|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Printable version |
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wat de bijbel zegt over de vrouw Is onze visie bijbels of voorgeprogrammeerd? Er zijn nogal wat interpretaties van Paulus kijk op de vrouw. Hier slechts twee daarvan:
Maatschappelijk De traditionele visie De beschouwelijke visie Wat is de bijbelse visie? De vrouw, het hulpje van de man Genesis 2:18-20 En de Here God zeide: Het is niet goed, dat de mens alleen zij. Ik zal hem een hulp maken, die bij hem past.....En de mens gaf namen aan al het vee, aan het gevogelte des hemels en aan al het gedierte des velds, maar voor zichzelf vond hij geen hulp, die bij hem paste. Socrates, uitvinder van het zwakke geslacht Citaat van Aristoteles: "De moed van de man komt tot uiting in het bevel voeren. De moed van de vrouw in 't gehoorzamen." 'Ziel en lichaam' of 'Hoofd en lichaam'? Schuchtere vrouwtjes Is 'Ezer' een hulpje? Is de vrouw slechts een hulpje? Genesis 2:18-20 En de Here God zeide: Het is niet goed, dat de mens alleen zij. Ik zal hem een hulp maken, die bij hem past.....En de mens gaf namen aan al het vee, aan het gevogelte des hemels en aan al het gedierte des velds, maar voor zichzelf vond hij geen hulp, die bij hem paste. Mozes had zijn tweede zoon Eliëzer genoemd, waarna we hier de uitleg van zijn naam krijgen. ‘El’ betekent ‘God’ en ‘ezer’ is het ons inmiddels bekende Hebreeuwse woord voor ‘hulp’. De naam ‘Eliëzer’ betekent dus: ‘God is mijn hulp’. De reden waarom deze zoon die naam ontvangen had wordt in dit vers uitgelegd. God had Mozes namelijk uit de macht van Farao bevrijd. Ook profetisch staat die naam voor de geweldige toekomst van dit volk Israël, dat God er straks voor zal zorgen dat gans Israël behouden zal worden (Rom. 11: 26). Kan je nu uit de naam van Mozes zoon en uit de uitleg van zijn naam in dit vers opmaken dat God een hulpje van Mozes of zelfs van het volk Israël was? Was Mozes of Israël de baas en moest God gehoorzamen? Iedereen zal het ermee eens zijn dat die conclusie zelfs verwerpelijk is. Het woord ‘hulp’ oftewel ‘ezer’ wijst erop dat Mozes en het volk compleet hulpeloos zou zijn zonder het genadevol optreden van God. Dat drukt dit woord ‘ezer’ hier dus uit. We gaan naar de volgende vermelding in Deuteronomium. Hier lezen we een onderdeel van de zegeningen, die Mozes uitspreekt over het volk. Als het ware lezen we hier het profetisch programma van God. We krijgen hier een tekening van een Juda, die in zijn benauwdheid het uitroept tot Yahweh. Mozes vraagt Yahweh hier te luisteren naar die benauwde stem. Als we nu naar de hedendaagse situatie van het volk kijken zien we verdeling van de 2 en de 10 stammen. Dat is nog niet tot één gevoegd, of zoals het hier staat: hij is nog niet terug gebracht tot het volk. Daar zal absoluut Yahweh voor zorgen. Dat staat vast in de vele profetieën, die daarover in de bijbel zijn neergeschreven. Zo zal Yahweh een ‘ezer’, oftewel een ‘hulp’ zijn voor Juda. Het is Juda, die hier in zijn benauwdheid om hulp roept en die het ook zal ontvangen van Yahweh. Yahweh is daarin niet het hulpje van de baas ‘Juda’. Yahweh is als ‘Hulp’ Degene, die in Zijn almacht genade bewijst door dit volk één te maken. Er ligt in het gebruik van het woord hier geen enkele grond om te denken aan een knechtje, een hulpje van de baas. We blijven nog in hetzelfde hoofdstuk: We zij hier aangekomen aan het slot van de zegeningen van God, die Mozes over het volk mocht uitspreken. Je zou kunnen zeggen dat Mozes hier in een jubelstemming verkeert vanwege een absolute zekerheid over de toekomstige heerlijkheid en glorie van het herstelde Israël. Lees dat hele stuk eens na in je eigen bijbel. Prachtig gewoon! De God van de aionen is de Toevlucht voor het volk. Hij draagt hen in Zijn armen. Alle genade, barmhartigheid en ontferming van God wordt hier uitgegoten over het volk. Als zodanig is God een ware ‘Ezer’ voor het volk. Dat wordt hier zowel door ‘helper’ als ‘hulp’ vertaald. Als iemand je draagt, ja je toevlucht is, hoe liggen dan de verhoudingen? Hoe zit het dan bij de vrouw? Onze Hulp: Yahweh - Christus Genesis 2:18-20 En de Here God zeide: Het is niet goed, dat de mens alleen zij. Ik zal hem een hulp maken, die bij hem past.....En de mens gaf namen aan al het vee, aan het gevogelte des hemels en aan al het gedierte des velds, maar voor zichzelf vond hij geen hulp, die bij hem paste. Wordt deze wijze van gebruik van het woord ‘ezer’ ook verder in de bijbel zo gehanteerd? Daarvoor nemen we nu een eerste kijkje in de Psalmen. Hier is het koning David, die voor het volk Israël in gebed is. Dit volk is behoorlijk in het nauw gedreven. Het wordt de dag van benauwdheid genoemd. Het is opnieuw Yahweh zelf, die hulp zendt uit het heiligdom en ondersteunt vanuit Sion oftewel Jeruzalem, waar dat heiligdom, de tabernakel eerst en later de tempel, stond. De verhoudingen zijn weer glashelder. Het is niet het volk dat met zijn vingers klikt en Yahweh gehoorzaamt als een trouw hulpje. Het volk is in benauwdheid en is nergens zonder de hulp van Yahweh. Zijn hulp komt, zoals ook wij Zijn genade kennen, om hen te ondersteunen. Let op! Hier is het gebruik van dit woord ‘ezer’ dus weer identiek aan de voorbeelden in de boeken van Mozes. Bovendien is het opnieuw Yahweh zelf die de grote ‘Ezer’ is. Ook vanuit deze Psalm kunnen we van dit woord geen gehoorzaam hulpje maken. Een consequent gebruik van bijbelse bewoordingen laat het dus ook niet toe om het op die manier in Genesis 2 op de vrouw te betrekken. Welk dilemma tekent de psalmist hier? Dat is dat niemand, als hij belaagd wordt, in eigen kracht aan de dood kan ontkomen. Vers 19 zegt het heel uitgesproken ‘om hen van de dood te redden’. Daar helpt geen machtig leger aan. Je hebt niets aan geweldige kracht. Het paard was voor die tijd wat een tank of nog erger voor onze tijd is, maar ook dat paard faalt. De situatie is uitzichtloos als je Yahweh er niet in betrekt. Maar als we het van Hem verwachten, dan is Hij onze Hulp en ons Schild. Opnieuw is het Yahweh zelf, die hier de grote ‘Ezer’ is. Natuurlijk kan ik opnieuw dezelfde vergelijking maken als bij de vorige voorbeelden. ‘Ezer’ is geen hulpje, maar de enige redding uit de nood. Dit wordt wel de geestelijke 112 voor crisissituaties genoemd. David wordt naar het leven gestaan en nu is hij weer in gebed, maar dit keer niet voor het volk maar voor zichzelf. Tot twee keer toe geeft hij aan dat er haast bij is. Moet God nu gehoorzamen en onderdanig David helpen. Nee. David kijkt terug en weet dat hij in het verleden niet vergeefs zijn vertrouwen op God had gesteld. Daarom noemt hij God zijn hulp. De grote koning David is de afhankelijke. Zo is de man in de man vrouw relatie de afhankelijke, die altijd mag terugvallen op de hulp die God hem gegeven heeft, zijn vrouw. Psalmen 89:20 Gij hebt weleer in een gezicht gesproken tot uw gunstgenoten en gezegd: Aan een held heb Ik hulp toebedeeld, Ik heb een verkorene uit het volk verheven; Dit keer volgt de Staten Vertaling echt een heel stuk beter de grondtekst. Daarom planten we die er ook nog eens bij. Die profeten spraken niet tot, maar over. Het onderwerp van gesprek waren niet de gunstgenoten (meervoud), maar de Heilige (enkelvoud). De held kreeg geen hulp, maar deelt hulp uit. Profetisch spreekt Etan in deze Psalm al over Christus Jezus als de Heilige, de Held en de Verkorene. We mogen altijd bij Christus Jezus aankloppen voor hulp en Hij deelt Zijn genade overvloeiend uit. Het zou echter van de gekke zijn om onze Heer als ons knechtje te zien omdat Hij onze Hulp is. De tekstplaatsen met het woord ‘ezer’ zijn nog lang niet op. We hebben dus nog een aantal woordstudies tegoed. Mijn telkens terugkerend advies is: Onderzoek het zelf. Niet ik maar de bijbel heeft het laatste woord. Daarvoor wijs ik ook op de makkelijke hulp van een website waar je alles in de bijbel zelf kunt uitzoeken. Die vind je door HIER te klicken. Yahweh, de gelukkige helper Genesis 2:18-20 En de Here God zeide: Het is niet goed, dat de mens alleen zij. Ik zal hem een hulp maken, die bij hem past.....En de mens gaf namen aan al het vee, aan het gevogelte des hemels en aan al het gedierte des velds, maar voor zichzelf vond hij geen hulp, die bij hem paste. We hebben nog een behoorlijke serie bijbelgedeelten in voorraad voor onze woordstudie over het woordje ‘ezer’, dat hier gebruikt wordt voor de hulp die de vrouw is voor haar man. In dit hoofdstuk zullen de resterende stukken uit de Psalmen aan ons voorbij trekken. In deze drie verzen worden ook drie verschillende groepen aangesproken. Wie dat zijn is simpel als je de drie groepen gewoon letterlijk