Babylon,
een geheimenis
"Ga uit van haar, Mijn volk" (Op.18:4).
Overgenomen van: Verborgen Manna
INLEIDING
Opmerking vooraf: behalve het laatste hoofdstuk is dit een vertaling van "Mystery Babylon" van G.Hawtin.
Er wordt in de bijbel op veel plaatsen gesproken over geheimenissen (mysteries, verborgenheden). We lezen van het geheimenis van godsvrucht, van het geheimenis van wetteloosheid, van de geheimenissen van het Koninkrijk Gods en nog vele andere. Ze worden zo genoemd, omdat het natuurlijke denken de werking ervan niet kan begrijpen. Dat kan alleen door openbaring van de Heilige Geest. Het is de bedoeling om het geheimenis Babylon te bespreken. En om wat vertrouwd te raken met het begrip geheimenis, gaan we er eerst een paar andere noemen.
Wat is bijvoorbeeld het geheimenis van godsvrucht? Hoe kan iemand zo vastberaden jagen naar dat ene onzichtbare doel om de Heer te kennen en de kracht van opstanding? Het brengt immers vervolging, eenzaamheid en soms zelfs verlies van familie en vrienden. Hoe komt het, dat iemand een kruis kan accepteren en smaad kan verdragen, de gevangenis in kan gaan, vervolging gering kan achten, zijn eigen leven niet telt als het maar winst voor Christus betekent? Dat is toch een onverklaarbaar mysterie? Ja, "groot is het geheimenis van godsvrucht" (1Tim.3:16).
Wetteloosheid is net zo min te verklaren. Het zit in het hart van de mens sinds de zondeval. Waarom doodde Kaïn zijn broer? Waarom bespotte Ismaël Isaäk? Waarom werd Jozef door zijn broers gehaat? Waarom werden de profeten gedood, Jezus gekruisigd, gelovigen gemarteld of vermoord? Wat is het toch, dat jongens ertoe zet vogelnesten te vernielen, ruiten van leegstaande huizen in te gooien, lak van een nieuwe auto te bekrassen? Niemand weet het waarom of het waartoe. Hoe vaak wordt in de rechtbank gevraagd naar het waarom van een zinloze daad en is het antwoord: "Ik weet het niet"? En dat is waar! Want de werking van wetteloosheid is niet uit te leggen (2Thes.2:7).
Toen Johannes als balling op Patmos was, toonde God hem wat in de eindtijd zou gebeuren. Eerst zag hij de Christus die stond in volle heerlijkheid tussen zeven kandelaren (Op.1:9-20). Daarna werd hij geconfronteerd met een door en door verdorven vrouw, een "geheimenis, het grote Babylon, moeder van de hoeren en van de gruwelen van de aarde"(Op.17:5). Hij was verbijsterd! Wat is dit voor een geheimenis?
DE GESCHIEDENIS VAN BABEL
Nu Babel. In Genesis 11:1-9 lezen we men op aarde nog één van taal was. Toen trokken er mensen oostwaarts en vestigden zich in Sinear aan de Eufraat. Dat is hetzelfde gebied waar Ur ligt, de stad waar Abraham werd uitgeroepen (Gen.11:31). Veel later zouden er machtige koningen als Nebukadnezar, Cyrus en Darius regeren. En eeuwen daarvoor had Adam er geleefd in het paradijs. Sinear was dus een heel bijzonder gebied.
Ze besloten er een stad te bouwen met een toren die tot in de hemel zou reiken. Met wat een ijver begonnen ze te werken en kwam het centimeter voor centimeter van der grond. Maar arme mensen! Met leem, een troffel en bakstenen kom je toch niet in hemelse sferen. Dat kan alleen door te geloven en geleid te worden door Gods Geest. "Toen daalde de Heer af om te kijken naar de stad en de toren die de mensen aan het bouwen waren" (Gen.11:5).
Natuurlijk wist God, dat dit alles de voorbode was van talloze soortgelijke pogingen door de eeuwen heen. Niet alleen met leem en stenen, maar met talloze middelen van eigen gerechtigheid zou de mens proberen, de kloof tussen hemzelf en God te overbruggen in eigen kracht. God daalde dus neer om het werk te bekijken en wat Hij zag mishaagde Hem zeer. Daarom verwarde Hij hun spraak. De gevolgen waren ontzettend. Niemand die de ander nog begreep! Wat een chaos! "Zo verstrooide de Heer hen over de hele aarde en ze staakten de bouw van de stad" (Gen.11:8). God zelf gaf de stad een naam: Babel (=verwarring). Die naam zou de verwarring typeren, die tot op de dag van vandaag voort duurt waar men zelf eenheid tot stand wil brengen en een brug tot God wil slaan met menselijke inspanning.
In Genesis 11 ligt dus het begin van het grote geheimenis Babylon. Ze zou haar werk doen in iedere generatie, zich aldoor bedrinkend aan het bloed van de heiligen. Religieus zou ze altijd zijn en bezig met iets zichtbaars en tastbaars. Het resultaat wordt echter altijd verwarring, elkaar niet begrijpen.
DE ZONDE VAN ACHAN
Na veertig jaar in de woestijn te hebben rondgezworven, kon Israël eindelijk de Jordaan oversteken om in het beloofde land te komen. In plaats van het manna in de woestijn werd nu ongekende overvloed hun deel. Ze kregen vanaf toen ook een nieuwe aanvoerder: de vorst van de hemelse legermachten (Joz.5:14). De aanwijzingen hoe Jericho ingenomen moest worden, waren eenvoudig genoeg en zonder het verlies van één man viel de stad in handen van Israël. Groot was de vreugde over de triomf en vol vertrouwen werd er daarna maar een klein leger uitgezonden om het stadje Ai te veroveren (Joz.7). De overwinningsroes was maar van korte duur: de mannen van Ai deden een uitval, versloegen de belegeraars en doodden daarbij zelfs zesendertig Israëlieten.
Toen kwam de stem van God tot Jozua: "Israël heeft gezondigd en kan daarom niet standhouden tegen de vijand". Door het lot werd de schuldige aangewezen: Achan. "Mijn zoon", zei Jozua hem, "geef toch eer aan de Heer en doe voor Hem belijdenis, vertel me toch wat je gedaan hebt". Achan antwoordde: "Ja, ik heb gezondigd, want ik zag bij de buit een mooie mantel van Sinear, en tweehonderd sikkelen zilver, en een staaf goud van vijftig sikkelen gewicht, en uit begeerte heb ik ze meegenomen. Het is in mijn tent in de grond verborgen".
Al meteen was er bij het ingaan van Kanaän de werking van het geheimenis Babylon. Een mooie Babylonische mantel was de oorzaak van alle ellende. Bovendien was er goud en zilver in de "aarde" gestopt. Wat Achan gedaan had was God een gruwel!
Ik wil u eens vragen of u dit herkent. Als God een werk begint en overwinning, eenheid en vreugde geeft, zijn er altijd wel anderen als de kippen bij om voor zichzelf een "mantel" te begeren. Niemand heeft recht op zo iets, want alle eer komt God toe. Gestolen mantels zijn de oorzaak van de enorme verwarring in kerken en gemeenten. De spraakverwarring is universeel. Het is Babylon, dat christen van christen doet vervreemden en ware eenheid vernielt. Dat gebeurde al tijdens het leven van de apostelen. In Corinthe zeiden gelovigen, dat ze van Paulus waren, of van Apollos, Cephas, Christus. De mysterieuze hoer deed toen al haar misleidende werk.
Babel reikt verder dan alleen sekten of kerken. Het schijnt in ieders denken te zitten. Babel is als een inktvis met grijparmen, die alle richtingen uit kunnen. Als ze u niet grijpen kan met de ene arm, doet zij het met een andere. Babel is als een geest die, als hij is uitgedreven, terugkomt met zeven sterkere demonen. U hoeft niet uit te zien naar de geest van Babel in één of ander groot kerkgenootschap of kleine groep. Als u onbevooroordeeld durft zien in uw eigen leven, zult u Babel dáár ontdekken. Het geheimenis zit op het voorhoofd! In ons denken!
