Wie is een Jood?

Beschrijving: http://www.bijbelinfo.nl/Leesvoer/isra_l/Wie%20is%20een%20Jood.doc/Wie%20is%20een%20Jood-1.png

dr. Stephen E. Jones

De Bijbelteksten in dit boekje komen uit
de NIEUWE BIJBELVERTALING (NBV)
tenzij anders aangegeven.

Kopiëren voor niet-commerciële doeleinden toegestaan

Originele titel: Who is a Jew?
Vertaald door: Remmer Remmers van Berea-Studies

INHOUDSOPGAVE

Hoofdstuk 1: De Twee Vijgenbomen van Juda

Hoofdstuk 2: Genealogische en Bekeerde Joden

HOOFDSTUK 1

De Twee Vijgenbomen van Juda

Er zijn in wezen twee definities van het begrip ‘Jood’. Er is een definitie vanuit menselijk oogpunt en er is een definitie vanuit Gods oogpunt. Natuurlijk hebben de Joden zelf, vandaag de dag, verschillende meningen over de definitie van het begrip ‘Jood’, zo zijn er raciale, culturele en religieuze opvattingen. Sommigen zijn van mening dat als je moeder een Jood is, jij ook een Jood bent; anderen zeggen weer dat beide ouders Jood moeten zijn. Er zijn ook veel ‘seculiere Joden’, zij geloven niet in God, maar delen een cultureel erfgoed. Religieuze joden debatteren over de vraag of deze seculiere Joden nu ook wel echte Joden zijn of niet.

Verder is het jodendom verdeeld in drie grote divisies: orthodox, gereformeerd, en conservatief. Velen beweren dat anderen moeten worden zoals
zij om als echte Jood bestempeld te worden. Een dergelijk discussie doet niet onder voor de verschillende christelijke denominaties, van wie velen geen andere sekten erkennen als ware christenen.

De definitie van een ‘Jood’, vanuit menselijk oogpunt, moet serieus genomen worden, maar het echte onderwerp voor ons is hoe God een Jood definieert. De duidelijkste verklaring in het Nieuwe Testament op deze vraag is te vinden in Romeinen 2:28 en 29,

28 Jood is men niet door zijn uiterlijk, en de besnijdenis is geen lichamelijke besnijdenis. 29 Jood is men door zijn innerlijk, en de besnijdenis is een innerlijke besnijdenis. Het is het werk van de Geest, niet een voorschrift uit de wet, dus wie innerlijk een Jood is, ontvangt geen lof van mensen maar van God.

Hier zegt Paulus nadrukkelijk wie WEL een Jood is en wie NIET een Jood is. Hij baseert zijn definitie niet vanuit menselijk oogpunt, want velen in zijn tijd dachten dat een Jood iemand was die de leiders van de tempel volgden, de leiders die Jezus hadden verworpen.

De mening van Paulus zou fel worden tegengesproken door de tempelpriesters. Zij definieerden een Jood in termen van lichamelijke besnijdenis – oftewel, volgens het teken van het Oude Verbond dat de mensen hadden verbroken en dat geen waarde meer had. Paulus wist dit, want hij was immers groot gebracht en onderwezen vanuit die opvatting. Het is dus uitzonderlijk belangrijk dat Paulus deze definitie verwierp. Hij zegt namelijk dat iemand een Jood is door zijn innerlijke besnijdenis (besnijdenis des harten, SV) – dit is het teken van het Nieuwe Verbond.

Paulus zei NIET dat een Jood iemand was met een lichamelijke besnijdenis, terwijl een christen iemand was met een innerlijke besnijdenis. Dit zeker niet. Hij zei duidelijk: “Jood is men door zijn innerlijk.” Tegenover een tempelpriester was dit uiteraard pure ketterij. Het was een behoorlijk verschil van mening. Wij verwachten ook niet dat zulke ‘Joden’ in die tijd en vandaag de dag de definitie van Paulus aanvaarden. Maar christenen die beweren het Nieuwe Testament te geloven mogen niet in tegenspraak zijn met Paulus.

Wij begrijpen dat de definitie van Paulus puur op de Bijbelse wet gebaseerd was – dezelfde wet waarvan de tempelpriesters beweerden die te geloven, maar die ze in wezen hadden geschonden. Maar voordat we kunnen begrijpen hoe de goddelijke wet een Bijbelse Jood definieert moeten we eerst wat achtergrondmateriaal bestuderen, wat Paulus zelf ook bestudeerd heeft.

DE OPENBARING VAN JEREMIA

De stam Juda bestond uit twee soorten Judeeërs; goede en slechte. De goede kant van Juda verkreeg het heersersmandaat, terwijl de slechte kant door God verworpen werd. Dit beeld wordt volledig weergegeven in de profetieën van Jeremia. Het beeld van deze twee bomen wordt geschilderd in Jeremia 24, waar het gaat over het volk van Juda dat wordt vergeleken met twee manden met vijgen. In één mand zaten prachtige vijgen; in de andere bedorven vijgen die niet meer gegeten konden worden. Jeremia vertelt hierover in de eerste verzen van Jeremia 24,

1 De HEER liet mij twee manden met vijgen zien, nadat koning Nebukadnessar van Babylonië koning Jechonja van Juda, de zoon van Jojakim, samen met de leiders van Juda en de smeden en de wapenmeesters uit Jeruzalem naar Babel had weggevoerd. De manden waren voor de tempel gezet. 2 In de ene mand zaten prachtige vijgen, als van de eerste pluk, in de andere mand zaten bedorven vijgen, die niet meer te eten waren.

Vervolgens geeft God de verklaring van deze openbaring. Het volk was al heel lang in opstand tegen God, zelfs terwijl ze God hypocriet aanbeden in de tempel. God had hen profeten gestuurd, maar ze weigerden te luisteren naar hen en ze hebben sommigen zelfs gestenigd vanwege hun corrigerende woorden. Daarom verkondigd God een oordeel over het volk in Jeremia 7:1–15, met de boodschap dat Hij Jeruzalem zou gaan verwerpen, net zoals Hij eerder Silo had verworpen.

Silo was de plaats die God had verlaten in de dagen van de hogepriester Eli. Op de dag dat de Filistijnen de Ark van het Verbond veroverde beviel de schoondochter van Eli van een zoon, genaamd Ichabod, ‘Israël is van zijn eer beroofd’ (1 Sam. 4:22). De aanwezigheid van God week van Silo en keerde nooit meer terug. De Ark werd later naar Jeruzalem gebracht, waar de glorie terugkeerde in de dagen van Salomo (2 Kron. 5:13 en 14).

Twee eeuwen later vertelde God aan de profeet Jeremia dat Hij Jeruzalem zou gaan verlaten, net zoals Hij Silo had verlaten, omdat de mensen de tempel van Salomo hadden veranderd in een rovershol (dit is vervuld in Ezechiel 10:18 en 11:22, 23). De Statenvertaling spreekt van ‘een kuil der moordernaren’. Vervolgens zegt God tegen Jeremia in vers 16,

16 En jij, bid niet voor dit volk, kom niet langer met smeekbeden, dring niet bij me aan, want ik zal niet naar je luisteren.

Als eenmaal het oordeel is uitgesproken in de Goddelijke Rechtbank kan dit niet meer ongedaan gemaakt worden. Als Jeremia door was gegaan met zijn smeekbeden of als hij was opgekomen voor Juda, zou hij laten blijken dat hij het oneens was met God. Dit betekende trouwens niet dat hij niet mocht bidden of er maar veel individuele mensen gespaard mochten worden tijdens het komende oordeel. Maar hij kon echter niet meer bidden dat het volk zelf voor vernietiging gespaard mocht worden en ook mocht hij niet meer bidden voor de terugkeer van de glorie van God in een fysieke tempel in Jeruzalem.

Met deze achtergrond komen we aan in Jeremia 24, waar we de openbaring van God zien met de verschillende soorten van oordeel die Hij de twee soorten van Judeeërs zou aanmeten. De mand met de prachtige vijgen waren de Judeeërs die zich schikten aan het oordeel van God en die in ballingschap naar Babylon zouden gaan. Hun oordeel zou hen naar een goed einde brengen, omdat ze zich zouden schikken aan de beslissing van de Goddelijke Rechtbank. God zegt dat Hij ze terug zal brengen naar het land en dat Hij ‘ze het inzicht geeft dat Hij de HEER is’ (24:7).

Daarentegen vertegenwoordigd de mand met bedorven vijgen de Judeeërs die weigerden zich te onderwerpen aan de koning van Babylon – oftewel, zij weigerden zich te onderwerpen aan het oordeel van God. God zegt van deze bedorven vijgen,

8 Maar die bedorven vijgen die niet meer te eten zijn – ja, dit zegt de HEER: Die vijgen staan voor koning Sedekia van Juda, en voor zijn raadsheren en de mensen uit Jeruzalem die in dit land zijn overgebleven of in Egypte zijn gaan wonen. 9 Ik maak hen tot een afschrikwekkend voorbeeld voor alle koninkrijken op aarde. Ze zullen te schande staan en het mikpunt zijn van hoon en spot, hun namen zullen als een vloek worden gebruikt, overal waarheen ik hen verdrijf. 10 Ik stuur het zwaard, de honger en de pest op hen af, tot ze zijn verdwenen uit het land dat ik hun en hun voorouders gegeven heb.’

Wat een contrast! De vijgenboom was natuurlijk het symbool voor het volk van Juda. Maar het is duidelijk dat de twee manden met vijgen afstamden van twee verschillende bomen. Jezus zag heel duidelijk de twee soorten Judeeërs in Zijn tijd, want Hij zegt in Mat. 7:17–20,

17 Zo draagt elke goede boom goede vruchten, maar een slechte boom draagt slechte vruchten. 18 Een goede boom kan geen slechte vruchten dragen, evenmin als een slechte boom goede vruchten dragen kan. 19 Elke boom die geen goede vruchten draagt, wordt omgehakt en in het vuur geworpen. 20 Zo kunnen jullie hen dus aan hun vruchten herkennen.

De goede boom bracht goede vruchten voort; de slechte boom slechte vruchten. Beiden stellen Juda voor, maar er was een duidelijke scheiding te zien bij de mensen die de verschillende bomen vertegenwoordigden. De prachtige vijgen onderwierpen zich aan Zijn oordeel – de Babylonische ballingschap – in plaats van er tegen te vechten. De bedorven vijgen daarentegen verwierpen Gods oordeel en weigerden om Nebukadnessar te zien als ‘dienaar’ van God (Jer. 27:6). Dit wordt duidelijk na het lezen van Jeremia 24 tot 30.

