|
|||||||||||||||||
Printable version |
|
||||||||||||||||
Vervolg van … De cruciale punten van de hoofdzaken van het hedendaagse weder-opbouwwerk van de Heer WEEK 7 – DAG 1 Joh. 17:11 En Ik ben niet meer in de wereld, en zij zijn in de wereld, en Ik kom tot U, Heilige Vader: bewaar hen in uw naam die U Mij hebt gegeven, opdat zij een zijn zoals Wij. Joh. 17:21 Opdat zij allen een zijn, zoals U, Vader, in Mij en Ik in U, opdat ook zij in Ons een zijn, opdat de wereld gelooft dat U Mij hebt gezonden. De waarheid over eenheid is groot en gaat heel diep. De volle betekenis van de ware eenheid geopenbaard in de Bijbel gaat ons verstand ver te boven. Omdat het moeilijk voor ons is dit vanuit de Schriften te begrijpen bad de Heer Jezus over de eenheid in Johannes 17 in plaats van er over te spreken als vervolg op zijn rede tot Zijn discipelen. Ik geloof dat de Heer Jezus besefte dat Zijn discipelen niet in staat waren de zaak van eenheid te begrijpen. Daarom zond Hij een gebed op over dit onderwerp. (CWWL, 1979, vol. 2, “The Genuine Ground of Oneness,” p. 291) De ware eenheid is niet zomaar een kwestie van bij elkaar komen. Onze eenheid is de eenheid van het organische Lichaam van Christus. Het Lichaam van Christus is de vermenging van de Drie-enige God met Zijn verloste en getransformeerde volk. Omdat er sprake is van vermenging is het Lichaam vanuit zichzelf een eenheid. De drie van de Drie-enige God — de Vader, de Zoon en de Geest — zijn drie goddelijke factoren van deze eenheid en deze drie goddelijke factoren zijn vermengd met één menselijke factor; deze vier samen vormen het Lichaam. Dit Lichaam is de ware eenheid. Ten eerste was de eenheid iets waar de Heer naar verlangde. Dit verlangen van de Heer werd Zijn voornemen en dit voornemen werd tot uitdrukking gebracht in het gebed dat de Heer bad in Johannes 17 (Joh 17:2, 6, 11, 14-24). Het onderwerp van het gebed van de Heer in Johannes 17 is eenheid. De Heer sprak dit gebed vanuit het goddelijke voornemen. Op dat moment was de eenheid nog geen werkelijkheid; een model van deze eenheid — de eenheid onder de drie van de goddelijke Drie-eenheid — was echter al wel aanwezig. De Vader en de Zoon zijn één (Joh 17:11, 21) en deze eenheid omvat of bevat de Geest. In Johannes 17 gebruikte de Heer de meervoudsvorm 'Wij' (Joh 17:11) en 'Ons' (Joh 17:21) als beeld van de Drie-enige God. De Drie-enige God is één en deze eenheid is een model van de eenheid van het Lichaam van Christus. Omdat de eenheid van het Lichaam als voorbeeld de eenheid onder de drie van de Drie-eenheid heeft, vertelt Johannes 17 ons dat deze eenheid volledig gebaseerd is op de Drie-enige God (Joh 17:21). Deze eenheid van het Lichaam van Christus is eenvoudig de vergroting van de eenheid van de goddelijke Drie-eenheid. Het voorbeeld was daar toen de Heer dit bad, maar de vergroting moest nog komen. Deze vergrote eenheid kwam op de Pinksterdag. Door de uitstorting van de Geest werd het Lichaam van Christus voortgebracht (1Cor. 12:13). Dat Lichaam is de onwankelbare eenheid. De eenheid van het Lichaam is de eenheid van al de gelovigen in Christus in de naam van de Vader (Joh. 17:2, 6, 11). In de naam van de Vader zijn is verblijven in de persoon van de Vader, want in het Nieuwe Testament wijst een naam altijd naar de persoon. Daarom is verblijven in de naam van de Vader hetzelfde als verblijven in de Vader zelf. In de zin van het Nieuwe Testament draagt de Vader altijd de verwijzing naar de bron van het leven. De vader van een familie is de bron van het leven van die familie. In Johannes 17 bad de Heer dat de gelovigen één zouden zijn in de naam van de Vader. Eén zijn in de naam van de Vader is één zijn in de unieke bron van de goddelijke Drie-eenheid. Deze eenheid komt ook voort uit het goddelijke