Van dood tot Leven

Het uur komt,
dat allen die in graven zijn, naar Zijn stem zullen horen,
en zij zullen uitgaan,
wie het goede gedaan hebben, tot de opstanding ten leven,
wie het kwade bedreven hebben, tot de opstanding ten oordeel" (Grieks: krisis)
Joh.5:28-29).


Overgenomen van: Verborgen Manna

INLEIDING

Als de Vader der heerlijkheid ons de geest van wijsheid en openbaring geeft, mogen ook wij zien wat Hij verstaat onder dood en leven. Dan verdwijnt er uit ons denken menig struikelblok en wordt de bijbel veel duidelijker. Duisternis wordt licht. Allerlei zaken, die door de Babylonische spraakverwarring zo onzinnig en inconsequent zijn gaan lijken, worden dan in het juiste licht geplaatst. Als God Zijn waarheid laat schijnen, wordt Zijn Woord zoals het is: helder, consequent, veel eenvoudiger dan het ons zo vaak is voorgehouden.

Menigeen is bang in het donker, vooral kinderen. Maar in de geestelijke wereld is menigeen juist bang in het Licht. Ook religieuze mensen houden er niet van om in het licht te wandelen en de waarheid lief te hebben (vgl. 1Joh.1:7, 2:8-10).

Daarom zei Jezus eens tot een religieus leider die 's nachts tot Hem kwam: "Dit is het oordeel (Grieks: de krisis), dat het licht in de wereld gekomen is en men de duisternis liever had dan het licht. Wie kwaad doet, haat het licht en gaat niet tot het licht, want dan komen zijn werken aan de dag. Maar wie de waarheid doet, gaat juist tot het licht. Dan kan van zijn werken blijken, dat ze in God verricht zijn" (Joh.3:19-21).

Laten wij in het licht wandelen en de waarheid doen (1Thes.5:8,1Joh.1:6-7). Dan wordt onze levensweg "als glanzend morgenlicht, dat steeds helderder gaat stralen: tot de volle dag" (Spr.4:18).

WAT IS LEVEN?

Toen Johannes op Patmos in geestvervoering raakte, kreeg hij heerlijke openbaringen over de voleinding van deze "eeuw der genade" (Op.1:10). Het eerste wat hij zag was de Christus, die had overwonnen (Op.1:12-20). Hij hoorde Hem als een bazuin, als een geluid van veel waterstromen (Op.1:10,15). Het was de stem van Jezus het Hoofd, samen met alle zonen Gods die geroepen zijn om met Hem één lichaam te vormen (Ef.3:11).

En dit zei Hij: "Ik ben de eerste en de laatste, de Levende. Ik ben (wel) dood geweest, maar Ik ben (altijd) levend, in alle aionen (=tijden). Ik heb (immers) de sleutels van de dood en het dodenrijk" (Op.1:17-18).

Nu is het leven, waarop Hij doelt, anders dan het onze. Ons leven is "slechts een damp, die voor een korte tijd verschijnt en daarna weer verdwijnt" (Jac.4:15). Maar het leven in Christus is tijdloos, onvergankelijk. Het was en is en zal zijn. Het is het leven in het Woord, waardoor alle dingen zijn geworden (Joh.1:2-3). En dáár gaat het om: om het leven in het Woord (vgl. Joh.1:4)./Dat overwint alles, ook de eerste dood, de tweede dood, ja, iedere vorm van dood die er is (1Cor.15:26,54, Op.2:11). Gods Geest leidt ons van dood tot Leven, Christus Jezus in (Gal.3:27, 1Cor.12:13). In Hem kennen wij geen dood of moeite meer (vgl. Op.21:4). Al die dingen gaan in Hem voorbij. Hij geeft leven, en dan ook nog in overvloed (Joh.10:10).

DE DOOD VAN DE HEER JEZUS

In het verleden probeerden velen na te gaan op welke dag Jezus aan het kruis stierf. Maar wist u, dat Hij al veel eerder de dood inging? Dat was, toen Hij Zijn ware leven aflegde om mens te worden. Hij daalde toen al af tot de sfeer van de dood, waarin de mens al sinds de zondeval had moeten "leven" (zie Rom.5:12,14,18).