Het is natuurlijk geen verrassing dat Juda bestond uit gelovigen (prachtige vijgen) en rebellerende ongelovigen (bedorven vijgen). Dit verschilt in geen geval met andere volken, want er is geen volk ter wereld dat uit of alleen maar rechtvaardigen of onrechtvaardigen bestaat. Elk volk is een mengeling van goed en slecht. Maar in het geval van Juda is het een kwestie van goddelijke scheiding in twee verschillende vijgenbomen, want God zal hen verschillend behandelen. Het was Zijn bedoeling om de roeping van Juda – het heersersmandaat – te geven aan hen die goede vruchten voortbrachten, maar tegelijkertijd was het ook Zijn bedoeling om degenen die slechte vruchten voortbracht te onterven.

God heeft namelijk elk recht om iemand te onterven, zelfs de volgens genealogie volbloed Israëlieten. Hij had in feite dit recht al vele jaren eerder opgeëist door Ruben te onterven en het heersersmandaat aan Juda te geven. Dit detail is verborgen in de genealogie van Ruben in 1 Kron. 5:1, 2, waar staat,

1 Zonen van Ruben, de oudste zoon van Israël – Ruben was de oudste zoon, maar omdat hij zijn vaders bed had ontwijd, ging zijn eerstgeboorterecht over op de nakomelingen van Israëls zoon Jozef, hoewel deze niet als eerstgeborene staat ingeschreven. 2 Juda was sterker dan zijn broers en er is een vorst (nagid, ‘leider, heerser, prins’) uit hem voortgekomen, maar het eerstgeboorterecht ging over op Jozef

Hier wordt gerefereerd aan de zegen van Jakob op Jozef en Juda in Genesis 49. Aan Jozef was het geboorterecht gegeven, wat bestond uit het vruchtbaarheidsmandaat van Genesis 1:28. Aan Juda was het heersersmandaat gegeven dat zich uiteindelijk zou openbaren in de Koning der Koningen, Jezus Christus. Een volledige uiteenzetting over deze twee mandaten kan gevonden worden in mijn boek, The Struggle for the Birthright.

Ruben, de oudste zoon van Jakob–Israël, verloor zijn heersersmandaat vanwege zijn seksuele relatie met Bilha (Gen. 35:22), één van zijn vaders vrouwen (dit was niet Rubens moeder). Hierdoor verloor Ruben de eer om de voorouder van Jezus Christus te zijn en dat de Koning der Koningen dus niet vanuit zijn bloedlijn zou voortkomen. Deze eer ging ook voorbij aan Levi en Simeon, de daaropvolgende zonen van Lea, vanwege hun gewelddadige en verraderlijke aard (Gen. 34:20). Het heersersmandaat werd gegeven aan Juda, de vierde zoon van Lea.

Terwijl de eeuwen voorbij vliegen en de persoon Juda een stam en uiteindelijk een miljoenenvolk wordt, zijn er gelovigen en ongelovigen onder hen. Zoals de profetie van Jeremia ons vertelt waren er ‘prachtige vijgen’ en ‘bedorven vijgen’ onder het volk. Daarom maakt God een scheiding tussen hen, want God heeft nooit de intentie gehad om de rebellerende Judeeërs toe te staan het heersersmandaat, dat aan Juda gegeven was, te beërven. God zal geen ongelovigen en rebellerende mensen laten regeren in Zijn Koninkrijk.

Dit is de sleutel om te begrijpen wie een Jood is – zoals God een Jood definieert.

Na zeventig jaar van ballingschap in Babylon keren 50.000 ‘prachtige vijgen’ terug naar hun oude land om het volk weder op te bouwen. Ze hadden een bepaalde vorm van autonomie, maar ze verbleven, gedurende twee eeuwen, onder de autoriteit van de koning van Perzië. Vervolgens veroverd Alexander de Grote Perzië en komt het volk van Juda onder de autoriteit van Griekenland. In 63 v.Chr. komen ze onder de autoriteit van Rome, en weer later als Jezus geboren wordt bevind het zich onder de heerschappij van het Romeinse Rijk.

Jezus heeft niet geprobeerd om Rome omver te werpen, ook beschouwde Hij de Romeinse soldaten en gouverneurs niet als Zijn vijanden. Hij begreep dat God het volk had onderworpen aan een aantal bezettingen, waarvan Babylon de eerste was, en Hij schikte Zich aan dat goddelijke oordeel, zoals een ‘prachtige vijg’ dat hoorde te doen. Er waren echter anderen die hier tegenin gingen en werden geleid door een rebellerende geest.

Jezus onderwees Zijn discipelen, waaronder Simon Zelotés, d.w.z. ‘de Zeloot’ (Luk. 6:15, NBG ‘51), hoe ze zich, als prachtige vijg, moesten schikken aan het goddelijke oordeel. Toen Petrus wilde vechten beviel Jezus hem te stoppen en genas vervolgens het oor van een Romeinse soldaat (Luk. 22:49–51).

De prachtige vijgen geloofden Hem; de bedorven vijgen niet. De bedorven vijgen verlangden een militaire Messias die een opstand tegen Rome zou veroorzaken. Jezus, de Prins van Vrede, voldeed simpelweg niet aan hun verwachtingen. Zodoende veranderden de prachtige vijgen in christelijke gelovigen, terwijl de bedorven vijgen Christus verwierpen en uiteindelijk openlijk tegen Rome in opstand kwamen. Dit is ook de reden dat Rome Jeruzalem vernietigd heeft, zoals Jezus al had voorzegd in Mat. 22:1–7.

JEZUS IS EEN RANK VAN DE GOEDE BOOM

Jezus Zelf bracht goede vruchten voort. Hij is geboren uit een Judese moeder, wat bewezen wordt in de genealogie uit Matteüs 1 en Lukas 3. Maar als Koning van Juda was Hij meer dan slechts een vijgenrank dat goede vruchten voortbracht. Hij is de boom zelf. Hij was de rank van de boom waarin meerdere ranken geënt werden die goede vruchten voortbrachten. Jezus zegt dit als Hij een iets ander motief gebruikt voor de wijnstok en de ranken. Johannes 15:1–6 zegt,

1 ‘Ik ben de ware wijnstok en mijn Vader is de wijnbouwer. 2 Iedere rank aan mij die geen vrucht draagt snijdt hij weg, en iedere rank die wel vrucht draagt snoeit hij bij… 5 Ik ben de wijnstok en jullie zijn de ranken. Als iemand in mij blijft en ik in hem, zal hij veel vrucht dragen. Maar zonder mij kun je niets doen. 6 Wie niet in mij blijft wordt weggegooid als een wijnrank en verdort; hij wordt met andere ranken verzameld, in het vuur gegooid en verbrand.

Hieruit blijkt duidelijk dat alleen degenen die in Christus blijven, de vrucht zullen dragen die God zoekt. Als iemand beweert in Christus te zijn, maar niet de vrucht draagt van het Koninkrijk, zal hij worden afgesneden. En “wie niet in Mij blijft,” zegt Jezus, “wordt weggegooid als een wijnrank en verdort.”

Hij had het hier duidelijk over die Judeeërs die Hem verwierpen als Messias. Slechts een paar dagen eerder had Jezus de vijgenboom vervloekt en hadden de discipelen er zich over verwonderd dat de boom de andere ochtend was verdort. Vervolgens zei Hij dat de mensen die geen vrucht voortbrengen – of, zoals Jeremia het verwoord, die alleen bedorven vijgen voortbrengen die niet gegeten kunnen worden – zullen worden afgesneden.

Dit is nu precies wat er is gebeurd. Juda splitste zich in twee fracties, of twee ‘bomen’. Degenen die Jezus aannamen als Messias werden takken van de goede vijgenboom. Zij waren de erfgenamen van het heersersmandaat dat aan Juda gegeven was. Over hen zei Jezus dat Hij hen zal snoeien zodat zij nog meer vruchten zullen voortbrengen.

Diegenen die weigerden om Jezus als Messias aan te nemen werden afgesneden en waren geen erfgenamen meer van het heersersmandaat. Jezus zei duidelijk dat er geen andere manier is om vruchten voort te brengen dan door in Hem te blijven.

VERVANGINGSTHEOLOGIE

Het geloof van de traditionele Kerk was dat de ‘Heidense’ Kerk de Joden vervingen als Gods gekozen mensen. Dit is niet erg accuraat. Theologen uit het verleden begrepen niet volledig het probleem vanuit het oogpunt van de Bijbelse wet.

De vroege Kerk dat op Jezus Christus en de apostelen was gefundeerd was de ware ‘Judaboom’, dat de prachtige vijgen voortbracht in de eerste eeuw. Op deze Kerk kan Jeremia 24 worden toegepast. Alleen waren de volgelingen van Jezus een kleine meerderheid en zij hadden geen controle over de tempel in Jeruzalem. Toen de bedorven vijgen Jezus verwierpen als Messias werden de gelovigen vervolgd en ten slotte verbannen uit het land. Zij werden geëxcommuniceerd (afgesneden) uit het judaïsme.

De prachtige vijgen verloren hun identiteit als ‘Joden’. Oftewel, de bedorven vijgen behielden de identificatie met de stam of volk van Juda, terwijl de prachtige vijgen bekend werden in de wereld als ‘christenen’ (Hand. 11:26). Maar God kende hen als het ware Juda – de volgelingen van de Koning van Juda, Jezus Christus. Zij waren de prachtige vijgen die God had verbannen uit het oude land voor hun bestwil.

De bedorven vijgen daarentegen bleven als rebellen in het oude land achter totdat het volk werd vernietigd in 70–73 n.Chr. God gaf hen nog veertig jaar om zich te bekeren, maar ze weigerden dit te doen. Uiteindelijk stuurde God Zijn Romeinse leger om Zijn oordeel uit te voeren, wat Jezus al had gezegd in Zijn gelijkenis in Matteüs 22:7,

7 De koning (God) ontstak in woede en stuurde zijn troepen eropaf, hij liet de moordenaars ombrengen en hun stad in brand steken.