opvat. Het is het gehele volk Israël, de hele priesterorde, die tot de stam Levi behoorde en dus uit het huis van Aäron stamt en de bekeerlingen uit de heidenen, die tot geloof in Yahweh gekomen zijn. Opnieuw wijst het woordje ‘ezer’ op de krachtige bijstand die Yahweh het volk biedt. Een onderworpen god vind je juist bij die hulpeloze heidenen. Dat is Yahweh niet! Zou het woordje ‘ezer’ in Genesis 2 dan wel zomaar op een onderworpen vrouw wijzen? Het opheffen van de ogen is de gebruikelijke gebedshouding, waar wij in het westen niet zo vertrouwd mee zijn. De start is een houding van afhankelijkheid. Afhankelijkheid van de Helper en dat is ook hier weer Yahweh. Hij wordt tot zes keer toe de Bewaarder van Israël genoemd in deze Psalm. Die titel zou al een studie op zich zijn. De Helper is de Bewaarder. Wat een heerlijke geborgenheid spreekt uit deze Psalm. Die geborgenheid is allemaal te vinden bij de Helper. Afhankelijkheid is dus niet het kenmerk van de Helper, maar van degene die de geborgenheid ontvangt. Zouden we het dan maar weer omdraaien als we hetzelfde woord in Genesis 2 tegenkomen? Deze bekende uitspraak weerklinkt wellicht wekelijks in kerken waar ze het woord ‘hulp’, als het in Genesis 2 op de vrouw betrokken wordt, plotseling anders verstaan. Deze hele Psalm is doortrokken van het kenmerk van deze Hulp. Opnieuw is Yahweh hier weer de Hulp. Dat bleek toen mensen tegen hen opstonden (vers 2), toen Hij voorkwam dat ze levend verslonden werden (vers 3), toen de boosheid van mensen tegen hen ontbrandde (vers 3), toen water hen overstroomde (vers 4 & 5), toen Hij voorkwam dat ze door wilde dieren werden opgepeuzeld (vers 6), toen ze dankzij Hem als een klein vogeltje uit de strik van de vogelvanger ontkwamen (vers 7). Een machtige Hulp, wat ook logisch is want Hij is het die de hemelen en de aarde gemaakt heeft. Zou de vrouw wellicht ook zo’n machtige hulp zijn? Deze Psalm is de eerste van de vijf Halleluja Psalmen. Zo worden ze genoemd omdat ze zich allemaal kenmerken door lofprijzing. Dat is ook logisch als Yahweh jouw God is. Hij wordt in 1 Timotheus 1: 11 de zalige God genoemd. ‘Zalig’ is feitelijk een beetje vrome weergave van het gewone woord ‘gelukkig’. We hebben een gelukkige God. Dat is onze Yahweh. Nou heeft Yahweh hier nog een heel aparte titel, namelijk: de God van Jakob. Als het volk Israël zich volledig aan Yahweh toevertrouwt wordt het ook daadwerkelijk Israël genoemd. Wijkt het volk echter af en doet het haar eigen ding, dan wordt het Jakob genoemd. Maar deze gelukkige Yahweh stopt dan niet hun God te zijn. Evenzogoed is Hij dan nog de God van Jakob en is Hij hun Helper. Wow! Dan ben je gelukkig! Dat betekent dat eerste woord in dit vers dan ook. De Statenvertaling geeft het weer als ‘welgelukzalig’. Het gaat je wel, je bent gelukkig en zalig. We kunnen, net als bij de vorige Psalm die we bekeken, de hele Psalm doorgaan en dan vinden we opnieuw een hele opsomming van uitreddingen. In elke situatie is Yahweh de gelukkige Helper. Onze helper is Verlosser We nemen nu voor de voortzetting van onze woordstudie over het woordje ‘ezer’ een duik in de profeten, die we aan het slot van het Oude Testament tegenkomen. De lessen uit de eerste vijf verzen van dit hoofdstuk zijn zo gigantisch veel dat het gevaar dreigt om daar heerlijk op in te gaan. Het gaat echter om dat ene woordje ‘hulp’, dat hier staat. Toch moet ik even een korte situatieschets geven. Israël was hier al overweldigd door de Assyriërs. Wat is het dan logisch om boden te sturen naar een sterke militaire macht als Egypte om hulp en bijstand te verkrijgen. Wat houdt die hulp allemaal precies in? In vers 1 staat dat ze een verbond wilde sluiten met Egypte. Vers 2 zegt dat ze a/ een toevlucht zochten, b/ de bescherming van Farao zochten, c/ schuilen wilden in de schaduw van Farao. In vers 1 noemt Yahweh dit zelf: ‘zonde op zonde stapelen’. Zonde is letterlijk ‘het doel missen’. Dat gebeurde dus ook. Ze misten hun doel. In plaats van een toevlucht, in plaats van bescherming, in plaats van een schuilplaats vonden ze beschaming. Ze hadden er geen enkel voordeel van. Waarom? Yahweh was hun Toevlucht, Yahweh was hun Bescherming, Yahweh was hun Schuilplaats. Hij was en is de ware ‘Ezer’. Hulp van mensen is lege hulp. Dan is het des te opvallender dat de vrouw in Genesis 2 wel capabel gevonden wordt om datgene voor de man te zijn dat in alle andere bijbelgedeelten Yahweh alleen kon zijn. In dit gedeelte staan we op het historisch punt dat de tien stammen van het huis van Israël in ballingschap geleid zouden worden naar Babel. Ezechiël had in de voorgaande verzen als een goed acteur voor het grote publiek een voorstelling gegeven hoe dit alles zou plaatsvinden. Ook al had koning Zedekia bodyguards uit Egypte in dienst genomen als helpers, zij konden ook niets uitrichten tegen deze wegvoering. Opnieuw treffen we hier dus Egyptische helpers aan, die geen hulp konden bieden. Het huis Israëls werd in ballingschap weggevoerd omdat ze Yahweh niet meer erkenden als hun ‘Ezer’. Ik zal heel eerlijk zeggen dat ik tot nu toe het profetisch plaatje in dit hoofdstuk niet echt 100% helder kan krijgen. Ikzelf heb moeite met de historische uitleg, die ik bij het merendeel van de uitleggers tegenkom. Zo laat men dit gebeuren op iets uit de tweede eeuw na Christus slaan. Op dat moment is het profetisch programma allang onderbroken door Gods huishouding van het geheimenis, waar wij momenteel nog steeds in leven. Telkens wordt de eindtijd genoemd. Die profetische periode is nu nog steeds toekomstig. Zo laat het volgende vers dit gebeuren al doorlopen tot in de eindtijd. Dat maakt de historische uitleg in mijn optiek erg gekunsteld. Het gaat hier echter om de kleine hulp die het volk dan zal vinden. Letterlijk staat er dat ze maar weinig hulp zullen ontvangen. Het blijkt uiteindelijk ook weinig nut te hebben als je het vervolg leest. Ook hier ligt het kwaad er weer in dat het volk niet de hulp zoekt bij de ware ‘Ezer’, Yahweh. Opnieuw vinden we hier het verwijt van Yahweh aan Israël dat ze Hem niet als hun God erkennen. Ze volgen de afgoden terwijl Yahweh zich in vers 4 voorstelt als de enige Verlosser. In dat reddingswerk, zoals wij dat nu mogen kennen in alles wat Christus Jezus gedaan heeft, is Yahweh de ware ‘Ezer’. Als we dit overdenken, wat is er dan een overvloeiende rijkdom van genade te vinden in dit simpele woordje ‘Hulp’. In die titel toont Yahweh zich als de grote Verlosser, die de dood heeft overwonnen, die ons vrijgekocht heeft uit de macht van satan, die ons één gemaakt heeft in Zijn opstanding en ons met Zich heeft doen zitten in de plaats van heerschappij in de hemelse. Dat alles enkel en alleen uit genade. Dat is allemaal samengebald in dit ene woordje ‘Ezer’, dat ‘hulp’ betekent. Heerschappij van de man Genesis 2:18-20 En de Here God zeide: Het is niet goed, dat de mens alleen zij. Ik zal hem een hulp maken, die bij hem past.....En de mens gaf namen aan al het vee, aan het gevogelte des hemels en aan al het gedierte des velds, maar voor zichzelf vond hij geen hulp, die bij hem paste. We nemen nu voor de voortzetting van onze woordstudie over het woordje ‘ezer’ een duik in de profeten, die we aan het slot van het Oude Testament tegenkomen. Yahweh is onze Toevlucht, onze Schuilplaats, Die ons draagt in Zijn armen. Hij is onze Verlosser, oftewel onze Redder. Dat houdt, zoals we in het voorgaande hoofdstuk gezien hebben, zo gigantisch veel in. Zijn overvloeiende rijkdommen van genade zijn daardoor ons deel. Hij kent ons van top tot teen. Hij heeft een ongekende belangstelling in ons. Hij doet ons onvoorwaardelijk goed. Hij betoont ons Zijn oneindige liefde. Hij is met ons elke stap van de weg. Hij werkt het beste van Zichzelf in ons uit. Nu blijkt dat de vrouw op die manier als hulp aan de man is gegeven. Een eigen weg bewandelen stagneerde de praktische hulp van Yahweh. De hulp was niet altijd dat wat het volk opeiste. Het was het goede wat Yahweh met Zijn volk voorhad waarin Hij Zijn hulp betoonde en zal betonen. Dat geeft ons mannen ook wel degelijk lessen over de hulp die we van onze vrouwen kunnen en mogen verwachten. "Een keizer zei tegen een joodse wijze: 'Jullie God is een dief. Want om een vrouw te scheppen stool Hij een rib uit de slapende Adam.' Het pragmatisch compromis Het vreemde is dat tempelprostitutie behoorlijk bekend is, maar als men geconfronteerd wordt met de traditionele scheiding van mannen en vrouwen in de eredienst legt men vrijwel nooit enig verband met die gebruiken. Men denkt meestal dat die scheiding bijbels is. Wat juist niet het geval is. Bij de ingang van de tent der samenkomst stond het koperen wasvat (Ex. 38: 8) dat tot reiniging diende. Wat deze Hofni en Pinehas, de zonen van Eli, deden was dus volkomen in strijd met het doel van deze plek. De taak van deze vrouwen was zeker niet om te prostitueren. Het werkwoord dat hier met ‘dienst doen’ vertaald wordt is geen gebruikelijk woord voor ‘dienen’. Het heeft de betekenis van ‘oorlog voeren’. Blijkbaar hadden zij bij deze uiterlijke tekenen van reiniging de taak om te vasten en te bidden als een geestelijke strijd voor het volk. Die hoge dienst lag dus in de handen van de vrouwen. Een gelijksoortig voorbeeld van strijdende dienst in de Tempel vind je terug bij de profetes Anna (haar naam betekent ‘genade’) in Lukas 2: 37. Genade werkte in de geestelijke dienst in Israël en blijkbaar hadden vrouwen daar een vooraanstaande plaats in. Hofni en Pinehas waren blijkbaar geïnspireerd door het voorbeeld van de heidense tempeldienst en vergrepen zich aan deze vrouwen. Als we de verzen verder lezen kunnen we niet anders concluderen dan dat hun vader Eli hier bijzonder laf op reageerde. Namelijk totaal niet. Het enige waar hij op in gaat is het eten van het offervlees. Hier zien we een minderwaardige kijk op de vrouw die veel overeenkomst vertoond met de visie van de zogenaamde orthodoxie, maar in niets overeenstemt met de plaats die de bijbel de vrouw toekent. Koning Asa wordt hier met zijn voorvader koning David vergeleken. Hij was echter geen dichter zoals David. Hij was ook geen profeet zoals David. Zelfs was hij geen oorlogsheld zoals David. Hij zorgde echter wel ervoor dat de godsdienst weer gezuiverd werd en daarmee ook de tempelprostitutie beëindigd werd. Let wel, we bekijken deze volkomen verkeerde gang van zaken van prostitutie in de godsdienstbeleving omdat dit de oorzaak was tot de pragmatische scheiding van man en vrouw was in de dienst voor Yahweh, in tegenstelling tot wat veel gedacht wordt dat die scheiding een instelling van God zelf zou zijn. Om een eredienst te houden moesten minstens 10 man aanwezig zijn. De vrouwen werden in de telling niet meegenomen. Ook al had een vrouw de kwaliteiten om deel te nemen aan de openlijke eredienst door bijvoorbeeld een Schriftgedeelte te lezen dan was dat nog niet toegestaan 'uit respect voor de gemeente'. Christus doorkruiste het pragmatisch compromis - Een choquerende confrontatie Genade geeft man en vrouw weer de enig juiste plaats. Dat herkennen we in Christus omgang met vrouwen. Een vrouw stapt naar voren en zegt dat de moeder van de Heer wel erg blij met Hem moet zijn. ‘Zalig’ betekent namelijk: ‘gelukkig’. De Heer reageert niet alsof Hij het wel erg ongepast vindt dat een vrouw haar emoties uitspreekt. In het volgende vers stemt Hij er mee in door ‘zeker’ te zeggen. Hij grijpt het echter aan om iets, wat nog belangrijker is, voor de aandacht te brengen: Iemand is pas echt gelukkig als hij het Woord hoort en het bewaart. Er is hier geen enkele vorm van afwijzing naar de vrouw toe alsof ze iets ontoelaatbaars zou doen. De Heer reageert exact eender als wanneer een man in Lukas 14: 15 een soortgelijke uitspraak doet. Hier zit Maria, de zuster van Martha, aan de voeten van de Heer Jezus. Wat dat betekende weten we uit de verklaring van Paulus dat hij aan de voeten van Gamaliël had gezeten (Hand. 22: 3). Dat was de plek waar Paulus in opleiding was om leraar voor het volk Israël te worden. Hier was Maria als een volwaardig discipel van de Heer in opleiding. We weten uit de Evangeliën en Handelingen welke positie een discipel van de Heer In Israël had. In onze huidige zogenaamde christelijke cultuur zouden we wellicht geneigd zijn de dienende plek, die Martha, haar zuster, innam positiever te waarderen. In vers 42 verklaart de Heer echter nadrukkelijk dat Maria het goede deel had gekozen. Daarmee zegt Hij niets negatiefs over het dienen van Martha, zoals dat wel vaak gebeurt in de emancipatiebeweging. Hij spreekt echter wel lovend over een vrouw, die een lerares zocht te worden, wat we helaas weer weinig tegenkomen in de ‘christelijke’ orthodoxie. Vier plus één vrouwen Vrouwen in het geslachtsregister van de grote Koning. Een grotere revolutie binnen de cultuur van die tijd kon vrijwel niet. We gaan er dus naar kijken. Zo tekent Lukas onze Heer als de Zoon des mensen. Vandaar dat het geslachtsregister van Lukas begint met de aardse naam Jezus en dan terugloopt in de geschiedenis naar de eerste mens: Adam. In deze menselijke lijn wordt geen enkele keer een vrouw vermeld. Mattheus tekent Christus als de Koning. Het geslachtsregister dat hij optekent werkt vooruit in de geschiedenis, maar begint niet bij de eerste mens, maar bij Abraham. De eerste aan wie de beloften van het komende Koninkrijk gedaan zijn. Mattheus tekent de lijn vanaf Abraham naar Josef, maar dan staat er in tegenstelling tot het geslachtsregister van Lukas bij dat hij de man was van Maria. Zoon van David: De Koning. Er was een Koning beloofd die in gerechtigheid op de troon van Zijn vader David regeren zou. Zoon van Abraham. Zaad van Abraham. In dit zaad zouden alle geslachten van de aarde gezegend worden en de volkeren zouden in Hem geestelijke zegeningen ontvangen. Bij Juda wordt door profetie al verwezen naar Silo, die uit hem zou voortkomen. Hier komen we de eerste van de vier vrouwen tegen die in dit geslachtsregister worden genoemd: Tamar. Dit is een zeldzaamheid in het Oosten. Nou zijn er veel edele, vrome vrouwen in het Oude Testament: Sara, Rebekka, Debora enz. Hebreen 11:35 Vrouwen hebben haar doden uit de opstanding terugontvangen, anderen hebben zich laten folteren en van geen bevrijding willen weten, opdat zij aan een betere opstanding deel mochten hebben. Je zou dus enkele van die vrome vrouwen in het geslachtsregister van de Heer verwachten, maar daar zoek je tevergeefs naar. Nee, het zijn drie vrouwen die om hun schande bekend zijn en de vierde behoort tot een volk dat volgens de wet vervloekt is. Tamar staat bekend om haar schandelijke hoererij en overspel. Het was haar zonde die haar bracht in het geslachtsregister van Hem, die gekomen is om het verlorene te redden en het te behouden. De grote Koning is de Redder van zondaars. Rachab is de tweede vrouw in het geslachtsregister. Zij was een Kanaänitische, een hoer, een verworpene. Toch is haar naam hier verbonden met Salmon (betekent: ‘Bekleed’) en Boaz (Betekent: ‘In Hem is kracht’), haar zoon. Zij had de boodschappers geloofd toen zij bij haar gekomen waren. Zij had het scharlaken koord, het teken van haar bevrijding, uit haar venster gehangen. Hebreen 11:31 Door het geloof is Rachab, de hoer, niet met de ongehoorzamen omgekomen, daar zij de verspieders met vrede had opgenomen. Haar geloof plaatste haar in dit geslachtsregister van de Koning. Koning Jezus laat Zijn recht op de troon van David gelden door vrouwen. Hier was het opnieuw een vrouw, die getekend is door zonde. Zij was getrouwd met Salmon, bij wie ze Boaz, de Losser, verkreeg. Op zich al een prachtig beeld van de zondaar, die Zijn redding vindt bij de grote Verlosser. Zo getuigde ze dan ook nog eens hoe zij ‘bekleed’ is en ‘in Hem haar kracht’ vindt. Elke jood kende deze geschiedenis, toch mopperden de trotse Farizeeën toen Jezus met de tollenaars en de zondaars aanzat. Hij zocht de laagst gezonkene op. Ruth is de derde vrouw, die hier vermeld wordt. Zij is een uitzondering want op haar gedrag en karakter is niets aan te merken. Maar zij is een Moabietische. De wet was tegen haar en vervloekte haar. Deuteronomium 23:3 Een Ammoniet of Moabiet zal niet in de gemeente des Heren komen; zelfs hun tiende geslacht zal nimmer in de gemeente des Heren komen, Maar door het geloof kwam ze wel binnen. Het derde geslacht na haar, haar achterkleinzoon, was Koning David zelf. De wet, die de vloek had uitgesproken, is in haar geval volkomen terzijde gezet. Is het niet kenmerkend welke plaats Christus de vrouw geeft door via hen Zijn grote reddingsplan voor de mensheid te tekenen in Zijn geslachtsregister? Hier hebben we Koning David en gelijk de vierde en laatste vrouw, namelijk: de vrouw van Uria. Ze wordt zelfs niet bij name genoemd. Wij weten dat zij Bathseba was met wie Koning David overspel bedreef. Hier gaat het dus om een zonde door een gelovige bedreven. Hield Koning David hierdoor op een gelovige te zijn? Nee! Kwam Zijn dienst hiermee ten einde? Nee, het is de genade, die hier heerst. Genade, die hem tot inkeer, berouw en volledig herstel bracht. Het is genade die hier door het hele geslachtsregister heen straalt en telkens zijn het de vrouwen die de Heer hiervoor in Zijn geslachtsregister invoert. 