leven van de Vader en gaat samen met de goddelijke natuur van de Vader. Omdat we het leven van de Vader hebben, hebben we ook de natuur van de Vader, want de natuur gaat altijd samen het leven. We hebben de persoon van de Vader als de bron van de ware eenheid en we hebben het goddelijke leven van de Vader samen met Zijn goddelijke natuur als het element van deze eenheid. Dit zijn de wezenlijke bestanddelen van de eenheid van het Lichaam. (The Intrinsic Problem in the Lord’s Recovery Today and Its Scriptural Remedy, pp. 10-11) WEEK 7 – DAG 2 Joh. 17:21-23 Opdat zij allen een zijn, zoals U, Vader, in Mij en Ik in U, opdat ook zij in Ons een zijn, opdat de wereld gelooft dat U Mij hebt gezonden. En de heerlijkheid die U Mij hebt gegeven, heb Ik hun gegeven, opdat zij een zijn zoals Wij een zijn: Ik in hen en U in Mij; opdat zij volmaakt zijn tot een, opdat de wereld erkent dat U Mij hebt gezonden en hen hebt liefgehad zoals U Mij hebt liefgehad. De eenheid onder al de gelovigen in Christus is in de Drie-enige God door heiliging door de werkelijkheid van het woord (Joh. 17:14-21). In het gedeelte van Zijn gebed in de verzen 14-21 verwees de Heer naar het woord en de waarheid. Het woord heiligt en de waardheid heiligt. Het woord en de waarheid zijn dus één. Het woord bevat en draagt de waarheid. Dit woord, de waarheid, heiligt Gods verloste volk van de wereld (Joh 17:17) en bewaart hen van de boze, de heerser van de wereld (Joh 17:15) (The Intrinsic Problem in the Lord’s Recovery Today and Its Scriptural Remedy, pp. 11-12). Verblijven in de Drie-enige God als onze eenheid vraagt van ons dat we worden geheiligd, dat we het nodig hebben om afgezonderd te worden van de vermenging met de wereld. Als wij de ware eenheid in de praktijk willen brengen moeten we beseffen dat we de wereld moeten loslaten. We kunnen niet worden vermengd met de Drie-enige God en op hetzelfde moment bezig zijn met dingen uit de wereld. Daarom moeten we worden afgezonderd van de vermenging met de wereld zodat we heilig kunnen zijn voor de Drie-enige God en op een zuivere manier met Hem kunnen worden vermengd. Deze zuivere vermenging is de eenheid. Als wij het verlangen hebben om de ware eenheid tot werkelijkheid te maken, dan moeten we onszelf afzonderen van de vermenging met de wereld en ons richten op de heiligende God door de werkelijkheid van Zijn heiligende woord. De ware eenheid, de vermenging tussen de Drie-enige God en de verloste mensheid, kent drie aspecten. Het eerste aspect is de eenheid in de naam van de Vader door Zijn goddelijke leven, en het tweede aspect is de eenheid in de Drie-enige God door Zijn heiligende woord. Het eerste aspect betreft de bron en het element van de eenheid, en het tweede aspect betreft de status van de eenheid. Als wij in de wereld en onder satans hand zijn, kunnen we de eenheid niet beoefenen. Om de eenheid te beoefenen moeten we onszelf afzonderen van de wereld en worden bewaard voor satans hand. Het derde aspect van de ware eenheid is de eenheid onder de gelovigen in Christus, in de goddelijke heerlijkheid (Joh. 17:22-24). Na vele jaren studeren in het Nieuwe Testament hebben we gezien dat Gods heerlijkheid een combinatie is van Zijn goddelijke leven met Zijn goddelijke natuur met als doel Hem tot uitdrukking te brengen. Als wij het leven van de Vader met Zijn natuur niet zouden hebben, zou het voor ons niet mogelijk zijn de Vader tot uitdrukking te brengen. De uitdrukking van de Vader komt voort uit het leven van de Vader met Zijn natuur. De heerlijkheid is de uitdrukking van de Vader. (The Intrinsic Problem in the Lord’s Recovery Today and Its Scriptural Remedy, pp. 12-13) Het Lichaam van Christus is uniek. In het hele universum is er maar één Lichaam van Christus (Eph. 4:4a). De Gemeente