Vervolg van …
De cruciale punten van de hoofdzaken
van het hedendaagse weder-opbouwwerk van de Heer
WEEK 6 – DAG 1
Mat. 16:18 En ook Ik zeg je dat jij Petrus bent, en op deze rots zal Ik mijn gemeente bouwen, en de poorten van de hades zullen haar niet overweldigen.
Eph. 2:15 Toen Hij in zijn vlees de vijandschap, de wet van de geboden die in inzettingen bestaat, te niet gedaan had, opdat Hij die twee in Zichzelf tot een nieuwe mens zou scheppen, vrede makend.
Het woord herstel betekent iets opnieuw verkrijgen dat verloren is gegaan of iets terugbrengen tot een normale toestand. Herstel betekent de restoratie of terugkeer tot een normale toestand nadat een beschadiging of een verlies is opgelopen. Wanneer we spreken over het herstel van de Gemeente, bedoelen we dat er oorspronkelijk iets was dat verloren is gegaan of beschadigd en dat er nu de behoefte is het weer terug te brengen tot z’n oorspronkelijke staat. Omdat de Gemeente in verval is geraakt door de vele eeuwen van haar geschiedenis heen moet ze hersteld worden naar Gods oorspronkelijke voornemen. Aangaande de Gemeente moet ons visioen niet door de huidige situatie noch door de traditionele gewoonten geregeerd worden maar door Gods oorspronkelijke voornemen en standaard zoals geopenbaard in de Schrift.
God is een God met een eeuwig doel. Hij is een doelbewust God en als Hij eenmaal heeft besloten iets te doen, kan niets Zijn besluit veranderen of Hem stoppen (The Conclusion of the New Testament, pp. 2447-2448).
Het Nieuwe Testament openbaart dat zonder de Gemeente Christus geïsoleerd zou zijn, niet in staat om iets te doen. Het Nieuwe Testament in het bijzonder openbaart dat de Gemeente het hartsverlangen van God is. Gods verlangen in deze eeuw is de Gemeente te hebben. (The Heavenly Vision, p. 17)
De Gemeente is de Gemeente van God (1Cor. 10:32), uitverkoren en voorbestemd door Vader (Eph. 1:3-6), verlost door God de Zoon (Eph. 1:7-12) en verzegeld door God de Geest (Eph. 1:13-14) (A Brief Presentation of the Lord’s Recovery, p. 25).
1 Tim 3:16 toont ons dat de Gemeente als Gods huis, de pilaar en grondslag van de waarheid, Gods manifestatie in het vlees is. God verlangt niet alleen woning te maken in de Gemeente en daar een rustplaats te hebben, maar Hij wil Zichzelf ook in de Gemeente tot uitdrukking brengen. Hij wil Zijn nieuwtestamentische economie uitvoeren, Zijn hartsverlangen voortspreken en Zijn heerlijkheid in de Gemeente manifesteren. Alles dat Hij is, alles dat Hij doet en alles dat Hij wil verkrijgen, moet in de Gemeente als Zijn huis gemanifesteerd worden.
De universele Gemeente is het Lichaam van Christus. Het Lichaam van Christus is Zijn volheid, dat wil zeggen, Zijn volledige uitdrukking (Eph. 1:22-23). Het Lichaam is de volheid van het Hoofd en de volheid is de uitdrukking van het Hoofd. Christus, die de oneindige God zonder enige beperking is, is zo groot dat Hij alle dingen in alle dingen vervult. Zo’n grote Christus heeft de Gemeente nodig om Zijn volheid te zijn voor Zijn volledige uitdrukking.
De Gemeente is ook de vrouw van Christus, Zijn tegenhanger (Eph. 5:23-27). De Gemeente als de tegenhanger van Christus impliceert tevredenheid en rust in liefde. Christus heeft zo’n vrouw nodig. De Gemeente zijn, is Christus de gepaste tevredenheid en rust in liefde te geven.