Hij werd immers mens en kwam in een lichaam aan dat der zonde gelijk, in een lichaam van deze dood (Rom.8:3, 7:24). Hij kwam terecht in "een dal van diepe duisternis" (Ps.23:4, NBG), in "het dal van de schaduw van de dood" (St.Vert.). Hij ervoer daarvan de volle donkerte en afschuwelijke naargeestigheid tijdens zijn hele rondwandeling op aarde. En wanneer kwam er een einde aan Zijn ervaringen in deze doodssfeer? Toen Hij de geest gaf op Golgotha, uit het graf verrees en tot de Vader terugkeerde.

Hoe ging Hij Zijn weg in deze dood? Als overwinnaar! Onder geen enkele verleiding bezweek Hij. Dat was trouwens de opdracht, die Hij moest volbrengen: Zich te heiligen en Zich te geven als smetteloos zondoffer voor de wereld. Vlak voor Zijn arrestatie zou Hij dan ook zeggen: "Vader, Ik heb het werk voleindigd, dat U Mij te doen gegeven hebt...." (Joh.17:4).

Meteen daarna zei Hij, wát Zijn leven was: "Vader, verheerlijk Mij met de heerlijkheid die Ik bij U had, eer de wereld was" (Joh.17:5). Zijn leven was de heerlijkheid bij de Vader! Over dát leven had Hij "macht het af te leggen en het weer te nemen" (Joh.10:17-18). Dit blijkt duidelijk uit Johannes 10:18, als men de tekst letterlijk vertaalt: "Niemand ontnam het Mij". Verleden tijd dus! Hij had Zijn leven lang voor Golgotha afgelegd en dat was toen Hij de gestalte van een mens aannam.

O, prijs Zijn naam, dat Hij het niet weer opnam, vóórdat Hij Zijn bloed had vergoten voor de zonden van de wereld! Loof Hem, dat Hij mens blééf, Zich liet arresteren, Zich liet slachten als een "onberispelijk en vlekkeloos lam" en pas dáárna Zijn leven in goddelijke heerlijkheid weer opnam (1Pet.1:19).

Het is dus belangrijk te weten, welk verschil God ziet tussen leven en dood. Dán pas kunnen wij er iets van begrijpen, tot welk een onpeilbare diepte het Woord afdaalde om ons te redden en te verlossen. Hij kwam in de dood. Zijn dood beperkte zich niet tot het kruis, hoe afschuwelijk dat ook was. Zijn dood begon met het komen in deze wereld. Daarin werd Hij jaar in jaar uit belaagd door de "prikkel van de dood", de zonde (1Cor.15:56). Nooit gaf Hij aan die verleidende prikkels toe. Hij heerste er volkomen over, als Koning (vgl Gen.4:7, Joh.17:2). "In alle dingen is Hij op gelijke wijze als wij verzocht geweest, maar zonder te zondigen" (Heb.4:15).

Ondanks alle overwinning bleef Hij toch een man van smarten (Jes.53:7-10). Onvoorstelbare droefheid omhulde Hem voortdurend. Ongekende eenzaamheid en wanbegrip kon Hij ervaren, als Hij met anderen werd geconfronteerd. En toch gaf Hij zonder morren Zijn rug om te worden gegeseld en Zijn lichaam om te worden doodgemarteld. Het heilige Lam Gods gaf Zich over aan de onrechtvaardige heersers van deze tegenwoordige boze aioon (eeuw, Gal.1:4).

Van dood tot Leven! Het zal voor velen wel een zeer ongewone gedachte zijn, dat de bijbel ons aardse bestaan ook dood noemt. Wij hebben het altijd over dit leven, in plaats van over deze dood (vergelijk Rom.7:24). Eigenlijk is het zo, dat wij allemaal geestelijk als in een donkere kerker zitten. We zijn erin geboren. We zitten daar niet mee, omdat we nu eenmaal niet beter weten. Maar hoe zou een vrij, hemels wezen zich in zo'n doodskerker voelen? Het zou een hel voor hem zijn! Wel, Jezus had de heerlijkheid van de Vader. Hij daalde af in zó'n hel! Niemand op aarde kan zich zó daarvan de afschuw realiseren als Hij! Hij onderging, toen "Hij Zichzelf ontledigde en de gestalte van een dienstknecht aannam en aan de mensen gelijk werd" een afgrijselijke en gruwelijke dood.