Als iemand Jezus volgt en blijft wandelen in Zijn waarheid, zal het niet lang duren, of hij komt in conflict met medechristenen. Vanaf de moord op Abel tot op heden is het zo geweest. Profeten, apostelen en kerkhervormers hebben het ondervonden. U kunt niet met God wandelen én met de religieuze mens. Onmogelijk! Toen de walvis Jona niet in zich kon opnemen, braakte ze hem uit. Als een kerk, of sekte, of beweging u niet kan verteren, om u deel van haarzelf te maken, braakt zij u uit, zo zeker als één en één twee is.
Dit beangstigt mij echter helemaal niet. Maar wat mij wél ontstelt, is iets veel subtielers: zodra men door de heilige Geest is uitgeleid uit één of andere vorm van Babylon, ziet men meteen om zich heen om neuzen te tellen. Wie is tegen en wie voor? Met welk materiaal kunnen we een nieuwe toren van Babel bouwen? Dit is de Babylonische geest van het sektarisch denken. Zij wil u kost wat 't kost in haar invloedsfeer houden, in wat voor vorm doet er niet toe. Totdat wij tot de schokkende ontdekking komen, dat we in Babel rondgedwaald hebben van de ene straat naar de andere en helemaal niet gekomen zijn bij de stad van de levende God. Wij hebben het ene Babylonische kleed verwisseld voor een ander en maken er nog steeds deel van uit. Laat niemand denken dat benamingen als interkerkelijk, vrij e.d. ons van Babel vrijwaren. Haar naam (=wat ze wezenlijk is) moet van ons voorhoofd worden gewist. Er moet een andere gezindheid komen (=denkwijze). Er moet op ons voorhoofd een nieuwe naam worden geschreven: de naam van de stad van Mijn God (Op.3:12).
U zult hebben opgemerkt dat Babylon de moeder van de hoeren wordt genoemd. Logisch denkend moeten er dus een aantal dochters zijn, die even overspelig zijn als hun moeder. Johannes zag haar zitten op een beest met zeven koppen en tien horens en verbaasde zich erg. Toen vroeg een engel hem: "Waarom verbaas je je? Ik zal je het geheimenis van deze vrouw zeggen en van het beest met de zeven koppen en tien horens, dat haar draagt" (Op.17:1-7). En daarna zei de engel: "Hier is het verstand dat wijsheid heeft: de zeven koppen zijn zeven bergen, waarop de vrouw zit"(vers 9).
Over de geestelijke betekenis van het woord berg wil ik hier zwijgen. Maar voor zover ik weet, is er maar één stad, die op zeven natuurlijke bergen is gebouwd. Dat is Rome, dat in 316 na Christus het christendom tot staatsgodsdienst maakte en het christelijk geloof met het heidendom samensmolt. Niemand kan ontkennen, dat alle protestantse kerken uit deze éne moeder zijn ontsproten. Voor velen is dit moeilijk te aanvaarden. Het is echter de waarheid. Trouwens, nog steeds komen er nieuwe overspelige dochters bij. En God maar roepen: "Ga uit van haar, Mijn volk".
Waarom geven zo weinig christenen hier gehoor aan? Omdat er hogere wijsheid dan menselijke wijsheid nodig is om vrij te komen van de greep van de verreikende armen van deze duivelse inktvis! De wijsheid van de mens zal God prijzen voor de bevrijding van één of andere dochter van Babylon, terwijl hij zich niet bewust is, dat hij een andere hartstochtelijk omhelst. De octopus laat los met één grijparm om haar prooi met andere tentakels nog strakker te omstrengelen. Blij zingend verheugen wij ons over de uitweg uit één of andere duistere straat in Babel, om later te ontdekken dat we nóg in Babel zijn, maar dan op een andere plaats.
Zo is het mij vergaan. Jaren geleden werd ik er ten doop gehouden. Ik leerde in haar straten te wandelen en spoedig al droeg ik haar mantel, zelfs voordat ik Jezus als persoonlijke Redder kende. Mijn kerk was mijn alles. Het deed er weinig toe hoe men leefde en of men een persoonlijke relatie met Jezus had. Eén ding telde: trouwe kerkgang. Het Babylonische kleed werd ook niet in de tent verborgen, integendeel, het werd met trots gedragen. Hoe meer iemand voor het instituut deed, hoe beter.
Toen kwam de dag dat Jezus mij aanraakte. Ik ervoer hoe intens Hij van mij hield. Ik wilde bij Hem zijn en anderen op Hem wijzen. Jezus werd de belangrijkste persoon in mijn leven. Maar het duurde niet lang of ik ontdekte dat ik langzamerhand in een andere, in een positievere gemeenschap, was beland. Ze waren blij dat ik bij hen kwam. Ik sprak hún taal. Kon ik geen lid worden van de kerk? Hún toren bouwen? In hún diensten preken? Wij hadden nu immers dezelfde ideeën? Ik heb dat niet gedaan. De Heer was mij aan het bevrijden van Babelse gevangenissen. Hij had roestige deuren geopend en Hij leidde me nu uit naar de vrijheid van het hemelse Jeruzalem.
Toen hoorde ik, dat men gedoopt kon worden met de heilige Geest. Ik zocht en vond deze nieuwe goddelijke ervaring. Grote vreugde stroomde in mijn hart toen de Trooster kwam. Maar ook nu weer begon een dochter van Babylon mij in te palmen. Kon ik geen lid worden van de pinkstergemeente en prediker bij hén worden. Dit keer gaf ik wel toe. Zeventien jaar lang was ik een trouwe slaaf van deze denominatie, sprak ik haar taal, bouwde ik haar toren. Maar nooit was ik echt voldaan, hoewel ik veel hield van het werk, van de mensen en van de studenten van de bijbelschool, waar ik docent was.
Al die tijd had ik een verlangen naar een vrijheid die ik niet kende en naar een verhouding tot God, die ik niet had. Menig keer had ik gezegd, dat God, ter vervolmaking van de zonen Gods, waarheden zou openbaren, die door geen enkele groep zouden worden geaccepteerd. Toen de Heer inderdaad kort daarop enkele nieuwe dingen openbaarde, werden deze slechts door enkelen aangenomen. Al deze broeders en zusters echter werden als Jona uit het ingewand van de kerkelijke vis gebraakt en op het droge geworpen, want wij hadden haar misselijk gemaakt.
God laat echter nooit iemand die het Lam volgt aan zijn lot over. Nooit zal ik de heerlijkheid, heiligheid, en de kracht Gods vergeten, die kort daarop neerdaalde in ons bijbelschoollokaal, nadat wij een tijdlang stil voor God waren geweest. Het begon op 13 februari 1948. God deed iets dat het hele kerkelijke leven in Amerika zou schudden. Wij zongen liederen van bevrijding. Lofprijs vervulde ons geheel en al. Engelenkoren werden gehoord. Dit was "nieuw"! Dag na dag, maand na maand duurde dit voort. De hemel kwam op ons neer. De heerlijkheid Gods was gekomen. Ontelbare mensen reisden duizenden kilometers om van de als maar stromende levensfontein te komen drinken en het zag er naar uit, dat de muren van Babel doorbroken waren en dat de hele kerk naar Sion zou trekken.
Maar dat was niet zo. Als ik terugzie, zie ik duidelijk dat deze beweging Gods nog maar twee jaar oud was, of de sektarische geest stak haar afschuwelijke kop op: mannen begonnen het Babylonische kleed in hun tenten te verbergen, met zilver en goud. Natuurlijk beweerden we, dat wij geen nieuwe denominatie wilden. O nee! Wij hadden geen naam, geen stichtingspapieren, geen staatserkenning! Nooit zouden wij een kerk worden! Wij hadden afgerekend met wat de grote instellingen typeerden: dus geen bijbelschool, geen kerkgebouwen, geen betaalde voorgangers, enz. enz. Uiterlijk dus waren wij niet meer te identificeren met de moeder der hoeren. Wij hadden het aloude Babylonische kleed zorgvuldig in onze tent verborgen.