Tenslotte is de universele Gemeente de nieuwe mens (Col. 3:10-11). In Eph 2:15 zien we dat Christus de Joden en de heidenen in Zichzelf tot één nieuwe mens schiep. Deze nieuwe mens is collectief en universeel. Er zijn vele gelovigen, maar er is slechts één nieuwe mens. Alle gelovigen zijn bestanddelen van deze collectieve en universele nieuwe mens.
De nadruk op de Gemeente als zijnde het Lichaam van Christus is op leven, daar waar de nadruk op de Gemeente als zijnde de universele nieuwe mens op Christus als onze persoon is. Voor het Lichaam hebben we Christus als ons leven nodig en voor de nieuwe mens hebben we Christus als onze persoon nodig (The Conclusion of the New Testament, pp. 2145, 2147).
De Gemeente bestaat universeel als de unieke universele Gemeente (Eph. 1:22-23), maar het wordt plaatselijk tot uitdrukking gebracht als de vele plaatselijke gemeenten (Rev. 1:4a; Rev. 1:11). Dit is allemaal volgens de ordening van Gods eeuwige economie (Eph. 3:9-11; Eph. 1:9-11) (A Brief Presentation of the Lord’s Recovery, p. 27).
WEEK 6 – DAG 2
Ezra 1:3 Wie nu onder u tot enig deel van zijn volk behoort, zijn God zij met hem, hij trekke op naar Jeruzalem, in Juda, en bouwe het huis van de HERE, de God van Israel, dat is de God, die in Jeruzalem woont.
Ezra 1:11 Alle voorwerpen van goud en zilver waren vijfduizend vierhonderd. Dit alles voerde Sesbassar mede, toen de ballingen uit Babel naar Jeruzalem werden gebracht.
Het herstel van de Gemeente wordt getypeerd door de terugkeer van de kinderen van Israël uit hun ballingschap (Ezra 1:3-11). Het Oude Testament is een boek van beelden en het grootste, allesomvattende beeld is de geschiedenis van het volk Israël. Veel Bijbelleraren passen de dingen die in het begin van de geschiedenis van het volk Israël gebeurden toe op de hedendaagse christelijke ervaring. Bijvoorbeeld: ze passen het Pascha toe op de ervaring van verlossing en het doortrekken van de Rode Zee op de ervaring van de doop. Niet veel christenen echter weten hoe het laatste deel van de geschiedenis van het volk Israël – de ballingschap in Babylon en de terugkeer uit ballingschap – toe te passen. Zoals we zullen zien typeert de terugkeer van de kinderen van Israël uit hun ballingschap het herstel van de Gemeente (The Conclusion of the New Testament, p. 2448).
Voor de kinderen van Israël betekent hersteld worden, teruggebracht worden vanuit Babylon naar Jeruzalem. Negatief gesproken betekent hersteld worden uit Babylon gebracht worden; positief gesproken betekent het naar Jeruzalem gebracht worden.
Het herstel van de kinderen van Israël was niet alleen uit Babylon, maar terug naar Jeruzalem, de door God verordineerde unieke grond. Jeruzalem was de plaats die de Heer had verkozen (Deut. 12:5). Jeruzalem was daarom het centrum voor Gods volk om Hem te aanbidden en dit unieke centrum bewaarde de eenheid van het volk van God. Zonder zo’n centrum, nadat de kinderen van Israël het goede land waren binnengegaan, zouden ze verdeeld zijn.
Degenen die uit Babylon naar Jeruzalem terugkeerden, brachten met hen alle vaten van de tempel van God die naar Babylon afgevoerd waren (Ezra 1:5-11). Deze vaten, die van goud en zilver waren, duiden op de ervaringen van Christus en de rijkdommen van Christus. Het volk van God was verstrooid en alle geestelijke ervaringen waren weggevoerd. Dat was een schande voor hen en voor God. Zelfs vandaag hebben sommige dierbare christenen ware ervaringen van Christus, maar ze zijn in Babylon. Dit betekent dat ze de ervaringen van Christus hebben in de plaats van ballingschap en in de plaats van afgoden. De ervaringen zijn goed maar de plaats is verkeerd, want de vaten zijn goed maar ze zijn de vaten van de tempel van God in de tempel van de afgoden. Daarom moeten alle vaten van zilver en goud naar Jeruzalem teruggebracht worden.
