweh, eigenlijk in? Dat Hij is: "Ik ben die Ik ben" (NBG vertaling). Dat Hij er altijd is: "Ik-zal-er-zijn" (Naardense Bijbel). Dat Hij er altijd is om ons te helpen: "De Paraatblijkende" (vertaling van Dr. M.Reisel). Hij is de enige naamloze God, de almachtige Schepper van hemel en aarde, die, als je Hem zoekt, er altijd voor je blijkt te zijn! ZIJN NAAM NIET IJDEL GEBRUIKEN Niet lang daarna ontmoette Mozes de Heer opnieuw, op Sinaï. Hij ontving daar de tien geboden, waarvan het vierde gebod is: "Jullie zullen de naam van de Heer uw God niet ijdel gebruiken" (Deut.5:11). Op grond van dat gebod spreken Joden het woord Jahweh niet uit, tot op de dag van vandaag. Als ze het bij het lezen van de schrift tegenkomen, zeggen ze iets anders: adonai (=Heer), of ha-shem (=de Naam). Christenen denken meestal, dat dit gebod verbiedt om te vloeken. Natuurlijk is dat zo, maar ook zonder te vloeken kan je de naam van God ijdel gebruiken. Want het Hebreeuwse woord betekent niet "gebruiken", maar "nemen", "dragen". Dat staat er dus: Jullie moeten de naam van de Heer niet oneervol dragen. Als jullie zeggen, dat de Heer je God is, dan moet je er ook naar leven. Daarom identificeert Hij Zich met bijvoorbeeld Mozes' vader, met Abraham, met Jezus. Die droegen de "naam" van God in het geheel niet ijdel. Het is net als met een zoon: hij krijgt de naam van zijn vader en draagt die zijn leven lang. Dat kan hij met eer doen, tot vreugde van zijn vader. Maar hij kan de naam van de familie ook ernstig schaden. God beschouwde Israël als zoon (Ex.4:23). Israël mocht Zijn naam dragen, zolang men op Hem gericht bleef. Het moest een volk zijn, waar Hij Zich niet voor hoefde te schamen (vgl. Hebr.2:11). Hij zou Zijn Zoon leiden uit Egypte en brengen naar een land dat vloeit van melk en honing. Een parallel naar het heden is niet zo moeilijk. God heeft ook ons Iemand gestuurd om ons uit te leiden uit "Egypte": Jezus (Ex.23:20-21). Wij mogen ook Hem dienen en Zijn naam dragen. We zouden dat zo moeten doen, dat Hij Zich niet voor ons zou hoeven te schamen. We zouden net als de nieuwgelovigen in Antiochië moeten zijn. Die gingen zó op Christus (=de Gezalfde) lijken, dat men hen christussen ging noemen (=gezalfden, Hand.11:26). Ze waren een "volk" voor Zijn naam geworden! Een volk met Zijn wezen, een volk met Zijn gezindheid. Wat zal God dáár blij mee geweest zijn, want dát was van meet af aan het plan: om een volk dat Zijn wezen uit zou stralen bijeen te brengen (Hand.15:14). Dat volk zou met Hem leven tot een getuigenis voor de mensen rondom, net zoals dat gebeurde in Antiochië. DE NAAM VAN JEZUS God, die boven alle naam verheven is, kwam neer en noemde zich JHWH, Ik-ben-die-Ik-ben. Maar er kwam een nog veel grotere afdaling. Het Woord daalde neer in een menselijk lichaam, dat aan de zonde gelijk was (Joh.1:14, Rom.8:3). Hij werd mens als ieder ander. En Hij moest Jezus heten. Dat had Gabriël duidelijk aan Maria gezegd en aan Jozef in een droom laten zien. Jezus! Redder! Wie is Hij voor ons, als wij de naam Jezus horen? Een historische figuur? De profeet die 2000 jaar geleden in Palestina leefde en over wie we in de bijbel lezen? Veel christenen kennen Hem alleen maar zo, als stichter van een nieuwe religie. Als ze iets over Hem