Ons punt is hier dat de ‘Heidense Kerk’ de ‘Joodse Kerk’ niet heeft vervangen. De vroege christenen waren altijd de prachtige vijgen van Juda, zij die het Bijbelse heersersmandaat uitoefende, het mandaat dat aan Juda was gegeven. Toen de Koning van Juda kwam onderwierpen zij zich aan Hem en leerde van Hem hoe ze een ‘prachtige vijg’ moesten zijn. Door Hem te accepteren als Messias maakte God een Nieuw Verbond met hen, zoals geprofeteerd is in Jeremia 31:31,

31 De dag zal komen – spreekt de HEER – dat ik met het volk van Israël en het volk van Juda een nieuw verbond sluit

Hij maakte dit verbond NIET met een ‘heidense Kerk’. Hij maakte het met de prachtige vijgen uit het ware huis van Juda, onder leiding van de Prins van die stam, Jezus Christus. Als er een niet-Jood gered wil worden moet hij zijn staatsburgerschap omzetten naar het huis van Juda en trouw zweren aan die Koning, Jezus Christus. Zodoende zal hij worden omgezet naar het ware huis van Juda – en niet naar het judaïsme. Het judaïsme is de religie van de rebellerende vijgen, waarover gezegd wordt in Lukas 19:14: “We willen niet dat die Man Koning over ons wordt!” Hun lot wordt ons vertelt door Jezus’ woorden in Lukas 19:27,

27 En die vijanden van mij die niet wilden dat ik koning over hen werd, breng hen hier en dood ze voor mijn ogen.

Dit is het lot van het zionisme. Hij heeft vanuit vrijwel elk land afgezanten van de bedorven vijgen terug naar het oude land gebracht om hen zodoende te oordelen voor het verwerpen van Jezus Christus als Heerser over hen. En het meest verbazingwekkende is dat vele christenen hun terugkeer voor dit oordeel hebben gefinancierd door o.a. collecten!

Terugkomend op de groep van de vroege christelijke Joden (zoals God hen definieert), heeft het licht van het Evangelie ervoor gezorgd dat velen die niet van Juda afkomstig waren toch omgezet zijn naar de stam van Juda. Sommigen van hen waren ex-Israëlieten van de Assyrische verstrooiing (745–721 v.Chr.) en sommigen niet. Hoe dan ook, de niet–Judeeërs waren geen ‘natuurlijk’ takken van deze vijgenboom. Toch heeft God hen geënt in de boom van Juda, zodat zij konden delen in het leven van Jezus Christus en goede vruchten konden voortbrengen. Als we denken dat deze bekeerlingen zijn geënt vanuit een appelboom naar een vijgenboom kunnen we zien dat elke tak zijn eigen vruchtensoort voortbrengt. Iemand hoeft geen vijgen voort te brengen om deel te hebben aan die vijgenboom van Juda.

Wat betreft de onproductieve taken van de vijgenboom, zij werden gesnoeid, afgesneden. Door Jezus te verwerpen en door het verbannen van Zijn discipelen sneden zij zichzelf van de vijgenboom van Juda af! Zij realiseerden zich niet dat hun tak, door zich te scheiden van Jezus, de Wortel en nakomeling van David (Op. 22:16), zou afsterven.

De bedorven vijgen werden simpelweg afgesneden, terwijl de prachtige vijgen van Juda de banier van de Juda Kerk droeg. Er is hier geen sprake van vervanging, zoals de klassieke Kerktheologie vroeger onderwees. De beloften aan Abraham zijn nooit doorgegeven van één volk naar een ander volk. De beloften werden simpelweg gehandhaafd door de ongebroken lijn van de goede vijgenboom van Juda heen. Het feit dat vele niet–Judeeërs in deze boom zijn geënt maakt het geen ‘Heidense Kerk’. Er mag misschien een overvloed zijn van ‘Heidense’ takken aan de boom, de stronk van de boom en zijn wortel is altijd Jezus geweest, de Koning van Juda.

Wanneer christenen vandaag de dag praten over de vroege Kerk als het zijnde een ‘Joodse Kerk’, dan hebben ze helemaal gelijk. Maar omdat zij helaas de Bijbelse definitie van een Jood niet kennen gebruiken ze deze uitspraak als een excuus om zich te bekeren tot het judaïsme. Door dit te doen sluiten ze zich aan bij de slechte boom. Ze vergeten dat degenen die zichzelf vandaag de dag Jood noemen (die Christus verwerpen) in feite helemaal geen Joden zijn – tenminste niet volgens de definitie van God. Christenen kunnen geen Joden worden door zich te bekeren tot het judaïsme. Zij zijn namelijk al Joden vanuit Gods oogpunt – en waren dit al vanaf de tijd van Christus. Door zich te bekeren tot het judaïsme springen zij vanuit de mand met prachtige vijgen in de mand met bedorven vijgen.

Laten we het anders zeggen. De vervangingstheologie leert ons dat de vijgenboom werd ontworteld en werd vervangen door een appelboom. Maar dit is niet gebeurd. De waarheid is dat er twee vijgenbomen waren, een goede en een slechte, zoals uitgebeeld in Jeremia 24. Beide waren van Juda. De slechte vijgenboom is ontworteld en de goede vijgenboom bleef bestaan om het Koninkrijk van God voort te brengen op aarde. De goede vijgenboom heeft niets vervangen, omdat de boom er altijd al was.

Zoals ‘Messiaanse Joden’ vandaag de dag beweren dat het christendom een ‘Joodse’ Kerk is, dan wijzen zij op het feit dat de discipelen en de eerste gelovigen uit Judea kwamen. Dit is helemaal correct. Maar omdat zij Jeremia 24 niet begrijpen gebruiken ze deze waarheid om christenen te overtuigen om zich te verenigen met de zionistische Joden – alsof we allemaal van dezelfde vijgenboom afstammen. Dit heeft als consequentie, sinds Pat Boone (een populaire Amerikaanse zanger die van rock-’n-roll naar gospelmuziek is overgestapt) zich bekeerde tot het judaïsme in de zestiger jaren, dat het een modeverschijnsel is geworden onder christenen om zijn voorbeeld te volgen.

Het probleem hiermee is dat het christelijke zionisme een overgang is van takken met prachtige vijgen naar een slechte vijgenboom, in plaats van andersom. Deze leer zou uiteindelijk alle christenen tot het judaïsme brengen, in plaats van alle Joden tot Christus. De slechte vijgenboom zal in feite NOOIT vruchten voort brengen, want dat was de aard van de vloek van Jezus in Mat. 21:19, waar Hij zei: “NOOIT OFTE NIMMER zul je meer vrucht dragen!”

De enige oplossing voor de individuele takken is om afgesneden te worden van de dode vijgenboom en geënt te worden in de enige Boom dat hen leven kan geven – Jezus Christus, de stam van de goede vijgenboom. Zolang het voor een Jood weerzinwekkend is om zich te bekeren tot Christus zal hij geen deel hebben aan het heersersmandaat van Juda, ook zal hij niet bij die stam behoren vanuit Gods oogpunt. Dit zullen we zo dadelijk aantonen vanuit de Schrift.

DE WET VAN HET SNOEIEN VAN BOMEN

Deuteronomium vertelt ons dat er enkele voorwaarden waren waarbij zowel individuen als zelfs hele stammen van Israël afgesneden of gesnoeid konden worden van de Koninkrijksboom. Deut. 29:18–21 (NBG ‘51) zegt,

18 Laat er daarom onder u geen man of vrouw, geen geslacht OF STAM zijn, wier hart zich nu van de HERE, onze God, afwendt om de goden dezer volken te gaan dienen; laat er onder u geen wortel zijn, die gif of alsem voortbrengt. 19 Maar als iemand bij het horen van deze vervloekingen meent, dat hij gezegend zal blijven en zegt: Ik zal vrede hebben, wanneer ik in de verstoktheid van mijn hart wandel – waardoor hij verdelging brengt zowel over het bevloeide als over het dorre (land) – 20 dan zal de HERE die man niet willen vergeven, maar zullen de toorn en de ijver des HEREN tegen hem branden; heel de vloek, die in dit boek opgetekend staat, zal op hem rusten, en de HERE zal zijn naam uitwissen onder de hemel. 21 De HERE zal hem uit alle stammen van Israël afzonderen ten verderve overeenkomstig alle vervloekingen van het verbond, dat in dit wetboek beschreven is.

Het idee dat God iemand van de stammen van Israël zou uitwissen is niet nieuw. Er zijn vele Bijbelleraren geweest die suggereerden dat om deze reden de stam van Dan niet wordt genoemd in het opstellen van een lijst van de stammen die verzegeld zijn in Openbaringen 7. Hoewel ik niet geloof dat dit de reden is voor het verzuim van Dan laat die opvatting wel zien dat Bijbelleraren de mogelijkheid erkennen dat een stam of een groot gedeelte van een stam van het Koninkrijk kunnen worden afgesneden.

We zullen zelfs laten zien dat de vijgenboom met bedorven vijgen op deze manier is afgesneden, zoals de reden in het vorige Bijbelgedeelte vermeldt. De andere vijgenboom met de prachtige vruchten was het gedeelte van Juda dat Jezus aan had genomen als Messias en Zijn houding van onderwerping aan het Romeinse juk dat God had opgelegd aan Juda. De reden hiervoor wordt gegeven in Deut. 29:19: “dat hij gezegend zal blijven en zegt: Ik zal vrede hebben, wanneer ik in de verstoktheid van mijn hart wandel.” Met andere woorden, een dergelijk persoon (of familie of stam) zal denken dat hij verzoent is (door vrede) met God, zelfs als hij zijn eigen koppige hart zal blijven volgen (29:18, NBV).

Dit is een erg nauwkeurige beschrijving van de slechte vijgenboom, zowel in de dagen van Jeremia en van Jezus. Ze dachten de wil van God te doen door zich ijverig in te zetten voor hun tradities en door het trouw uitvoeren van alle tempelrituelen. Ze dachten het in opstanding komen tegen Rome een daad van gehoorzaamheid tot God was. Ze begrepen de wetten van zowel gevangenschap als verdrukking niet. Jezus begreep dit wel, daarom gedroeg Hij zich als een vriend van de Romeinen en heeft Hij nooit hun autoriteit of hun recht tot het regeren onder God over Judea aangevochten.

DE WETTEN VAN OFFERANDE

De priesters waren het meest trots op hun kennis omtrent de wetten van offerande. Ze wisten elk detail van het offeren van schapen en stieren, maar ze kenden de Auteur van de wetten van offerande niet. Daarom schenden zij deze wet op de verschrikkelijkste manier tijdens het laatste Offer van het Lam van God. Lev. 17:3–5 zegt,

3 Ieder van het huis Israëls, die een rund, een schaap of een geit in de legerplaats of buiten de legerplaats slacht, 4 maar die niet brengt naar de ingang van de tent der samenkomst, om een offergave aan de HERE te brengen vóór de tabernakel des HEREN – als bloedschuld zal dat die man worden aangerekend; hij heeft bloed vergoten en die man zal uit het midden van zijn volk uitgeroeid worden, 5 opdat de Israëlieten hun SLACHTOFFERS brengen, die zij op het open veld plegen te offeren; zij moeten ze brengen voor de HERE, naar de ingang van de tent der samenkomst, tot de priester, om ze als vredeoffers de HERE te offeren.