als het Lichaam van Christus is ook Gods familie, Gods huis (Eph. 2:19; 1Tim. 3:15). Als Gods familie, als het huis van God, is de Gemeente uniek één. Bovendien is de Gemeente, als het Lichaam van Christus, de vrouw van Christus (Eph. 5:23-25). Als een man twee vrouwen of twee families heeft is dat een schande. Onze Heer heeft één Lichaam, één familie, één huishouding, als Zijn woonplaats en als Zijn vrouw. Er is één Lichaam in het universum en dit Lichaam is de ene nieuwe mens (Eph. 2:15). Deze waarheid vernietigd alle verschillen tussen ons en maakt ons één in Christus. In Christus en in het Lichaamsleven zijn er geen verschillen tussen de rassen. In plaats daarvan is Christus al de leden en is Hij in al de leden (Col. 3:11; 1Cor. 12:12). WEEK 7 – DAG 3 Eph. 4:1-3 Ik vermaan u dan, ik, de gevangene in de Heer, dat u wandelt waardig de roeping waarmee u bent geroepen, terwijl u in alle nederigheid en zachtmoedigheid met lankmoedigheid elkaar in liefde verdraagt en u beijvert de eenheid van de Geest te bewaren in de band van de vrede. Vijf uitdrukkingen in Eph 4:1-3 geven ons een praktische weg om de eenheid te bewaren: nederigheid, zachtmoedigheid, lankmoedigheid, elkaar verdragen in de liefde en de verenigende band van de vrede. We moeten niet te snel denken dat we precies weten wat dit allemaal betekent. We weten waarschijnlijk wel de betekenis uit het woordenboek, maar we kennen er de werkelijkheid niet van. We kunnen voornamelijk alleen vanuit onze ervaring weten wat deze dingen zijn. Volgens mijn eigen ervaring en wat ik in het verleden heb geleerd, zijn deze vijf dingen een test voor ons in de beoefening van het gemeenteleven. Door deze test kunnen we zien of we praktisch gezien wel of niet in het gemeenteleven zijn. (The Vision, Practice, and Building Up of the Church as the Body of Christ, p. 161) Als eerste behoren we nooit de lat te hoog te leggen voor anderen. Om de norm niet te hoog te leggen is de ware beoefening van nederigheid. Het is best lastig een christen (of christelijke groepering) te vinden die geen hoge standaard oplegt. Sommigen zien het kruis als hun norm, anderen zeggen dat heiliging, het innerlijk leven of geestelijk zijn hun norm is. Ik heb een kleine groep mensen ontmoet die zelfs zeiden dat hun norm de volheid van Christus is. Zelfs de volheid van Christus kan een hoge norm zijn die we elkaar opleggen. Zolang wij iets anders dan Christus nemen als onze norm zijn we niet nederig. Als we een hoge norm handhaven zijn we niet nederig in ons verstand en in onze houding. Noch de subjectieve ervaring van het kruis, noch het opstandingsleven van Christus, noch de gave van het spreken in tongen, genezing of zendingswerk is onze norm. Het hebben van een zendingswerk is niet verkeerd. Op dezelfde manier is spreken in tongen, genezing ontvangen, het kruis prediken, het opstandingsleven kennen en heiliging in de praktijk brengen niet verkeerd. Deze zaken verheffen tot onze norm is echter wel verkeerd. Ongeacht hoe goed, hemels of geestelijk iets is, als het iets anders is dan Christus zelf, zal er verdeeldheid uit voortkomen. Zelfs als een groep zichzelf niet als een aparte denominatie ziet gebaseerd op een norm, dan is er principieel gezien nog steeds sprake van verdeeldheid. We behoren zelfs niet te claimen dat Christus onze norm is op een verdeeldheid zaaiende manier. Een geestelijke norm claimen heeft in het verleden veel schade aangericht onder christenen. Hoe geestelijker christenen zijn, hoe meer ze de geestelijkheid van anderen zullen doden, omdat zodra iemand een bepaald geestelijk niveau heeft bereikt dit aan anderen wordt opgelegd als de norm. Of iemand geestelijk is of niet, of iemand de Heer liefheeft of niet, we behoren deze persoon net zo te behandelen als de anderen. Door