1 Samuel 2:8 Hij heft de geringe op uit het stof, Hij heft de arme omhoog uit het slijk, om hem te doen zitten bij edelen, en een erezetel te doen verwerven. Jezus was de Zoon van Maria, de Zoon uit een maagd. Hier wordt echter de geslachtslijn naar Jozef getekend. In die lijn was Hij de wettige afstammeling en dus erfgenaam van David. Daarmee was hij niet de zoon van Jozef, wat ook uit deze bewoordingen blijkt. Zijn recht om de werkelijke Zoon van David te zijn was hierdoor echter nooit in twijfel. Lucas 3:23 En Hij, Jezus, was, toen Hij optrad, ongeveer dertig jaar, een zoon, naar men meende, van Jozef Was Hij de zoon van Jozef naar het vlees geweest dan had Hij nooit de Redder kunnen zijn. Dan was Hij net als wij, zondig, geweest. Psalm 51:5 Zie, in ongerechtigheid ben ik geboren, in zonde heeft mijn moeder mij ontvangen. Wettelijk was Hij dus de Zoon van Jozef, in Zijn mensheid was de Zoon van Maria. Daarmee de Zoon van God. Galaten 4:4-5 Maar toen de volheid des tijds gekomen was, heeft God zijn Zoon uitgezonden, geboren uit een vrouw, geboren onder de wet, om hen, die onder de wet waren, vrij te kopen, opdat wij het recht van zonen zouden verkrijgen. De onderwijzende vrouw Johannes 4:27 En daarop kwamen zijn discipelen en waren verbaasd, dat Hij met een vrouw in gesprek was, en toch zeide niemand: Wat zoekt Gij, of: Waarom spreekt Gij met haar? Toen de Heer vlak daarvoor een nachtelijk gesprek had met één van de voornaamste farizeeën, Nicodemus, kwam zo’n vraag totaal niet in hen op. Het normaal menselijke patroon om iemand naar het maatschappelijk aanzien te beoordelen was hen dus nog steeds niet vreemd. Toch is het opvallend hoe weinig geestelijk onderwijs de Heer bij deze hooggeplaatste onder Israël kwijt kon, terwijl één van de belangrijkste waarheden die de Heer tijdens Zijn rondwandeling op aarde bekend maakte gedaan werd aan deze vrouw. Deze rijke waarheden werden haar ook niet verteld om het stilletjes voor zichzelf te bewaren. Zij werd de predikster waardoor velen in Sichar tot geloof kwamen (Joh. 4: 39). Lucas 24:22 Maar ook hebben enige vrouwen uit ons midden ons doen ontstellen: Wij lezen inmiddels deze teksten met onze westerse bril op en denken dat het de normaalste zaak van de wereld is dat zowel de mannen als de vrouwen vermeld worden. We moeten goed beseffen dat dit vermeld wordt in een tijd dat de vrouwen niet bij samenkomsten van mannen aanwezig mochten zijn. Hetgeen daar gebeurde was revolutionair. Handelingen 8:3 En Saulus verwoestte de gemeente, en hij ging het ene huis na het andere binnen en sleurde mannen en vrouwen mede, en hij leverde hen over in de gevangenis. Als Saulus beschouwde Paulus de vrouw als even bedreigend als de man. Ondanks dat er maatschappelijk een duidelijk onderscheid gemaakt werd tussen man en vrouw begreep Paulus dat dit onderscheid in Christus volkomen weggevallen was. Handelingen 16:13-14 En op de sabbatdag gingen wij de poort uit, de rivier langs, waar wij verwachtten, dat een gebedsplaats zou zijn; en nedergezeten, spraken wij tot de vrouwen, die samengekomen waren. En een zekere vrouw, met name Lydia, een purperverkoopster uit de stad Tyatira, die God vereerde, hoorde toe, en de Here opende haar hart, zodat zij aandacht schonk aan hetgeen door Paulus gezegd werd. Het hele huis bekeerd Handelingen 17:4 En enigen van hen lieten zich overtuigen en sloten zich bij Paulus en Silas aan, en ook een grote menigte Grieken, die God vereerden, en tal van voorname vrouwen. Voorvrouwen onder de gelovigen Handelingen 17:34 Doch enige mannen sloten zich bij hem aan, en kwamen tot geloof, onder wie ook Dionysius, de Areopagiet, en een vrouw, genaamd Damaris, en anderen met hen. Filippensen 4:2-3 Euodia vermaan ik en Syntyche vermaan ik, eensgezind te zijn in de Here. Ja, ik vraag ook u, mijn trouwe metgezel: wees haar behulpzaam. Want zij hebben tezamen met mij in de prediking van het evangelie gestreden, naast Clemens en mijn overige medearbeiders, wier namen staan in het boek des levens. Hoe hadden deze vrouwen kunnen strijden in de prediking van het evangelie zonder hun mond open te doen? De broeders worden hier ook nog eens opgeroepen om deze zusters behulpzaam te zijn. Op zich al behoorlijk strijdend met de traditionele opvatting. Gek hè? Je mocht toch verwachten dat Paulus hier schreef over de medearbeider in Christus Jezus en zijn vrouw. Zo kom je het althans wel vaak tegen in de waardering binnen de christenheid en zeker de evangelische tak ervan. Heeft de volgorde waarin Paulus de namen opschreef nog enige betekenis? Er zijn er die een hele theorie ophangen dat de vrouw alleen voorop staat als er sprake is van een dienende houding. Wanneer het om een krachtdadig optreden gaat dan zou de man voorop staan. Dan zou je toch niet verwachten dat nou juist de vrouw hier voorop staat in het wagen van haar leven. Romeinen 16:1-16 Ik beveel Febe, onze zuster, tevens dienares (in het Grieks niet het vrouwelijke, maar het gebruikelijke mannelijke zelfstandig naamwoord voor diaken) der gemeente te Kenchreeën, bij u aan, dat gij haar ontvangt in de Here op een wijze, de heiligen waardig, en haar bijstaat (de broeders en zusters moesten haar dienen), indien zij u in het één of ander mocht nodig hebben. Want zij zelf heeft velen, ook mij persoonlijk, bijstand verleend. Groet Prisca en Aquila, mijn medearbeiders in Christus Jezus, mensen, die voor mijn leven hun hals gewaagd hebben. Niet ik alleen ben hun dankbaar, maar ook al de heidengemeenten. Groet insgelijks de gemeente bij hen aan huis. Groet mijn geliefde Epenetus de eersteling voor Christus uit Asia. Groet Maria, iemand, die zich veel moeite voor u heeft gegeven. Groet Andronicus en Junias (in het Grieks de vrouwelijke naam Junian), mijn stamgenoten en medegevangenen, mannen onder de apostelen in aanzien, die reeds voor mij in Christus geweest zijn. …. Groet Tryfena en Tryfosa, vrouwen, die zich moeite gegeven hebben in de Here. Groet de geliefde Persis, die zich veel moeite gegeven heeft in de Here. Groet Rufus, de uitverkorene in de Here, met zijn moeder, die ook voor mij een moeder is. Groet Asynkritus, Flegon, Hermes, Patrobas, Hermas, en de broeders bij hen. Groet Filologus, en Julia, Nereus met zijn zuster, en Olympas, benevens al de heiligen, die bij hen zijn. Groet elkander met de heilige kus. U groeten al de gemeenten van Christus. Het is misschien ten overvloede, maar mag ik er nogmaals op wijzen hoe revolutionair op zich al het vermelden van al deze vrouwen is in deze lijst van medewerkers voor het evangelie? Dit is minstens zo choquerend voor de omliggende maatschappij als de vermelding van vrouwen in het geslachtsregister van Christus Jezus als Koning. De vrouwen worden echter niet alleen maar vermeld om hen te groeten, maar bij enkele staat er een uitgesproken taakomschrijving bij. Zo was Febe een diaken. In haar dienst moest men (dus ook de mannen) haar bijstaan. Prisca is een medewerker in Christus Jezus en van Tryfena en Tryfosa wordt erbij vermeld hoeveel moeite zij zich getroost hebben in de Here. Handelingen 2:17-18 En het zal zijn in de laatste dagen, zegt God, dat Ik zal uitstorten van mijn Geest op alle vlees; en uw zonen en uw dochters zullen profeteren, en uw jongelingen zullen gezichten zien, en uw ouderen zullen dromen dromen: ja, zelfs op mijn dienstknechten en mijn dienstmaagden zal Ik in die dagen van mijn Geest uitstorten en zij zullen profeteren. Profetie is spreken namens God. Het kan de toekomst behelzen maar gebruikelijker was dat het over het hier en nu ging. Het is tegenstrijdig dat men het spreken van vrouwen hier als een teken van het Nieuwe Verbond zouden opvatten en het elders zouden verbieden. Dit verbod is dan ook pas later in de kerkgeschiedenis ingevoerd onder invloed van het Griekse denken. Deze praktische dienst van de profetessen vinden we dan ook terug in de Handelingen. Handelingen 21:8-9 En de volgende dag gingen wij vandaar en kwamen te Caesarea; en gekomen in het huis van Filippus, de evangelist, die behoorde tot de zeven, bleven wij bij hem. Deze had vier ongehuwde dochters, die profetessen waren. 1 Corinthe 11:5 Maar iedere vrouw, die blootshoofds bidt of profeteert, We bekijken nu echter de positie van man en vrouw zoals Christus die opnieuw heeft geïntroduceerd binnen een maatschappij waar de vrouw een achtergestelde plaats had. In Christus had zij reeds de volwaardige oorspronkelijke positie naast de man herkregen. Wel of niet trouwen Hier wordt het voordeel voor een man om ongetrouwd te zijn. Hij heeft de vrije hand om een openlijke dienst voor de Heer uit te oefenen. Hij wordt niet belemmerd door huwelijkse verplichtingen. Zal dat bij de vrouw anders liggen? 