Het herstel van de Gemeente wordt ook getypeerd door de herbouw van de tempel van God, het huis van God, in Jeruzalem. Ezra 1:3 zegt:
Wie nu onder u tot enig deel van zijn volk behoort, zijn God zij met hem, hij trekke op naar Jeruzalem, in Juda, en bouwe het huis van de HERE, de God van Israel, dat is de God, die in Jeruzalem woont.
Ezra 1:5 gaat verder en zegt:
Toen maakten de familiehoofden van Juda en Benjamin, ook de priesters en de Levieten, zich gereed, allen wier geest God had gewekt om op te trekken teneinde het huis van de HERE, die in Jeruzalem woont, te bouwen.
Deze verzen maken duidelijk dat het herstel niet alleen een zaak is van teruggaan naar Jeruzalem met de vaten van de tempel van God, maar ook van de herbouw van de tempel van God, die vernietigd was.
Tenslotte wordt het herstel van de Gemeente in het Oude Testament getypeerd door de herbouw van de stad Jeruzalem (Neh. 2:11; Neh. 2:17). Na het herstel van de bouw van de tempel was er nog steeds de noodzaak tot het opbouwen van de stad. Zonder de stad zou er geen bescherming voor de tempel zijn geweest. De tempel, de plaats van de aanwezigheid van de Heer, had bescherming nodig. De muur van de stad was ter verdediging van de tempel. (The Conclusion of the New Testament, pp. 2450-2453)
WEEK 6 – DAG 3
2Tim. 2:20-21 In een groot huis nu zijn niet alleen gouden en zilveren vaten, maar ook houten en aarden; en sommigen wel tot eer, maar anderen tot oneer. Als dan iemand zich van deze vaten reinigt, zal hij een vat zijn tot eer, geheiligd, bruikbaar voor de Meester, tot alle goed werk toebereid.
Het herstel van de Gemeente wordt volledig geopenbaard in het Nieuwe Testament, zelfs al wordt het woord herstel niet gebruikt. We treffen het herstel van de Gemeente niet aan in zulke brieven als Romeinen of 1 Corinthiërs, maar we treffen het aan in Titus, 2 Timotheüs, 2 Johannes en Openbaring. In deze latere geschriften van het Nieuwe Testament wordt het herstel volledig ontsluierd. Voor het herstel van de Gemeente moeten we afgezonderd worden van de partijzuchtigen – de sekten en de denominaties. Dit wordt duidelijk gemaakt door Paulus’ woord in Titus 3:10.
Zoals Ezra, Nehemia en andere getrouwen in het Oude Testament moeten we Babylon verlaten en terugkeren naar Jeruzalem (The Conclusion of the New Testament, pp. 2457-2458).
Het herstel van de Gemeente vereist ook dat we onszelf reinigen van de vaten tot oneer in het grote huis – het afvallige christendom (2Tim. 2:20-21). Hier gebruikt Paulus de uitdrukking 'een groot huis'. Het huis van God gedefinieerd in 1Tim 3:15-16 is de ware Gemeente in haar goddelijke natuur en essentiële karakter als het fundament van de waarheid, daar waar het grote huis hier verwijst naar de gedegenereerde gemeente in haar vermengde karakter, zoals geïllustreerd door de abnormale grote boom in Mattheüs 13:31-32.
Als we onszelf reinigen van de negatieve dingen en negatieve personen, dan zullen we vaten tot eer zijn, geheiligd, bruikbaar voor de Meester en gereed tot elk goed werk.
2 Joh. 9-11 Ieder die verder gaat en niet blijft in de leer van Christus, die heeft God niet. Wie in de leer blijft, die heeft zowel de Vader als de Zoon. Als iemand tot u komt en deze leer niet brengt, ontvangt hem niet in huis en begroet hem niet. Want wie hem begroet, heeft gemeenschap met zijn boze werken.