"Jullie kennen de genade van onze Here Jezus", zegt Paulus, "dat Hij om jullie arm is geworden, terwijl Hij rijk was, opdat jullie door Zijn armoe rijk zouden worden" (2Cor.8:9). "God heeft Hem, die geen zonde kende, voor ons tot zondoffer gemaakt" (2Cor.5:21). Hij die door talloze engelen onophoudelijk werd geloofd en geprezen, werd "een worm en geen man, een smaad voor de mensen en veracht door het volk" (Ps.22:7). Hij was aan God gelijk en toen werd Hij mens, knecht. Hij bleef zelfs gehoorzaam in een kruisdood (Fil.2:7-9). "Allen die Hem zagen, bespotten Hem, zij staken de lip uit en schudden het hoofd. Als water was Hij uitgestort en al Zijn beenderen waren ontwricht. Zijn hart werd als was, gesmolten in Zijn binnenste. Verdroogd als een scherf was Zijn kracht, Zijn tong kleefde aan Zijn verhemelte. In het stof van de dood legde God Hem neer" (zie Psalm 22:1-16). Met deze woorden beschrijft de psalmist het lijden van Christus op Golgotha. Dáár verliet de Vader Hem en leerde Hij de dood kennen in haar allergruwelijkste vorm. Dáár dronk Hij de beker helemaal leeg, tot op de bodem (Marc.10:38,14:36).

DE EERSTE DOOD

Als Jezus afdaalde tot deze dood, dan is het duidelijk, dat nu wij in deze dood zijn. Het zogenaamde leven op aarde is niet het leven. Wij hebben de begrippen omgedraaid. De jaren hier zijn niet onze levensjaren. Het zijn jaren van ijdelheid en strijd. "De dagen van onze jaren zijn zeventig jaar, en als we sterk zijn, tachtig jaar; en wat daarin onze trots is, is moeite en leed" (Ps.90:10).

Toen één van de discipelen aan Jezus vroeg: "Heer, sta mij toe eerst mijn vader te begraven", zei Hij tot hem: "Volg Mij en laat de doden hun doden begraven" (Mat.8:21-22). Wat een vreemd antwoord voor wie niet weet, wat dood is en wat leven. Weet u wat Hij hier zei? Dat de zogenaamd levenden net zo dood kunnen zijn als overledenen. Wie in de doodkist ligt, is dood. En wie de kist draagt, is, als hij Jezus niet volgt, geestelijk ook dood. Want alleen in Hem is leven (Joh.1:4). Wat wij altijd als leven hebben bestempeld, is dus geen leven. De enige die leven geeft, is Jezus (Joh.5:40, 10:10, 11:25).

Als we zo leren denken, verliezen veel natuurlijke zaken die ons van Hem aftrekken hun bekoring. Zag Gods volk maar wat leven is! "Waarom weegt u geld af voor wat geen brood is en uw vermogen voor wat niet verzadigen kan? Kom tot Mij, opdat uw ziel kan leven" (Jes.55:2-3).

Want een afschuwelijke leugen heeft de mens in de ban. De misleiding is universeel. Hoe hard wordt er niet gezwoegd en geploeterd voor méér in de sfeer van de dood? Voortdurend wordt de mens gedreven tot méér activiteit en werk om zich nóg meer te kunnen veroorloven voor het "lichaam van deze dood". Allemaal ijdelheid en najagen van wind! Maar het is nog erger. Al die zorgen van de wereld, het bedrog van rijkdom, de begeerten naar al maar meer verstikken het leven van het Woord, dat de "zaaier" op onze geestelijke akker heeft gezaaid (Marc.4:18-19).