1 Corinthe 7:34 Zowel zij, die geen man meer heeft, als de jongedochter, wijdt haar zorgen aan de zaak des Heren, om heilig te zijn naar lichaam en geest. Maar zij, die getrouwd is, wijdt haar zorgen aan aardse zaken, om haar man te behagen. Zij (de vrouw) wijdt 'haar' zorgen aan de zaak van de Heer. Dit is precies hetzelfde als wat in vers 32 van de man gezegd wordt. Hier vind je dus weer een duidelijk bijbelse basis voor een voltijd dienst voor de Heer door de vrouw. Hoe dat nader uitgewerkt wordt, zowel voor de man als de vrouw wordt door Paulus op andere plaatsen verder uitgewerkt en komt hier dus niet ter sprake. Principieel is het feit dat hier dus geen onderscheid is. Als we het woordje ‘heilig’ hier niet in zijn letterlijke betekenis van ‘apart gezet’ zouden verstaan, maar zouden denken aan een soort ‘rein leven’, dan komen we met de uitleg echt in de knoop. Gehuwde vrouwen zouden dan dat doel van een rein leven dus blijkbaar niet kunnen verwerkelijken. Die betekenis ligt niet in het woord ‘heilig’ en vertroebelt het begrijpen van de werkelijke uitspraak hier. Een ongehuwde vrouw heeft de mogelijkheid om haar hele wezen (naar lichaam en geest) apart te zetten in de dienst voor de Heer. Blijkbaar was men er in die Oosterse maatschappij niet aan gewend om zo naar de ongehuwde vrouw te kijken en moest dat er dus apart bij vermeld worden. Helaas is het gros van de christelijke wereld hier nog steeds niet aan gewend ondanks dit soort heldere uitspraken van Paulus. Met wie zij wil. De vrouw heeft de vrije keuze om wel of niet te trouwen. Als ze wil trouwen heeft zijzelf ook nog de vrije keuze met wie ze dat wil. In onze westerse cultuur is het niet meer gebruikelijk dat de vrouw wordt uitgehuwelijkt. We worden er wel opnieuw weer mee geconfronteerd dankzij de multiculti maatschappij waar we nu in leven. Daarin herken je weer de gebruiken die ook destijds, toen Paulus dit schreef, gemeengoed waren. bijbels gezien staat de vrouw op gelijke voet met de man en kan dus ook op dit gebied haar eigen keuzes maken. 1 Corinthe 7:28 Maar ook wanneer gij trouwt, dan doet gij daarmede geen kwaad, en wanneer een jongedochter trouwt, dan doet ook zij daarmede geen kwaad. Iemand die gehuwd is kan ook wel degelijk in de dienst van de Heer staan, maar zal daarbij altijd rekening houden met zijn of haar partner. Ook daarin staan man en vrouw gelijk. Profetessen onder het nieuwe verbond Romeinen 9:4 immers, zij zijn Israëlieten, hunner is de aanneming tot zonen en de heerlijkheid en de verbonden en de wetgeving en de eredienst en de beloften; Het Nieuwe Verbond zal met het huis Israël en het huis van Juda gesloten worden. Het heeft geen enkele bijbelse grond om de namen van dit volk te vergeestelijken oftewel te veranderen. Jeremia 31:31 Zie, de dagen komen, luidt het woord van Yahweh, dat Ik met het huis van Israël en het huis van Juda een nieuw verbond sluiten zal. Paulus was, voordat aan hem het geheimenis van de nieuwe mens oftewel het lichaam van Christus (Ef. 2:15; 3:3) geopenbaard werd [red. – en ook daarna], een dienaar van dit Nieuwe Verbond voor de heidenen. Tot die heidenen behoorde ook de gemeente van Corinthe. 1 Corinthe 11:4 Iedere man, die bidt of profeteert met gedekt hoofd, doet zijn hoofd schande aan. Iedere man die … profeteert. Paulus behandelt hier niet de vraag of de man wel of niet in het openbaar kan of mag profeteren maar wel de vraag hoe dit gebeurt. Precies hetzelfde gebeurt er als Paulus in het volgende vers de vrouw ter sprake brengt. Exodus 34: 29-35 Toen Mozes van de berg Sinaï afdaalde, (de twee tafelen der getuigenis nu waren in de hand van Mozes, toen hij van de berg afdaalde) wist hij niet, dat de huid van zijn gelaat straalde, doordat hij met Hem gesproken had. Toen Aaron en al de Israëlieten Mozes zagen, zie, de huid van zijn gelaat straalde, en zij durfden hem niet naderen. Toen riep Mozes hen tot zich, en Aaron en al de vorsten in de vergadering keerden tot hem terug en Mozes sprak hen toe. Daarna naderden al de Israëlieten en hij gebood hun al wat Yahweh tot hem gesproken had op de berg Sinaï. Toen Mozes geëindigd had met hen te spreken, deed hij een doek voor zijn gelaat. Maar wanneer Mozes kwam voor het aangezicht van Yahweh, om met Hem te spreken, deed hij de doek af, totdat hij naar buiten ging; daarna ging hij naar buiten en zeide tot de Israëlieten wat geboden was. Wanneer de Israëlieten aan het gelaat van Mozes zagen, dat de huid van zijn gelaat straalde, deed Mozes de doek weer voor zijn gelaat, totdat hij naar binnen ging, om met Hem te spreken. Leest u er ook zo makkelijk overheen of valt het u wel op? Mozes sprak het volk toe zonder zijn hoofd te bedekken. Pas toen hij gestopt was met spreken deed hij een doek voor zijn gezicht. 2 Corinthe 3:16-18 maar telkens wanneer iemand zich tot de Here bekeerd heeft, wordt de bedekking weggenomen. De Here nu is de Geest; en waar de Geest des Heren is, is vrijheid. En wij allen, die met een aangezicht, waarop geen bedekking meer is, de heerlijkheid des Heren weerspiegelen, veranderen naar hetzelfde beeld van heerlijkheid tot heerlijkheid, immers door de Here, die Geest is. 1 Cor 10:32-11 Geeft noch aan Joden, noch aan Grieken, noch aan de gemeente Gods aanstoot; zoals ook ik allen in alles ter wille ben, niet om mijn eigen belang te zoeken, maar dat van zeer velen, opdat zij behouden worden. Wordt mijn navolgers, gelijk ook ik Christus navolg. Ik prijs het in u, dat gij in alles aan mij gedachtig blijft en aan de overleveringen zo vasthoudt, als ik ze u overgegeven heb. Paulus had hen dus al informatie overgeleverd over deze zaken waar hij nu in 1 Corinthe 11 verder op voortbouwt. De reden voor deze zaken was om geen aanstoot te geven met het doel om de mensen te winnen. Welke aanstoot kan er in haardracht en hoofdbedekking liggen? De joden onder het Oude Verbond droegen een hoofdbedekking in verband met de heerlijkheid van God. Het was gebruikelijk een gebedsmantel, een 'taliet', die vanaf het hoofd van de gelovige naar beneden hing. Onder het Nieuwe Verbond was die noodzaak totaal vervallen. Iedere vrouw die … profeteert. Nogmaals wijs ik erop dat deze zin in dit vers exact eender is als in het vorige vers in dit hoofdstuk. Daar ging het over de man. Hier gaat het over de vrouw. Ook hier gaat het niet over de vraag of de vrouw wel of niet in het openbaar profeteert maar hoe. Paulus gaat ervan uit dat vrouwen evenals de mannen in het openbaar profeteren. Het onderscheid dat nogal eens gemaakt wordt dat vrouwen alleen tijdens informele bijeenkomsten zouden mogen profeteren, terwijl de man het overal mag, vindt geen aansluiting in de Schrift. Mannen, we hebben een erepersoon naast ons!
1 Corinthe 11:7 de vrouw is de eer van de man. De vinger wordt hier echter niet op de vrouw gelegd maar op het denken van de man. Dat is dus een heel ander, wel heel praktisch, onderwerp. Nee, de vrouw wordt door Paulus gezien als de heerlijkheid waar de man alles voor zijn bevrediging in vindt. Zij is een eer voor haar man. Zo tekent Paulus het hier ook. Je kijkt naar je vrouw en zegt: ‘Dit is mijn kroon! Dit is mijn eer! Wow!’ En dat mag je ook best wel uitspreken! Zo kijkt de man naar zijn eigen vrouw en beslist niet naar elke vrouw (als het goed is). 1Co 11:15 indien een vrouw lang haar draagt, dit een eer voor haar is. Zondagmorgen stapten we onze gemeente binnen en kreeg Machtelt, mijn vrouw, een complimentje over haar kleren en haardracht. ‘Jij ziet er fris uit’, klonk het. Weet je, dan is mijn vrouw mijn kroon, mijn eer. Het gezag over de toehoorders Nu is vrijwel ieder er wel van overtuigd dat er een ongelijkheid is als een man het Woord van God, de bijbel, uitlegt. De toehoorders zijn dan onderworpen aan het gezag dat dit brengen van het woord met zich mee brengt. Dat is een ongelijkheid waar ieder mee vertrouwd is omdat men het gezag van het woord van God, de bijbel, erkent. Dat Woord wordt gebracht als het goed is. De stelling van Paulus is duidelijk: De man heeft de vrouw nodig. Hierin gaat Paulus terug naar de schepping. Wij gaan daarvoor ook even terug. Genesis 2:18 En de Here God zeide: Het is niet goed, dat de mens alleen zij. Ik zal hem een hulp maken, die bij hem past. Paulus gaat dus niet terug naar de vloek waar de begeerte van de vrouw naar de man uitgaat en de man over haar zal heersen. Zo pakt de traditionele interpretatie het wel op. Nee, in Gods schepping heeft de man de vrouw als hulp nodig. 1 Corinthe 11:10 Daarom moet de vrouw een macht op het hoofd hebben vanwege de engelen. Deze macht, of beter vertaald: Dit gezag rust op het hoofd van de vrouw. Waarom? ‘Daarom’, zegt Paulus. Hij kijkt dus terug naar de voorafgaande teksten. Omdat wij als man een helper nodig hebben, zoals we de Heer ook nodig hebben als Helper.