Maar het was er wel! En langzamerhand werd de hele beweging omstrengeld door een andere arm van de grote octopus. De leer en de discipline werden strikter en vaster omlijnd. Niemand hoorde gemeenschap te zoeken met andersdenkenden. Wij waren de gemeente! Uitverkorenen! Wij stonden op het ware fundament! Alle anderen stonden op drijfzand. Wie niet tot onze groepen hoorde, kon geen demonen uitdrijven. Het was tijdverspilling iets te lezen, wat niet door één van de onzen was geschreven. Wij waren de meest geestelijke mensen ter wereld. Wij zouden in het Koninkrijk regeren, ja, wij regeerden al, nu, op aarde! Wij hadden de gaven van de Geest, enz.
In die dagen werd ons geleerd dat wij qua ontwikkeling de stadia van de zeven gemeenten uit Openbaring 2 en 3 moesten doormaken, maar dan in omgekeerde volgorde, dus vanaf Laodicéa, om in Efeze te eindigen. Maar niemand van ons realizeerde zich, dat wij, net als Efeze onze eerste liefde hadden verzaakt, dat wij ons moesten bekeren en weer de eerste werken moesten doen. Wij herinnerden ons niet, dat één van de kenmerken van de gemeente te Efeze valse apostelen waren, die geen apostelen waren, maar leugenaars (Op.2:2). Wij realiseerden ons niet dat door de jaren heen er bij ons valse apostelen waren binnengedrongen, die alleen in naam apostel waren en die slechts bouwden op het fundament van anderen. Wij wisten niet, dat er leringen en daden van de Nicolaieten onder ons werden gevonden.
Het woord Nicolaieten is een samenstelling van twee Griekse woorden: nikoa (=overwinnen) en laos (=het volk, de leken). In zoverre had bij ons de leer der Nicolaieten de kop opgestoken, dat het volk in niets een stem had. De oudsten waren er niet meer vaders van de gemeente, maar mannen die erop moesten toezien, dat de wil werd gedaan van hen die zichzelf als heren over Gods erfdeel hadden aangesteld. "Het volk" was "overwonnen". Alles verstarde en verdorde in dit nieuwe Babel. Wij hadden ons op geestesgaven beroemd, maar waar bleven nu de genezingen? En geloof als gave van God? Wijsheid, kennis? Ja, profetie bleef functioneren, vage, algemene profetie. Of profetie, die haar vervulling niet vond, omdat die voortkwam óf uit de geest van de antichrist óf uit de menselijke geest. Hoe vaak heb ik moeten luisteren naar mensen, die stamelend, naar woorden zoekend, profeteerden en zodoende aantoonden dat God hun profetie niet inspireerde. Hoe is de getrouwe veste een hoer geworden! "Zij was vervuld van recht en gerechtigheid, en nu enkel moordenaars" (Jes.1:21).
Ik zal altijd God danken voor het feit dat ik ben uitgetrokken. Nu pas zie ik hoe subtiel de geest van Babel toen werkte. Ik had het nooit ontdekt, als ik niet afstand van haar had genomen en in de stilte was gegaan, alleen met God. Alleen dan kan Hij ons bevrijden van het geraffineerde monster en kan ons hart met David zingen: "Mijn ziel is ontkomen als een vogel uit de strik van de vogelvanger; de strik is gebroken en ik ben ontkomen" (Ps.124:7). Maar nauwelijks zijn wij bevrijd, of nieuw gevaar beloert ons van alle kanten. Daarom zullen wij ons nu gaan afvragen, wat wij moeten doen.
WAT MOETEN WIJ DOEN?
Het natuurlijke denken zoekt altijd iets tastbaars. Het ziet graag om zich heen om te zeggen: "Dit hoort bij mij en dat niet. Dit valt binnen mijn kring, dat niet". Het telt graag mensen, grenst graag een zekere groep af om trots te kunnen zeggen: "Dat is nu de gemeente. Allen die op ons fundament staan, vormen de gemeente. Alle anderen niet". Maar God denkt inclusief. Hij sluit niemand uit. In Babel denkt men exclusief .
Vaak heb ik mij afgevraagd waarom God zo toornig was, toen David Israël had geteld. Ik weet het antwoord nu. David wilde tastbare feiten. Hij wilde weten, waar hij op kon rekenen voor de veiligheid van het rijk. Hij had niet in gedachtenis gehouden, dat de Heer evengoed verlossen kon door weinigen als door velen. God kent de Zijnen. Ze hoeven niet geteld te worden. Vandaar Gods ongenoegen (2Sam.24).
Broeders en zusters, het is nu de tijd dat wij bedenken, dat alleen de Heer weet wie de Zijnen zijn. Alleen Hij kan het kaf van het koren scheiden en de schapen van de bokken. Alleen de Heer roept Zijn schapen bij name. Hij leidt Zijn uitverkorenen uit en vergadert hen in geest en waarheid. We moeten Zijn stem leren verstaan. En anderen leren te herkennen door het getuigenis van Zijn Geest. Niet op grond van wat iemand zegt te geloven, of van welke kerk hij is. Maar op grond van wat de heer getuigt.
Zijn wij teleurgesteld in mensen? Dat kwam, omdat we hen alleen naar het vlees kenden en niet naar de Geest. Zij vielen op dat ogenblik binnen ons kringetje. Zij waren ook van..... (en vul de naam van de denominatie maar in). Dáárom accepteerden wij hen! De vraag moet echter zijn: waar staat iemand geestelijk, in de ogen van de Heer. De laatste tijd is het mij steeds duidelijker geworden, dat velen in de opwekkingsbeweging meededen, maar er eigenlijk nooit deel aan hadden. Anderen, buiten die beweging, bleken heerlijke discipelen van Jezus te zijn. Paulus zegt niet voor niets: laten wij van nu aan niemand meer kennen naar het vlees.
Als Samuël op uiterlijkheden was afgegaan, had hij vast en zeker nooit David tot koning over Israël gezalfd, maar één van zijn broers. Ze waren allemaal knap van uiterlijk. Toen bijvoorbeeld Eliab voor Samuël verscheen, dacht de profeet: "Dat is de gezalfde van de Heer". Maar God antwoordde hem: "Let niet op zijn voorkomen, ook niet op zijn rijzige gestalte". Pas toen hij David zag, goot hij de olie over hem uit, omdat de Geest van God getuigde, dat dit de man was, die God bestemd had voor het koningschap. Dit was een geestelijk getuigenis, niet in woorden uit te drukken of te verklaren. Het kan alleen op geestelijke wijze herkend en begrepen worden.
Dit hebben wij nodig in deze tijd. Dit is de enige weg waarlangs wij uit Babel kunnen ontsnappen. Niet oordelen op grond van wat wij zien en horen met onze natuurlijke zintuigen (niet ten kwade, maar ook niet ten goede). De natuurlijke denkwijze moet plaats maken voor de gezindheid (=denkwijze) van Christus. Wij moeten verbonden zijn met Hem en de Zijnen in geest en waarheid. Het oude "vlees" moet dood, weg. Wij moeten opstaan om te gaan wandelen in het nieuwe leven van de Geest (Rom.6:4). Anders ontsnappen we nooit aan de verwarring van Babel. We worden dan nooit één van geest en één van zin. Gods Geest moet eenheid geven. Natuurlijke, georganiseerde, aanwijsbare eenheid is nooit echt, nooit blijvend. Wel blijvend is de eenheid van de kinderen Sions, die de naam van de Vader dragen op hun voorhoofd.
PERSOONLIJKE VERBONDENHEID MET CHRISTUS
Persoonlijke omgang met Jezus is het enige dat telt in het hemelse Jeruzalem. Verbondenheid met zichtbare torens, hoe sterk en hoog en talrijk ook, betekent absoluut niets: zij bindt ons slechts aan het geheimenis Babylon, de moeder van de hoeren en van de gruwelen der aarde.