Jezus was het Paaslam van God dat geofferd werd voor de zonde van de wereld. Hij werd gekruisigd ‘buiten de legerplaats’ (Lev. 17:3; Heb. 13:13, NBG ’51) om zodoende ook de wet van ‘de gave rode koe zonder enig gebrek’ (Num. 19:3) te vervullen. De priesters brachten Jezus naar de top (hoofd, schedel) van de Olijfberg, waar ook David zijn offer had gebracht (2 Sam. 15:30–32). Zij kruisigden Hem zelfs op de juiste dag – Pasen – en Hij stierf precies op het juiste uur van de dag – de negende ure – zoals de wet eiste (Ex. 12:6). Tot op deze hoogte deden de priesters precies zoals de uitvoering van de wet eiste.

Maar de priesters faalden erin om het bloed van het Offer toe te passen zoals de wet voorschrijft. En omdat Jezus het Paaslam was faalden zij erin om Zijn bloed aan te brengen op hun lateien (voorhoofden) en deurposten (oren) van hun ‘huizen’. Vandaar dat God hun bloed niet zag en hen ‘voorbij ging’ (Ex. 12:13). Het Engelse woord voor Pasen is ‘Passover’. Dit komt vanuit de Engelse Bijbel waar de woorden ‘voorbij gaan’ vertaald zijn met ‘pass over’. Pasen betekent dus oorspronkelijk ‘voorbij gaan’. De priesters waren dus niet gerechtvaardigd vanwege hun ongeloof in het bloed van het Lam.

Ten tweede goten zij Zijn bloed niet op het altaar van hun hart, omdat ze niet geloofden in Zijn bloed. Voor deze mensen is de wet die geschreven is in Lev. 17:4 van toepassing: “Hij heeft bloed vergoten en zal uit de gemeenschap gestoten worden.” Met andere woorden zal diegene gesnoeid worden uit de vijgenboom van Juda omdat hij zijn juridische status heeft verspeeld als stamlid. Lev. 17:6 zegt,

6 De priester moet immers het bloed tegen het altaar van de HEER gieten, dat bij de ingang van de ontmoetingstent staat, en het vet verbranden als een geurige gave die de HEER behaagt.

Net zoals ons lichaam de tempel van God is, zo is ons hart het altaar van de HEER. Daarom verklaart Heb. 10:22 het volgende,

22 laten we God dan naderen met een oprecht hart en een vast geloof, nu ons hart gereinigd is, wij van een slecht geweten bevrijd zijn en ons lichaam met zuiver water is gewassen.

Het was noodzakelijk binnen Gods plan dat Jezus Christus is gekruisigd en dat Hij voor eens en altijd is gestorven als een Offer voor de zonde. Maar zowel het volk als de priesters werd opgedragen om iets met het bloed van elk offer te doen. In het geval van Jezus werd hen opgedragen om Zijn bloed te gieten (figuurlijk) op het altaar van hun hart voor hun rechtvaardiging. Het merendeel heeft dit niet gedaan.

Handelingen 6:7 vertelt ons dat er veel priesters waren die Jezus aannamen als Messias en Hem erkenden als het grote Offer voor de zonde. Degenen die Hem aannamen bleven in de Koninkrijkvijgenboom dat goede vruchten voortbrengt voor God. Alleen werden zij al gauw verbannen uit de tempel met alle anderen die werden opgejaagd door vervolging. Vanaf dat moment ging de wereld hen christenen noemen om ze zodoende te onderscheiden van de grotere gemeenschap van mensen die ze ‘Joden’ noemden. Dus ze verloren hun benaming van ‘Jood’, hoewel ze vanuit Gods oogpunt de ware Joden waren.

HET OUDE EN NIEUWE VERBOND

De Kerk en Juda zijn dezelfde entiteit. Hoewel er niet–Judeeërs zijn die zijn geënt in deze Juda Kerk. De Kerk zelf is de legitieme stam van Juda. De apostel Paulus laat dit duidelijk zien in Rom. 2:28, 29,

28 Jood is men niet door zijn uiterlijk (Grieks ’en phaneros’, in manifestatie of wat blijkt), en de besnijdenis is geen lichamelijke besnijdenis. 29 Jood is men door zijn innerlijk (Grieks ‘kruptos’, verborgen), en de besnijdenis is een innerlijke besnijdenis. Het is het werk van de Geest, niet een voorschrift uit de wet, dus wie innerlijk een Jood is, ontvangt geen lof van mensen maar van God.

Dit is Paulus’ definitie van een Jood en hij definieert het zowel negatief als positief. Hij zegt ons dat er twee groepen van mensen zijn, die beide de claim leggen om Jood (Judeeër) te zijn. De bedorven vijgen zijn de schijnbare (uiterlijke) Joden, omdat zij door de mensen werden erkend als Jood.

De prachtige vijgen waren de ware Joden, hoewel hun identiteit verborgen of niet zo bekend was onder het algemene publiek. De ‘schijnbare’ Joden waren degenen die in die tijd het judaïsme volgden. De ‘verborgen’ Joden waren degenen waarvan de harten waren gerechtvaardigd voor God. De ‘schijnbare’ Joden legden de claim op hun status als stam en op hun verbondsstatus met God door uiting van lichamelijke besnijdenis. De ‘verborgen’ Joden legden de claim op hun status als stam en op hun verbondsstatus met God door uiting van innerlijke besnijdenis.

Het Oude Verbond was verbroken en was niet meer van kracht binnen de Goddelijke Rechtbank. Degenen die handelden op grond van het Oude Verbond door uiting van lichamelijke besnijdenis waren afhankelijk van een verouderd, voorwaardelijk Verbond dat verbroken en afgeschaft was. De enige manier om een Verbondsrelatie te hebben met God is door het Nieuwe Verbond dat wordt aangeduid door een innerlijke besnijdenis.

Inderdaad, het Nieuwe Verbond heeft de plaats in genomen van het Oude Verbond. Hebreeën 8:13 zegt,

13 Op het moment dat hij spreekt over een nieuw verbond heeft hij het eerste al als verouderd bestempeld. Welnu, wat verouderd is en versleten, is de teloorgang nabij.

Als een christen denkt dat hij zijn status met God kan verbeteren door terug te keren naar het Oude Verbond met de lichamelijke besnijdenis, moet hij weten dat hij zijn vertrouwen stelt in een verbond dat verouderd is en niet meer van kracht is met God.

HET HEBBEN VAN EEN BURGERSCHAP BINNEN EEN STAM

Ondanks dat ongelovige Joden in staat waren om de naam van Juda te behouden (de verkorte vorm is ‘Jood’) betekent dit niet zij ook echt Joden waren. Vanuit christelijk perspectief (waaronder Paulus) waren de ongelovige Joden afgesneden van hun volk en hadden zij niet langer het recht tegenover God om zichzelf Joden te noemen. Alleen die Judeeërs die de Middelaar van het Nieuwe Verbond, de Koning van Juda, de Bewaker van de stamnaam, aannamen konden wettelijk claimen een Judeeër te zijn (d.w.z. een Jood).

Het ‘burgerschap van een stam’ huisde in de prins van de stam. Als een lid van een stam besloot om naar een ander werelddeel te gaan en daar zijn eigen stam of volk te vestigen kon hij niet legaal claimen dat hij een legitieme afgevaardigde was van de stam waaruit hij kwam. Hij had in feite de stam verlaten en hierdoor het recht verspeeld om te claimen dat hij de stam was.

Als op dezelfde manier een man, laten we zeggen uit de stam van Juda, werd ‘afgesneden uit zijn volk’, of werd verbannen vanwege een grote overtreding van de wet, kon hij niet claimen dat hij uit de stam van Juda was. Hij was namelijk geen burger meer van die stam.

En zodoende was Jezus de Koning van Juda, niet alleen door de geslachtslijn, maar ook door het recht van Zijn daden. Daarom was de stamnaam van toepassing op Jezus en ook op hen die Hem volgden. De naam bleef niet achter bij hen die in opstand kwamen tegen Hem en Hem vermoorde om zodoende Zijn erfenis op te ontvreemden. Het was de meerderheid van het volk, dat geleid werd door de hogepriesters, die in opstand kwamen en hierdoor hun status als stam van Juda verloren. Maar omdat ze de troon hadden toegeëigend waren ze in staat om de wereld te overtuigen dat zij nog steeds de ‘ware Joden’ waren. Zodoende bleef de naam ‘Jood’ van toepassing – vanuit menselijk oogpunt – op de slechte vijgenboom die de Koning van Juda had verworpen en Zijn troon had toegeëigend, samen met de naam Juda.

Aan het eind van de eerste eeuw zegt Johannes in Openbaringen 2:9,

9 Ik weet van de ellende en de armoede waarin u verkeert, hoewel u rijk bent. Ik weet hoe u belasterd wordt door mensen die zich Joden noemen en het niet zijn, maar bij Satan horen.

Hij herhaald deze stelling in Openbaringen 3:9, met de woorden,

9 Ik zal mensen laten komen die bij Satan horen, leugenaars die zich Joden noemen en het niet zijn; zij zullen zich eerbiedig aan uw voeten neerwerpen en erkennen dat ik u heb liefgehad.

Het is vreemd dat in de afgelopen decennia het Messiaanse judaïsme het idee heeft bevorderd dat de ware Joden (volgelingen van Jezus, Koning van Juda) moeten worden geënt in de dode vijgenboom die God ongeveer 2000 jaar geleden heeft afgesneden vanwege hun wetteloosheid. De basisfout van het Messiaanse judaïsme is het feit dat ze de prachtige vijgen willen verwisselen met de bedorven vijgen. Dit is hun vervangingstheologie. Zij noemen de bedorven vijgen ‘Gods uitverkoren volk’, om vervolgens hun religieuze praktijken te identificeren als een middel om enkelingen van hen te bekeren tot Christus.

Dit is hetzelfde als het drinken met dronkaards om hen zodoende van het drinken af te helpen.

De apostelen zouden zich omdraaien in hun graf. Zij hebben nooit geprobeerd om christenen te laten terugkeren naar het oude geloof van het judaïsme. De apostel Paulus heeft in feite hele evangeliën geschreven waarbij hij zulke ideeën weerlegde. Er is geen leven te vinden in de religie van het judaïsme, want het heeft Degene waarin het leven is verworpen – en ze verwerpt Hem nog steeds. Niemand kan haar forceren om christelijk te worden door steeds maar meer en meer christenen te bekeren tot het judaïsme. De poging om het judaïsme weer tot leven te brengen door haar ranken vol te enten met christenen is bedrog van de bovenste plank.