In Genesis 2 vers 16 en 17 vinden wij Gods eerste gebod aan de mens. "Van alle bomen in de tuin mag je eten, maar niet van de boom van de kennis van goed en kwaad. Wanneer je daarvan eet, zul je onherroepelijk sterven" (NVB). Doorgaans wordt dit bijbelgedeelte als volgt uitgelegd: toen Adam van de vrucht van de boom at, stierf hij een geestelijke dood, maar hij leefde nog jaren verder buiten het paradijs, totdat de dood ook zijn lichaam trof. Dit klinkt acceptabel voor het verstand, maar de waarheid is het niet. De waarheid is: op het moment, dat Adam van de vrucht nam, gebeurde er precies met hem, wat God had gezegd: "Wanneer je daarvan eet, zul je onherroepelijk sterven".

Eva stierf en ook Adam stierf! Het leven week van hen. Wat zij ervoeren in de volgende jaren was helemaal geen leven meer, maar dood. In het paradijs had Adam geleefd. Daar was hij vervuld en bekleed geweest met leven, zoals dat ook openbaar werd in Jezus op de berg der verheerlijking (Mat.17:1-13). Maar na de zondeval raakte hij met de dood bekleed (Gen.3:21).

Het is vanzelfsprekend, dat het voor menigeen moeilijk is, deze waarheid één, twee, drie te bevatten. Maar kijk eens, hoe duidelijk een tekst als Romeinen 7 vers 24 nu wordt: "Ik, ellendig mens! Wie zal mij verlossen uit het lichaam van deze dood?" Wie geeft mij waarachtig leven? Jezus Christus! Want "als Christus in u is, dan is wel het lichaam dood vanwege de zonde, maar de geest is leven vanwege de gerechtigheid" (Rom.8:10).

Nu eerst deze vraag: Waarom zegt Paulus hier: "De geest is leven vanwege de gerechtigheid?" Het antwoord is eenvoudig. Paulus sprak in zijn brief tot volgelingen van Jezus. Zij kenden Hem al als hun leven. Hij had gezegd: "Ik ken Mijn schapen en ze volgen Mij. Ik geef hun eeuwig leven" (dat is: het leven van Zijn koninkrijk, van het paradijs, Joh.10:27-29). Wie Hem volgt, leert Hem dus kennen als levensbron, als boom des levens. En wie uit Hem eet, zal leven. Wie, als gehoorzaam kind Gods, steeds tot Hem komt om van Hem te "eten", "zal leven door Hem" (Joh.6:57). Jezus zegt tot Zijn discipelen, vlak voor Zijn arrestatie: "Ik leef en jullie zullen leven" (Joh.14:19).

De waarheid is dus dit: in Jezus Christus is leven. Het enige leven dat iemand hebben kan, wordt door Hem gegeven (Joh.1:4-5). Al het andere is geen leven, maar dood. De mens noemt het leven. Maar God, de inspirator van de bijbel, noemt het dood.

In deze tijd kan de medische wetenschap zeer efficiënt "levens" verlengen. Miljarden worden er uitgegeven voor medische zorg. Er vinden allerlei transplantaties plaats. Duizenden mensen, die in hopeloze toestand verkeren, worden met kunstmatige middelen "in leven" gehouden. In feite houden wij helemaal niet het leven in stand, maar het lichaam dezes doods. Natuurlijk moeten we medische hulp niet afkeuren. Maar ik noem dit, om de algehele spraakverwarring te signaleren. Jezus is de bron van leven. Buiten Hem is dood.

Op de laatste dag van het loofhuttenfeest te Jeruzalem waren de meningen over Jezus nogal verdeeld (Joh.7:37-44). Sommigen zeiden dat Hij een goed mens was. Anderen vroegen zich af: "Hoe kan Hij zo geleerd zijn zonder onderricht te hebben ontvangen?" (Joh.7:15). Anderen stelden, dat Hij de Christus niet kon zijn: "Hij kwam immers uit Galiléa!" (Joh.7:41).

Maar luister eens naar wat de Heer Zelf zei: "Wie in Mij gelooft zoals de Schrift zegt, stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien". En in Johannes 5 vers 24: "Wie Mijn woord hoort en Hem gelooft, die Mij gezonden heeft, heeft eeuwig leven. Hij komt niet in het oordeel, want hij is overgegaan uit de dood in het leven". En dát gebeurt er nu, als wij van de boom des levens eten! "O, smaak en zie dat de Heer goed is! Gezegend de mens die bij Hem schuilt!" (Ps.34:9).