Deze verzen openbaren dat we niet in contact moeten treden met degenen die niet in de leer van Christus verblijven – de leer aangaande Christus’ goddelijkheid en vleeswording door goddelijke bevruchting. Letterlijk betekent het Griekse woord vertaald als ‘verder gaat’ in vers 9 ‘voorwaarts leiden’ (in een negatieve zin), dat wil zeggen verder gaan dan wat juist is, voortbewegen buiten de limiet van de orthodoxe leer aangaande Christus. Degenen die op deze wijze verder gaan, gaan verder dan de leer van goddelijke bevruchting van Christus en ontkennen dus de goddelijkheid van Christus. Als gevolg hiervan hebben ze God niet in behoudenis en in leven.
Openbaring 17 toont een visioen van Babylon de Grote. Volgens Rev 17:5 wordt Babylon de Grote 'De moeder van de hoeren en van de gruwelen van de aarde'genoemd. Rev 17:4 stelt het feit bloot dat hoewel deze vrouw een aangename verschijning heeft, het kwade in haar verborgen is.
De vrouw was bekleed met purper en scharlaken en versierd met goud en edelgesteente en parels, en had een gouden drinkbeker in haar hand, vol gruwelen en de onreinheden van haar hoererij.
Uitwendig is Babylon de Grote gekleed in purper en scharlaken en versierd met goud en edelgesteente en parels. Verder heeft ze een gouden drinkbeker in haar hand. Maar deze drinkbeker is vol van gruwelen en de onreinheden van haar hoererij. Dit is een beeld van het hedendaagse christendom. Het christendom mag de gouden drinkbeker hebben, maar de inhoud van van de drinkbeker is afgodendienst, hoererij en elke vorm van kwaad.
We kunnen zeker niet in Babylon de Grote blijven. Veeleer moeten we het woord van de Heer in Openbaring 18:4 (Rev 18:4) gehoorzamen. Hier zegt Hij ons:
Gaat uit van haar, mijn volk, opdat u met haar zonden geen gemeenschap hebt en opdat u van haar plagen niet ontvangt.
We moeten het Babylonische systeem verlaten en terugkeren naar Jeruzalem, dat wil zeggen terugkeren naar het juiste gemeenteleven. Dit is het herstel van de Gemeente (The Conclusion of the New Testament, pp. 2458-2460, 2462-2463).
WEEK 6 – DAG 4
Mat. 28:9 Gaat dan heen, maakt alle volken tot discipelen, hen dopend tot de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest.
1Joh. 4:14-15 En wij hebben aanschouwd en getuigen, dat de Vader de Zoon heeft gezonden als Heiland van de wereld. Wie belijdt dat Jezus de Zoon van God is, God blijft in hem en hij in God.
We zullen verder gaan om te zien wat het voor de Gemeente betekent om hersteld te worden. We zullen nadenken over de zaak van hersteld worden van de verdeeldheid zaaiende en afvallige grond met haar afwijking van de waarheden aangaande de persoon van de Drie-enige God en de persoon en het werk van Christus (The Conclusion of the New Testament, p. 2465).
Door de eeuwen heen zijn er drie belangrijke scholen van leer aangaande de Die-eenheid naar voren gekomen: het modalisme, het tritheïsme en de onvervalste openbaring volgens de Bijbel. Het modalisme leert dat de Vader, de Zoon en de Geest niet allemaal eeuwig zijn en niet allemaal tegelijkertijd bestaan, maar slechts drie tijdelijke manifestaties zijn van de ene God. Het tritheïsme leert dat de Vader, de Zoon en de Geest drie Goden zijn. We moeten niets te maken hebben met het modalisme, want deze extreme zienswijze van de Drie-eenheid is een ketterij. Het is ook een ernstige ketterij te leren dat er drie Goden zijn.