Na jaren geijverd te hebben voor het jodendom en na een grootse bediening in de eerste gemeenten, bad Paulus uit het diepst van zijn ziel: "O, dat ik Hem mag kennen!". Broeders, zusters, bidt dit mee! Onze persoonlijke omgang met Jezus is het enige dat telt. Nooit zal een kerk of groep helemaal bestaan uit leden die de naam van de Vader op hun voorhoofd hebben. Daar werkt ook het geheimenis Babylon. Het gaat om gemeenschap met Christus, waardoor ons denken wordt vernieuwd! Meet dus niet met menselijke maat. Oordeelt niemand meer naar grootte, natuurlijke prestaties, reputatie of veelheid van woorden. Als wij niet één zijn in geest en waarheid, zijn wij helemaal niet één.
Jaren geleden, voordat Jezus Heer van mijn leven was, werd ik lid van een geheime organisatie. Ons werden geheime tekens geleerd, die wij onder andere moesten gebruiken, als we iemand ontmoetten die we niet kenden. Als zo'n teken beantwoord werd, hadden we dus te doen met een medelid. Vanzelfsprekend herkennen discipelen van Jezus elkaar niet op deze wijze. Maar er is wel een geestelijk middel om elkaar te herkennen: het innerlijke, wederzijdse getuigenis van Gods Geest.
In dit verband is het heerlijk Johannes 1:35-49 te lezen. "De volgende dag stond Johannes daar weer met twee van Zijn discipelen en toen hij Jezus zag gaan, zei hij: Zie, het Lam Gods! En twee discipelen hoorden hem dat zeggen en gingen Jezus volgen".
Johannes had gesproken door de Geest van God. "Zie het Lam Gods". En bij twee van zijn leerlingen vond dat weerklank: ze gingen van Johannes weg om leerling van Jezus te worden. Niemand had met hen gediscussieerd. Niemand had hen overtuigd. Zij werden gedreven door innerlijk licht. "Jezus zag dat ze Hem volgden en zei: Wat zoeken jullie? Ze zeiden: Meester, waar verblijft U? Hij zei: Kom, dan zullen julle dat zien. En zij bleven die dag bij Hem". Vossen hebben holen en vogels nesten. Dan is een logische vraag: waar woonde Hij dan? Hij had geen steen om Zijn hoofd neer te leggen! Weet u wat ze zagen? Dat Hij woonde in God.
"Andréas, de broer van Simon Petrus, was één van die twee. Hij ging eerst naar zijn broer Simon en zei: Wij hebben de Messias gevonden. En hij nam hem mee naar Jezus". En "de volgende dag wilde Hij naar Galilea vertrekken en Hij trof Philippus aan. En Jezus zei tot hem: Volg Mij. Philippus vond Nathánaël en zei: Wij hebben de Messias gevonden, het is Jezus uit Nazareth. En Nathánaël zei toen: Kan uit Nazareth iets goeds komen? Philippus zei tot hem: Ga maar kijken. Toen Jezus Nathánaël zag komen, zei Hij: Dat is een Israëliet in wie geen bedrog is! Nathánaël zei: Waar kent U mij van? Jezus antwoordde: Eer Philippus je riep, zag Ik je onder de vijgeboom. Nathánaël antwoordde Hem: Rabbi, U bent de Zoon van God, de koning van Israël" (Joh.1:44-50).
Ziet u, hoe centraal de geest van openbaring staat in deze bijbelgedeelten? Wat zou uw reactie zijn als een onbekende u op straat gebood hem te volgen? Philippus deed het, maar daar was méér voor nodig dan alleen een bevel: goddelijke openbaring. Door de geest van openbaring liet Philippus alles achter om de onbekende Galileeër te volgen. God had hem bekend gemaakt, dat Hij de Messias was! Door goddelijk licht verlicht riep Nathánaël uit: "Rabbi, U bent de Zoon van God!"
Uw verbondenheid met een kerk, groep of organisatie is heel wat anders dan verbondenheid met Christus. Verband met Hem geeft orde en aionisch leven. Het is niet aanwijsbaar. Het Koninkrijk der hemelen komt niet met uiterlijk vertoon. Het Rijk Gods komt niet zo, dat men kan zeggen: zie, hier is het, of daar (Luc.17:21). Dat kan men van Babel juist wel zeggen. Maar het Koninkrijk van God is in geest en in waarheid.
BABEL ZAL WORDEN VERWOEST
Door de zonde leeft de mens buiten het hemelse paradijs en stelt hij steeds zijn vertrouwen op zichtbare zaken. Toen hij God niet langer kon zien, maakte hij zich goden van hout en steen. Het deed er niet toe, dat ze niet konden spreken, horen of zien. Hij wilde iets dat hij kon zien en waarvan hij zeggen kon: "Dit is uw god, Israël, die u uit het land Egypte heeft gevoerd". "Even talrijk als uw steden zijn uw goden, o Juda; even talrijk als de straten van Jeruzalem de altaren om voor de Baäls offers te ontsteken" (Jer.11:13).
Maar het geheimenis van Babel zit veel dieper dan zichtbare zaken als afgodsbeelden, denominaties, groepjes en uiterlijk christendom. Zoals wij al zeiden: het is deel van ons denken. Het geheimenis is geschreven op het vóórhoofd. De naam van God op het voorhoofd hebben, is de gezindheid (+denkwijze) van Christus hebben. De naam van het geheimenis van Babel op het voorhoofd hebben is háár gezindheid hebben en ook verknocht zijn aan uiterlijkheden en daarvan zeggen: "Dit leidt ons naar de hemel".
O, Babel! Ondoorgrondelijke, verborgen sfeer van wanorde en spraakverwarring, van talen en tongen, kerken, sekten en stichtingen, -ismen en -isten! Het is zó deel geworden van het christelijk denken, dat niets zonder haar enige zin schijnt te hebben. Wie in een ziekenhuis wordt opgenomen of voor militaire dienst gekeurd, en vooral wie Jezus openlijk belijdt, wordt gevraagd waar hij bij hoort. Bedoeld wordt dan dan: tot welke kerkelijk instituut.
Johannes zag haar zitten aan vele wateren. Natuurlijk zit zij niet aan de wateren boven het uitspansel, maar aan de wateren beneden. Openbaring 17:15 zegt: "De wateren, die u zag, waaraan de hoer gzit, zijn natiën en menigten en volken en talen". Wij hebben er allemaal deel aan gehad of hebben er nog deel aan. "Want alle volken hebben gedronken van de wijn van de hartstocht van haar hoererij en de koningen van de aarde hebben met haar gehoereerd en de kooplieden van de aarde zijn rijk geworden van de macht van haar weelderigheid!" (Op.18:3).
Het gehele systeem wordt echter onherroepelijk vernietigd. In Davids profetie van de Babylonische ballingschap, Psalm 137, lezen wij dat Babel is bestemd om te worden verwoest!. En ook Jesaja zag de ondergang van het Babylonische stelsel: 'Want aldus heeft de Heer tot mij gezegd: Ga heen, zet een wachter uit; laat hij melden wat hij ziet - Zie, daar komt een troep mannen, een stoet ruiters, twee aan twee. Toen hief hij aan en zei: Gevallen, gevallen is Babel, en alle gesneden beelden worden verbrijzeld" (Jes.21:6, 9, zie ook Jes.51:8).
Duidelijk wordt de val van Babel beschreven in Johannes' visioenen. Zodra de 144.000 geroepen uitverkorenen aan hun voorhoofden zijn verzegeld, gaat het ten onder (Op.14:1-8, Op.17,18, 9:1-6). Wie er deel van uitmaakten zullen treuren en weeklagen. Maar wie in Christus zijn zullen zich verblijden als het systeem instort. "Babel is gevallen", riepen de profeten uit. "Babel is gevallen", riepen de engelen. "Wees vrolijk over haar, hemel en heiligen en apostelen en profeten, want God heeft uw rechtszaak tegen haar berecht" (Op.18:20).