Nu zullen wij ook de volgende woorden van de Heer Jezus beter begrijpen: "Ik zeg u, dat de tijd komt en nu is, dat de doden naar de stem van de Zoon van God zullen horen, en die haar horen, zullen leven" (Joh.5:25). Wie zijn die doden? Wij! Wij lagen gekneld in banden van de dood. En toen wij Hem hoorden en ons bekeerden, begon Hij in ons te leven en wij met Hem.

Prijst God, dat Zijn heerschappij eindeloos is. Als wij geloven, overwint Hij alle vormen van dood, ook in ons. Menigeen zal kunnen getuigen van Zijn bevrijdende kracht. Verkeerde gewoonten kunnen worden overwonnen, banden van de dood kunnen worden verbroken, ziektemachten uitgebannen. Hij kwam om ons te bevrijden en om in ons te leven. Hij kwam om ons bekend te maken, dat onze innerlijke mens niet langer in de greep van de dood hoeft te blijven. Hij kwam "opdat wij samen met Hem zouden leven" (1Thes.5:10). "En", zegt Jezus, "verwondert u hierover niet, want de tijd komt, dat allen, die in graven zijn naar Mijn stem zullen horen, en zij zullen uitgaan, wie het goede gedaan hebben tot de opstanding ten leven, wie het kwade bedreven hebben tot de opstanding ten oordeel" (Joh.5:28-29). Wat dat laatste betekent, komt aan de orde in "Blij met Gods oordelen" elders op deze site.

Ook deze woorden van Paulus worden nu helderder: "Jullie zijn dood en jullie leven is verborgen met Christus in God. Wanneer Christus verschijnt, die ons leven is, zullen ook jullie met Hem verschijnen in heerlijkheid" (Col.3:3-4). Ons leven is verborgen met Christus in God. Maar ons lichaam is een lichaam van deze dood. Daar ligt dan ook onze strijd, omdat dat lichaam als maar tracht te verhinderen, dat wij God volkomen dienen. Steeds vraagt het aandacht. Het verlangt naar alles en nog wat. Het wil zijn zintuigen bevredigen: lekker eten, mooie dingen zien en horen. En hoe meer hoe beter! Des te meer het wordt bevredigd, des te groter vijand het wordt van het leven. Als God roept om te vasten, wil het juist eten. Het wil slapen, als God roept om te waken. Haar lusten worden nooit blijvend bevredigd. Vandaar dat Paulus uitroept: 'Wie zal mij verlossen uit het lichaam van deze dood".

Wel, mijns inziens is de strijd half gewonnen als wij zien, dat "het lichaam dood is vanwege de zonde, maar dat de geest leven is vanwege de gerechtigheid" (Rom.8:10). Dan ligt de weg open tot de vervulling van het volgende vers: "Indien de Geest van Hem, die Jezus uit de doden heeft opgewekt in u woont, dan zal Hij, die Christus Jezus uit de doden opgewekt heeft, ook uw sterfelijke lichamen levend maken door Zijn geest, die in u woont" (Rom.8:11).

Met dit laatste bedoelt Paulus niet gebedsgenezing of zo iets. Natuurlijk zijn er tallozen genezen op bovennatuurlijke wijze door een aanraking van God. Zelf ben ik van veel goddelijke genezingen getuige geweest. De Heer geneest! Onmiskenbaar! Maar in Romeinen 8 spreekt Paulus niet over het terugkrijgen van lichamelijke gezondheid, maar van het ingaan tot een leven, dat ver boven het natuurlijke leven uitstijgt. Hij toont aan, dat Christus leven aan onze geest geeft en dat dit leven ook ons lichaam zal levend maken!