De onvervalste openbaring van de Drie-enige God in de Bijbel neemt een centrale positie in tussen de extremen van het modalisme en het tritheïsme. Omdat de waarheden in de Schrift twee kanten hebben, zijn er twee aspecten aan de Drie-eenheid: het aspect van de één-in-drie en het aspect van de drie-in-één. Het modalisme is een extreem aan de kant van drie-in-één. Er is vanzelfsprekend grond in de Schrift voor de kant van de drie-in-één, maar het modalisme, gaat naar het extreme, ver buiten de grenzen van de Bijbel, slaat geen acht op en doet zelfs teniet de kant van de één-in-drie. Het modalisme is buiten de grenzen gegaan van de Schrift aangaande het aspect van de drie. Daarom is het een ketterij in het extreme van de één. Het tritheïsme is het tegenovergestelde extreem. Het tritheïsme benadrukt de kant van de drie en slaat geen acht op de één. Het heeft ook schriftuurlijke grond omdat de Vader, de Zoon en de Geest zeker drie zijn. Maar ook het tritheïsme, evenals het modalisme, gaat buiten de grenzen van de Bijbel en wordt een ketterij. Daarom zijn zowel het modalisme als het tritheïsme, zijnde extremen, ketterijen.
De tweeledigheid van waarheid aangaande de Drie-eenheid wordt belichaamd in het woord drie-enig. Aan de ene kant is onze God uniek één; aan de andere kant is Hij drie. In het aspect van God zijnde één, is er geen scheiding tussen de Vader, de Zoon en de Geest. Echter in het aspect van God zijnde drie, is er een onderscheid tussen de Vader, de Zoon en de Geest.
We moeten ook hersteld worden van de verdeeldheid zaaiende en afvallige grond met haar afwijking van de waarheden aangaande de persoon en het werk van Christus. In 1Joh 2:22 zien we dat het principe van de antichrist is het ontkennen van wat Christus is. Jezus is de Christus, Christus is de Zoon van God en de Zoon van God is de belichaming van de Vader. Het ontkennen van enig aspect van deze waarheid is het ontkennen van iets dat Christus is en daarmee het volgen van het principe van de antichrist.
Te ontkennen dat Jezus Christus in het vlees is gekomen, is het ontkennen van Zijn heilige bevruchting, Zijn vleeswording, Zijn geboorte, Zijn menselijkheid, Zijn menselijk leven en ook Zijn verlossing. Het Nieuwe Testament maakt het onbetwistbaar duidelijk dat Christus’ verlossing werd volbracht in Zijn menselijk lichaam en door het vergieten van Zijn bloed.
Ieder die Christus’ vleeswording verwerpt en daarmee Zijn verlossing verwerpt, ontkent ook Christus’ opstanding. Als Christus nooit door de dood was heengegaan, zou het voor Hem niet mogelijk zijn geweest de opstanding binnen te te gaan.
Ontkennen dat Jezus Christus in het vlees is gekomen is een ernstige ketterij. Deze ketterse leer maakt het onmogelijk het genot van de Drie-eenheid te hebben. (The Conclusion of the New Testament, pp. 2465-2467, 2469, 2471)
WEEK 6 – DAG 5
2Cor. 13:14 De genade van de Heer Jezus Christus en de liefde van God en de gemeenschap van de Heilige Geest zij met u allen.
1Cor. 12:12 Want zoals het lichaam een is en vele leden heeft, en alle leden van het lichaam, hoewel vele, een lichaam zijn, zo ook Christus.
De volgende zaak die we zullen zien is dat we teruggebracht moeten worden naar de unieke en onvervalste grond van de eenheid van het Lichaam van Christus met haar waarheden aangaande het nieuwtestamentische geloof en Gods economie, de persoon en het werk van Christus, de persoon en de uitdeling van de Drie-enige God, de Gemeente, het Lichaam van Christus, de collectieve Christus en de universele en plaatselijke aspecten van de Gemeente (The Conclusion of the New Testament, p. 2477).
In 1Tim 1:4 is 'Gods economie' Gods huishoudadministratie om Zichzelf in Christus uit te delen in Zijn uitverkoren volk, opdat Hij een huis mag hebben, een huishouding, om Zichzelf tot uitdrukking te brengen, die huishouding is de Gemeente, het Lichaam van Christus (1Tim. 3:15). De bediening van de apostel was geconcentreerd op deze economie van God (Col. 1:25; 1Cor. 9:17), daar waar de verschillende leringen van degenen die afwijken door Gods vijand gebruikt werden om Zijn volk hiervan af te leiden.
