Het Koninkrijk Gods

is het Koninkrijk der hemelen

"Bekeert u, want het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen"

(Mat 3:2, 4:17)

Overgenomen van: Verborgen Manna

UW KONINKRIJK KOME

In een koninkrijk regeert een koning. In het Koninkrijk Gods regeert God. Zijn volk bestaat uit mensen overal op aarde, want Zijn gebied is in geest en waarheid.

Het kwam eerst op aarde in de Zoon des mensen, Jezus. "Het Woord is vlees geworden. Het heeft onder ons gewoond en we hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als van de eniggeborene van de Vader, vol van genade en waarheid" (Joh.1:14). Alle volheid van God woonde in Hem lichamelijk (Col.2:9). Hij deed in alles de wil van de Vader (Joh.6:38). Nooit zei Hij nee tegen Diens wil. God was in Hem Koning (Joh.5:19-23). Jezus kende het koningschap van God in Zijn leven.

Niet alleen in Hem zou God volledig Koning zijn, maar ook in anderen (Rom.8:29). Eerst in eerstelingen voor God en voor het Lam (Op.14:1-5). En ook daar blijft het niet bij: God wordt ook Koning in Zijn volk (Luc.2:32b). En uiteindelijk wordt Hij Koning van de volken in een koninkrijk dat in eeuwigheid niet te gronde zal gaan" (Op.15:3, Dan.2:44). Want "aan de toename van Zijn heerschappij en Zijn vrede komt namelijk geen einde" (Jes.9:7, letterlijk).

GODS HEERSCHAPPIJ

De Vader is Koning in de hemel en zond Jezus om Zijn heerschappij op aarde te openbaren. "Uw koninkrijk kome, Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op aarde" (Mat.6:10). In Christus komt het koninkrijk Gods op aarde.

Wanneer en waar? Niet op een te berekenen tijd (Luc.17:20b). Niet op een aanwijsbare plaats (Joh.4:21, Luc.17:21a). Het komt in geest en waarheid (Joh.4:24, aletheia=waarheid, maar betekent ook realiteit). Het komt dus als geestelijke realiteit in mensen, die de waarheid liefhebben en die zich voorbereiden op de komst van het Koninkrijk van God, hier en nu (Luc.17:21b). Ze bekeren zich van religieus tot geestelijk denken (zich bekeren=metanoia=anders gaan denken). Dat is namelijk het begin van het evangelie van Jezus Christus, een begin dat Johannes de Doper al predikte: "Ga anders denken, want het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen" (Mar.1:1, Mat.3:2). En ook Jezus begon meteen die boodschap te proclameren (Mat.4:17). Want wie uitziet naar het Koninkrijk der hemelen, moet anders leren denken: aan de dingen die boven zijn (Col.3:2).

Is het u wel eens opgevallen, hoe vaak de blijde boodschap van Jezus het evangelie van het Koninkrijk Gods wordt genoemd? (Mat.4:23, 9:35, 24:14, Luc.4:43, 8:1). Het is het evangelie, dat God in ons komt wonen door Zijn Geest, om er Koning te zijn (Op.21:3). Zo kwam de Vader in Jezus. Zo komt Hij in Jezus' volgelingen. Als Hij in hun leven volledig Koning wordt, zingen ze dit nieuwe lied: "De Heer regeert! Hij bepaalt mijn leven. Hij is mijn Koning en Heer".

Wat daarvan de (heerlijke) consequentie is, maakt Jezus duidelijk aan Petrus. Toen Hij hem tot drie keer toe vroeg of hij Hem liefhad, zei Jezus ook: "Toen je jong was, omgordde je jezelf en je ging waar je wilde, maar als je oud wordt, zul je je handen uitstrekken en een ander zal je omgorden en je brengen waar je niet wilt. En dit zei Hij om te kennen te geven, met welke dood hij God verheerlijken zou" (Joh.21:18-19).

Jezus doelt hier op twee fasen in Petrus' leven, op vóór en ná zijn ingaan in het Koninkrijk van God. Ervóór was hij "jong", bepaalde hij zijn handel en wandel. Zijn ik was springlevend, altijd wel enthousiast om iets te ondernemen, ook voor de Heer, zonder bedacht te zijn op de dingen van God die boven zijn (Marc.8:33, Col.3:1-2). Daarna zou gelden: "Niet meer mijn ik, maar Hij leeft in mij" (Gal.2:20). Petrus zou "oud" (=geestelijk volwassen) worden en Gods wil leren doen, waarvan de uiteindelijke consequentie zou zijn, dat zijn ik zou sterven, opdat God Koning in hem zou kunnen zijn. Omdat Petrus die Ander waarlijk liefhad, zou Die hem omgorden. Met de dood van zijn ego zou hij God verheerlijken (Joh.21:15-19).

Hebben ook wij de Heer echt lief? Dan bedekt Hij als we geestelijk jong zijn, liefdevol tal van onvolkomenheden (1Pet.4:8). Maar als we geestelijk ouder worden, laten we Hem in ons Koning zijn. Dan wordt alles van ons ik onder Zijn heerschappij gebracht (vgl. 2Cor.10:3-5). En alles wat niet zuiver is, gaat dood. Het wordt verbrand. God wordt dan een vuur voor ons (Heb.12:29). Waarom? Om ons te louteren tot puur goud (Mal.3:2-3, goud=goddelijke natuur, vgl 2Pet.1:4). En "wie kan leven in de nabijheid van dit allesverterende vuur?" (Jes.33:14). "Allen die eerlijk en rechtvaardig zijn. Zij zullen worden verhoogd. Hun ogen zullen de Koning zien in al Zijn glorie en zullen Zijn uitgestrekte land aanschouwen" (=het Koninkrijk Gods, Jes. 33:15-17).