De macht is geen hoofdbedekking [Voor echte diepgravers wil ik even op een onderscheid wijzen. Bij het onderwerp "Hoofdbedekking" ging het om iets dat "over, langs" (‘kata’) het hoofd hangt. Bij dit onderwerp gaat het om iets dat "op" (‘epi’) het hoofd rust.] Wat moeten we ons voorstellen bij 'gezag op het hoofd'? Er staat in het Grieks: "exousia epi". Waar wordt deze combinatie verder nog zo gebruikt en welke betekenis heeft het dan? Dit plaatst direct man en vrouw weer op de basis van gelijkwaardigheid. Het gezag geldt uitsluitend in relatie tot het brengen van de boodschap. Dat gezag was al vanzelfsprekend als de man de boodschap bracht. Maar in Christus is noch mannelijk noch vrouwelijk (Galaten 3: 27). 1 Corinthe 11: 12 Want gelijk de vrouw uit de man is, zo is ook de man door de vrouw; alles is echter uit God.
Zwijgende broeders en zusters De vraag is: Wanneer spreken mannen en vrouwen en wanneer zwijgen ze? Paulus pakt hier het probleem van oproer of tumult in de openbare samenkomsten aan. Dat moest ten allen tijde voorkomen worden. En dan komt hij met zijn wereldberoemde uitspraak. 1 Corinthe 14:34b moeten de vrouwen in de gemeenten zwijgen; want het is haar niet vergund te spreken, Deze tekst wordt nogal eens redelijk letterlijk opgevat in de zin dat de vrouw nooit iets mag zeggen. ‘Redelijk’ letterlijk omdat ze altijd nog 'amen' mogen zeggen of mee mogen zingen. Het lijk wel alsof de broeders bij het instemmen met hun woorden een oogje toedoen bij hun wettische opvattingen over dit onderwerp. Consequent doorgevoerd wordt deze traditionele opvatting nooit. Welke grond zou ze dan hebben om iets te zeggen om haar drukke kind rustig te krijgen? Handelingen 12:17 En hij wenkte met zijn hand, dat zij zwijgen moesten, en verhaalde hun, hoe de Here hem uit de gevangenis had geleid en hij zeide: Bericht dit aan Jacobus en de broeders. En hij vertrok en reisde naar een andere plaats. De opdracht hier is exact dezelfde, alleen zijn dan de broeders er ook inbegrepen. Ze moesten zwijgen want Petrus had iets te zeggen. Later moesten ze wel het bericht doorgeven aan Jacobus en de broeders. Is dit een algeheel zwijggebod voor zowel de broeders als de zusters? Dan was er van die berichtgeving weinig terecht gekomen. Het zwijgen was beperkt tot een bepaalde situatie. Handelingen 15:12 En de gehele vergadering werd stil en zij hoorden Barnabas en Paulus verhalen wat al tekenen en wonderen God door hen onder de heidenen gedaan had. Hier zweeg de hele vergadering omdat Paulus en Barnabas spraken maar in het volgende vers zwegen Paulus en Barnabas en nam Jacobus het woord. In de uitdrukking "uitgesproken" zit ook weer dit woord "zwijgen" dat in 1 Corinthe 14 voor de zusters gebruikt wordt. Eerst zwijgt de hele vergadering en spreken Barnabas en Paulus. Daarna zwijgen Barnabas en Paulus en spreekt Jacobus. Het zwijgen blijft dus beperkt tot een bepaalde situatie. Een beperkte situatie. Zo is het ook bij de zusters in Corinthe. Als er tumult door hun spreken in de samenkomsten ontstaat moeten ze zwijgen. Mattheüs 22:12 En hij zeide tot hem: Vriend, hoe zijt gij hier gekomen zonder bruiloftskleed? En hij verstomde. Dit woord zou de traditionele interpretatie dus invoegen in Paulus betoog aan de vrouw. Hun mond wordt dan gesnoerd. Maar Paulus gebruikt dit woord hier niet en zo horen we het dus ook niet te lezen. Temidden van tumult vraagt Paulus de vrouwen om vrijwillig te zwijgen. Paulus schreef dat de vrouw niet moest 'Laleo'. "Laleo' kan betekenen dat je iets belangrijks zegt, maar naast de 29 andere woorden is dit het enige woord dat gewoon 'praten' in de betekenis van een kletspraatje kan betekenen. Als iemand in het Grieks zou willen zeggen: "Niet praten tijdens het bidden of tijdens de toespraak," dan is "Laleo" de enige mogelijkheid in het Grieks. Aangezien Paulus bezig was wanorde, tumult, tijdens de samenkomsten aan te pakken spreekt hij hier de vrouwen aan om niet door de samenkomst heen te praten. Elkaar onderdanig zijn Een probleem waar we nu echter op stuiten is dat met bepaalde woorden een compleet andere lading heeft gegeven dan die het in het Nieuw Testamentisch Grieks had. Dat zullen we dus opnieuw onder de loep moeten nemen. Elkaar onderdanig zijn zou volgens zo’n opvatting dan inhouden dat ieder elkaars heerser is, wat een behoorlijk verwarrend beeld oplevert. Nee, vers 21 laat een totaal ander beeld zien. Paulus gebruikt hier het woord 'Hupotasso'. Hij gebruikt het hier niet in zijn actieve vorm. Die vorm wordt gebruikt voor een overwinnaar in de betekenis van 'onderwerpen'. Nee, Paulus roept de mannen hier niet op hun vrouwen te onderwerpen. Paulus gebruikt hier de gebiedende wijs in de medium vorm. Het is dus een oproep je toe te wijden aan de nood van de ander, om ondersteunend te zijn. Zo werden in het Grieks ook de manschappen van het leger opgeroepen om ondersteunend te zijn aan elkaar. ‘Elkaars lasten dragen’ is een soortgelijke oproep. Paulus riep dus iedereen in de Gemeente op om elkaar te ondersteunen en de vrouw, die door God als helper aan de man gegeven is, riep Paulus dan nog eens apart op die man te ondersteunen. Enkele tekstplaatsen met dit werkwoord: Enkele tekstplaatsen met dit werkwoord: De man is het hoofd Efeze 5:23 want de man is het hoofd van zijn vrouw, evenals Christus het hoofd is zijner gemeente; Hij is het, die zijn lichaam in stand houdt.
Beetje dollen Bij de vertalers van de Septuaginth vinden we een zeer grote nauwgezetheid op dit punt. Als 'rosh' betekende het letterlijke hoofd, werd er 'kephale' vertaald. Ook als het degene betekende die voorop in de strijd ging, dan werd het ‘kephale’. Ging het echter over het hoofd als de leider dan kozen ze voor 'arche'. Wow! Er is in het Grieks een heel helder onderscheid. De baas of leider was ‘arche’. Het letterlijk hoofd of de voorloper was ‘kephale’. Laat dat nou ook precies zijn wat de Griekse filosofen leerden. Er zijn namelijk vrijwel identieke teksten aan Efeze 5:23 van Griekse filosofen, waar staat dat de man de ‘arche’ is van de vrouw. In die Griekse wereld leefde Paulus. Voor hem moeten die twee verschillende woorden ook heel vertrouwd geweest zijn. Nou blijkt Paulus niet met die filosofen mee te zijn gegaan en toch een soortgelijke uitspraak te hebben gedaan. Namelijk bovenstaande tekst. Het kan dus niet anders dan dat hij zich verweerde tegen deze onjuiste voorstelling. Hij gebruikt het woord ‘kephale’. Dit woord heeft het begrip "Het ontstaan" of "Het beginsel" in zich. Wij kennen het als een voorvoegsel in woorden als: archeologie, archetype, de archieven. Allemaal zaken die op het oude, het origineel, terugslaan. Op dezelfde wijze gebruiken we het voorvoegsel 'hoofd' in de hoofdbronnen (van de rivieren). Dit woord heeft ook 'de eerste in rang' in zich. Dit alles heeft het andere woord "Kephale", dat in Efeze 5 gebruikt wordt, helemaal niet. Zo komen we het tegen in 'Aartsengel (Archangel), aartsbisschop en aartsvijand. Dat geeft dus de leider van een team aan. Dit begrip van "Hoofd" wordt hier dus helemaal niet ingevoerd door Paulus en wordt vanuit de christelijke traditie hier dan ook ten onrechte ingebracht. In het volgende hoofdstuk gaan we op Christus in die hier het voorbeeld is. Hij is de ware Redder. Maar ook de man is degene die zijn nek uitsteekt voor zijn vrouw. Dat drukt dat woord ‘kephale’ letterlijk uit. Zijn wij mannen misschien bang om die plaats van ‘kephale’ in te nemen en kiezen we daarom maar voor het ereplaatsje als ‘arche’? Het spijt me mannen. Dat staat er niet en waar Paulus bewust tegen de stroom van de destijds populaire cultuur in dit woord kiest zullen ook wij Gods genade mogen laten werken door een ‘kephale hoofd’ voor onze vrouw te zijn. Christus is het Hoofd Efeze 5:23 want de man is het hoofd van zijn vrouw, evenals Christus het hoofd is zijner gemeente; Hij is het, die zijn lichaam in stand houdt. Christus gaf Zichzelf over voor de gemeente, zelfs tot in de dood. Het hele denkbeeld van heerschappij is zelfs in tegenspraak met Christus eigen onderwijs. Hier had je dus wel het Griekse woord ‘archein’ in de betekenis van hoofden van het volk. Markus 10:43 Zo is het echter onder u niet. ‘Nou’, zegt Christus, ‘zo moet het onder jullie niet zijn’. Als Paulus dan spreekt over het hoofd zijn in Efeze 5, zou hij dan deze les van Christus vergeten zijn? Nee, hij gebruikt bewust dat andere woord voor ‘hoofd’. Markus 10:44-45 Maar wie groot wil worden onder u, zal uw dienaar zijn; en wie onder u de eerste wil zijn, zal aller slaaf zijn. Want ook de Zoon des mensen is niet gekomen om Zich te laten dienen, maar om te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor velen. Tegenover het hoofdschap (arche) in de wereld tekent Christus hier de kenmerken van Zijn