"Hierna hoorde ik als een luide stem van een grote schare in de hemel zeggen: Halleluja! Het heil en de heerlijkheid en de macht zijn van onze God, want Hij heeft de grote hoer geoordeeld, die de aarde met haar hoererij verdierf en Hij heeft het bloed van Zijn knechten van haar hand geëist. En ze zeiden voor de tweede maal: Halleluja! En haar rook stijgt op tot in alle eeuwigheden. En de vierentwintig oudsten wierpen zich neer en aanbaden God, die op de troon is en ze zeiden: Amen, halleluja!" (Op.19:1-5). "En ik hoorde als een stem van een grote menigte en als een stem van vele wateren en als een stem van zware donderslagen: Halleluja! Want de Heer heeft het koningschap aanvaard" (Op.19:6) ."En zij zullen Zijn aangezicht zien en Zijn naam zal op hun voorhoofden zijn" (Op.22:4).
GAAT UIT VAN HAAR, M1JN VOLK
De waarheid van het geheimenis Babylon betreft ons allemaal. Ik heb dit boekje niet geschreven om met oordelende vinger naar anderen te wijzen, kerken en groepen in discrediet te brengen door hen Babel te noemen en zelf buiten schot te blijven. Integendeel! Ik kan het alleen niet anders meer zien.
Lang geleden zag ik Babel slechts als de uiterlijke verwarring op het christelijke erf. Nu zie ik haar als iets dat veel dieper gaat: als een geheimenis, dat zit verborgen in het denken van het gehele christendom. Het is zó diepgeworteld, dat christenen alleen maar kunnen denken in termen als kerken, sekten, geloofsbelijdenissen, leringen, samenkomsten, rallies, avondmaalsdiensten, doopdiensten, programma's, campagnes, predikers, zendelingen, traktaten, giften, genezingen, radiowerk, televisiezendtijd, collectes, instuiven, publicaties, zondagsscholen, bijbelscholen, tijdschriften, grammofoonplaten met verjazzte woorden van God, kerkgebouwen, speciale edities, speciale predikers, enz, enz, enz. En maar rennen voor onze eigen huisjes (Hag.1:9). En maar geld afwegen voor wat geen brood is en voor wat niet verzadigen kan (Jes.55:2). God echter wil Zelf tot de harten spreken en Zijn wil bekendmaken in de stilte. Het gaat hierom: "Als ik Hem maar kenne, Hem de mijne weet". Niet al die activiteiten, maar de omgang met de Heer geeft blijvende vreugde.
De Heer Jezus zei dit over het huidige Babylonische systeem: "Niet iedereen die tot Mij zegt: Here, Here, zal het Koninkrijk der hemelen binnengaan, maar wie doet de wil van Mijn Vader, die in de hemelen is. Velen zullen tot Mij zeggen: Here, Here, hebben wij niet in uw naam geprofeteerd en in uw naam boze geesten uitgedreven en in uw naam vele krachten gedaan? En dan zal Ik hun openlijk zeggen: Ik heb u nooit gekend; gaat weg van Mij, bewerkers van wetteloosheid" (Mat.7:21-23).
Stel u eens voor! Na zoveel goed lijkende werken kennen deze mensen noch God noch Zijn wil. En Hij kent hén niet! Is dat niet de huidige situatie in het kerk- en gemeenteleven? Overal gaan mannen en vrouwen helemaal op in hun programma's. Maar waar is de gezindheid van Christus? Wie kent de wil van God?
DE GROTE DWALING
De rampzalige verwarring in kerken en sekten met al hun activiteiten heeft dus te maken met dit geheimenis. Dat moeten wij weten. Wij moeten weten in welke situatie wij ons bevinden. Een man als Daniël, één van de drie rijksbestuurders van Babel, wist waar hij was. Hij wist dat hij een balling was. Met smart zag hij uit naar het ogenblik dat hij naar Sion kon terugkeren. Zelfs toen werd bevolen, dat niemand zich met een verzoek mocht richten tot enige god of mens behalve tot de koning, ging hij naar huis, waar hij open ramen had richting Jeruzalem om daar driemaal per dag te bidden. Hij smeekte God om bevrijding van Babel en haar koning. Hij verlangde naar Jeruzalem. Zo moeten wij verlangen naar het hemelse Jeruzalem, naar de vrije moederstad van ons allen (Dan.6, Gal.4:26).
Sadrach, Mesach en Abednego waren ook vooraanstaande hovelingen in Babel. Ook zij wisten waar zij waren en wilden niet buigen voor het grote Babylonische beeld. Zij gingen nog liever de brandende oven in. En ook een machtig man als Nehemia weende in zijn hart om Jeruzalem, terwijl hij de koning aan tafel bediende. Hij was het die de koning vroeg of hij naar Jeruzalem mocht afreizen om het te gaan herbouwen (Neh.1 en 2).
Wat nu zo triest is, is dit: talloze gelovigen die het bestaande stelsel Babel noemen, realiseren zich niet dat ze er zelf ook in zitten. Ze beseffen niet dat het geheimenis hun nooit is geopenbaard. Ik krijg nogal wat commentaar op wat ik in dit boekje beweer. Sommige brieven waren mij tot steun en bemoediging, maar helaas moet ik zeggen, dat velen die de boodschap van dit boekje luid prezen, vervolgden te zeggen, dat zij toch één wilden blijven met één of andere vorm van het systeem. Daaruit bleek, dat zij de clou hadden gemist. Met het verstand weet men wel wat Babel is, maar men "ziet" het niet. Want wie door openbaring het geheimenis herkent, zondert zich innerlijk van haar af om zich in de geest aan Jezus te hechten. Weten we niet, dat "wie zich aan een hoer hecht, één lichaam (met haar) is en dat wie zich aan de Heer hecht, één geest (met Hem) is"? (1Cor.6:6). De weg van Babel is dus de weg van het vleselijk-zielse. De opgaande weg van Jezus is die van Gods Geest. Dat is de weg ten leven (Mat.7:14).
Zodra dit duidelijk wordt, stormen er talloze, rusteloze vragen op je af. Waar moet ik dan samenkomen? Met wie moet ik geestelijk gemeenschap hebben? Wat gaan mijn kinderen doen? Wat kan ik doen voor God? Hoe moet het met de zending, enz, enz.?
Dat komt, omdat u zó lang één bent geweest met dit ten val gedoemde systeem, dat u alleen maar denken kunt in haar begrippen. U weet niet, hoe u zonder haar kunt leven. U bent als een man, die, nadat hij lange tijd getrouwd is, ontdekt dat zijn huwelijk onwettig is. U bent één geweest met een hoer. U moet haar verlaten en u moet u aan Christus hechten in de geest! Daar, in de geest, is de ware Gemeente.
Momenteel zijn er meer dan een miljard christenen in de wereld. De meesten van hen zijn aan een kerk gehecht en hebben haar naam op het voorhoofd. Ik twijfel er sterk aan of er vanaf Handelingen hoofdstuk 2 tot op heden 144.000 zijn geweest die werkelijk zo één met Christus waren, dat zij alleen Zijn naam op hun voorhoofd hadden. De oproep was: "Ga uit van haar, Mijn volk, opdat u geen gemeenschap hebt aan haar zonden" (Op.18:4). Maar van Gods volk gaf maar een enkeling gehoor aan deze oproep. Maar weinigen begrepen, dat het systeem ten ondergang is gedoemd en dat er niets kan worden gedaan om haar te redden of te helpen. Wij moeten ons dus van haar los maken. Anders ondergaan ook wij de pijn van haar ondergang.
Nu moeten we goed begrijpen, dat God de mens lief heeft, maar het systeem Babylon haat. Het gaat om haar misleidende denken. Babel heeft ons denken gebonden, opdat in háár afgodisch heiligdom onze knie zich zou buigen, wij geknecht zouden zijn door allerlei aktiviteiten en -teitjes en wij tienden zouden geven van de munt, de dille en de komijn. Zij doet dat, opdat wij zouden voorbijgaan aan het waarachtige oordeel, echte barmhartigheid, eeuwige trouw en waarheid (vergelijk Mat.23).