horen, denken ze aan Hem zoals Hij was, toen. Weet u ook Wie Hij is, nu? Hij is nu Geest! (2Cor.3:17). Door Zijn Geest kunnen we nu een levende relatie met God hebben. Door met Hem te leven gaan we Hem niet alleen kennen als Redder van onze zonden, Bevrijder van gebondenheden, Geneesheer, Koning en Heer, Helper en Doper met de Heilige Geest. Maar Hij wordt ook de weg tot de Vader. Hij zei: "Ik ben de weg en de waarheid en het leven; niemand komt tot de Vader dan door Mij" (Joh.14:6). En net zoals Jezus een toonbeeld was van Gods naam en wezen, zo maakt Hij ook ons tot Zijn beeld- en naamdrager: christenen (1Cor.15:49). Wij zijn dan ook geroepen om een afdruk te zijn van Zijn wezen en om Zijn naam te openbaren aan de wereld. Deze gedachte wekt misschien weerstand op. "Staat dat in de bijbel?", denkt u misschien. Met andere waarheden hebben we doorgaans veel minder moeite. Wij zijn zó gewend aan de gedachte, dat wij het Lichaam van Christus zijn of de tempel van de Heilige Geest. Maar omdat wij zó vertrouwd zijn met die bewoordingen, nemen wij ze maar al te vaak té lichtzinnig. Toch is het waar: God roept de Zijnen, om behalve het Lichaam van Christus en de tempel van de Heilige Geest, ook Zijn naamdragers te zijn! En dan gaat het er niet om, om een naam te hebben, maar om een naam te zijn. Allemaal ook een "Ik ben ....". Net als Jezus die vele malen zei: "Ik ben.........". Dat zei de Heer tegen Zijn discipelen: "Jullie zijn het zout van de aarde", "jullie zijn het licht van de wereld" (Mat.5:13-14). En "jullie zullen Mijn getuigen zijn" (Hand.1:8). Wat belijdt een beeld- en naamdrager dan? "Ik ben een getuige van Jezus", "Ik ben een ........". DOPEN IN ZIJN NAAM De term dopen in komt vaak voor in het nieuwe testament. Het Griekse woord voor in is eis (Engels: into). Er staat dus eigenlijk "dopen Zijn naam in". We lezen ook van het dopen tot (=eis) één lichaam, dus "dopen één lichaam in" (1Cor.12:13). Zijn lichaam en Zijn naam zijn identiek. Beide woorden duiden op een hechte éénheid van Jezus met de Zijnen. Je leeft in Hem, in Zijn wezen. Je ziel kan zelfs aan Hem zijn verkleefd (Ps.63:8). Gedoopt één lichaam in. De doop is niet alleen een ceremonie met water. Dat is het "oude" symbool. Jezus maakt dat "nieuw" als Hij ons doopt met de heilige Geest. Beide, de doop met water en de doop met de heilige Geest, leiden tot de doop een Persoon in. Dat gebeurt door de werking van de heilige Geest waardoor we steeds meer sterven aan het "ik" en steeds meer opgaan in de Zoon. Zo worden we volmaakt één met Hem, één met Zijn naam, één met Zijn wezen, in Zijn Lichaam, in Christus. Deze waarheid hebben wij uitgebreid behandeld in "Gedoopt in Christus Jezus" elders op deze site. De doop Zijn naam in is een diepgaand proces: het is het kruisigen van het "vlees" en een steeds verder vernieuwd worden door de Geest om in waarheid en in nieuwheid te kunnen leven. Het is een zaak van consequent nee zeggen tegen het ik en van een dagelijks opnemen van het kruis. De Heer zegt hierover dit: "Wie niet zijn kruis op zich neemt en Mij volgt, is Mij niet waard. Wie zijn leven probeert te behouden, zal het verliezen, maar wie zijn leven verliest om Mij, die zal het behouden" (Mat.10:38). Zo iemand is niet alleen "met Hem begraven door