Het boek Hebreeën is geschreven om aan te duiden dat wij als christenen iets veel beters hebben te bieden dan het judaïsme. We hebben een beter verbond, een betere hogepriesterlijke orde, een betere tempel en betere offeranden. De terugkeer naar de oude rabbijnse tradities van het judaïsme, waardoor zij de wet van God overtreden, is een afvalligheid waar geen excuus voor is.

Concluderend zien we dat de menselijke definitie van een ‘Jood’ verschilt met de definitie die God hieraan verleent. Een mens definieert een Jood als iemand die zich onderwerpt  aan de rabbijnen van het judaïsme of aan de priesters van Levi die Jezus Christus verwerpen. God definieert een Jood als iemand die zich onderwerpt aan Jezus, de Koning van Juda, die ook de Hogepriester is in de Melchizedische Orde.

HOOFDSTUK 2

Genealogische en Bekeerde Joden

De term ‘Jood’ is een afkorting van Judeeër. De Hebreeuwse term is Yehudi, wat ‘van Juda’ betekent. De Griekse term is Ioudeos, wat ‘Judeeër’ betekent.

De betekenis van deze term is in de loop van de tijd veranderd. De eerste keer dat de Bijbel deze term gebruikt kunnen we vinden in 2 Koningen 16: 5, 6, waar staat,

5 In die tijd trokken koning Resin van Aram en koning Pekach van Israël, de zoon van Remaljahu, tegen Jeruzalem ten strijde. Ze dreven Achaz in het nauw, maar slaagden er niet in hem te overwinnen. 6 Het was in diezelfde tijd dat koning Resin van Aram Elat weer bij zijn rijk inlijfde en de Judeeërs (‘Joden’ in de SV) eruit verdreef. De Edomieten trokken Elat binnen, en ze zijn er gebleven tot op de dag van vandaag.

In de passage hierboven was de koning van Israël een bondgenoot geworden met de koning van Syrië (Aram). Samen trokken ze ten strijde tegen Jeruzalem, de hoofdstad van het Koninkrijk van Juda. In die dagen verdreven Syrië en Israël de Joden (d.w.z. Judeeërs) uit Elat. In de passage komt duidelijk naar voren dat Israël en Juda niet hetzelfde volk waren. Een paar jaar eerder, na de dood van Salomo, waren de tien stammen van Israël in opstand gekomen tegen de regering van Salomo’s zoon en hadden hun eigen natie (volk) geformeerd, genaamd ‘Israël’.

Later (745–721 n.Chr.) werden de tien stammen van het Huis van Israël gevangen genomen door Assyrië om vervolgens nooit meer terug te komen. De profeten spraken veel over het Huis van Israël en haar ultieme herstel, maar we moeten wel in ons achterhoofd houden dat ze spraken over de ‘verloren’ stammen van Israël en niet over het volk van Juda (de ‘Joden’). Dit onderscheid is zeer belangrijk vanwege het feit dat veel christenen vandaag de dag wordt verteld dat de Joden Israël zijn en dat de profetieën omtrent het herstel van Israël in vervulling is gegaan door de terugkeer van de Joden in de Israëlische staat. Dit is niet het geval, ongeacht het feit dat zij zichzelf ‘Israël’ noemen.

In de tijd van het Verenigd Koninkrijk van Israël onder Saul, David en Salomo was Juda één van de stammen van Israël. De term Yehudi (‘Jood’) zou in die tijd refereren aan een inwoner van die stam, van wie de meesten afstamden van de aartsvader met die naam, namelijk Juda, de zoon van Jakob–Israël. Maar toen het volk verdeeld raakte werd de term ook toegepast op de stam van Benjamin die overbleef met Juda. Dus in plaats dat de term strikt een stamnaam was, werd het nu een nationale term waarbij Benjamin en ook de Levieten die woonden in Juda werden inbegrepen. De betekenis werd dus verbreed en de profeten van het verdeelde koninkrijk gebruikte deze term ook met deze brede betekenis.

Nadat het Huis van Juda naar Babylon was gevoerd (604–486 n.Chr.) kon de term Yehudi niet meer strikt gebruikt worden als een nationale term, want de natie was verwoest. Zodoende vinden we in het boek Ester dat de term een meer religieuze betekenis had gekregen. Ester 8:17 zegt,

17 In alle provincies en in alle steden heerste onder de Joden vreugde en blijdschap zodra het bevel en de wet van de koning er bekend werden; er werden maaltijden aangericht en er werd feest gevierd. En uit alle volken van het land sloten zich velen bij de Joden aan, want angst voor de Joden had zich van hen meester gemaakt.

Blijkbaar waren degenen die ‘Joden werden’ geen rechtstreekse afstammelingen van de aartsvader Juda, noch waren zij burgers geweest van het Koninkrijk van Juda. Het waren Perzen of op zijn minst Perzische burgers die zich in die tijd bekeerde tot het judaïsme.

EDOM GEDWONGEN BEKEERD TOT HET JUDAISME: 126 V.CHR.

Een paar eeuwen later veroverde de Makkabeeën hun buurland en dwong haar inwoners om zich tot het judaïsme te bekeren of om te kiezen voor ballingschap. De meesten van hen kozen ervoor om zich te bekeren en zijn werden zodoende ook Joden. Dit vond plaats rond 126 v.Chr. Dit is opgetekend door een Joodse historicus uit de eerste eeuw, genaamd Josephus. In zijn boek Antiquities of the Jews, XXII, ix, 1, kunnen we het volgende lezen:

“Hyrcanus heeft ook Dora en Marissa, steden van Idumea, ingenomen en heeft alle Idumeeërs onderworpen; en het toe gelaten dat zij in dat land konden blijven, op voorwaarde dat zij zich zouden laten besnijden en zich aan de wetten van de Joden zouden houden; en zij verlangden er zo naar om in het land van hun voorvaderen te blijven dat zij zich onderwierpen aan de besnijdenis en de overige Joodse leefregels; toen ze dit overkwam verschilden ze, ondanks hun verleden, in geen enkel opzicht meer met de Joden.”

Josephus was een Joodse historicus uit de eerste eeuw die aanvankelijk vocht tegen de Romeinen in de oorlog die Jeruzalem verwoestte. Hij stamde af van de Makkabeeën. Hij was zeer goed bekend met de zaken toen hij hierover schreef, omdat hij namelijk schreef over zijn eigen familiegeschiedenis. De Joodse Encyclopedie, de editie uit 1903, bevestigd bij het onderwerp Edom de Edomitische opneming binnen het jodendom, met de woorden,

Judas Makkabeus veroverde voor een tijd hun grondgebied (163 v.Chr.; Ant. Xii, 8 par. 1, 2). Wederom werden zij onderworpen door Johannes Hyrancus (ca. 125 v.Chr.) door wie zij werden gedwongen om de Joodse rituelen en wetten te observeren (ib. 9, par. 1; xiv. 4, par. 4). Zij werden vervolgens opgenomen binnen het Joodse volk en hun land werden door de Grieken en Romeinen ‘Idumea’ genoemd (Mark iii. 8; Ptolemy, Geography v. 16). Met Antipater begon de Idumese dynastie die regeerde over Judea tot de verovering van de Romeinen. Onmiddellijk voor de belegering van Jeruzalem verschenen er 20.000 Idumeeërs voor Jeruzalem die onder leiding van Johannes, Simeon, Phineas en Jakob vochten namens de zeloten die werden belegerd in de Tempel (Josephus, B.J. iv. 4, par. 5).

“Vanaf dit moment waren de Idumeeërs geen apart volk meer, hoewel de benaming ‘Idumea’ nog wel bestond (in) de tijd van Hieronymus.”

De Nieuwe Standaard Joodse Encyclopedie, onder de redactie van dr. Cecil Roth en dr. Geoffrey Wigoder (de editie uit 1970), schrijft over ‘Edom’ op pagina 587,

“De Edomieten waren veroverd door Johannes Hyrcanus die hen dwong om zich te bekeren tot het judaïsme, vanaf toen maakte zij deel uit van het Joodse volk met Herodus als één van hun afgevaardigden. Gedurende Titus’ beleg van Jeruzalem kwamen zij op om de extreme elementen te ondersteunen en doden zij iedereen die ze verdachten van vredesonderhandelingen. Na deze gebeurtenis zijn ze niet meer te achterhalen in de Joodse geschiedenis. De naam die in de Talmoed staat is synoniem voor een onderdrukkende overheid, met name Rome; in de Middeleeuwen werd dit toegepast op het christelijke Europa.”

Dus alle historici – Joodse historici inbegrepen – zijn het er over eens dat Edom opgenomen werd binnen het jodendom en dat zij bleven voortbestaan onder een andere naam na 70 n.Chr. In feite maakte zij deel uit van het meeste radicale element van het judaïsme, namelijk van de Zeloten. De Zeloten hebben Rome ertoe aangezet om Jeruzalem en de tempel te verwoesten in 70 n.Chr. In latere jaren begonnen de Joden Rome en het christelijke Europa ‘Edom’ te noemen, zoals we hierboven kunnen lezen. Zij gebruikten de term blijkbaar niet letterlijk, maar meer als ‘een synoniem voor een onderdrukkende overheid’. Hoe dan ook, het lijkt erop dat zij dit gedaan hebben om zodoende de vele profetieën over Edom in het Oude Testament in de laatste dagen uit te kunnen leggen. De profeten behandelen Edom als een vijand van de laatste dagen. Omdat de rabbijnen niet konden geloven dat hun eigen volk op een dag zulke profetieën zou gaan vervullen, hebben zij dit vergeestelijkt en hebben zij deze profetieën toegepast op anderen die zij als ‘vijand’ beschouwen.  

Het probleem zit hem in het gegeven dat Edom gedwongen werd om zich te bekeren tot het judaïsme wat er voor zorgde dat zij geen persoonlijke relatie kregen met de God van Israël. Het dwong hen alleen om zich te conformeren aan de uiterlijke rituelen die een dergelijke ‘bekering’ met zich mee bracht. Hierdoor werd hun hart niet veranderd. In feite bracht hun neiging tot geweld de meeste van hen in de gelederen van de meer radicale Joden, namelijk de ‘Zeloten’. Dit waren de terroristen uit de eerste eeuw n.Chr. Zij weigerden te erkennen dat God Juda in handen van de Romeinen had gegeven, als oordeel op hun zonden. Zoals we zullen aantonen bij ons volgende punt waren deze terroristen al omschreven als ‘bedorven vijgen’ in Jeremia 24. God zei in Jer. 24:9 en 10 dat Hij hen zou verwoesten.