Ze heeft Gods volk besmet met filosofie, traditie en aardsgerichtheid. Door dat te doen, werd God verwaarloosd! Lees Colossenzen 2:8-9 maar eens. We zouden geestelijk moeten denken, maar kerkelijk denken heeft van ons bezit genomen. Het wil ons laten geloven dat theologische kennis, hoe nuttig het ook moge zijn, ons geestelijk doet groeien en dat kerkgang iemand godvruchtig zou maken. Het ziet alles aards en menselijk. Er is maar één ding dat ons te doen staat: laat haar voor wat zij is en zoek verbonden te zijn met Christus en met hen waarvan de Geest getuigt, dat zij in Christus zijn. Laat de gezindheid van Babel worden uitgewist door het water van het levende Woord. U zult iets heerlijks ontdekken als, voor het eerst in uw christelijk leven, u uzelf doof houdt voor de verleidende stem van de hoer en haar dochters. U zult een andere stem horen, die zegt: "Dit is de weg, wandel daarop".
Ik heb aan den lijve ondervonden, dat wie deze dingen ziet en in praktijk brengt, zonder aanwijsbare gemeente, groep of bediening komt te staan. Maar zijn wij vergeten, dat wat een mens zaait niet wordt opgewekt, als het niet sterft? Zijn wij vergeten dat de bediening van Johannes de Doper minder moest worden, opdat de bediening van Jezus groter kon worden? Zijn wij vergeten, dat "als de graankorrel niet in de aarde valt en sterft, ze op zichzelf blijft, maar als ze sterft, veel vrucht voortbrengt"? Weten wij niet dat de dood aan het vlees wordt gevolgd door opstanding in heerlijkheid, zo zeker als na een nacht er een nieuwe dag aanbreekt? Waarom zijn wij dan zo bang om God te gehoorzamen? Waarom laten wij dit aardse gedoe dan niet achter om ons voor Hem te heiligen? Eén geheiligd leven heeft meer effect dan dat van talloze aardsgezinde christenen samen. Het vlees is van geen nut voor het Koninkrijk der hemelen. Het is God vijandig (Gal.5:13-26). Als u weet geroepen te zijn tot volle gemeenschap met de Zoon, dan moet u Babylon uit.
Wij zullen nu even stil staan bij de volgende woorden van Paulus: "Zie toe, dat niemand u meesleept door zijn wijsbegeerte en door ijdel bedrog in overeenstemming met de overlevering van mensen, met de wereldgeesten en niet met Christus" (Col.2:8). Pas op dat niemand u meesleept of wegtrekt. Wegtrekt waar vandaan?
Natuurlijk weg van uw persoonlijke, intieme, ongedeelde relatie met Jezus! Het vlees is er op uit u van Christus' gezindheid te beroven. Dan kunt u de wil van God niet meer verstaan en duurt het niet lang, of u bent in beslag genomen door dingen, dingen en nog eens dingen. En als u een actief mens bent, door werk, werk en nog eens werk. Nee, niet alleen door zomaar werk, maar werk voor God! Talloze christenen hebben een veel minder intieme omgang met Jezus, dan toen zij Hem voor het eerst als Redder ontmoetten. Zij zijn weggesleept en bestolen, beroofd van hun eerste liefde, vanwege gejaagde activiteiten en de vele zorgen van de wereld, ook die van de kerkelijke wereld.
Nu de tweede vraag: hoe worden wij weggesleept en bestolen? Paulus geeft het antwoord. Hij noemt vier dingen, die wij gevolgd zijn in plaats van Jezus Christus: wijsbegeerte (filosofie), ijdel bedrog, overlevering van mensen (traditie) en wereldgeesten (voor meer over de wereldgeesten, of anders vertaald: ‘de beginselen van de wereld’, raad ik aan de studie ‘Werelds denken voor Dummies’ te lezen, elders op deze site).
Heden ten dage zijn zo goed als alle preken niets meer dan de filosofie van de spreker. En praktisch alle filosofie van de spreker is van geslacht op geslacht overgeleverde traditie. Deze filosofieën en tradities gaan de leer van een kerk vormen en men kan zo ijverig bezig zijn die leer te propageren, dat men er eenvoudig niet meer toe komt om met Jezus te leven. In zekere zijn ze geworden als de Farizeeën in Jezus' dagen (Mat.23). Die maakten ook door menselijke overleveringen het Woord Gods krachteloos en waren ook de verborgen omgang met God kwijt.
In miljoenen preken houdt men de mens voor hoe te leven, wat te doen, welke kleren te dragen, wat te eten en te drinken, waar te gaan en waar niet te komen. Maar zou dat niet beter van binnenuit kunnen komen, door Gods Geest? Er staat bijvoorbeeld: "Welzalig (gelukkig, te benijden) zijn zij, die Hem van ganser harte zoeken; zij plegen geen onrecht, maar wandelen in Zijn wegen" (Ps.119: 2-3). Wat een eenvoudig antwoord voor wie ware godsvrucht zoekt! Wie Jezus oprecht zoekt, Hem gehoorzaamt en Zijn Geest ontvangt, hoeft niet gezegd te worden, hoe hij rechtvaardig moet leven. Hij wandelt in Gods wegen. Daarom, volk van God, zend de Babylonische vrouw weg en hecht u in de geest aan Jezus. Stop alle loze, ijdele, lege traditionele gebruiken en besteed uw tijd om Hem te leren kennen. Zoek Zijn wil, opdat u deelgenoten kunt worden van Zijn gezindheid en in Hem kunt groeien.
Misschien zijn sommigen bang voor deze vrijheid, omdat velen de gelegenheid krijgen om naar het vlees te leven (Gal.5:13). Natuurlijk zal dat gebeuren: als je schat in het vlees ligt en niet in de Geest! "Want waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn" (Mat.6:21). Hij is geestelijk dan een bok, en geen schaap. Zijn aard komt vroeg of laat toch te voorschijn. En des te eerder dat gebeurt, des te beter. Schapen volgen de goede Herder. "Mijn schapen horen naar Mijn stem, Ik ken ze en zij volgen Mij, maar de stem van een vreemde zullen zij voorzeker niet volgen!" Door de eeuwen heen zijn schapen en bokken samen gehoed, groeiden koren en onkruid samen op.
Velen van ons proberen met veel verwennerij, vleierij, overtuigingskracht, training en discipline van een bok een schaap te maken. En vaak denken wij, dat we na veel inspanning succes hebben. Maar dan komt de ontgoocheling. Dan blijkt, dat wij niet met een zachtmoedig schaap te maken hebben gehad, maar met een bok, die groter is dan hij ooit was. Honden keren terug naar hun uitbraaksel, omdat ze honden zijn. Varkens gaan steeds weer terug naar de modder, omdat ze varkens zijn. In het nieuwe testament is het zonneklaar, dat in de oogsttijd de scheiding plaatsvindt tussen goed en kwaad, echt en namaak, koren en onkruid, schapen en bokken. Niets kan dit proces tegenhouden. De scheidingslijn wordt dagelijks scherper getrokken.
Menigeen zal mij meteen op de vingers tikken en zeggen hoe onschriftuurlijk ik ben, omdat ik een voorstander ben van minder samenkomsten en meer gemeenschap met Christus. Er staat toch in Hebreeën 10:25: "Wij moeten onze eigen bijeenkomst niet verzuimen, zoals sommigen dat gewoon zijn, maar elkaar aansporen, en dat des te meer, naarmate u de dag ziet naderen".
Allereerst dit: met onze eigen bijeenkomst wordt bedoeld: onze eigen vereniging met Hem (vgl.2Thes.2:1). Die moeten wij vooral niet veronachtzamen, zoals sommigen dat gewoon zijn. In deze tekst gaat het helemaal niet om bijeenkomsten in de zin van kerkdiensten, samenkomsten of huisgroepen.
Ten tweede: er is maar één ware basis om samen te komen. Die basis gaf onze Heiland, toen Hij zei: "Waar twee of drie in Mijn naam vergaderd zijn (geworden, door de Geest Gods dus), daar ben Ik in hun midden". De overgrote meerderheid wordt niet samengeroepen door de Geest Gods in de naam van Jezus, maar ze komen zelf bij elkaar, op menselijk initiatief en uit traditie. Hun leven lang zijn zij op gezette tijden bijeengekomen in een bepaalde kerk of zaal. Als je hiermee stopt, dan is dat heiligschennis, denken ze!