de genade van de Heer zouden we hen die de Heer niet liefhebben eigenlijk nog beter moeten behandelen dan zij die dat wel doen. Als we iemand die wat achterblijft lief hebben, zal hij misschien wel weer opkrabbelen. Hij zal door onze liefde worden teruggebracht. Het is heel vaak onze koude en onverschillige houding waardoor iemand nog meer achterblijft. Hij komt niet meer naar de samenkomst omdat hij eenvoudig niet meer tegen al die koude gezichten kan. De zwakkeren, de jongeren en de achterblijvers hebben meer liefde nodig. Vanuit mijn ervaring uit het verleden heb ik geleerd dat we in de gemeente de waarde van de 'geestelijken onder ons' niet moeten overschatten. Als wij de zwakkeren, de mensen die leven vanuit het vlees of de ziel, en degenen met problemen, liefhebben, zullen de meeste van hun problemen worden opgelost. Als we dat niet doen zetten we een hoge norm neer vanuit trots en niet vanuit nederigheid. Volgens de vier evangeliën toonde de Heer, toen hij op aarde was, meer liefde voor zondaren en belastinginners dan Hij liet zien aan de goede mensen. Dit was ware nederigheid en bescheidenheid. Ware nederigheid zet geen enkele norm onder ons. Dit is de praktische manier om het gemeenteleven te beoefenen. Het gemeenteleven is zeer geestelijk, maar er zijn ook velen onder ons die achterblijven. Wij behoren iedereen lief te hebben, ook de slechtste onder ons. (The Vision, Practice, and Building Up of the Church as the Body of Christ, pp. 161-163) WEEK 7 – DAG 4 Num. 12:3 Mozes nu was een zeer zachtmoedig man, meer dan enig mens op de aardbodem. Mat. 5:5 Gelukkig de zachtmoedigen, want zij zullen de aarde beërven. Efeze 4:2 (Eph. 4:2) noemt vervolgens zachtmoedigheid. Het niet opleggen van een hoge norm is een test voor ons motief om zachtmoedig te zijn. Ons motief moet zijn om iedereen lief te hebben in alle nederigheid zonder dat we ook maar iets van een ander verwachten. Zachtmoedigheid is echter een zaak van onze houding. Onze houding behoort zachtmoedigheid uit te stralen. Het Griekse woord voor zachtmoedigheid betekent mild, zachtaardig en onzelfzuchtig. Onze houding in de gemeente behoort mild en zachtmoedig te zijn. Wij hebben dus geen enkel excuus; wij allen moeten worden verbroken. Als wij zelfzuchtig zijn, kunnen we nooit oprecht zachtmoedig zijn. Dan is onze zachtmoedige houding niet meer dan een leugen. Alleen onzelfzuchtige mensen bezitten oprechte zachtmoedigheid. Om zachtmoedig te zijn moeten we onszelf opofferen. Hoe meer we ons eigen ik opofferen, hoe zachtmoediger we zullen zijn. Als iemand onze Bijbel afpakt en niet teruggeeft, bijvoorbeeld, is het lastig om zachtmoedig te zijn in onze houding tegenover die persoon. Als we echter een geest van opoffering hebben zijn we bereid onze Bijbel op te offeren voor onze broeder. We zullen zeggen: “Het geeft niet. Prijs de Heer! Je mag hem gebruiken”. Dit is het om een zachtmoedige houding te hebben. (The Vision, Practice, and Building Up of the Church as the Body of Christ, pp. 163-164) Als twee broeders naast elkaar zitten, kan de één onvoorzichtig zijn en de ander een schop geven. Net als twee zusters die samen op een smalle bank zitten en de één neemt teveel ruimte in beslag waardoor de ander moet vechten voor een plekje. Dit zijn onbelangrijke tests, maar ze laten een belangrijk principe zien. Wij behoren bereid te zijn onszelf weg te cijferen ongeacht op welke manier we worden behandeld. Onze houding komt voort uit wie we zijn. Als wij egoïstisch zijn stralen we een harde onvriendelijke houding uit. Als we niet egoïstisch zijn zullen we altijd mild en zachtmoedig zijn op een vriendelijke en oprechte manier, niet op een misleidende manier. In het gemeenteleven hebben we deze houding nodig, niet een harde onvriendelijke of wrede