Gods uitdeling is Zijn huishoudeconomie. Volgens de Bijbel wil God niet eerst een koninkrijk hebben. Veeleer wil Hij eerst een huis, een familie. Als Hij eenmaal een familie heeft, zal Zijn familie spontaan Zijn koninkrijk worden. Als Hij niet in staat is een familie, een huishouding, een huis te verwerven, zal Hij niet in staat zijn een koninkrijk te hebben. Dus Gods uitdeling is eerst een zaak van Zijn huishoudeconomie of familieeconomie.
Aangaande de persoon en het werk van Christus moeten we prediken dat Christus God is, vleesgeworden om een God-mens te zijn, dat Hij zowel goddelijk als menselijk is. We moeten ook Zijn verlossende dood prediken. In Zijn verlossende werk stierf Hij aan het kruis voor onze zonden en voor ons zondaren. Daarna werd Hij opgewekt zodat Hij Zichzelf in ons kon uitdelen als het goddelijke leven. Daarom is het evangelie dat we prediken Christus, de God-mens, die stierf voor onze zonden en werd opgewekt.
Het evangelie van Christus heeft niet alleen leven; het heeft ook de levenskracht de dood te onderwerpen, de dood te overwinnen en de dood teniet te doen. Dit leven, het leven dat de dood heeft onderworpen, overwonnen en tenietgedaan, is opstanding.
Het herstel van de Gemeente vereist ook dat we hersteld worden naar de waarheid aangaande de persoon en de uitdeling van de Drie-enige God. Deze zaak van Gods uitdeling is iets dat vandaag bij vele christenen totaal ontbreekt. Door de genade van de Heer zijn we verlicht om te zien dat er in Gods nieuwtestamentische economie de goddelijke, drie-enige Persoon is voor de uitdeling van Zichzelf in Zijn uitverkoren volk om hun leven, levensvoorziening en alles te zijn. Omdat dit vandaag door velen wordt verwaarloosd, moeten we hersteld worden tot het juiste verstaan en begrip van de goddelijke uitdeling van de rijkdommen van de door een proces gegane Drie-enige God in ons wezen.
Eph 1:22-23 spreekt van 'de gemeente, die Zijn lichaam is, de volheid van Hem die alles in allen vervult'. Het Lichaam van Christus is een organisme samengesteld uit alle gelovigen die tot wedergeboorte zijn gebracht en Gods leven hebben voor de uitdrukking van het Hoofd. Het Lichaam is de volheid van het Hoofd en de volheid is de uitdrukking van het Hoofd.
Omdat de Gemeente het Lichaam van Christus is en Christus het Hoofd van de Gemeente is (Col. 1:18), zijn de Gemeente en Christus één Lichaam, de mysterieuze, universele grote mens, die hetzelfde leven en natuur heeft en dezelfde positie en gezag deelt. Evenals Christus ver boven allen is en in de hemelse gewesten zit (Eph. 1:20-21), zo zit ook de Gemeente samen met Hem in de hemelse gewesten (Eph. 2:6). Evenals Christus alle gezag in de hemelen en op de aarde ontvangen heeft (Matt. 28:18), zo deelt ook de Gemeente in Zijn gezag (Luk. 10:19) (The Conclusion of the New Testament, pp. 2477-2478, 2480, 2482-2483, 2487-2488).
WEEK 6 – DAG 6
Eph. 4:16 Uit Wie het hele lichaam, samengevoegd en verbonden door elk gewricht dat de ondersteuning verleent naar de werking die elk deel is toegemeten, de groei van het lichaam bewerkt tot opbouwing van zichzelf in liefde.
Rom. 14:17 Want het koninkrijk van God is niet eten en drinken, maar rechtvaardigheid, vrede en blijdschap in de Heilige Geest.
Het Lichaam van Christus is feitelijk de collectieve Christus. In 1Cor 12:12 is Christus niet de individuele Christus maar de collectieve Christus, de Lichaam-Christus. 'De Christus' verwijst naar de collectieve Christus, gevormd uit Christus Zelf als het Hoofd en de Gemeente als Zijn Lichaam met alle gelovigen als haar leden. Alle gelovigen van Christus zijn organisch met Hem verbonden en samengesteld met Zijn leven en element om Zijn Lichaam te zijn, een organisme om Hem tot uitdrukking te brengen. Daarom is Hij niet alleen het Hoofd maar ook het Lichaam. Evenals ons fysieke lichaam vele leden heeft, maar toch één is, zo is deze Christus (The Conclusion of the New Testament, pp. 2488-2489).