Die Koning zou Petrus omgorden, hem leiden, louteren en zó bezielen dat Zijn heerlijkheid van hem zou afstralen, zo zelfs, dat men zieken op straat legde, in de hoop dat zijn schaduw op hen zou vallen (Hand.5:15). Met de dood van zijn ik zou hij God verheerlijken op een ongekende wijze.

HET KONINKRIJK GODS is HET KONINKRIJK DER HEMELEN

In veel uitleggingen maakt men onderscheid tussen het Koninkrijk Gods en het Koninkrijk der hemelen. Maar het Koninkrijk van God is het Koninkrijk der hemelen. Dat blijkt al uit het woordgebruik in de bijbel. Jezus zegt: "Zalig de armen van geest, want voor hen is het Koninkrijk der hemelen" in Mattheus 5:3, en: "Zalig, gij armen, want voor u is het Koninkrijk Gods" in Lucas 6:20. En bij de uitzending van de twaalf zegt Hij volgens Mattheus: "Het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen" (10:7), maar Lucas 9:2 zegt, dat "Hij hen uitzond om het Koninkrijk Gods te verkondigen". Natuurlijk gaat het om één en hetzelfde Koninkrijk.

Waarom dan twee benamingen? Het Koninkrijk Gods zegt van Wie het is. Het Koninkrijk der hemelen zegt vanwaar het komt. Johannes noemt het van Wie en vanwaar in één adem: het is "aan het neerdalen uit de hemel, van God" (Op.21:2,10). En dat doet ook de profeet Daniël: "De God van de hemel zal een koninkrijk oprichten dat in eeuwigheid niet te gronde zal gaan" (Dan.2:44).

Het koninkrijk dat de God van de hemel zal oprichten, is uiteraard een hemelse realiteit: het komt wel in de wereld maar het is niet van de wereld (Joh.18:36). De Koning ervan is Hij die geest is (Joh:4:24a). De onderdanen zijn zij die Hem behagen, omdat ze Hem aanbidden in geest en waarheid (vgl.Luc.2:14, Joh.4:24b). Omdat Hij liefde is, wordt er in dat koninkrijk nooit aanvallend gestreden met menselijke wapens (Joh.18:36, 2Cor.10:4). Er wordt standgehouden in de Geest met de wapenrusting Gods (Ef.6:10-17). Niets gebeurt er door menselijke kracht of inspanning. Alles komt er tot stand door Zijn Geest (Zach.4:6). Het bestaat uit louter rechtvaardigheid, vrede en blijdschap (Rom.14:17). Alles is er blijvend, nieuw, hemels.

Jezus leerde de twaalf discipelen te bidden om de komst van dát Koninkrijk (Mat.6:10). Dat het kan komen, is beloofd! "Ik schep een nieuwe hemel en een nieuwe aarde; aan wat vroeger was zal niet meer gedacht worden" (Jes.65:17). En dat het komt, zag Johannes. Hij zag "een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, omdat de eerste hemel en de eerste aarde waren voorbijgegaan" (Op.21:1). Uw Koninkrijk kome .....!

DE GROTE KONING

In het Koninkrijk Gods is God de grote Koning (Ps.24:8,10). Realiseren we ons wel, Wie en hoe Hij is?

God is liefde (1Joh.4:16). Hij beoogt het welzijn voor alle mensen (Rom.5:18b, 1Tim.2:4,4:10). Hij is volmaakt in kennis en doet alles met wijsheid (Job 37:16, Ps.104:24). Hij is alomtegenwoordig, grootmachtig en algoed. "Zijn barmhartigheid is over al Zijn werken" (Ps.145:9). Wat een vrede, blijdschap en zekerheid geeft het, als je je realiseert, dat die God voor ons zorgt! (Ps.23).

De bijbel zegt dat alle dingen door Hem en tot Hem zijn geschapen en dat alle dingen hun bestaan in Hem hebben (Col.1:16-17). Hij heeft alles in Zijn hand. Hij bestuurt de mens, wiens hart in Zijn hand is als een waterbeek (Spr.16:9). Hij leidt het overal heen, waar het Hem behaagt" (Spr.21:1).

Hij bepaalt ook het lot van koningen. Hij verhardde destijds het hart van de koning van Egypte (Ex.9:12). Hij maakte de Perzische koning Kores tot Zijn herder die Zijn wil zou uitvoeren ((Jes.44:24_45:7). Hij deed Nebukadnezar tot erkenning komen, dat Hij macht heeft over aards koningschap en dat Hij het geeft aan wie Hij wil (Dan.4:32). En diens zoon Belsazar moest ervaren, hoe de Heer een einde maakt aan goddeloos koningschap (Dan.5:26).

Hetzelfde geldt ook voor volkeren. "Hij is God over alle koninkrijken van de aarde" (Jes.37:16). Ze zijn als leem in de hand van de pottenbakker (Jer.18:6). Eens zal iedereen dat zien en erkennen (Jes.45:23, Rom.14:11). Dat is als de zevende boodschapper de bazuin blaast en luide stemmen zeggen: "Het koningschap over de wereld is gekomen aan onze Heer en aan Zijn Gezalfde. Hij zal als Koning heersen tot in alle eeuwigheden" (Op.11:15).