Anderen komen samen om bekeerlingen te maken, weer anderen om beter gegrond te worden in de bijzondere leer van de groep of beweging. Als wij eerlijk zijn, moeten wij erkennen, dat het er altijd op uit loopt, dat ieder samenkomt in de naam van één of andere kerk of groep. Uiteindelijk komen allen samen ter wille van de opbouw van hun eigen huis (Hag.1). God gebood Israël offers te brengen, maar toen dit vorm en traditie werd, zei de Heer: "Ga niet door met het brengen van huichelachtige offers, gruwelijk reukwerk is het voor Mij. Nieuwe maan en sabbat, het bijeenroepen van de samenkomsten verdraag Ik niet langer. Het is allemaal onrecht in feestelijke bijeenkomsten" (Jes.1:13). De Heer was de wijze waarop men Zijn feesttijden hield gaan verafschuwen. Hij verborg Zijn ogen zelfs voor de gebeden van Israël (Jes.1:15). Trouwens heel Jesaja 1 is van toepassing op ons moderne Babylon.
Net als Israël in de tijd van Jesaja, heeft Gods volk van het samenkomen een religie gemaakt. We komen bij elkaar, maar naderen we tot Hem met ons hart? We prijzen Hem, maar ons leven is Hem geen lieflijke reuk. Er wordt getracht te profeteren, maar de "profetieën" komen voort uit menselijk denken. En als God niet spreekt, wordt dan de verwarring niet steeds groter? Staat er niet, dat het volk verwildert als er geen openbaring is? (Spr.29:18).
Het is de wil van de Heer als ik zeg, dat wij ons van al dat soort praktijken moeten bekeren. God is moe ze te dragen. Heel stellig geloof ik, dat, als wij eenmaal Babel hebben onderkend en wij ons hebben overgegeven in ware eenheid en verbondenheid aan Christus, God ons dan pas zal laten zien, hoe wij in de naam van de Heer en in geest en waarheid, kunnen worden samengebracht. Als wij al onze aardse plannen en tradities op het altaar leggen, neemt Hij plaats op zijn koninklijke troon in onze harten. Dan zal Hij ons leren, hoe Hij ons door de Geest kan bijeenbrengen in Zijn naam. Waarom zouden wij kerkje spelen, omdat dat nu eenmaal altijd zo geweest is? Waarom prediken, omdat dat nu eenmaal gewoonte is? Waarom profeteren, omdat dit in elke samenkomst wordt verwacht, of zingen als er geen lied van de Heer is? Babel!
Ten overvloede wil ik benadrukken, dat God wel degelijk wil, dat Zijn kinderen samen wonen als in een geestelijk huisgezin en samen Hem verheerlijken. "Hoe goed en hoe liefelijk is het, als broeders ook tezamen wonen (letterlijk:in eenheid wonen). Het is als de kostelijke olie op het hoofd, neervloeiende op de baard van Aäron, die neergolft op de zoom van zijn klederen" (Ps.133:1-2). Maar .... wij moeten het "in eenheid wonen" met elkaar niet alleen beperken tot enkele uren op vastgestelde tijden. Alleen als wij ons bekeren van alle namaak, huichelarij, leugen, traditie en overmoed is ons samenkomen Hem als de heilige olie, die eens op het Hoofd, Jezus, was en die thans neervloeit op het gehele lichaam van Christus. Als wij niet in Zijn naam samenkomen, is dat voor God niet goed en liefelijk. Het is Hem dan een gruwel. We gebruiken (=dragen) Zijn naam dan ijdel en bevredigen onze eigen vrome gevoelens.
VAN BABEL TOT HEMELS JERUZALEM
Door gebrek aan geestelijk inzicht worden er op christelijk werk als maar verkeerde etiketten geplakt. Er zijn drie niveaus.
Het laagste niveau is Babel: traditioneel religieus werk op menselijk initiatief en in menselijke kracht.
Het tweede niveau is het hak- en bikwerk "in de groeve" (vgl.1Kon.6:7). Daar wordt veel lawaai van "hamer en beitel" gehoord om "de stenen voor de tempel pasklaar te maken". Het werk in kerken, gemeenten, groepen en bewegingen, op conferenties, seminars en bijbelscholen is in het gunstigste geval het werk in de groeve. Voor dit niveau hoort men vaak ook andere beelden gebruiken. Veel gemeenten vinden, dat ze functioneren als EHBO-post, als gezin of als school, met geestelijk onmondige kinderen dus. Andere zien zich als schaapskooi, waar schapen en wolven in schaapskleding elkaar verbijten, omdat de één wél en de ander niet door "de Deur" binnenkwam (Joh.10:1-2).
Het hoogste niveau is in geest en waarheid. Dat is het domein van het nieuwe Jeruzalem. Het is de "stad van shalom" die een geestelijk tempel is voor God. Jezus roept de Zijnen bij naam de schaapskooien uit naar de vrijheid van het hemelse Jeruzalem (Joh.10:3, Gal.4:26). Of anders gezegd: pasklare stenen worden uit de groeve gelicht door de heilige Geest en ingevoegd in het hemelse bouwwerk van God (vgl. Ps.122:3).
Als een "gemeente" functioneert als EHBO-post, o.k.! Maar wie wil daar nu blijvend blijven zitten? Als u ervaart, dat uw "gemeente" een school voor u is, waar u veel leert, o.k.! Maar blijven kinderen levenslang op school? Is uw kerk uw thuis, uw geestelijke gezin? Prima! Maar blijven kinderen altijd thuis, ook als ze volwassen zijn geworden? Jezus zegt: "Mijn schapen horen naar Mijn stem".De Goede Herder roept Zijn eigen schapen bij name en voert ze naar buiten (Joh.10:3). Gods stem horen is een teken van geestelijke volwassenheid. Zij "volgen Hem, omdat ze Zijn stem kennen" (Joh.10:4). Ze zullen worden één kudde met één Herder (Joh.10:16). Zo is het in het nieuwe Jeruzalem.
Voor een bepaalde periode kan een kerk of gemeente onmisbaar zijn, om er te groeien, tenminste, als de Heer er centraal staat en men er leert te luisteren naar Zijn stem. Daar gebeurt dus een groot deel van het werk in "de groeve", "in de schaapskooi", of "in het huisgezin Gods". Maar het doel is de Gemeente, de ekklesia, het nieuwe Jeruzalem. Daar gaat het uiteindelijke om. God wil, dat we haar als een mooie bruid zien neerdalen uit de hemel van God (Op.21:2). Ja, het werk aan de groeve is inderdaad onmisbaar. Want God gebruikt alleen pasklare gemaakte stenen voor Zijn Gemeente.
Het droevige is, dat tallozen steeds maar weer proberen op aarde iets te bouwen om daar het etiket "gemeente" of "lichaam van Christus" op te plakken. Zulk werk kan niet standhouden. Babel verrijst "op aarde" om weer in te storten. Als uw "gemeente" is uiteengevallen, of uw "groep" is verstrooid, of uw "samenkomst" is verscheurd, "bedenk dan, wat u wedervaren is" (Hag.1:7). Draafde u, als zo veel anderen, "ieder voor zijn eigen huis" (Hag.1:9)? Of was uw blik gericht op de hemelse Stad, die God bouwt en die van Hem komt?
De Heer Jezus riep de "twaalf", de "zeventig". Menigten volgden Hem. Hij onderwees hen aangaande het Koninkrijk der hemelen en deed wondertekenen die heenwezen naar dat Koninkrijk. Er waren massa's mensen, die Hem volgden. Maar er was geen binding, geen structuur tussen al die mensen, ondanks het feit, dat de Heer bij hen was. Het waren allemaal "stenen", die nog niet "wèl samengevoegd" waren (vgl Ps.122:3).