Daarom moet Gods volk ophouden zich te concentreren op het lichaam en op lichamelijk welzijn. Wie genezing voor het lichaam zoekt, zoekt niet Hem, maar iets. Concentreer u op Christus, die ons leven is. Dan zullen wij tot onze vreugde ervaren, dat Christus niet alleen ons leven is, maar ook onze opstanding, hier en nu!(Joh.11:25). Zó krijgen wij deel aan Zijn opstanding en onvergankelijk leven, in geest, ziel én lichaam.

Wat een schrille tegenstelling tot dit levend gemaakt worden is het kinderlijke verlangen om alleen maar lichamelijk genezen te worden op gebed. In het verleden werden daar massale bijeenkomsten voor georganiseerd voor wonderdoeners uit het buitenland, die overal op kleinere schaal navolging kregen. Soms werd, met de microfoon in de hand, voor genezing gebeden over duizenden mensen tegelijk. Maar wat werd er tot stand gebracht? Hoofdzakelijk dit: genezing voor het lichaam dezes doods. In plaats van Jezus Christus, die ons onvergankelijke leven is, te zoeken, zocht men iets voor het tijdelijke lichaam. Genezing was niet meer een teken dat de gelovige zou volgen, maar het werd een doel waar men naar ging jagen. Het kwam in de plaats van (in het Grieks: anti) het zoeken van de Heer Jezus. Dit is anti-christelijk.

Gelukkig gaan velen nu verstaan, dat "als Gods Geest die Jezus uit de doden heeft opgewekt, ook in u woont, Hij ook uw sterfelijke lichamen zal levend maken door Zijn Geest, die in u woont". Concentreer u daarom op Zijn Geest, om opstandingsleven te leren ervaren. Zoek de verborgen omgang met Hem. "Zoek Mij en leef. Maar zoek Bethel toch niet, en ga toch niet naar Gilgal of Berseba. Want Gilgal wordt onherroepelijk weggevoerd en Bethel gaat teniet. Zoek de Heer en leeft" (Amos 5:5). Want alleen "de Koning der koningen en de Heer der heren heeft onsterfelijkheid en woont in een ontoegankelijk licht, dat geen mens gezien heeft" (1Tim.6:16). Alleen in gemeenschap met Hem wordt "het leven van Jezus in ons sterfelijk vlees" openbaar (2Cor.4:10-11). Alleen dan staan wij nu op vanuit de doden. Wie die gemeenschap met het leven niet heeft, is helaas nog levend dood (1Tim.5:6).

In dit licht is het goed om nog een paar teksten onder de loep te nemen. Allereerst Colossenzen 1:18: "Hij is het begin, de eerstgeborene uit de doden". En Filippenzen 3:10-11: "of ik zou mogen komen tot de opstanding uit de doden". De doden, waar Paulus het over heeft zijn niet de overledenen. Het zijn bestaande mensen. De doden zijn zij, die eten, drinken en vrolijk zijn, mensen die "een los leven leiden" (1Tim.5:6). In Jezus' opstandingskracht kunnen wij komen tot de opstanding vanuit die doden. Dat is wat de bijbel noemt de eerste opstanding.

Natuurlijk wist Paulus, dat er ook in de toekomst een opstanding zou zijn. Maar hij benadrukt steeds, dat wie hier en nu volkomen het Lam volgt, deel gaat krijgen aan de opstanding vanuit de doden. Nogmaals: dat is niet de opstanding uit het graf, maar de opstanding in het heden (van)uit de doden tot het ware Leven. "Dit alles om Hem te kennen en de kracht van Zijn opstanding en de gemeenschap aan Zijn lijden, of ik, aan Zijn dood gelijkvormig wordende, zou mogen komen tot de opstanding vanuit de doden" (Fil.3:10). "Niet, dat ik het reeds zou verkregen hebben of reeds volmaakt zou zijn" (Fil.3:12), voegt hij er meteen aan toe. Want hij wist echt wel, dat deze opstanding de prijs van de roeping Gods was, waar je naar moet jagen (vers 14). Hij wilde die prijs dolgraag behalen. Zonen Gods behalen die prijs. Dat zijn zij die het Lam volgen, waar Hij ook heengaat. Dat zijn de losgekochten van de aarde, die gekocht zijn uit de mensen, uit de levend-doden, als eerstelingen voor God en voor het Lam (Op.14:3-5).