houding. Op een keer morste een ober een kop soep over mijn jasje. Als ik van mijn jasje had gehouden was ik erg boos geworden en had gezegd: "Wat doe je nu?". In plaats daarvan kon ik door de genade van de Heer zachtmoedig zijn. Ik zei tegen mijn tafelgenoten: "Blijf maar kalm, maak je maar geen zorgen”. Onzelfzuchtigheid brengt zachtmoedigheid, mildheid en vriendelijkheid voort. Om de juiste houding te hebben behoren we niet zelfzuchtig te zijn. Wij moeten leren om de juiste houding te hebben. We hoeven niet te claimen dat ons hart oprecht is en ons motief juist. Dat is niet goed genoeg. Alleen de Heer kent onze motieven. Wij zijn de Heer niet; wij zijn menselijk en we kunnen iemands motieven niet achterhalen. Wel kunnen we iemands gezichtsuitdrukking en houding peilen. Het is onmogelijk boos en onvriendelijk tegen een broeder te spreken als je claimt dat je een goed hart en een juist motief hebt. Om het juiste gemeenteleven te behouden moeten we daarom allemaal leren onze houding te veranderen. In deze zaak hebben we ware verbrokenheid nodig. In veel plaatselijke gemeenten komen de meeste problemen voort uit een foute, onvriendelijke, koude en zorgeloze houding. Om een juiste houding te hebben is niet makkelijk. Satan is verradelijk en arglistig en zal zelfs een beetje onzorgvuldigheid in de omgang met een broeder gebruiken. Hij zal een brandende pijl afschieten in het verstand van deze broeder (Eph. 6:16), en als deze broeder in de avond in bed ligt zal hij zich bezorgd afvragen wat deze houding van de andere broeder te betekenen heeft. Om het gemeenteleven te leven is het nodig dat wij allemaal leren dat het fijn en delicaat is, niet grof of ruw. Zoals de beeldspraak al aangeeft, de gemeente is een brood gemaakt van fijn meel (Lev. 2:1-5; 1Cor. 10:17). De meeste misverstanden komen voort uit een zorgeloze en onachtzame houding. Satan maakt altijd misbruik van onachtzaamheid om de gemeente aan te vallen. Daarom moeten we zorgvuldig omgaan met anderen, niet alleen voor hun belang, maar nog meer omdat satan daar gebruik van maakt. De boze en arglistige is hier onder ons, dus we moeten voorzichtig zijn. Wij mogen geen onachtzame houding hebben die door de vijand kan worden gebruikt om ons aan te vallen. Zachtmoedigheid is een zaak van een onzelfzuchtige houding van mildheid en vriendelijkheid, die nooit redeneert in het eigen voordeel en die nooit excuses uitspreekt voor zichzelf. (The Vision, Practice, and Building Up of the Church as the Body of Christ,” pp. 164-165) WEEK 7 – DAG 5 Eph. 4:2-3 Terwijl u in alle nederigheid en zachtmoedigheid met lankmoedigheid elkaar in liefde verdraagt en u beijvert de eenheid van de Geest te bewaren in de band van de vrede. 1Joh. 4:18 In de liefde is geen vrees, maar de volmaakte liefde drijft de vrees uit, want de vrees houdt straf in, en wie vreest, is niet volmaakt in de liefde. Volgens mijn ervaring heeft lankmoedigheid te maken met wat we tegen elkaar spreken. In de gemeente behoren we zorgvuldig te zijn in onze woordkeus en in wat we zeggen. Een broeder heeft misschien ongelijk, maar om de heerlijkheid van de Heer en in het belang van het gemeenteleven, is het beter dat we daar niets over zeggen. Over alles wat ons overkomt spreken en verhalen vertellen vraagt van ons geen lankmoedigheid of geduld. (The Vision, Practice, and Building Up of the Church as the Body of Christ, p. 166) Als wij zien dat de leidinggevende broeders onderling ruzie maken, lopen we waarschijnlijk direct naar een andere broeder om daarover te praten. Als we echter onze les hebben geleerd, houden we, voor de heerlijkheid van de Heer en in het belang van Zijn gemeente, onze lippen op elkaar. In plaats daarvan gaan we in tranen naar de Heer. Er is geen enkele noodzaak iets tegen iemand