hoofdschap (kephale). Christus doel was niet om de baas te zijn over de gemeente, maar om haar te heiligen en te reinigen. In die zin is de man het hoofd van de vrouw, niet om over haar te heersen, maar om haar lief te hebben en te dienen. We zetten de 6 maal 'kephale' in deze brieven nog eens op de rit: De start van dit onderwerp in deze brieven komt openbaar in een afgeleide uitdrukking. Romeinen 13:9 Want de geboden: gij zult niet echtbreken, gij zult niet doodslaan, gij zult niet stelen, gij zult niet begeren en welk ander gebod er ook zij, worden samengevat in dit woord: gij zult uw naaste liefhebben als uzelf. Alle geboden worden gehoofd, of worden samengevat in dat ene woord. Voert het gebod "Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf" de heerschappij over alle andere geboden? Nee, de andere geboden worden er wel in samengebald, oftewel het vindt daar wel zijn vervulling, zijn completering in. Diezelfde gedachte is ook in de huishouding van de volheid der tijden toe te passen op Christus. Efeze 1:23 die zijn lichaam is, vervuld met Hem, die alles in allen volmaakt. Letterlijk kan je dus zeggen dat het Lichaam van Christus de volheid van Hem is, die op Zijn beurt weer alles in allen vervult. Je kan dus zeggen: De Christus, dat is het Lichaam plus het Hoofd, oftewel de Gemeente en Christus. Kolossensen 1:18 en Hij is het hoofd van het lichaam, de gemeente. Hij is het begin, de eerstgeborene uit de doden, zodat Hij onder alles de eerste geworden is. Hier vinden we het begrip "Hoofd" direct door Paulus uitgelegd. Het is niet de kapitein of officier die de orders uitdeelt. Om in het beeld van het leger te blijven, het zijn de stoottroepen die als eerste de weg gebaand hebben: Eerstgeborene uit de doden, onder alles de eerste. Ef. 5:23 Hij is het, die zijn lichaam in stand houdt Letterlijk staat er: Hij is de redder van het lichaam. Dit kan geen enkele man van zijn eigen lichaam of van zijn vrouw zeggen. Hij is niet de redder van zijn vrouw of van zijn eigen lichaam. Christus is wel de Redder van de Gemeente en een zwakke afschaduwing daarvan zien we in de verhouding man/vrouw. Je vrouw liefhebben Maar wat betekent het ‘hoofd zijn’ nu in de praktijk? De man zet zich in voor zijn vrouw als haar hoofd. Hoe hij dit doet komt tot uitdrukking in de woorden "heb je vrouw lief". Efeze 5:25 Mannen, hebt uw vrouw lief, evenals Christus zijn gemeente heeft liefgehad en Zich voor haar overgegeven heeft, ‘Nou zeker heb ik mijn vrouw lief’, denk je misschien en je denkt aan je trouw die je nu al tientallen jaren haar bewezen hebt. Je bent nog geen één keer vreemd gegaan. Is dat de liefde die hier bedoeld wordt? Staat in die bovenstaande voorbeelden van liefde jijzelf niet eigenlijk centraal? We moeten maar eens kijken welk woord voor liefde hier nu eigenlijk gebruikt wordt.
Welke liefde kenmerkt het hoofd? De weegschaal in Efeze 5 hangt dus gelijk. De vrouw 'hupotassomai' (onderdanig zijn) haar man en de man 'agapao' (onvoorwaardelijk liefhebben) zijn echtgenote. Efeze 5:26–33 om haar te heiligen, haar reinigende door het waterbad met het woord, en zo zelf de gemeente voor Zich te plaatsen, stralend, zonder vlek of rimpel of iets dergelijks, zo dat zij heilig is en onbesmet. Zo zijn ook de mannen verplicht hun vrouw lief te hebben als hun eigen lichaam. Wie zijn eigen vrouw liefheeft, heeft zichzelf lief; want niemand haat ooit zijn eigen vlees, maar hij voedt het en koestert het zoals Christus de gemeente, omdat wij leden zijn van zijn lichaam. Daarom zal een man zijn vader en zijn moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen, en die twee zullen tot een vlees zijn … Intussen ook gij, laat ieder voor zich zijn eigen vrouw zo liefhebben als zichzelf en de vrouw moet ontzag hebben voor haar man. "Ondersteunt elkaar in de vreze van Christus. Vrouwen, ondersteunt uw mannen, als aan de Heer, want de man is hoofd van de vrouw - d.w.z. gaat voor haar uit - op dezelfde manier als Christus het hoofd is van de gemeente door Redder van het lichaam te zijn. Maar, evenals de gemeente Christus ondersteunt, laten de vrouwen ook zo hun echtgenoten in alles ondersteunen. Mannen, geef gehoor aan de noden van jullie echtgenotes zoals Christus gedaan heeft voor de gemeente en zichzelf helemaal voor haar gaf om haar te heiligen, haar reinigend door het waterbad met het woord, opdat Hij de gemeente in alle heerlijkheid, zonder smet vlek of rimpel, of iets dergelijk aan zichzelf kan voorstellen, zodat ze heilig en onberispelijk zou zijn. De mannen horen net zo gehoor te geven aan de noden van hun vrouwen als dat ze 't aan hun eigen lichaam doen. Hij die reageert op de noden van zijn eigen vrouw reageert op zijn eigen noden. Want geen enkele man heeft een hekel aan zijn eigen vlees, maar voedt het en koestert het, zoals Christus de gemeente, omdat we leden van Zijn lichaam zijn. Om deze reden zal een man zijn vader en moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen en die twee zullen één worden. Dit geheim is groot maar ik zeg het met betrekking op Christus en de gemeente. Laat echter iedereen van jullie reageren op de noden van zijn vrouw als op zijn eigen nood en laat de vrouw erop letten dat ze haar echtgenoot respecteert." Een revolutionaire boodschap "De moed van de man vind je terug in zijn bevelen, de moed van de vrouw in haar gehoorzaamheid." Let wel! Paulus sanctioneert deze traditionele inkleuring absoluut niet. Hij weerlegt dit denken juist om een huwelijk te tekenen waar de vrouw op het welzijn van de man gericht is en de man op het welzijn van de vrouw. Man en vrouw, een eenheid Efeze 5:32 Dit geheimenis is groot, doch ik spreek met het oog op Christus en op de gemeente. Het hoofd steekt als eerste zijn nek uit in de strijd. De vrouw is onderdanig door in dezelfde strijd met hem in formatie te staan, dezelfde risico's delend, dezelfde opdrachten gehoorzamend. Dat is de les over 'kephale' vanuit het militaire apparaat. Ik heb hier bewust voor de Staten vertaling gekozen. De Gemeente is namelijk de volheid van Christus. Zo staat het hier. Dat deze uitdrukking absoluut met het geheimenis verband houdt blijkt wel uit het feit dat die totaal niet voorkomt in de vroege brieven. Er is hier sprake van een wederkerig proces. De Gemeente is de volheid van Christus en Hij is weer Degene die alles in allen vervult. Je kan dus stellen dat de volheid van het Hoofd het Lichaam is, waar de volheid van het Lichaam het Hoofd is. Een geweldige eenheid die hier binnen het geheimenis van Christus en de Gemeente getekend wordt. De plaats die Christus in Gods plan inneemt is dus de plaats die de Gemeente dankzij het Hoofd zijn van Christus ook inneemt volgens Gods plan. Inderdaad Christus heeft als Hoofd Zijn nek uitgestoken om de Gemeente haar plaats te laten innemen. Spreekt dit plaatje niet prachtig van de eenheid tussen man en vrouw? Dat geheimenis kaatst Paulus terug naar de man/vrouw verhouding in Efeze 5. Een man die zijn vrouw op een ondergeschikte plek houdt voldoet niet aan dit plaatje van het Hoofd, dat Christus ons voorhoudt. De vrouw wordt door de man op gelijk niveau geplaatst. Juist daartoe is de man het hoofd. Geen strijd "Twist" in combinatie met 'toorn' tekent de gezindheid die Paulus hier aanpakt. Zaken die nog altijd strijd veroorzaken onder de gelovigen. De les die Paulus hier dus wil geven kunnen ook wij nog altijd ter harte nemen. Opvallend is dat als je hier Paulus opmerking over de mannen leest en je pakt de vele bijbeluitleggingen erbij, de meeste leraars wijzen op het feit dat het hier niet om een voorschrift gaat in welke uiterlijke houding de mannen moeten bidden. Zo’n voorschrift zou ook totaal niet in overeenstemming zijn met de huishouding van genade waar we nu in geplaatst zijn. Iedere leraar wijst hier bij de mannen op de gezindheid die je bij deze mannen aantreft. Nu, de vrouwen. De gelovigen vereren God in een houding van achting of respect. De kleding van de vrouw moet dus geen strijd veroorzaken maar achting of respect opleveren. Dat is waar het woord "zedig" op slaat. Het woord dat met "ingetogen" vertaald is heeft toch wel een iets andere betekenis. Het heeft alles met "gezond verstand" te maken, wat wel blijkt uit de volgende tekst met exact hetzelfde woord. Handelingen 26:25 Maar Paulus zeide: Hoogedele Festus, ik spreek geen wartaal, maar nuchtere waarheid. Het draait hier bij de vrouwen dus net zo sterk om verstandig handelen als dat je bij de oudsten leest dat ze bezadigd of nuchter horen te zijn. Ook dan draait het niet om een halfzachte houding van oudjes, maar om verstandig gedrag. Paulus verbindt de gezindheid van de man met de gezindheid van de vrouw via dit woordje ‘evenzo’. Apart dat de meeste leraren dit niet opvalt en bij de vrouw wel een