DE TWEEDE DOOD

Wat met de eerste dood bedoeld wordt is nu duidelijk: ons "leven" in het vlees. En de eerste opstanding is de verborgen opstanding vanuit de doden om ons heen. Die eerste opstanding is voor eerstelingen. Voor alle andere mensen is er een opstanding later (vgl. Joh.5:24-29).

De eerste opstanding betreft wie tot koninklijk priesterschap zijn geroepen. Zij staan in Christus het eerst op en worden door Hem tot heerlijkheid gebracht (1Thes.4:16, vgl. Heb.2:10). Zij worden opgewekt ten leven, omdat zij het Lam volgen waar Hij ook heen gaat (Op.14:1-5). Zij onderwerpen zich geheel vrijwillig aan de loutering, die begint bij het huis van God (1Pet.4:17). Zij hoeven dan ook niet later op te staan ten oordeel, zegt Jezus, want zij zijn nu al overgegaan uit de dood in het leven (Joh.5:24). Zij hebben deel gehad aan de eerste opstanding en hebben al met Hem overwonnen. "Zalig en heilig is hij, die deel heeft aan de eerste opstanding, over hen heeft de tweede dood geen macht" (Op.20:6).

Maar wat is nu de tweede dood, waaruit iedereen zal opstaan? Want Jezus had gezegd, dat "allen, die in de graven zijn, naar Zijn stem zullen horen en dat zij zullen uitgaan, wie het goede gedaan hebben, tot de opstanding ten leven, wie het kwade bedreven hebben, tot de opstanding ten oordeel" (Joh.5:29). En hoe zit het dan met een tekst als Openbaring 21:8: "Maar de lafhartigen, de ongelovigen, de verfoeilijken, de moordenaars, de hoereerders, de tovenaars,de afgodendienaars en alle leugenaars, hun deel is in de poel, die brandt van vuur en zwavel: dit is de tweede dood"? Wat is de poel des vuurs, de tweede dood?

Om dit te verstaan is het nodig te weten, wat de betekenis is van vuur en van zwavel. De traditie zegt, dat de "poel die brandt van vuur en zwavel" een plaats is, waar het merendeel van de mensheid terechtkomt en eindeloos wordt gepijnigd en gekweld door de duivel en zijn demonen. Dit is niet alleen onwaar, maar bovenal een grove belediging jegens Gods wijsheid en liefde.

Eerst dus iets over de betekenis van vuur. In het Grieks is vuur pura. We lezen in Handelingen: "Zij staken een groot vuur aan" (28:2). Pura, waarbij Paulus en de andere van kou versteende drenkelingen zich konden warmen.

Maar "toen de pinksterdag aanbrak vertoonden zich aan hen tongen als van vuur" (Hand.2:1-3). Hier wordt niet het woord pura gebruikt, maar pur. En pur duidt op het louterende vuur van God, het vuur van Zijn Geest. Hij is immers een verterend vuur (Heb.12:29). Dit vuur is in de poel van Openbaring 21 vers 8, hetzelfde vuur, waarin Jezus Zijn discipelen zou dopen (Mat.3:11). Andere plaatsen, waar het woord pur wordt gebruikt zijn bijvoorbeeld Mat.3:12, 5:22, Hand.2:19, 1Cor.3:13 en 15, Heb.1:7, Op.3:18, 8:5 en 14:10.

Nu de betekenis van zwavel: "De poel van vuur en zwavel" (Op.20:10) , "de poel, die van zwavel brandt" (Op.19:20). Het Griekse woord is theion. Zwavel was in de oudheid iets heiligs voor de godheid. Het werd gebruikt om te zuiveren en te louteren. Het werkwoord dat van theion is afgeleid is theioo, wat betekent: heiligen, aan god opdragen.

"De poel van vuur en zwavel" betekent: "een plaats van loutering voor God", van oordeel (=scheiding van goed en kwaad) om aan God te kunnen worden opgedragen. Wie geen deel had aan de eerste opstanding moet door deze pijnlijke krisis (=oordeel, scheiding) van licht en duisternis. Hij wordt er gepijnigd dag en nacht in "de aionen der aionen" (Op.20:6, 10, 13-15).