anders te zeggen. Het is beter lankmoedig te zijn. Als wij leren onze woorden te bewaren op zo'n goede manier, zullen we de ware betekenis van het woord 'verdragen' in het gemeenteleven leren kennen. Omgekeerd, wij 'verdragen' meestal niet omdat we veel liever onze mond open doen. We houden er van te praten over alles wat we zien en over alles wat er gebeurt. Er is geen enkele last en geen enkel juk te dragen in dit soort ongepaste praktijken. Onmiddellijk na de preek beginnen we al met de spreker te bekritiseren. Als wij onze les hebben geleerd zullen we niets negatiefs zeggen over de bediening, ongeacht wat we daarvan vinden, in het belang van de beoefening van het gemeenteleven. Onze mond is dan onder de controle van de Heilige Geest. Ons spreken en onze conversatie kan de gemeente grote schade aanrichten. Zodra een verhaal niet meer uit de eerste hand is, begint de inhoud te veranderen, en uiteindelijk is alles zwaar overdreven. Dit is altijd het geval met geruchten. Om de les van lankmoedigheid te leren is het nodig dat wij ervaring krijgen in het 'lijden' om onze mond te beperken en om onze tong tot stilte te manen. Het is mogelijk dat we veel dingen zien of horen, maar zonder de zalving en leiding van de Heilige Geest moeten we er met geen woord over spreken. Wij mogen de vijand niet onze tong laten gebruiken voor zijn eigen doel. Als een broeder ons iets aan doet is het beter om niets te zeggen. Het is in dat geval het beste te kiezen voor lankmoedigheid. Dan worden we gered van de verkeerde vorm van 'lijden', en het gemeenteleven wordt bewaard voor schade en verval. Om elkaar in liefde te verdragen moeten we vechten tegen verdachtmakingen en angst in het gemeenteleven. In plaats van deze twee dingen zou er alleen liefde moeten zijn. Als we een broeder wantrouwen zijn we onze liefde kwijt geraakt. Na het wantrouwen volgt vanzelf de angst. Als twee broeders elkaar wantrouwen is het net alsof ze elkaar bespioneren. Dit veroorzaakt wederzijdse angst voor elkaar. Wij moeten geen enkele grond geven voor wantrouwen en angst. Wij houden van onze broeders; wij zijn niet bang voor hen. 1Joh 4:18 zegt: "In de liefde is geen vrees, maar de volmaakte liefde drijft de vrees uit”. Het is altijd verleidelijk te weten wat de houding van anderen is ten opzichte van ons, hoe ze over ons denken en wat ze over ons hebben gezegd. Om het gemeenteleven tot werkelijkheid te maken is het beter dat we deze verleiding weerstaan. Wij behoren geen enkel wantrouwen te hebben. Wij geloven in de Heer en beschouwen al onze broeders als goed. Daarom is het niet nodig om veel te weten. Ongeacht de manier waarop anderen over ons denken of over ons praten, wij zijn in de hand van Heer. Als we op deze manier beoefenen blijft de deur gesloten voor de vijand. Als we alleen vrede hebben met God en niet met al de broeders, dan zijn we het gemeenteleven kwijtgeraakt. Het gemeenteleven wordt beproefd in de mate van vrede die we kennen, niet alleen verticaal met God, maar ook horizontaal met al de broeders. Wij hebben deze vorm van vrede nodig. Het is niet goed om teveel relatie of te weinig relatie met iemand te hebben. De verenigende band van de vrede (in Eph 4:3) zorgt voor gebalanceerde relaties in de gemeente. (The Vision, Practice and Building Up of the Church as the Body of Christ, pp. 166-170) WEEK 7 – DAG 6 1Cor. 12:17-20 Als het hele lichaam oog was, waar zou het gehoor zijn? Als het geheel gehoor was, waar zou de reuk zijn? Maar nu heeft God de leden, elk van hen, in het lichaam gesteld zoals Hij heeft gewild. Waren zij alle een lid, waar zou het lichaam zijn? Maar nu zijn er vele leden, maar het lichaam is een. Toen broeder Nee leerde over het Lichaam zei hij dat wat we ook doen, we moeten bedenken hoe de gemeenten er tegen over