Zo absoluut soeverein is God altijd geweest. "Hij is Koning, eeuwig en altoos" (Ps.10:16). "Hij is een groot God, een groot Koning, boven alle goden" (Ps.95:3). "De Heer troont als Koning in eeuwigheid" (Ps.29:10). "Van U is de heerschappij, o Heer, en U bent als hoofd boven alles verheven. U heerst over alles" (uit 1Kron.29:11-12). "Hij doet naar Zijn wil met het heer des hemels én met de bewoners der aarde. Er is niemand die Zijn hand kan tegenhouden of die tot Hem kan zeggen: wat bent U aan het doen?" (Dan.4:35). Zo was en is en blijft God almachtig. Zo was en is en blijft Zijn wil soeverein in de hemel en op de aarde.

Hét voorbeeld dat niets en niemand Hem blijvend kan weerstaan is de farao, die Israël niet wilde laten gaan naar het beloofde land. Hij is een beeld van het menselijk ik, het ego, het vlees. Hij overleefde tien gerichten, maar kwam uiteindelijk om in de zee met zeshonderd strijdwagens (Ex.14:6-12, zes=getal van het vlees). Omdat Mozes de soevereine God van Israël kende, zei hij dan ook tegen het volk: "Vrees niet, houd stand, dan zullen jullie de verlossing van de Heer zien. Hij zal voor jullie strijden en jullie moeten stil zijn" (Ex.14:13-14).

Toch is de soevereiniteit Gods nog niet het Koninkrijk van God. Waarom zouden we anders moeten bidden: "Uw koninkrijk kome" en geboren moeten worden uit water en geest om het binnen te gaan (Joh.3:5)? Wat is het verschil?

God is soeverein, almachtig. Maar in het Koninkrijk Gods laten mensen Hem vrijwillig in zich toe om Hem te laten regeren. Bij soevereiniteit geldt alleen de wil van de Koning. In het Koninkrijk Gods wordt de wil van de mens één met de wil van God. In het Koninkrijk der hemelen wordt Zijn heerschappij erkend en aanvaard door mensen, die zich eerst lieten leiden door hun aardsgebonden ik en die nu vragen: "Heer, laat ook in mij Uw koninkrijk komen en Uw wil geschieden".

Trouwens, dat beoogt God niet alleen in enkele mensen. Hij wil en zal Zijn koninkrijk vestigen op de hele aarde (Ps.47,108:2-6). Elk schepsel zal zich vrijwillig onderwerpen aan Zijn heerschappij en tot Zijn heerlijkheid worden gebracht (Rom.8:21). Zijn plan is om alle dingen met Zich te verzoenen (Col.1:20). Hij wordt uiteindelijk alles in allen (1Cor.15:28). Er komen dan ook tijden van herstel. Dat zijn tijden van de "wederoprichting van alle dingen, waarvan God gesproken heeft door Zijn heilige profeten" (Hand.3:21). Met niets minder zal Hij tevreden zijn.

Natuurlijk, God heeft absolute macht over alles en iedereen. Hij is soeverein, over mensen, over volken en over het verloop van de geschiedenis. Maar in Zijn grote liefde roept Hij ieder die Hij waardig acht tot Zijn Koninkrijk (2Thes.1:5, 1Thes.2:12). Als een liefhebbende Vader wil Hij hun levens beheersen. Dat is nu onder handbereik gekomen: het kan bij u zijn, in u (Luc.17:21).

Zijn koninkrijk is dus hier op aarde te verwachten (Luc.23:51). We mogen het zoeken en het gaan zien (Luc.12:31, Joh.3:3). We mogen er de geheimenissen van leren kennen (Mat.13:11). We kunnen het ontvangen als een kind (Luc.18:17, Heb.12:28). We kunnen het binnengaan, het met kracht zien komen en het zelfs erven (Joh.3:5, Mar.9:1, Jac.2:5). Je kunt er aanliggen, brood eten en wijn drinken (Luc.13:29, Luc.14:15, Mar.14:25).

Nogmaals: het Koninkrijk Gods kan alleen komen als er een verandering van denken plaats vindt. Het denken van het ik moet zich vrijwillig onderwerpen aan het denken van de Geest. Dan pas kunnen we de dingen die boven zijn bedenken (Col.3:1-2). Dan pas worden dwalingen ingezien en Gods wegen aanvaard. Dan is Hij niet alleen de soevereine Koning die over alles heerst, maar dan dalen Zijn gedachten, leven, natuur, kracht, wijsheid, kennis en wil in ons diepste wezen neer. Zo worden we "een koninklijk priesterschap, een heilige natie" (1Pet.2:9).

Tijdens Jezus' tijd op aarde waren daartoe de Zijnen uitgekozen. Hij stelde hen aan, om steeds bij Hem te zijn (Mar.3:14), als een kleine kudde aan wie de Vader het Koninkrijk zou geven (Luc.12:32). Het waren mensen met tekortkomingen en passies. Maar wat zouden ze veranderen! (vgl.2Cor.3:18). Mattheus werd van tollenaar dé evangelist van het Koninkrijk Gods (Mat.9:9). Johannes veranderde van een zoon des donders in de apostel van de liefde. Thomas die eerst moest zien en begrijpen en daarna pas kon geloven, zou uitroepen: "Mijn Heer en Mijn God" (Joh.20:28). Petrus zou zich door Hem laten omgorden (Joh.21:18). God werd Koning in al die levens, niet als despoot of dictator, maar als een liefdevolle, vaderlijke Koning. "Het heeft uw Vader behaagd u het Koninkrijk te geven" (Luc.12:32).