Zowel de Zeloten als de Edomieten waren beiden eensgezinde erg gewelddadige groepen. Ze waren zelfs bereid om vredelievende Joden te doden om zo hun revolutie kracht bij te zetten voor omstanders. Uiteindelijk zorgde hun opstand ervoor dat Rome gedwongen werd om Jeruzalem en de tempel te verwoesten in 70 n.Chr.

Dezelfde geest van terrorisme werd opgewekt in de eerste jaren van de 20e eeuw. De grote drijfveer hierachter was Vladimir Jobtinsky met zijn gewelddadige merk van het Zionisme. Wederom waren zij bereid om vredelievende Joden te vermoorden (en ook anderen die hun in de weg stonden) om hun doel te bereiken.

We hebben in ons boek ‘The Struggle for the Birthright’ laten zien dat de radicale Zionisten uit de veertiger jaren zowel de Palestijnse als de Britse bevolking, die de vrede wilden bewaren, terroriseerden. De terroristische organisaties van Menachem Begin en Yitzhak Shamir – zoals opgetekend in hun eigen biografie – waren simpelweg geüpdate versies van het Zelootse–Edomitische terrorisme uit de eerste eeuw.

Zionisten hebben een smerige geschiedenis van het vermoorden van iedereen die naar vrede streeft. Neem als voorbeeld Jacob de Haan die in 1924 werd vermoord door de Haganah, het Joodse agentschap in Palastina. Een andere rabbijn die vervolgd werd was Amram Blau. De Joodse schrijver G. Neuburger schreef een artikel op 26 mei 2000, waarin staat,

“Rabbijn Amram Blau was gevangengenomen in Jeruzalem, maar niet door de Ottomaanse autoriteiten, noch de Britten, noch de Arabieren, maar door de Zionisten.”

Yitzhak Shamir (d.w.z. Itzhak Yizernitsky) was verantwoordelijk voor de moordaanslag op Lord Moyne op 6 november 1944. Moyne was de Britse minister voor Midden Oosten kwesties. Het boek van Gerold Frank (1963), De Daad, zegt het volgende op pagina 35,

“Door het verklaren van de aard van het individualistische terrorisme, Itzhak Yizernitsky, die als Shamir de opererende commandant is van de Sterngroep, die de dood van Moyne heeft beraamd, zei ooit: “Een man die het leven van een ander neemt die hij niet kent kan maar één ding geloven – dat hij door zijn daad de geschiedenis kan veranderen.”

Shamir had twee jonge moordenaars opdracht gegeven om ‘de daad’ te verrichten. Frank schrijft op pagina 36,

“Beide kwamen via verschillende wegen tot dezelfde conclusie: dat Brittannië Palestina niet zou opgeven totdat zij hiertoe gedwongen werden; de vrijheid kon alleen maar verkregen worden door ervoor te vechten en als het verkregen moest worden moest dit gedaan worden door Joodse zeloten die het voorbeeld zouden volgen van degenen die twintig eeuwen geleden in opstand kwamen tegen de macht van Rome en nu dus tegen de macht van Brittannië in opstand kwamen.”

Jaren later werd Minister Premier Yitzchak Rabin vermoord in 1994 door een dergelijk soort radicale Jood. Het was duidelijk te zien dat de geest van Edom vandaag de dag nog steeds actief is binnen het jodendom, voornamelijk binnen de Likoed partij, gesticht door Menachem Begin en tegenwoordig (2004) geleid door Minister Premier Ariel Sharon. De redenen voor dit radicale gedrag en hoe dit gedrag de Bijbelse profetieën in vervulling laat gaan zijn uitgezet in The Struggle for the Birthright.

We moeten ook duidelijk maken dat elke Jood of elke Edomiet die oprecht berouw toont en zich keert tot Jezus Christus een nieuwe schepping is en geen deel zal uitmaken van degenen die voorbestemd zijn om deel uit te maken van de profetieën over Edom die opgetekend staan in Obadja, Ezechiël, Jesaja, Maleachi en elders. Door zich te bekeren tot Christus verkregen zij een nieuwe identiteit in Christus (2 Kor. 5:17). Maar zonder Christus zullen zij geïdentificeerd blijven met de eerste Adam en gebonden blijven door de zonden van hun voorvaderen. Hun generatiegeest zal hen blijven leiden tot de weg van geweld en dood.

De profeten vertellen ons dat de Edomitische natie verwoest zal worden aan het einde (Obadja 18). Maar dit betekent niet dat de alle individuele Edomieten worden geoordeeld en verwoest. God heeft gezorgd voor een manier om te ontkomen, de manier is tot Jezus Christus te keren. Zulke mensen geven hun identiteit als vleselijke Edomiet op en verkrijgen een nieuwe identiteit in de Laatste Adam. Dit geldt voor alle mensen en niet alleen voor de Edomieten. Aan het einde zullen er op aarde geen Edomieten meer over zijn. Sommigen zullen sterven in de opstand, waarbij ze tegen Jezus Christus vechten, maar anderen zullen de waarheid zien en berouw tonen. Vervolgens zullen ze hun burgerschap van Edom omruilen tegen het burgerschap van het Koninkrijk van God.

In de tussentijd zijn er boeken geschreven die willen aantonen dat Turkije of China of andere naties het moderne Edom zijn, met als poging om de geschiedenis te herschrijven en de focus af te halen van de zionisten en deze te richten op een ander volk. Maar zelfs De Joodse Encyclopedie zelf (vorige pagina) vermeld in duidelijke taal de waarheid. “De Idumeeërs (of Edomieten) waren niet langer een apart volk” binnen het jodendom vanaf 125 of 126 v.Chr.

Dit wordt nogmaals bevestigd door De Joodse Encyclopedie, de editie van 1925, Vol. 5, pag. 41, waar staat: “Edom bevind zich in het moderne jodendom.”

Edom was opgenomen door de Joden en was niet meer een apart volk in de gesch iedenis. Dit feit van de geschiedenis staat buiten kijf en geen enkele historicus heeft zelf gepoogd om dit te weerleggen. Dit is zo bekend voor historici dat het ongelofelijk is dat maar weinig christenen dit weten en dat ze dit toepassen op hun kijk van Bijbelse profetieën. Alleen God kan de Kerk blind hebben gemaakt om zo het hele volk van Edom te laten verdwijnen!

Vandaar dat het alleen de Joden waren – of een tak van hen – die overbleven om de zegen van Isaak te vervullen, samen met de zionistische profetieën over Edom. Zij zullen openbaar worden door hun karakter, gemanifesteerd in hun zionistische methoden. We zouden verwachten dat we het zionisme van Edom in vervulling zien gaan gepaard met geweld, diefstal en bloedvergieten. Als contrast zouden we verwachten dat het ware goddelijke zionisme van Israël (Jozef) in vervulling gaat, gepaard met vrede, gerechtigheid en rechtvaardigheid, als zegen voor alle volken op aarde (Gen. 12:3). Dit is het contrast tussen het oude Jeruzalem en het Nieuwe, tussen vlees en geest, tussen vals en echt.

We kunnen dus concluderen dat de term ‘Jood’ niet strikt genomen van toepassing is op een raciale groep mensen, zelfs niet als de oorspronkelijk stam afstammelingen van Juda, de aartsvader, waren. De betekenis van de term kon nationaal toegepast worden op een inwoner (burger) van Juda en in latere tijden op een aanhanger van het judaïsme dat inbegrepen was met bekeerde mensen uit Perzië, Edom en vele anderen door de jaren heen.

Vandaag de dag zijn er honderdduizenden zwarte Joden in New York City, Chicago en andere steden, net zoals de Japanse Joden die bij het Japanse ras behoren, Chinese Joden die bij het Chinese ras behoren en ga zo maar door – samen met de zogenaamde ‘witte Joden’ uit Europa. Het is zeer onwaarschijnlijk dat al deze Joden van dezelfde stam afstammen. Door middel van gemengde huwelijken kan het natuurlijk wel zo zijn dat velen van hen een paar genen van Abraham bezitten, maar zij zijn alles behalve een ‘puur ras’, zoals vele christenen vandaag de dag geloven.

De echte vraag die hierdoor opgeworpen wordt is of een mens wel of niet ‘verkoren’ kan worden door zich te bekeren tot het judaïsme. Vele christenen denken van wel, want door hun verlangen om een hogere status met God te verkrijgen hebben zij zich bekeerd tot het judaïsme. Zorgt deze bekering er plotseling voor dat zij een ‘verkoren’ status verkrijgen, waarin zij zich eerder niet verheugden onder Christus? Of zorgt deze bekering ervoor dat zij geënt worden vanuit de levende Christus in een dode boom van het judaïsme?

DE KHAZAREN BEKEERDEN ZICH VRIJWILLIG TOT HET JUDAISME: 740 N.CHR.

De Asjkenazische Joden uit het Oosten van Europa zijn door vele Joodse historici geïdentificeerd als Turkse–Mongoolse bekeerlingen tot het judaïsme in de achtste eeuw.

Zij zijn niet onder dwang bekeerd, maar zij bekeerden zich tot een religie die alreeds Jezus Christus had verworpen. Daarom dat hun afkering van het heidendom in wezen een verbetering voor hun sociale leven lijkt, zorgde het niet voor een verbondrelatie met God. Het Oude Verbond was alreeds verouderd door het Nieuwe Verbond (Heb. 8:13). Zodoende werden de Khazaren geënt in een tak van een dode boom. Misschien als de christenen in die tijd het karakter van Jezus aan hen hadden gemanifesteerd, samen met de macht van de Heilige Geest, hadden zij er voor gekozen om zich tot Christus te bekeren.

De hele verhaal over hun bekering wordt vertelt in De Joodse Encyclopedie onder het kopje ‘Khazaren’. Het is het eerste artikel in Deel IV in de editie uit 1903. Het artikel opent met deze uitspraak:

“KHAZAREN: Een volk van Turkse origine wiens leven en geschiedenis verweven is met het allereerste begin van de geschiedenis van de Russische Joden.”