de doop in de dood", maar die zal "ook in nieuwheid des levens wandelen" (Rom.6:4). Hij heeft "nieuw" leren denken. Hij heeft nu de naam van God en van het Lam op zijn "voorhoofd". In Openbaring 14 lezen we over "144.000" naamdragers. Ze staan op Sion bij het Lam als losgekochten van de aarde. Ze zijn onberispelijk, zonder leugen. Ze dragen Zijn naam als een geheiligd volk. Ze zijn apart gesteld, om "vóór Hem te staan om Hem te dienen en om in Zijn naam te zegenen" (Deut.10:8). Als ze tot openbaring komen, zal de Vader en de Zoon bekend gemaakt worden aan de gehele schepping, die dan bevrijd zal worden tot de heerlijkheid van de kinderen Gods (Jes.49:6, Rom.8:19-21). Wat is Hij goed, onze Koning en Heer! UW NAAM WORDE GEHEILIGD Jezus leerde Zijn discipelen om te bidden: "Onze Vader in de hemel, Uw naam worde geheiligd, Uw koninkrijk kome". Dagelijks wordt dit gebed ontelbare keren opgezegd, maar er zijn maar weinig mensen, die begrijpen wat ze zeggen. Nu zien we misschien iets meer van de betekenis ervan. Zijn naam moet worden geheiligd in ons. "Uw naam worde geheiligd" is gelijk aan "Maak ons een beeld van U". "Maak ons Uw naamdrager". En later, in Johannes 17 lezen we, dat vlak voordat Hij werd gearresteerd dit zei: "Ik heilig Mijzelf voor hen, opdat ook zij geheiligd mogen zijn in de waarheid". Het ging Hem om heiliging van Gods naam en wezen in de Zijnen. Dus toen de Heer het "Onze Vader" bad, was Zijn allereerste vraag: "Vader, heilig de zonen, zet ze apart en laten zij Uw naam mogen dragen". Maar wat is er gebeurd? We gingen dingen heiligen. We spreken van heilige plaatsen en sacramenten, geheiligde gebouwen, van zondagsheiliging. Al die dingen zijn tijdelijk en blijven schaduwen voor geestelijke realiteiten. En dit gebeurt er in geest en in waarheid: de Vader zet door de heilige Geest mensen apart, die Zijn naam zullen heiligen en dragen met blijdschap. "Onze Vader in de hemel, uw naam worde geheiligd (in ons), uw Koninkrijk kome (in ons), en laat uw wil niet alleen geschieden in de hemel, maar ook (in ons) op de aarde......” (Mat.6:9-10). VERHOGING VAN ZIJN NAAM Filippenzen 2 bespreekt de weg die Jezus is gegaan. Het was een weg van vernedering en opstanding, die zo eindigde: "God heeft Hem uitermate verhoogd en Hem de naam boven alle naam gegeven, opdat in (of: voor) de naam van Jezus alle knie zou buigen" (Fil.2:9). Zou "Zijn naam" in deze context ook identiek kunnen zijn met "Zijn Lichaam"? Door wie gaat alle knie zich buigen? Kijk eens naar Openbaring hoofdstuk 1. Daar zag Johannes in een visioen de Christus als Hoofd én Lichaam. Zijn stem was als een geluid van vele wateren. Hij zag niet alleen de Heer die hij had gekend, maar ook Zijn Lichaam in volheid. Toen hij dát zag, viel hij als dood voor Zijn voeten. Wordt de Christus zó openbaar, als voltallig Lichaam dat is vergaderd voor Zijn naam? (Hand.15:14). Is dát het Lichaam van eerstelingen voor God en voor het Lam? Zij dragen allemaal Zijn naam (Op.14:1). Zij zijn allemaal wezenlijk eender! Is dat de naam waarvoor elke knie zich zal buigen? Er zijn tal van bijbelgedeelten die daarop wijzen. "Ik zal maken, dat ze zullen komen en zich neerwerpen voor uw voeten, en erkennen dat Ik u heb liefgehad" (Op.3:9). En "ze zullen zich voor u