Nogmaals: dat zou niet beperkt blijven tot Jezus´ discipelen van toen. Door de eeuwen heen zijn er steeds mensen uitgekozen en geroepen om bij Hem te zijn (Op.14:1-5). Ze namen uit vrije wil Zijn juk op zich (Mat.11:29). Ze besloten om alles samen met Hem te doen. Ze werden in Hem levend gemaakt en mede opgewekt vanuit de doden om met Hem in nieuwheid des levens te wandelen (1Cor.15:22, Ef.2:6, Rom.6:4). Ook zouden ze met Hem lijden, Zijn smaad dragen, vervolgd worden en daarom het Koninkrijk der hemelen als eersten mogen ontvangen (Col.1:24, Hebr.13:13, Mat.5:10). Tot op de dag van vandaag roept Hij zulke eerstelingen tot Zich.

Wat dat zijn, eerstelingen? Het zijn vroegrijpe vruchten. Ze zijn niets beter dan latere vruchten, maar eerder rijp. God bepaalt wie het zijn. Ze worden door Hem geroepen en ze gaan daar gelovig op in (Op.17:14). Ze verlangen de Koning te gehoorzamen en Zijn wil te doen (vgl. Ps.40:9). Ze worden als eersten ware "burgers van een rijk in de hemelen" (vgl Fil.3:20). Ze zijn wel "in de wereld, maar niet van de wereld" (Joh.15:19,17:11), als "erfgenamen van God en medeërfgenamen van Christus" (Rom.8:17). Het is hun gegeven met Hem te zitten op Zijn troon, omdat zij "voor God zijn gemaakt tot koningen en priesters, om op de aarde te regeren (Mat.19:28, Op.3:21, Op.5:10). Door hen zal overal op aarde de werking van het Koninkrijk Gods openbaar worden , tot eer van God, de Vader (Rom.8:19-22, Fil.2:11).

Onder hen is Jezus in alles de Eerste (Col.1:18). Hij is de Koning der koningen en de Heer der heren (Op.19:16). Hij bracht als eerste het evangelie van het Koninkrijk op aarde. Hij was er de personificatie van. Hij kondigde het aan, proclameerde en demonstreerde het aan de mensen, zeggend: "Dit evangelie van het Koninkrijk zal in de gehele wereld gepredikt worden tot een getuigenis voor alle volken en dan zal het einde gekomen zijn" (Mat.24:14). Niet het einde in de zin van het vergaan van de wereld. Maar het telos (=einddoel), wanneer "iedereen zal belijden, dat Jezus Christus Heer is, tot eer van God, de Vader" (Fil.2:11). Dan zal alles Hem onderworpen zijn. Dan "zal ook de Zoon Zelf Zich aan de Vader onderwerpen, opdat God alles in allen kan zijn" (1Cor.15:28).

HET KONINKRIJK DER HEMELEN

Het evangelie van het Koninkrijk der hemelen! Wat moeten we daarbij denken? Is de hemel de plaats, waar overledenen heengaan om er in eeuwige gelukzaligheid voort te leven? Hoe geweldig dit ook mag zijn, toch bedoelt God met het evangelie van het Koninkrijk der hemelen niet iets voor later, maar voor nu, niet iets voor daar, maar voor hier.

"Van hun is het Koninkrijk der hemelen" (Mat.5:3, 10,19,20). Dat geldt niet voor het naar de hemel gaan na het overlijden. Jezus zegt niet: "Als iemand niet wederom geboren wordt, kan hij niet naar de hemel", maar: "Als iemand niet wederom geboren wordt, kan hij het Koninkrijk Gods niet zien". Hij spreekt over het heden, ook als Hij zegt: "Als iemand niet geboren wordt uit water en Geest, kan hij het Koninkrijk Gods niet binnengaan" (Joh.3:5). Het Koninkrijk Gods is nabijgekomen , bij ons (Mat.4:17, Luc.17:21). We kunnen het met kracht zien komen (Mar.9:1). We kunnen het nu beërven (Jac.2:5). Dat is de blijde boodschap: God komt als Koning in mensen op aarde. Die mensen dienen Hem in heiligheid en gerechtigheid al hun dagen (Luc.1:75). "Uw Koninkrijk kome. Laat komen Heer, Uw rijk. Laat het neerdalen op aarde".

In Openbaring lezen we van een heilige stad, die neerdaalt uit de hemel van God (Op.21:2). Daarbij denken wij mensen altijd aan een gebeurtenis op een bepaalde plaats later in de tijd. Maar God is eeuwig geest en waarheid. Het was dan ook geen natuurlijke stad, die uit de lucht op de Olijfberg neerkwam, als een gigantische kubus van acht miljard kubieke kilometer goud en glas (Op.21:16,18). Nee, Johannes was in geestvervoering. Hij zag een geestelijke realiteit neerdalen (=verschijnen uit de geestelijke wereld). Hij zag de heilige stad van God, die gevormd wordt door het "heilige volk Gode ten eigendom" (Heb.12:22, 1Pet.2:9). Het waren mensen die op aarde openbaar worden, mensen die allemaal het beeld van de Hemelse waren gaan dragen (1Cor.15:49). Jezus had alles in hen nieuw kunnen maken (Op.21:5-6). "Ik zag een nieuw Jeruzalem, neerdalende uit de hemel, van God, getooid als een bruid die voor haar man versierd is. En ik hoorde een luide stem van de troon zeggen: Zie, de tent van God is bij de mensen en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen Zijn volken zijn en God Zelf zal bij hen zijn en Hij zal alle tranen van hun ogen afwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geklaag, noch moeite, want de eerste dingen zijn voorbijgegaan. En Hij, die op de troon is, zei: Zie, Ik maak álle dingen nieuw" (Op.21:2-5).