Verderop in het artikel wordt het verhaal van hun bekering vertelt,

“Het was waarschijnlijk in de tijd dat chagan van de Khazaren en zijn regenten samen met een groot aantal van zijn heidense volk de Joodse religie omarmden. Volgens A. Harkavy (“Meassef Niddahim,” i.), vond de bekering plaats in 620; en volgens anderen in 740. Koning Jozef geeft in zijn brief aan Hasdai ibn Shaprut (rond 960) het volgende uitleg over de bekering:

“Enkele eeuwen geleden regeerde Koning Bulan over de Khazaren. God verscheen in een droom aan hem en beloofde hem roem en macht. Gesterkt door deze droom ging Bulan via de weg van Darian naar het land van Ardebil waar hij grote overwinningen behaalde (over de Arabieren). De Byzantijnse keizer en de calif van de Ismaëlieten stuurden hem gezanten met geschenken en wijze mannen om hem te bekeren tot hun respectievelijke religies. Bulan nodigde ook wijze mannen van Israël uit en onderzocht hen allemaal. Toen alle kampioenen veronderstelde dat hun religie het beste was ging Bulan de mohammedanen en de christenen apart van elkaar ondervragen met de vraag welke religie in hun ogen nu het beste was. Toen beiden de voorkeur gaven aan de religie van de Joden was de koning ervan overtuigd dat dit waarlijk de beste religie moest zijn. Daarom adopteerde hij die religie” (zie Harkavy, ‘Soobshchenija o Chazarakh’, in ‘Yevreiskaya Biblioteka’, vii, 153).

“Dit verslag over de bekering werd beschouwd als van legendarische aard. Alleen bewijst  Harkavy echter (in ‘Bilbasoy’ en ‘Yevreiskaya Biblioteka’) uit Arabische en Slavische bronnen dat het religieuze dispuut van het Khazaarse hof een historisch feit is.”

Het artikel in De Joodse Encyclopedie omvat foto’s van het Joodse Koninkrijk van Chazarië (of Khazaria) dat zich uitstrekt van de Zwarte Zee tot de Kaspische Zee en het noorden van Polen. De Ashkenazim omvat vandaag de dag de meerderheid van de ‘witte Joden’. Op de achterkant van het boek van Arthur Koestler, The Thirteenth Tribe, de editie uit 1976, lezen we:

“Dit boek achterhaalt de geschiedenis van het oude Khazaarse Rijk, een groot, maar een zo goed als vergeten macht van Oost-Europa, dat in de Middeleeuwen zich bekeerde tot het judaïsme. Khazaria werd uiteindelijk volledig van de kaart geveegd door de legers van Genghis Khan, maar bewijslast toont aan de Khazaren zelf zijn gemigreerd naar Polen en daar de wieg van het Westerse jodendom formeerden.”

Koestler was zelf een Hongaarse Jood die een Brits staatsburger werd na de Tweede Wereldoorlog. Sommigen zetten hun vraagtekens bij de bekering van de Khazaarse stam tot het judaïsme in termen van bevolkingscijfers, maar om maar weer te spreken met De Joodse Encyclopedie, Deel IV, waar het onder het kopje Khazaren zegt,

“… er mag aangenomen worden dat in de negende eeuw veel Khazaarse heidenen Joden werden, vanwege de religieuze ijver van Koning Obadja. ‘Een dergelijk massale bekering,’ zegt Chwolson (ib. pag. 58), ‘kan een reden zijn voor de ambassade van christenen uit het land van de Khazaren naar de Byzantijnse keizer Michael… De Joodse populatie tussen de zevende en negende eeuw moet aanzienlijk zijn geweest.”

Wij willen alleen maar wijzen op wat er wordt gezeg d door Joodse schrijvers om aan te tonen dat de Joden niet ‘het zuiverste ras ter wereld zijn’, hetgeen vele christenen is aangeleerd. Het judaïsme omvat in feite allemaal mensen vanuit alle rassen en zij worden allemaal ‘Joden’ genoemd. Bovendien erkent de staat Israël ook mensen van alle rassen als Joden en verlenen hun het recht op het automatische burgerschap.

De Khazaarse tak van de jodendom in de wereld word vandaag de dag Ashkenazim genoemd om hen zodoende te kunnen onderscheiden van de Sefardim, oftewel de ‘Spaanse’ Joden. De Sefardim zijn oorspronkelijke afstammelingen van de Joden uit Juda en Edom die waren verdreven uit Palestina door de Romeinen.

De Ashkenazim komen echter oorspronkelijk uit het gebied rond Zuid–Rusland en zij zijn de grootste meerderheid onder de Joodse migranten die naar de staat Israël zijn getrokken in de vorige eeuw.

Vele evangelische christenen vandaag de dag verwachten dat de staat Rusland de staat Israël zal binnenvallen. Deze kijk op Ezechiël 38 en 39 leek zeer aannemelijk gedurende de Koude Oorlog in de 20e eeuw. Profeten vierden hoogtijdagen, maar uiteindelijk bleef er maar weinig van over. Vanaf dat punt heeft het leger van de Sovjet Unie geen succesvolle operaties meer uitgevoerd in haar kleine provincie Tsjetsjenië. Theoretisch genomen kunnen ze nog steeds nucleaire aanvallen uitvoeren op de staat Israël, maar Ezechiël beschrijft een invasie waarbij echte mensen betrokken zijn en geen nucleaire afstandsaanval. 

Bovendien zijn de Israëli’s in 2003 begonnen met de bouw van een afschermende muur om zichzelf te verdedigen tegen zelfmoordaanvallen vanuit Palestijns grondgebied. En toch zegt Ezechiël 38:11 over Gog en Magog, 

11 Je denkt: Dat land van niet-ommuurde steden zal ik aanvallen; ik zal optrekken tegen die argeloze mensen die zo onbezorgd leven in hun steden zonder muren, grendels of poorten.

Palestina was een niet–ommuurde stad voordat de zionisten arriveerden. Pas hierna is het een land geworden vergrendeld met poorten en muren – het is waarschijnlijk de meest onveilige plaats op aarde. De Joodse staat heeft geen rust gekend sinds haar oprichting in 1948, noch leven ze daar ‘onbezorgd’. De profetie kan onmogelijk passen in de beschrijving van de huidige Joodse staat. Ze bouwen nu zelfs de ‘moeder onder de muren’, de langste muur sinds de Chinese Muur die meer dan 2000 jaar geleden gebouwd werd. Terwijl de dagen verstrijken lijken de profetieën van Ezechiël steeds meer in tegenspraak te zijn met onze tijd, tenzij er natuurlijk een andere vervulling zal plaatsvinden.

Is er een reden waarom de Russische ‘Asjkenazische’ Joden de Ashkenaz genoemd werden, naar de neef van Magog (Gen. 10:2 en 3)? Wat nou als de Khazaren – de Russische Joden – de eigenlijke natuurlijke afstammelingen van Gog en Magog zijn? Wat als de zogenaamde ‘Russische invasie van Palestina’ vervuld is door de Russische Joodse immigranten, in plaats van het Russische leger? Wat als de invasie alreeds heeft plaatsgevonden door de zionisten die kwamen ‘om te plunderen, te roven en buit binnen te halen, om de puinhopen die weer bewoond werden aan te vallen’ (Ez. 38:12), door het land van de Palestijnse bevolking binnen te vallen?

In een artikel dat gepubliceerd is op de website van de World Zionist Organization, lezen we,

“Het is nu een algemeen aanvaarde opinie onder de meeste geleerden die zich hier mee bezighouden dat de bekering van de Khazaren tot het judaïsme wijdverspreid is en zich dus niet alleen beperkte tot slechts het Koninklijk Huis en de adel. Ibn al–Faqiih schreef zelfs dat ‘alle Khazaren feitelijk Joden zijn’. Christian uit Stavelot schreef in 864 dat ‘zij allemaal het Joodse geloof in haar geheel belijden.”

Met betrekking tot Christian van Stavelot (zie hierboven) is dit een citaat uit zijn Expositio in Matthaeum Evangelistam, oftewel zijn Commentaar op het Evangelie van Matteüs, hetgeen hij schreef in het jaar 864, een eeuw later nadat de Khazaren zich begonnen te bekeren tot het judaïsme. Een meer volledig citaat luidt als volgt:

“Tegenwoordig kennen we geen volk meer ter wereld waarin geen christenen leven. Want in het land van Gog en Magog die tot het ras der Hunnen behoren noemen zichzelf Gazari (d.w.z. Khazaren) is er één stam, een zeer strijdlustige – Alexander had hen ingesloten en toch zijn ze ontsnapt – en iedereen binnen de stam belijdt het Joodse geloof. De Bulgaren daarentegen, die van hetzelfde ras afstammen, bekeren zich tot het christendom.”

De laatste twee citaten komen van de website van The Amerikan Center of Khazar Studies: khazaria.com. Zij stellen dat het ‘judaïsme altijd openstond voor bekeerlingen zoals de Khazaren die door de Joden werden opgenomen als gelijken’. Vervolgens worden passages uit de Bijbel en de Talmoed genoemd waar beschreven staat dat bekeerling worden opgenomen. Tot slot sluit het af met de volgende verklaring: “Toch zijn er velen die de geschiedenis vervalsen in de poging om de Joodsheid van de Khazaren te ontkennen.”

Wij betwisten de Joodsheid van de Khazaren niet zover het de menselijke definitie van een Jood betreft. Ons geschil, dat we snel zullen aantonen, is of een vleselijk besneden aanhanger van het Oude Verbond een Jood is vanuit Gods perspectief, of dat een ware Jood eigenlijk een volgeling van Jezus Christus is, de Middelaar van het Nieuwe Verbond.

Als deze Khazaren ‘in het land van Gog en Magog’ zich hadden bekeerd tot Jezus Christus zouden ze hun oude vleselijke identiteit als Gog en Magog hebben opgegeven voor een nieuwe identiteit in Christus. Dan zouden we hen net zo vriendelijk verwelkomen in het Koninkrijk van God als het judaïsme hen omarmde binnen het Joodse geloof. Maar ze hebben zich niet bekeerd tot Jezus Christus. Vandaar dat we vanuit het perspectief van het Nieuwe Verbond moeten concluderen dat zij nog steeds het profetische Gog en Magog uit Ezechiël 38 en 39 vertegenwoordigen. De bekering tot het judaïsme zorgt er niet voor dat zich afkeren van hun vleselijke status, noch maakt het hen ‘uitverkoren’. Als het volk van Kenia of China zich tot het judaïsme zou bekeren zou hen dat nog geen recht geven om te immigreren naar Palestina om daar de Palestijnen te verdringen.

Verder zegt Ezechiël 38:6 nog dat er anderen zouden opstaan om samen met Gog en Magog de bergen (het land en dus niet het volk) van Israël binnen te vallen:

6 en Gomer met al zijn troepen, Bet-Togarma (Huis van Togarma) uit het uiterste noorden met al zijn troepen: heel veel volken zijn het!