De waarheid aangaande de universele en plaatselijke aspecten van de Gemeente moet ook worden hersteld. In een zeer reële zin zijn deze zaken verloren gegaan, zelfs tenietgedaan. Daarom moeten we hersteld worden naar de waarheid aangaande deze twee aspecten van de Gemeente. In het universele aspect is de Gemeente uniek één. Dit aspect van de Gemeente is door de Heer Jezus geopenbaard in Mat 16:18. Wat hier geopenbaard is, is de universele Gemeente voor het unieke getuigenis van de Heer in het universum.
In Mat. 18:17 openbaart de Heer Jezus de plaatselijke gemeente. De gemeente in dit vers genoemd moet een plaatselijke gemeente zijn, omdat het een plaats is waar we naar toe kunnen gaan. We kunnen niet een probleem naar de universele Gemeente brengen, alleen naar de plaatselijke gemeente.
In het plaatselijke aspect wordt de Gemeente tot uitdrukking gebracht in vele plaatsen als vele plaatselijke gemeenten. De ene universele Gemeente tot uitdrukking gebracht in vele plaatsen op aarde wordt de vele de plaatselijke gemeenten. De uitdrukking van de Gemeente in een plaats is de plaatselijke gemeente in die specifieke plaats. Zonder de plaatselijke gemeenten zou er geen uitvoerbaarheid en werkelijkheid van de universele Gemeente zijn. De universele Gemeente wordt verwezenlijkt in de plaatselijke gemeenten.
In het herstel van de Gemeente bouwen we het Lichaam van Christus, de tempel van God, het huis van God. Dit werd uitgebeeld door de herbouw van de tempel onder het leiderschap van Ezra in oudtestamentische tijden. Vandaag herbouwen we het gemeenteleven als Gods tempel, het Lichaam van Christus.
Alle schade die de vijand aan de Gemeente toebrengt, geeft de Heer eenvoudig de gelegenheid Zijn Lichaam in opstanding te vergroten. Satan kan nooit de Heer Jezus verslaan. De poorten van hades kunnen nooit de opgebouwde Gemeente overwinnen (Mat. 16:18). De Gemeente gaat nog steeds voort en groeit nog steeds. Hoewel de vijand z’n best mag doen het af te breken, zullen we de overwinning zien. We zullen zien dat niet alleen de Heer Jezus Zelf overwint, maar dat de Gemeente, Zijn Lichaam, ook overwint.
Ten slotte heeft het herstel van de Gemeente betrekking op de vestinging van het koninkrijkleven. Dit wordt aangeduid door het woord van Paulus in Rom 14:17. Dit vers openbaart dat het koninkrijk van God de levenswandel van de Gemeente is. Volgens de context van Romeinen 14 is het koninkrijk het leven van de Gemeente vandaag. De werkelijkheid van het gemeenteleven is het koninkrijk. Romeinen 12 spreekt over het Lichaamleven en Romeinen 14 over het koninkrijkleven. Dit duidt erop dat volgens Romeinen het koninkrijkleven de werkelijkheid van het Lichaamleven is.
Het koninkrijk van God als de levenswandel van de Gemeente is rechtvaardigheid, vrede en blijdschap in de Heilige Geest. Wanneer het gezag van Gods koninkrijk in ons werkzaam is zullen rechtvaardigheid, vrede en blijdschap ons dagelijks leven karakteriseren. Zo’n levenswandel hebben, is het koninkrijkleven vestigen zoals uitgebeeld in het boek van Nehemia door de herbouw van de stad Jeruzalem. Daarom bouwen we, in het herstel van de Gemeente, de Gemeente als Gods huis en stad op (The Conclusion of the New Testament, pp. 2489-2490, 2494, 2496).