Nu iets merkwaardigs, iets inconsequents. Komt die stad in de eindtijd nu neer, of gaan wij dan naar die hemelse stad toe? Want veel christenen geloven, dat ze in een oogwenk weggevoerd zullen worden naar een stad in de lucht, om daar eeuwig bij God te zijn. Zo menen ze te worden bewaard voor "de grote verdrukking, zoals er niet geweest is van het begin der wereld tot nu toe en ook nooit meer wezen zal" (Mat.24:21). Maar Johannes zag toch de stad neerdalen uit de hemel van God. Gods ware volk gaat in de eindtijd dan ook niet weg, de lucht in, maar zal juist neerdalen.

Vóórdat die stad (=volk) echter kan neerdalen, moet er wel degelijk eerst een opname zijn, maar dan in de zin van opstanding, niet later, maar nu. Wie met Hem zal neerdalen moet nu opklimmen naar de Heer. Hij moet eerst toegroeien naar het Hoofd (Ef.4:15). Na de boodschappen aan de zeven gemeenten ziet Johannes "een deur geopend in de hemel en de stem zegt: Klim hierheen op en ik zal u tonen, wat na dezen geschieden moet" (Op.4:1). Ook de twee getuigen horen "een stem uit de hemel zeggen: Klimt hierheen op!" (Op.11:12). Wij moeten eerst opklimmen, voordat we als hemelse Stad (=volk) uit de hemel kunnen neerdalen. Dat werd in Bethel (=huis Gods) al getoond aan Jakob: "Hij droomde, dat op de aarde een ladder (=een weg omhoog) was opgericht, waarvan de top tot aan de hemel reikte en engelen Gods klommen daarlangs op en daalden daarlangs neer" (Gen.28:12). Jezus belooft Zijn discipelen, dat zij dát zouden zien (=kennen). "Jullie zullen de hemel openzien en de engelen Gods zien opstijgen en neerdalen op de Zoon des mensen" (=op de Weg, Joh.1:52). Eerst moeten wij dus tot Hem opgroeien.

Eerst gaan we in de Geest tot Hem, zoals je een ladder of een berg opgaat (Gen:28:12, Op.14:1). Daarna dalen we met Hem neer tot de aarde, die snakt naar verlossing. "Verlossers zullen de berg Sion bestijgen om over het gebergte van Esau (de macht van het ik) gericht te oefenen en het koningschap zal zijn aan de Heer" (Ob.1:21). Eerst gaan verlossers tot Hem op, om dan met Hem te komen (Col.3:4).

Trouwens, de mens moet altijd eerst opklimmen en God kan niet anders dan neerdalen (=komen van de geestelijke tot de natuurlijke wereld). In het paradijs kwam God neer om met Adam te wandelen en te spreken (Gen.3:8). In Babel "daalde God neer om de stad en de toren, die de mensen bouwden, te bezien" (Gen.11:5). Hij verscheen aan Abram (Gen.12:7, 17:1, 18:1), Isaäk (26:2,26) en Jakob (35:1,9). Toen Mozes de Sinaï had beklommen, kwam God neer om met hem te spreken (Ex.19:3,9). De Heer zou er later neerdalen voor de ogen van hele volk (Ex.19:11). Toen bepaalde God, dat Hij blijvend bij Zijn volk wilde zijn. Hij gebood Mozes: "Gij zult Mij een heiligdom maken en Ik zal in hun midden wonen" (Ex.25:8). Mozes maakte toen de tabernakel. Onder koning Salomo werd dat heiligdom een prachtige tempel.

Daarna werd Jezus (die meer was dan Salomo) de tempel waarin God woonde tussen de mensen (Mat.12:42, Joh.2:2). "Het Woord heeft onder ons gewoond", zegt Johannes (Joh.1:14). Weer later "kwam er eensklaps uit de hemel een geluid als van een geweldige windvlaag en ze werden vervuld met de heilige Geest" (Hand.2:2-4). Toen werden er honderd twintig mensen Zijn heiligdom. Ze vormden samen een tempel van levende stenen (1Pet.2:5). Dat was het begin van het neerdalen van het nieuwe Jeruzalem uit de hemel van God (Op.21:2). Dat gebeurt niet later. Het is al lang bezig! O, wat is de waarheid verdraaid! Niet wij gaan bij God wonen. Hij komt bij ons wonen. Emmanuel! Uw koninkrijk kome...! Wat is het toch triest, dat waarheden steeds worden verwezen óf naar vroeger óf naar later.

Wij moeten dus nu deelhebben aan de opstanding van Hem die zegt: "Ik ben de Weg" (Joh.14:6). We mogen nu verrijzen vanuit de doden (om ons heen, vgl.Mat.8:21-22). We kunnen nu zelf de kracht van Zijn opstanding (of "opname" als u wilt) kennen (Fil.3:10). We mogen Hem nu in de geest ontmoeten (1Thes.4:17, in aer=in de lucht om ons heen=in het domein van de geest) om altijd bij Hem te blijven. Bij Hem veranderen wij naar Zijn beeld en vandaar komen wij met Hem neer. Want wanneer Hij ons leven is, zullen ook wij met Hem verschijnen in heerlijkheid en zal Hij verheerlijkt worden in Zijn heiligen (Col.3:4, 2Thes.1:10). Zijn koninkrijk komt!