Genesis 10 bevat geen lijst met de zonen van Togarma en zodoende lijkt het dat zij uit de geschiedenis zijn verdwenen. Maar opeens komen zij tevoorschijn in 760 n.Chr. in een brief die geadresseerd is aan een Joodse diplomaat in Cordova, Spanje. Togarma was de vader van de Khazaren. Dit volgens de brief die koning Joseph van de Khazaren schreef aan Hasdai ibn Shaprut, geciteerd door Koestler in The Thirteenth Tribe, pag. 72,

“Joseph levert vervolgens een bijdrage aan de genealogie van zijn volk. Hoewel hij als felle Joodse nationalist, die trots is om te zwaaien met de ‘Scepter van Juda’, niet kan en niet wil claimen dat zij Semitische afstammelingen zijn; traceert hij hun voorvader niet tot Sem, maar tot Noachs derde zoon, Jafeth; of om nog preciezer te zijn, tot Jafeths kleinkind Togarma, de voorvader van alle Turkse stammen. ‘In de familieregisters van onze vaderen hebben we’, zegt Joseph moedig, ‘gevonden dat Togarma tien zonen had met de volgende namen: Uigur, Dursu, Avar, Hun, Basilii, Tarniakh, Khazar, Zagora, Bulgar, Sabir. Wij zijn de zonen van de zevende, Khazar’…”

Christenen moeten hun kijk inzage de theorie over de Russische invasie van Israël herzien. Als de annalen van koning Joseph accuraat zijn zou dit betekenen dat de Russische Joden degenen waren die Palestina zouden binnen vallen. Betekent dit dat deze invasie van Gog en Magog alleen gelukt is vanwege hun mogelijkheid om zich voor te doen als Israëlieten om zo de Bijbelse profetie in vervulling te laten gaan?

Een dergelijke suggestie kan schokkend zijn voor diegene die geleerd is om niets dan goeds te zeggen over de Joden. Maar het meeste over de geschiedenis van de Khazeren is geschreven door Joodse schrijvers en deze documenten zijn beschikbaar voor iedereen – als ze dit al zouden lezen. Maar mijn vraag luidt: Of het nu werkelijk verkeerd is om te suggereren dat de zionistische Joden uit Rusland degenen kunnen zijn die weldegelijk de profetieën over de invasie van Palestina door Gog en Magog in vervulling laten gaan, is het niet even zo verkeerd om dit over de Russische volk te denken? Moeten we de Russen en Joden met een verschillende morele standaard meten? Amerikaanse christenen hebben de Russen de afgelopen eeuw onderdrukt. Nu de Sovjet Unie in elkaar is gestort en niet meer in staat is om het land van Israël binnen te vallen, ook al willen ze dit nog zo graag, is het tijd om deze denkwijze te heroverwegen.

En hoe zit het met de Sefardim die Edom hebben veroverd en opgenomen binnen hun volk? Zij zijn het die de eindtijdprofetieën over Edom kunnen vervullen. Als de voorvader Jakob–Israël zich voordeed als Esau om zodoende het eerstgeboorterecht (Gen. 27) te verkrijgen, laat God het dan vervolgens toe dat Esau zich voordoet als Jakob–Israël om het geboorterecht terug te claimen in 1948?

Verklaart dit het feit dat de Joden, nadat ze al een halve eeuw een claim hebben gelegd op Palestina, nog steeds Jezus als Messias verwerpen – zelfs nadat de profeten in die tijd de Kerk verzekerden dat ze dit wel binnen zeven jaar na hun onafhankelijkheidverklaring zouden doen (14 mei 1948)? Waarom verwerpen ze dan nog steeds Jezus Christus?

Waarom leven de Israëlitische Joden nog steeds niet ‘onbezorgd’, zoals Ezechiël het ware Israël beschrijft. Zij hebben altijd beweerd dat ze constant belegerd worden. In alles wat ze doen staat hun veiligheidskwestie hoog in het vaandel. Waarom bouwen de Israëlitische Joden, in tegenstelling tot de profetie van Ezechiël, een grote veiligheidsmuur?

Misschien heeft de Kerk per ongeluk de Joden als Israël geïdentificeerd. Misschien zijn de christenen, net zoals Isaak, verblind, waardoor God het onrecht dat Esau vele eeuwen geleden is aangedaan kon rechtzetten. Misschien was het binnen Gods plan dat Jakob het eerstgeboorterecht voor een bepaalde tijd moest teruggeven aan Esau om zo de profetie van Isaak in Gen. 27:40 in vervulling te laten gaan.

Wij stellen dat de staat Israël, ondanks dat het ‘Israël’ wordt genoemd, niet de vervulling is van het samenbrengen van de verloren stammen van het Huis van Israël. In plaats daarvan is het het samenbrengen van de bedorven vijgen voor het oordeel om Lukas 19:27 in vervulling te laten gaan. Hun gebrek aan berouw en hun weigering tot de dag van vandaag om Jezus als Messias aan te nemen laat de vloek van Jezus over de vijgenboom in Matteüs 21:19 in vervulling gaan, waar Hij zei dat die boom nooit meer vrucht zou dragen.

Het zionisme zelf heeft een drievoudige vervulling. Ten eerste gaat het verlangen van de bedorven vijgen in vervulling door terug te keren naar het land vanwaar ze verdreven waren in de eerste eeuw door de Romeinen. Ten tweede gaan de aspiraties van Esau in vervulling die ernaar verlangde om het land te beërven (Mal. 1:4). Ten derde gaat het verlangen van Gog en Magog in vervulling door de Palestijnen te beroven en te plunderen, zoals dit beschreven staat in Ezechiël 38:12. Zowel de bedorven vijgen als Edom en Gog zijn allemaal door de eeuwen heen bekeerd tot het judaïsme, zodat hun vleselijke verlangens tot grote uitdrukking kunnen komen binnen een moderne ideologie – het zionisme.

WAT MOETEN CHRISTENEN DOEN?

De ware dienaren van God, de discipelen van Jezus, de Kerk, was zo verblind zodat zij hun steun zouden verlenen aan de zionisten, want Jesaja 42:19 zegt,

19 Is er iemand zo blind als mijn dienaar, zo doof als de bode die ik zend? Is er iemand zo blind als dit gestrafte volk, blind als de dienaar van de HEER?

Net zoals een verraderlijke Jakob zijn blinde vader bedriegt, waardoor hij de zegen verkrijgt, zo heeft God nu wederom ‘Isaak’ verblind om de zegen om te keren. God heeft in deze moderne tijd Zijn dienaren verblind om Esau recht aan te doen. Deze verblinding heeft ervoor gezorgd dat zowel het Heersersmandaat als het Vruchtbaarheidsmandaat weer voor een bepaalde tijd in het bezit van Esau kwam, zodat Esau geen klacht kon indienen tegenover God of het ware Jakob–Israël.

Het was inderdaad altijd het goddelijke plan dat Esau Jakob zou dienen. Maar een mens wordt niet gekroond tenzij hij er wettelijk voor strijd (2 Tim. 2:5, SV). Jakob streed niet wettelijk. Hij bedroog zijn vader en plaatste een obstakel (struikelblok) voor de blinde (Lev. 19:14). Hij had het aan God en Zijn wijsheid moeten overlaten.

Misschien begreep Jakob simpelweg niet wat Mozes later zou weten over de wetten van beërving. God openbaarde aan Mozes dat de oudste zoon van de ‘gehate’ (de minst geliefde) niet zonder oorzaak onterft kon worden (Deut. 21:15–17). God zei in Mal. 1:2 en 3 dat Hij Jakob lief had en Esau heeft gehaat. Dit was geen emotionele ‘haat’ zoals wij dit kennen. Spreuken 13:24 zegt,

24 Wie zijn zoon de stok onthoudt, haat hem, wie hem liefheeft, tuchtigt hem.

Hebreeën 12:5–11 gaat hier op in. God berispt (tuchtigt) Zijn kinderen en berispt Hij hen niet dan zijn het bastaards. Dit principe wordt vervolgens uitgelegd en geïllustreerd door het voorbeeld van Esau in vers 15–18. Het laat zien dat Esau een bastaard is, zo iemand die een gelovige leek te zijn, maar die als het ware buiten het huwelijk om geboren was. God berispte Esau niet om hem te corrigeren; maar God berispte Jakob van wie Hij hield.

Het was Gods bedoeling om Esau te onterven, maar Zijn eigen wet laat zien dat Hij wilde wachten totdat Esau bewees dat hij onwaardig was om het eerstgeboorterecht en het Koninkrijk te krijgen. Het ongeduld van Jakob en zijn onwetendheid van de wet van de gehate zoon zorgde ervoor dat hij God (en Isaak) wilde behoeden voor het maken een grote ‘fout’. Zodoende zorgde God ervoor dat in 1948 het eerstgeboorterecht terug kwam bij Esau. Het gewelddadige gedrag van Esau en de constante verwerping van Jezus Christus laat zien dat de zionisten onwaardig zijn om het Koninkrijk te beërven. Zij zijn het niet waard om te heersen met het Heersersmandaat van Juda, noch zijn zij het waard om ‘geopenbaarde zonen’ te zijn (Rom. 8:19), die in het bezit zijn van het Vruchtbaarheidsmandaat van Jozef.

En zo de nadert tijd dat God Zijn woord zal vervullen door het Koninkrijk van God af te nemen van hen, om het zodoende te geven aan hen die wel de goede vruchten van het Koninkrijk voortbrengen (Mat. 21:43).

Wat moet de Kerk doen? Ze moet zich voorbereiden op de openbaring van de zonen van God. Bestudeer de Schriften en bid dat haar ogen geopend zullen worden om de waarheid van het woord te zien. Als haar ogen geopend zijn zal dit de Kerk een nieuw perspectief bieden op de Bijbelse profetieën. Zij zullen het vervolgens niet langer nodig vinden om geweld, diefstal en moord te steunen gedurende de huidige tijd waarin het Koninkrijk van God geclaimd of ingenomen wordt door geweld (Mat. 11:12). De tijd is aangebroken om de ware Joden te steunen, en niet degenen die zeggen dat zij Jood zijn (Op. 3:9). De tijd is aangebroken om Israël te steunen, en niet de vervalsing van de zionisten. De tijd is aangebroken om Jezus Christus te steunen – en niet Zijn vijanden die Hem haatten en niet willen dat Hij over hen regeert (Lukas 19:14; 27).