voorschrift lezen voor de uiterlijke zaken. Zou zo’n voorschrift voor de vrouw hier nu niet plotseling botsen met het hele karakter van de huishouding van genade? Hier wordt toch wel direct in de vertaling al duidelijk waar het om draait. In onze tekst betekent het dus ook dat de vrouw in haar kleding respect afdwingt en met verstand handelt. Daarbij vraagt Paulus de vrouw dat ze in haar keuze voor "waardige kleding" kiest, oftewel kleding die helemaal op orde is. Dus, hoe brengt de vrouw de finishing touch op hun kleding aan? Verstandig, zodat het respect opeist. Die orde in de kleding is Paulus ernst, vandaar dat hij het woord tot twee keer toe laat terugkomen in wat in de NBG vertaald is met "sieren" en 'waardige'. Daar moet ze verstandig mee omgaan. Onderwijs aan de vrouw 1 Timotheus 2:9 Evenzo, dat de vrouwen zich sieren met waardige klederdracht, zedig en ingetogen, niet met haarvlechten en goud of paarlen en kostbare kleding, Het onderwerp dat Paulus hier aansnijdt is niet zozeer het onderwerp van uiterlijkheden. Het gaat om de orde en rust in het plaatselijk samenkomen. Dat blijkt uit het voorgaande vers over de man, waar Paulus spreekt over twist en toorn. De vrouw moet haar kleding niet op orde brengen door vlechtwerk van goud, parels of dure kleren. Het woordje dat in de NBG door "MET" vertaald is en die ik vertaal met "DOOR" is het Griekse woord "EN". Letterlijk vertaald is dat: "rusten in". In het voorgaande gedeelte van de tekst wordt al duidelijk dat de vrouw juist alles er aan mag doen om er goed verzorgd uit te zien. Ze zal daarbij verstandig te werk gaan. Maar, zegt Paulus, dat zit hem dan niet in het je "behangen" (zoals wij het zouden zeggen) met goud, parels of dure kleren. Dat Paulus het hier niet heeft over haarvlechten maar over het vlechtwerk, oftewel het behangen met allerlei duur materiaal, wordt duidelijk als we dit woord aan een nader onderzoek onderwerpen. Het draaide bij Paulus erom dat de zusters verstandig omgingen met hun uiterlijk zodat het geen onderwerp van strijd zou worden. Zorg ervoor dat je er goed verzorgd bijloopt zonder je te behangen met goud, e.d. was zijn advies. Waar stuiten we dan op? Allemaal zaken die heel erg duur waren. In onze moderne tijd is het niet zo'n groot probleem om naar een juwelier te gaan om parels te kopen. We moeten het echter in het licht van die tijd zien dat, bijvoorbeeld, iemand alles wat hij had moest verkopen om die ene parel te kunnen kopen. Mattheus 13:46 Toen hij een kostbare parel gevonden had, ging hij heen en verkocht al wat hij had, en kocht die. In onze huidige cultuur kan je het tegenkomen dat een zuster, gekleed in een vrij prijzige bontmantel, vanuit haar traditionele opvattingen iemand, die een juwelierszaak beheert, denkt te moeten vermanen omdat zoiets verboden zou zijn. Zo'n persoon heeft de hele boodschap die Paulus hier doorgeeft totaal niet begrepen. Het allermooiste aan een vrouw is uiteindelijk niet de buitenkant, zoals uit het volgende vers blijkt. Onze koningin is aan haar stand een bepaalde kledinglijn verplicht. Maar Beatrix kreeg haar bijnaam niet door de kleding. Zij heet de lachende koningin. Je zou het alweer niet zomaar op het eerste gezicht zeggen, maar hier geeft Paulus de traditionele gedachtegang een revolutionaire klap. Letterlijk zegt hij namelijk.: "Laat vrouw leren in rust". De oproep is in het algemeen: Laat hen in rust onderwijs volgen. Dat was niet gebruikelijk. De neiging was dus ook om in te grijpen als het wel gebeurde. Zowel in de joodse als de Griekse cultuur was het enige onderwijs dat aan vrouwen gegeven werd het huishouden. Al het andere leek wel opstand tegen de traditionele opvatting. "Leren in rust". In 1 Timotheus 2:2 spreekt Paulus dat we onder koningen en hooggeplaatsten een 'stil' leven mogen hebben. Dat is hetzelfde woord. Dit is geen leven waar niets gezegd wordt, maar waar juist de volle vrijheid is om de boodschap uit te dragen. Met die rust gaat het dus niet om een stilzwijgen maar om een klimaat van vrede. In Handelingen 22 werd het rustig, vredig, in de zaal, waardoor Paulus zijn betoog kon geven. In Thessalonica worden ook de broeders opgeroepen om rustig te zijn. Dat houdt in een houding van vrede door gewoon hun werk te blijven doen. Dat zegt niets over een verder leven van stilzwijgen van deze broeders. Een uitspraak van een joodse wijze uit die tijd: "Iemand die teveel tijd besteedt aan het onderwijs van vrouwen zal de Gehenna beërven." Paulus kon dus beschuldigd worden dat hij de huwelijken op de klippen dreef. Wat binnen die cultuur bekend was als geloofsonderwijs aan de vrouwen was de voorbereiding tot tempelprostitutie. Daar kon Paulus dus ook heel goed van beschuldigd worden. In dit licht bezien wordt Paulus onderwijs over de kleding van de vrouw in de 2 voorafgaande verzen heel duidelijk. Paulus boort daarmee, als het ware, deze felle beschuldiging bij voorbaat de grond in. Leren en domineren Het onderwijs geven en het heersen over de man, oftewel domineren, worden hier in één adem genoemd. Het gaat hier om het geheel van die beide zaken. Je kan dus niet het eerste "het onderwijs geven" er uit isoleren. Maar gaan we naar de traditionele opvatting over deze uitspraak van Paulus komen we dat isolement gelijk weer tegen.
Godsdienstige dictators Helaas is deze duidelijke aansporing van Paulus hier niet echt goed opgepikt in de christenheid en heb je inmiddels de leer van diverse grote kerkvorsten, die met hand en tand verdedigd worden. Altijd blijft dat het enige gezag wat geldt het gezag van de bijbel zelf is. Daarom moedig ik ook telkens een ieder aan om na te gaan of het klopt met de bijbel zelf. Op ieder die de bijbel doorgeeft rust gezag. Dat is het gezag van het Woord dat de boodschapper doorgeeft. Daarom worden de engelen, oftewel de boodschappers in de Corinthebrief erbij betrokken. Het woord dat Paulus in 1 Timotheüs gebruikt, is echter een veel sterkere uitdrukking. Hier gaat het om dictatoriale macht, oftewel om het domineren van andere mensen. Het domineren staat in dit vers tegenover de rust of vrede, die Paulus in het voorgaande vers als de belangrijke basis voor ’t ontvangen van onderwijs noemt. Opnieuw geeft Paulus dus aan dat onderwijs moet geschieden in de houding van rust of vrede. Paulus argumenten voor onderwijs aan de vrouw In tegenstelling tot wat de traditionele visie ons probeert wijs te maken, pakt Paulus in deze verzen 13 t/m 15 een argument uit de scheppingsgeschiedenis op om aan te tonen waarom de vrouw nu ook in allen rust onderwijs mag genieten. Paulus zet hier meerdere fouten binnen de traditionele opvatting recht. Fouten die gestoeld zijn op het Gnostische denken. Dat het aardse door en door zondig is en dat het geestelijke toppunt bereikt wordt door af te staan van het aardse is kenmerkend voor het gnostische denken. Ook dit wordt door Paulus helemaal onderuit gehaald, doordat de redding afhankelijk wordt gesteld van het aardse baren. Paulus bouwt zijn betoog in deze verzen op uit drie statements:
Geen superioriteitsvraagstuk maar het schuldvraagstuk De schuldvraag wordt namelijk besproken. De schuld komt in het volgende vers namelijk helemaal op Adams schouders. De traditionele opvatting dat Adam superieur is omdat hij eerst geformeerd is wordt door Paulus dus volkomen genegeerd om in plaats daarvan de schuld van Adam te bespreken. Adam is niet verleid of bedrogen, zegt Paulus. De traditionele opvatting dat de vrouw de man verleid heeft, wordt door Paulus regelrecht tegengesproken. Bij Adam is sprake van een bewuste stap, oftewel zonde. De lijn die Paulus uitzet van het scheppingsverhaal moeten we hier voortzetten om er uit te komen. De vrouw is in overtreding gevallen, gered wordend door het middel van baren. Wat was Gods antwoord binnen het scheppingsverhaal aan de vrouw na de val? Voor de Gnostici bestaat er niet zoiets als dat er iets geestelijk kan voortkomen uit het lichaam van de mens. Toch is dat juist 'het middel' dat God aanwijst ter redding. We moeten de sprong van het enkelvoud naar het meervoud in deze tekst van Paulus goed onderscheiden. Het middel is enkelvoud: de vrouw. De voorwaarde is echter meervoudig: Geloof, liefde en heiliging met gezond verstand. Opnieuw kies ik hier dus weer voor de letterlijke weergave van "gezond verstand" in plaats van de parafrase die de NBG vertaling hanteert "ingetogenheid". Efeze 2:8-9 Want door genade zijt gij behouden, door het geloof, en dat niet uit uzelf: het is een gave van God; niet uit werken, opdat niemand roeme. Deze unieke positie van de vrouw hanteert Paulus hier als argument waarom de vrouw nu binnen de gemeente een gelijke positie inneemt en zij dus ook in alle rust onderwijs kan genieten. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||