Eigenlijk is elke profetie, visioen of wat voor openbaring ook, die de Heer ons door Zijn Geest geeft, een bewijs, dat Zijn Koninkrijk tot ons komende is. Ook als we hemelse vrede, blijdschap en gerechtigheid ervaren, zien we iets van de heilige stad in ons op aarde neerdalen. Dat zal blijven toenemen, totdat God ons stelt tot een lof op aarde (Jes.62:7). Dan wordt Jezus' gebed ten volle vervuld: "Uw koninkrijk kome, Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op aarde".

Je hoort vaak zeggen, dat de aarde zal vergaan. Het staat niet in de bijbel. De aarde wordt veranderd. De oude ordening zal vergaan. Jezus zegt alle dingen volkomen nieuw te zullen maken (Op.21:5). Er komt een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, waar gerechtigheid woont (Op.21:1, 2Pet.3:13).

Wat is dat, nieuw? Het is van de Geest, in de nieuwe staat van de Geest (2Cor.3:6, Rom.7:6b). In het Koninkrijk Gods is alles nieuw: de schepping, de tempel, Jeruzalem, alles (2Cor.5:17). Hoe wij nieuw worden? Door God ons te laten verlichten met de kennis van Zijn heerlijkheid (2Cor.4:6). Door te leren wandelen in nieuwheid des levens door de Heilige Geest (Rom.6:4). Zo worden wij individueel én samen Zijn nieuwe tempel, het geestelijke, ware huis van de Vader, een hemelse organisme vol van de heerlijkheid Gods, Zijn huis op aarde ((2Cor.6:16, 1Pet.2:5, Op.15:5, Joh.14:2).

Nu zijn hemel en aarde nog twee afzonderlijke sferen, maar eens wordt die scheidslijn doorbroken. Dan wordt ook de aarde nieuw. Er ontstaat dan een toestand zoals in Jezus' lichaam na Zijn opwekking: tastbaar, maar gehoorzamend aan geestelijke wetten (Luc.24:39-43). Net zoals je op reis in gedachten bij je kinderen thuis kunt zijn, zo gaat het daadwerkelijk met een verheerlijkt lichaam. "Jezus kwam, terwijl de deuren gesloten waren, in hun midden staan en zei: Vrede zij u!" (Joh.20:26).

Het hemelse (=onzichtbare) en het aardse (=zichtbare) liggen dus veel dichter bij elkaar, dan de meesten van ons denken. Mozes was "standvastig, als ziende de Onzienlijke" (Heb.11:27). Elisa zag de hemelse legermachten (2Kon.6:16-17). Jezus deed niets, als Hij het niet eerst de Vader had zien doen (Joh.5:19). Ook Zijn discipelen zouden de hemel open zien, drie ervan op een geweldige wijze toen ze met Hem op de berg waren (Joh.1:51, Mat.17:1-9). Stefanus, "vol van de heilige Geest, sloeg de ogen naar de hemel op en zag de heerlijkheid van God en Jezus, staande aan de rechterhand van God en hij riep uit: 'Ik zie de hemel open.....'" (Hand.7:55-56).

Het Koninkrijk van God is aan het komen. De hemel wordt op aarde openbaar. Alles wordt verzwolgen in overwinning (1Cor.15:54). "God zal alle tranen afwissen en de dood zal niet meer zijn. Ook geen rouw, geklaag of moeite, want de eerste dingen zijn voorbijgegaan" (Op.21:4). De aarde wordt nieuw. Het Koninkrijk van de hemel komt ook op aarde.

WAAR IS HET KONINKRIJK DER HEMELEN?

Het Koninkrijk Gods is van de hemel en het komt dus uit de hemel. Maar wat en waar is dat eigenlijk? Een plaats hoog boven de sterren? Waar denken we aan als we bidden tot onze Vader in de hemel?

Voor wie denkt, dat de hemel een locatie is, is God heel ver weg. Dan geldt het kinderliedje: "Daarginds in de hemel, hoe fijn is het daar". Maar je kunt hier op aarde al in de hemel zijn. Dat was met Jezus zo. Hij zei: "Niemand is opgevaren (anabaino=opgeklommen, opgestegen) naar de hemel, dan Hij die uit de hemel neergedaald is, de Zoon des mensen" (Joh.3:13). Toen Hij dit zei, was Hij in de hemel! Tot Zijn dertigste was Zijn leven een opklimming geweest in de Geest. En toen Hij daarna door God tot Zoon werd verklaard, was Hij van boven , opgeklommen naar de hemel (Mat.1:11, Joh.3:13, 8:23)). Voor Hem was het Koninkrijk der hemelen niet meer daar, maar in Zijn wezen.

Daarom moeten we God niet zoeken daar boven de sterren, miljoenen lichtjaren van ons vandaan. Hij is overal. "Waarheen zou ik gaan voor uw Geest? Klom ik op naar de hemel, U bent daar. Of lag ik neer in het dodenrijk, U bent er. Al verhief ik mij op de vleugels van de dageraad, al ging ik wonen voorbij de verste zee, ook daar zou uw hand mij leiden en uw rechterhand mij vasthouden" (Ps.139:7-10). Waar zou God niet zijn als "Schepper van alle dingen"? (Ef.3:9, Col.1:17). "In Hem, door Hem en tot Hem zijn alle dingen geschapen" (Col.1:16). Hij is overal. "Hoe zou ik aan Zijn blik ontkomen?" (Ps.139:7).