zullen staan. Als wij iets doen mogen we niet vergeten dat we leden van het Lichaam zijn, en het Lichaam is niet beperkt tot de plaatselijke gemeente. De plaatselijke gemeente is geen 'plaatselijk lichaam'; want als dat zo zou zijn is het een plaatselijke sekte geworden. Het Lichaam is het Lichaam van Christus, samengesteld door de Drie-enige God met al de gelovigen op aarde, met al de plaatselijke gemeenten. (The Problems Causing the Turmoils in the Church Life, pp. 28-29) Als er openbaring is over het Lichaam, dan is men zich bewust van het Lichaam, en als men zich bewust is van het Lichaam worden individuele gedachten en acties als vanzelfsprekend volledig naar de achtergrond gedrongen. Christus zien verlost van zonde; het Lichaam zien verlost van individualisme. Wat zijn de ogen, oren, handen en voeten? Ze zijn Christus zelf. Het Hoofd is Christus en het Lichaam is ook Christus. Ieder lid is een deel van het leven van Christus. Als ik de hulp weiger van mijn medeleden, dan weiger ik de hulp van Christus. Als ik niet wil toegeven dat ik hen nodig heb, dan geef ik niet toe dat ik Christus nodig heb. Net zoals ik niet los kan bestaan van het Hoofd, kan ik ook niet onafhankelijk zijn van het Lichaam. Als ik iets niet weet, dan weet een ander lid van het Lichaam het wel; als ik iets niet kan zien, dan kan een ander lid van het Lichaam dat wel. Daarom is het belangrijk dat ik de andere leden van het Lichaam in mijn behoeften laat voorzien. Wij zijn voortdurend gebaat bij de gemeenschap van het Lichaam, want het is ons ware leven. Alles wat van Christus is bevindt zich in Zijn Lichaam. Hij die beweert op zichzelf een christen te zijn is werkelijk een dom mens. Zolang we leven in het Lichaam ontvangen we de voorziening van het Lichaam, ongeacht onze conditie. Ieder lid doet er goed aan te leren de voorziening van het Lichaam op waarde te schatten en ieder lid te waarderen. Wij voorzien het Lichaam met het leven dat we hebben ontvangen van Christus het Hoofd. Maar als wij functioneren behoort dat fatsoenlijk gepast en ordelijk te zijn. Orde is heel belangrijk in het Lichaam voor groei en bediening. In de samenkomst behoor je te spreken naar de mate van je geloof en in overeenstemming met de leiding van de Geest. Je moet onderkennen dat je te ver gaat in je spreken en of je misschien te lang spreekt. Als we onszelf werkelijk plaatsen onder het gezag van het Hoofd, dan plaatst Hij ons in onze eigen speciale positie in het Lichaam en wijst Hij ons onze eigen bijzondere functie toe. Wij moeten bereid zijn te worden beperkt tot onze eigen maat. Zodra we daar over heen gaan negeren we het gezag van het Hoofd en bewegen we van de zalving vandaan. Als we over onze grenzen heengaan verstoren we ook de orde in het Lichaam. Het Lichaam van Christus is een organisch leven; het werkt zonder enige menselijke bemoeienis. Al de leden dienen leven te ontvangen van het Hoofd en te functioneren op een gepaste en ordelijke manier. Als onze relatie met het Hoofd goed is, zullen we onze plaats in het Lichaam vanzelf behouden. (CWWN, vol. 44, “The Mystery of Christ,” pp. 796-797, 801-802, 822-823) Ieder van ons heeft als lid een eigen plaats in het Lichaam van Christus. Deze is ons toegewezen door God, daarom behoren wij die plaats te accepteren. Deze toewijzing is naar Gods wil en daarom is elk lid nodig (1Cor. 12:21). (The Oneness and the One Accord according to the Lord’s Aspiration and the Body Life and Service according to His Pleasure, p. 28) Er is Iemand die heerst en ons een bepaalde maat toebedeelt. Dit is de God die grenzen stelt, de God die heerst. Daarom moeten we binnen de grenzen van Gods maat blijven en beperkt worden door Zijn heerschappij [2Cor. 10:13] (Life-study of 2 Corinthians, p. 447). |
|||||||||||||||||