"Toen brak de pinksterdag aan" (Hand.2:1). Er "kwam uit de hemel een geluid als van een geweldige windvlaag, vulde het huis, waar zij waren" en "120" apostelen werden "wèl samengevoegd" en met hen duizenden anderen (Hand.2:2,12,41,47). "En de menigte, die tot het geloof gekomen was, was één van hart en ziel. En niet één zei, dat iets van wat hij bezat zijn persoonlijk eigendom was: ze hadden alles gemeenschappelijk" (Hand.4:32). Toen ontstond er geen organisatie. Er werd geen stichting in het leven geroepen. Men ging geen plaatselijke gemeenten vormen. God voegde levende stenen samen tot een levend, geestelijk organisme. Dat organisme was hemels, in de wereld maar niet van de wereld. Zo is de Gemeente nóg: er is één heilige, algemene, christelijke Kerk. Zij is in de wereld maar niet van de wereld.
Deze gebeurtenis tijdens het pinksterfeest in Handelingen was een geweldig voorteken van het zien, hier en nu, dat "het nieuwe Jeruzalem aan het neerdalen is uit de hemel van God" (Op.21:2). En als de uit levende stenen bestaande stad ten volle is neergedaald als een kolossaal geestelijk heiligdom, dan horen wij "een luide stem van de troon zeggen: Zie, de tent van God is bij de mensen" (Op.21:3,10,16). Deze stad komt van God (Op.21.2). Geluid van hamer en beitel zal niet worden gehoord. Ze komt op aarde neer "niet door kracht of door geweld, maar door Mijn Geest! zegt de Heer" (Zach.4:6).
Ieder van ons afzonderlijk is een tempel als Gods Geest in ons woont (1Cor.3:16). Maar ieder afzonderlijk is ook een levende steen van de grote stad van God. Maar wij blijven niet op ons zelf! Als wij zijn "afgewerkt aan de groeve" worden wij "als levende stenen gebruikt voor de bouw van een geestelijk huis, om een heilig priesterschap te vormen, tot het brengen van geestelijke offers, die Gode welgevallig zijn door Jezus Christus" (1Kon.6:7, 1Pet.2:5). Als "afgewerkte stenen" worden wij door de heilige Geest goed samengevoegd in het nieuwe Jeruzalem, waar de Koning is (Ps.122:3).
Wie dit proces ervaart, voelt zich op aarde vaak alleen, "in de woestijn". Men vindt dat je ergens bij moet horen, en u doet ook uw best om ergens bij te horen. Maar u merkt steeds, dat u nergens meer past. Net als Elia voelt u zich soms ontmoedigd, omdat u denkt er alleen voor te staan (vgl.1Kon.19:9-18).
Broeder, zuster, wees niet ontmoedigd. "U bent genaderd tot de berg Sion, tot de stad van de levende God, tot het hemelse Jeruzalem, tot eerstgeborenen die ingeschreven zijn in de hemel" (Hebr.12:22-23). Laat u leiden door de heilige Geest. Weiger u te laten leiden door de geest die Babel beheerst. Laat u ook niet langer dan nodig is vasthouden in de schaapskooi als de Heer u naar buiten roept (Joh.10:3). God voegt samen in Zijn stad! En waar Zijn Geest mensen samenvoegt, daar is Hij in hun midden. Dat zei de Heer Jezus toch? "Waar twee of drie vergaderd zijn (geworden) in Mijn naam (door de heilige Geest), daar ben Ik in hun midden" (Mat.18:20).
Er worden momenteel veel mensen uit Babel geleid. Ze komen tot de onthutsende ontdekking, dat hun "gemeente" niet meer was dan een "EHBO-post", of een "herberg", waar gekwetste en gewonde "afdalers" zich konden laten verzorgen (vgl. Luc.10:34-35). Weer anderen ontdekken, dat hun gemeente de plaats van rust niet was (vgl Micha 2:10): het bleek een steengroeve te zijn, waar gebikt en gehakt moest worden. Ze noemden het wel een "gemeente" maar het was de "Gemeente" niet. Er zijn er die ontdekken, dat hun samenkomst is als een geestelijke oase in de woestijn en dat het tijd wordt om verder te trekken. Tallozen zijn het geharrewar in de "schaapskooien" zat, maar ze weten niet waar ze het dan wél moeten zoeken.
Er zijn er ook, die gehoor geven aan de stem van de Goede Herder. Ze worden "naar buiten gebracht" (Joh.10:3). De winter is voorbij: de lente is aangebroken. De Goede Herder "gaat voor ze uit en de schapen volgen Hem, omdat ze Zijn stem kennen" (Joh.10:4). Vaak maken ze moeilijke tijden door, omdat ze niet altijd "zien", dat "het zal worden één kudde, één herder" (Joh.10:16).
Er is namelijk veel tijd alleen met de Heer nodig om tot bekering van "dode werken" te komen (Heb.6:2). Wij moeten inzien, dat wij de Heer moeten laten werken. En als Hij ons iets opdraagt, dus alleen Zijn werken moeten doen en die tot het einde toe moeten bewaren (Op.2:26). We moeten ervoor waken, dat wij ons blijvend hechten aan Christus om één geest met Hem te zijn (1Cor.6:17).
Maar verheugt u! Gods plan en Zijn timing is volmaakt. Alle "aan de groeve behouwen stenen" zullen op Zijn tijd "wèl samengevoegd" worden, zonder het lawaai "van hamer en beitel", niet door kracht of door geweld, maar door Zijn Geest! (Zach.4:6). Het "nieuwe" Huis van God is al aan komen, het is neerdalende, in geest en in waarheid.
Wat een Gemeente zag Johannes! Een engel voerde hem weg in de geest op een grote en hoge berg en hij toonde hem de heilige stad (Op.21:10). "Ze had de heerlijkheid van God en haar licht leek op een zeer kostbare diamant" (Op.21:11), Ze zag eruit als een stralende bruid (Op.21:2). Dát is de "stad" die we verwachten (Luc.10:33). Zodra we daar een deur open zien, moeten we dáárin opklimmen.(Op.4:1-2).
"Heden, indien u Zijn stem hoort, verhardt uw harten niet" (Hebr.4:7). Laat "uw lichamen een levend, heilig en Gode welgevallig offer zijn: dit is uw redelijke eredienst. En wordt niet gelijkvormig aan deze wereld, maar wordt hervormd door de vernieuwing van uw denken, opdat u kunt erkennen wat de wil van God is, het goede, het welgevallige en het volkomene" (Rom.12:1-2). Laat Hij u een nieuwe naam geven, die niemand kent dan Hij en u (Op.2:17). Sta Hem toe op u te "schrijven de naam van het nieuwe Jeruzalem, dat uit de hemel aan het neerdalen is" (Op.3:12). Laat u loskopen van de aarde om het nieuwe gezang te leren zingen (Op.14:3).
Johannes "zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde; want de eerste hemel en de eerste aarde was voorbijgegaan" (Op.21:1). Hij hoorde dat Jezus "alle dingen nieuw maakt" (Op.21:5). Hij is "de opstanding en het leven" (Joh.11:25). En Hij "zal uw uitgang en uw ingang bewaren van nu aan tot in eeuwigheid" (Ps.121:8).
Broeders voorgangers en oudsten, leidt zo veel mogelijk schapen de "schaapskooi" binnen door "de Deur". "Hoedt de kudde van God die bij u is, niet gedwongen, maar uit vrije beweging naar de wil van God, niet uit schandelijke winzucht maar uit bereidwilligheid, niet als heerschappij voerend over wat u ten deel gevallen is maar als voorbeelden voor de kudde" (1Petr.5:2-3). En houdt vooral niemand tegen, als hij door Jezus wordt geroepen om naar buiten te gaan (vgl. Joh.1:35-38). Bindt anderen niet aan u zelf, maar laat hen Jezus volgen. "Zo zegt de Heer, de heilige Israëls, en zijn Formeerder: vertrouw MIJ Mijn zonen en het werk van Mijn handen toe" (Jes.45:11).
En als u herkent wat er in deze bijbelstudie aan de orde is gekomen, leg dan de versleten mantel van de traditie af en laat u opnieuw bekleden "met kracht uit de hoge" (Luc.24:49). Want de Heer zal alle structuren doen wankelen (Jes.3:1-15). Maar de Zijnen zal Hij "leiden en ze zullen naar Zijn stem horen en het zal worden één kudde, één herder" (Joh.10:14-16). Maar dan in geest en waarheid.