Gods domein is de ongelimiteerde, zuivere en onvergankelijke sfeer van God Zelf. Hij is alomtegenwoordig en ook de hemel is dus overal. In de hoge in-geest-en-waarheid-dimensie kunnen we bij Hem zijn. Daar openbaart Hij Zich en wordt Hij gekend door Zijn Geest. Daar raakt Hij ons aan en doet Hij ons Hem ervaren (Ef.1:3). Hij openbaart er de blijvende, onveranderlijke, geestelijke aletheia (=alles wat waar, echt en blijvend is). Hier op aarde is niets blijvend, is alles veranderlijk. Maar in het Koninkrijk der hemelen is alles geestelijk waarachtig, reëel en eeuwig. Het is boven u, onder u, om u heen, in u, overal.

De natuurlijke mens snapt hier niets van (1Cor.15:50). Het wordt alleen gezien door mensen, die zelf een geestelijk wezen zijn geworden. Toen Jezus er met Nicodémus over sprak, zei Hij: "Ik zeg u, tenzij iemand wederom geboren wordt, kan hij het Koninkrijk Gods niet zien" (Joh.3:3) en: "Tenzij iemand geboren wordt uit water en Geest, kan hij het Koninkrijk Gods niet binnengaan" (Joh.3:5). Ongeestelijke mensen zien niets, wat van Gods Geest is (1Cor.2:14). Het was dan ook niet vreemd, wat een Russische astronaut zei: "We zijn in de ruimte geweest, maar we hebben God niet gezien".

God is Koning in het Koninkrijk der hemelen. Door Zijn aanwezigheid, waarheid, wijsheid en heerlijkheid is waar Hij is de hemel. Toen Jezus bad: "Onze Vader, die in de hemelen zijt", dacht Hij niet aan een verre Vader in de ruimte, maar aan de Almachtige, die in Hem was. "Ik ben in de Vader en de Vader is in Mij en de Vader blijft in Mij" (Joh.14:10).

Waar is voor u de hemel? Ook overal waar God is? Woont Hij in uw hart? Dan is daar Zijn huis (Joh.14:2). Dan is daar de hemel. En als Hij er als Koning woont, dan is in uw diepste wezen het Koninkrijk der hemelen op aarde gekomen. "Uw Koninkrijk kome, Uw wil geschiede, in de hemel alzo ook op aarde".

DE REALITEIT VAN HET KONINKRIJK DER HEMELEN

Het domein van het Koninkrijk Gods is onzichtbaar aanwezig. Het is te vergelijken met beeld- en geluidsgolven. Beelden, stemmen, muziek en ander geluid zijn overal om ons heen. Ze gaan dwars door muren en door ons lichaam heen. De lucht is er vol van, maar niemand ziet, voelt of hoort er iets van als je niet op een bepaalde frequentie afstemt met een radio- of televisietoestel. Net zo onzichtbaar maar zeker zo reëel is het Koninkrijk der hemelen om en in ons aanwezig. "Het geloof is het bewijs van de dingen, die men niet ziet" (Heb.11:1). En door geloof hebben we vrijmoedig toegang tot God en Zijn Koninkrijk (Ef.3:12).

God is daar in de hemel, maar ook hier in de kamer en, als we ons op Hem afstemmen, ook in ons. Talloze mensen zetten 's morgens meteen de radio aan om op een bepaalde frequentie mee te luisteren. Voor wie van boven geboren is, is het afstemmen op de frequentie van het Koninkrijk der hemelen net zo reëel en normaal. Dat is wat Jezus bedoelt (en wat Hij tot zeven keer toe zegt) met: "Wie een oor heeft, die hore, wat de Geest tot de gemeenten zegt" (Op.2:7, 11,17,29, 3:6,13,22). En zodra we ons op Hem afgestemd hebben, trilt ons hart van blijde woorden! (Ps.45:1). Wij zien dan "niet meer op het zichtbare, maar op het eeuwige" (2Cor.4:18). Het Koninkrijk der hemelen is veel dichterbij dan de meesten van ons denken!

We moeten anderen er nooit van trachten te overtuigen, dat deze geestelijke dimensie er is en we erin leven. Of je gelooft het, óf je gelooft het niet. Of je aanvaardt wat God zegt, óf je volgt je verstand. "Zoals de hemelen hoger zijn dan de aarde, zo zijn Zijn gedachten hoger dan onze (menselijke) gedachten" (Jes.55:8-13). Kunt u verklaren hoe Abraham en Sara, die beiden boven de negentig waren, nog een kind konden krijgen? En hoe de muren van Jericho neerkwamen? Hoe Elia regen kon tegenhouden, Elisa een ijzeren bijl kon laten drijven en Daniël ongedeerd kon blijven in een kuil met hongerige leeuwen? Hoe kwamen drie mannen zonder enige schroeilucht aan hun kleding uit een brandende oven? Door toedoen van God. Door geloof in Hem! (vgl. Heb.11).