neerwerpen en u smeken: Alleen bij u is God" (Jes.45:14). Deze gedachte vindt u ook in Jesaja 49:23 en in Jesaja 60:14. Dit neerbuigen is natuurlijk niet het voorover buigen, zoals dat gebeurt in moskeeën. Het gaat hier om buigen in geestelijke zin, als men oog in oog komt te staan met de heerlijkheid van God in het Lichaam van Christus. Hoe dat zou kunnen zijn, lezen we in 1 Koningen, toen de koningin van Scheba Salomo ontmoette. Het is maar een "oud" schaduwbeeld, maar toch. Ze hoorde Salomo's wijsheid aan, zag zijn rijkdom en zijn huis, at van zijn tafel en zag de offers die hij in het Huis van de Heer bracht. Toen "was zij buiten zichzelf". De Statenvertaling zegt: "Zo was er in haar geen geest meer". Ze was volkomen overweldigd door bewondering en verwondering en ontzag voor deze Vredevorst. Als wij het hoge doel zien waartoe God ons roept, kunnen wij alleen maar tot de erkenning komen, dat de mens het verkeerde materiaal is. Van nature zijn wij totaal ongeschikt om Zijn naam en Zijn Lichaam te zijn. Kunnen we wel in de wereld wandelen, zoals Jezus dat deed? Toch zei Jezus: "Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zend Ik ook jullie" (Joh.20:21). God weet natuurlijk wel, dat wij uit ons zelf Zijn naam niet kunnen zijn. Daarom "werkt Hij nog steeds" (Joh.5:17). Daarom vernieuwt Hij ons voortdurend door de heilige Geest. Dat is nu Zijn scheppingswerk. Dat werk doet Hij nu in mensen. Hij maakt ons een beeld van Jezus, tenminste, als wij dagelijks ons kruis opnemen en het ik kruisigen. Elke dag moeten we kiezen! Voor Hem! Wij moeten zijn geheel voor Hem. Dan hoeft het ons niet te verbazen, als Hij een dieper en radicaler werk in ons begint. Dan gaan we van Hem dingen leren, die geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord. Het werk, dat Hij doet in het verborgene, zal ons scheiden van "Babel" en "Egypte". En het zal ons steeds vaster hechten aan Hem, die ons Hoofd is. Het werk dat God vooral in ons doet, is oordelen (=scheiden, corrigeren, louteren). Het oordeel begint immers bij Zijn "Huis" (1Pet.4:17). "Hij zal de zonen van Levi reinigen, Hij zal hen louteren in het vuur als goud en als zilver" (Mal.3:3). Voordat wij in geest en waarheid Zijn vertegenwoordigers kunnen zijn op aarde en Zijn naamdragers mogen zijn, moet er volledig afgerekend worden met onze oude, vleselijke natuur. We moeten dan volledig gelouterd zijn. Gods naamdragers moeten zuiver zijn: vrij, onbevlekt, onberispelijk! (Op.14:4-5). De leden van het Lichaam van Christus volgen dus het Lam. Dat betekent: ook zij krijgen te maken met lijden en vernedering. Ze zijn tot Hem uitgegaan buiten de "legerplaats" en dragen daar Zijn smaad. Maar na het lijden komt de verhoging. Dan mogen zij met "de leeuw uit de stam Juda, die heeft overwonnen", zitten op de troon om met Hem als priesterlijke koningen te heersen. Paulus zegt: "Ik beeld me niet in dat ik het al heb bereikt, maar één ding is zeker: ik vergeet wat achter me ligt en ik richt me op wat voor me ligt. Ik ga recht op mijn doel af. Op de hemelse prijs waartoe God mij door Christus Jezus roept" (Fil.3:12-14). Hij zegt ook: "Moge uw hart verlicht worden, zodat u kunt zien waarop u hopen mag......." (Ef.1:18). "Uw naam worde geheiligd ....". |
|||||||||||||||||