In het nieuwe testament zien we ook Jezus voortdurend dingen doen, die op geen enkele wijze natuurlijk verklaard kunnen worden. Hij veranderde water in wijn, kalmeerde een storm, liep over water, gaf vijfduizend mensen te eten van vijf broodjes, genas zieken en wekte gestorvenen op. Hij bracht de zegeningen en het welzijn van het Koninkrijk Gods overal tot mensen om Hem heen (Hand.10:38). En ook de apostelen zagen tal van dingen gebeuren, die niets te maken hadden met de rationele, zichtbare wereld (Hand.3:6). Het was net, alsof natuurlijke wetten niet meer golden!

Maar natuurlijke wetten blijven altijd gelden, ook al worden ze door hogere wetten overstegen. Op aarde geldt bijvoorbeeld altijd en overal de wet van de zwaartekracht, maar toch kan een gigantisch vliegtuig in de lucht blijven. Het lijkt een wonder, maar het is niets bijzonders: de wet van de zwaartekracht is eenvoudig overwonnen door een andere wet, die van de aërodynamica.

Net zo eenvoudig overstijgen de wetmatigheden van het Koninkrijk Gods andere wetten. De wet van Mozes, die o.a. zegt, dat je niet mag stelen, wordt vervuld, als je de naaste liefhebt als jezelf. Dan functioneert de hogere wet van de Koning der liefde (Jac.2:8). Het komt eenvoudig niet in je op om te stelen (Rom.13:8-10, Gal.5:14). En ook in wonderen worden natuurlijke wetten eenvoudig overstegen door hogere wetten van het Koninkrijk der hemelen. Jezus demonstreerde dat als geen ander. En waar ook het evangelie van het Koninkrijk geproclameerd zou worden, daar zou Hij altijd meewerken en het woord bevestigen door tekenen erop te laten volgen (Mar.16:20).

Ook tijdens opwekkingen, zoals destijds in Wales, waren er tal van onverklaarbare manifestaties van het Koninkrijk Gods. Talloze mensen werden op de één of andere manier aangeraakt. Zo zal het ook zijn bij de voleinding (=climax) van deze "eeuw van de genade", als de zonen Gods openbaar worden. Zij zullen door de kracht van Gods Geest de schepping bevrijden tot de heerlijkheid van het Koninkrijk der hemelen (Rom.8:18-21).

Die verlossers heeft God uitgekozen uit de miljarden mensen, die verspreid over de hele wereld tot op heden hebben geleefd. Ze waren in de wereld, maar niet van de wereld. Ze probeerden christen te zijn in de juiste zin van het woord, waren actief in kerk en gemeente en probeerden te leven, zoals hun dat werd voorgehouden. Toch kwam steeds de gedachte bij hen op: "Er moet méér zijn. Wat is het Lam volgen? Waarvoor ben ik op de wereld? Wat is Gods plan met mijn leven hier?"

"O diepte van rijkdom, van wijsheid en van kennis Gods, hoe ondoorgrondelijk zijn Zijn beschikkingen en hoe onnaspeurlijk Zijn wegen!" (Rom.11:33). Want als die vragen in ons opkomen, werkt Hij in onze harten, zonder dat we er weet van hebben. Pas later gaan we innerlijk verstaan, met welk doel we zijn geboren. Zo hoorde Jeremia: "Eer Ik je vormde in de moederschoot heb Ik je gekend, en eer je voortkwam uit de baarmoeder, heb Ik je geheiligd: tot een profeet voor de volkeren heb Ik je gesteld" (Jer.1:5). En ook nu roept God eerstelingen tot Zich om hen toe te rusten met Zijn kennis, wijsheid en kracht met dit éne doel: Zijn Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid op aarde te vestigen. Gezegend is wie herkent, wat God in het verborgene aan het doen is!

Want weet u, ook wij moeten gaan herkennen, wie we eigenlijk zijn, net als Mozes. Die kwam als prins aan het hof in Egypte tot de erkenning, dat hij niet van Egypte was. Zo moeten ook wij onze ware identiteit leren kennen. We zijn niet van "Egypte", maar horen in "Kanaän". We zijn in de wereld, maar niet van de wereld. We horen in het Koninkrijk der hemelen.

Veel mensen bidden, zingen en prijzen de Heer, geven stipt hun tienden, prediken en zegenen mensen, maar ze zijn nog geen burger van het rijk in de hemelen. Ze klommen nooit op. Hun Koning is ver weg, daar in de hemel, vanwaar Hij komen zal om hen te redden van de grote verdrukking. Ze zullen zeggen: "Heer, hebben we niet in uw naam geprofeteerd en in uw naam boze geesten uitgedreven en in uw naam vele krachten gedaan? En dan zal Hij hun openlijk zeggen: Ik heb u nooit gekend" (Gr. ginoosko=leren kennen, bekend raken met, Mat.7:22-23). Natuurlijk weet Hij wel wie ze zijn, maar Hij is niet met hen bekend geraakt. Ze zijn van elders, niet van boven.

Sinds de Hoeksteen werd gelegd, de morgensterren samen juichten en alle zonen Gods jubelden, ontvouwt God Zijn plan (Job 38:7). Dat is de komst van het Koninkrijk der hemelen op aarde, dat is "vrede op aarde in mensen die Hem behagen" (Luc.2:14). "Zie, Ik maak iets nieuws, nu zal het uitspruiten. Het volk dat Ik Mij geformeerd heb, zal Mijn lof verkondigen" (Jes.43:19-21). Dat volk ziet de liefelijkheid van de Heer, heeft deel aan nieuw brood en nieuwe wijn, ervaart Zijn kracht en dient Hem in geest en waarheid. Het voelt zich thuis in het hemelse Jeruzalem, dat als een heilige stad aan het neerdalen is uit de hemel van God.