Nu het woord "pijnigen". Het Griekse woord is niet alleen vertaald door pijnigen (Op.20:10). Maar ook door: pijn hebben (Mat.8:6), teisteren (Mat.14:24), aftobben (Marc.6:48), kwellen (2Pet.2:8), barensweeën hebben (Op.12:2). De oorspronkelijke betekenis van het werkwoord is: testen door op een toetssteen te wrijven, zien of iets zuiver is of niet.

Dit laatste komt harmonisch overeen met "loutering voor God" (theion - zwavel). De pijniging is de scheiding van goed en kwaad. Het is de toets, die moet aantonen of er loutering en correctie nodig is. Het is een groot mysterie, dat in de poel des vuurs iedere kwelling en pijniging een geboortewee is. Zo worden alle dingen nieuw gemaakt (Op.21:5). De poel des vuurs bewerkstelligt een uiteindelijke opstanding voor iedereen, "opdat in de naam van Jezus zich alle knie zou buigen van hen, die in de hemel en die op de aarde en die onder de aarde zijn, en alle tong zou belijden: Jezus Christus is de Heer, tot eer van God, de Vader" (Fil.2:10 en 11). Het staat onomstotelijk vast dat de tweede dood (of de poel van vuur) een geestelijke realiteit is, een geestelijk proces, niet de hel als locatie. Het is een proces waar ieder doorheen moet, die nog niet tot echt leven is overgegaan.

Eerstelingen gaan nu al door dat proces. Zij staan op in deze eerste dood. Door tal van vurige beproevingen worden zij grondig getest, opdat zij in het boek des levens kunnen worden ingeschreven (1Pet.4:17-19). Zij hebben niet het beest aanbeden, ook niet zijn beeld, en aanvaardden nooit zijn merkteken op hun voorhoofd (Op.19:20). Zij dragen op hun voorhoofd Jezus' naam en de naam van de Vader (Op.14:1). Zij zijn losgekocht van de aarde en zijn onbevlekt en onberispelijk (Op.14:3-5). De eerstelingen voor God en voor het Lam, die deel hebben aan de eerste opstanding, gaan óók door de tweede dood, maar zullen er geen schade van lijden (Op.2:11).

Waartoe dient dus de tweede dood ? Het antwoord ligt nu voor de hand. Gods verlossingsplan betreft niet alleen hen die "in Christus zijn", die het "Lam gevolgd hebben waar Hij ook heengaat" en die "gekocht zijn uit de mensen als eerstelingen voor God en voor het Lam" (Op.14:1-5). Het betreft ook de grote schare die niemand tellen kan, uit alle volk en stammen en natiën en talen, en die ook bekleed worden met witte gewaden (Op.7:9). Had Hij, die op de troon is, niet gezegd: Zie, Ik maak alle dingen nieuw" (Op.21:5)?

Ook "de zee gaf de doden, die in haar waren en de dood en het dodenrijk gaven de doden, die in haar waren, en zij werden geoordeeld, een ieder naar zijn werken" (Op.20:13). "En wanneer iemand niet bevonden werd geschreven te zijn in het boek des levens, werd hij geworpen in de poel des vuurs" (Op.20:15), om ook te worden gecorrigeerd en gelouterd. De tijden van de wederoprichting (=herstel) van alle dingen zijn dan aangebroken (Hand.3:21). "Ter voorbereiding van de volheid der tijden wordt dan al wat in de hemel en op de aarde is onder één hoofd, dat is Christus, samengevat" (Ef.1:10). Dan wordt alles harmonieus "één Heer, één geloof, één hoop, één God en Vader van allen, die is boven allen en door allen en in allen" (Ef.4:6). Dan zal "zo waarachtig als Ik leef, spreekt de Heer, voor Mij alle knie zich buigen en alle tong Mij loven" (Rom.14:11). Dáártoe dient de tweede dood.

Ter verduidelijking van de begrippen "eeuw" (aioon) en "eeuwig" (aionisch), die wij steeds zonder enig commentaar hebben gebruikt, nu tenslotte daarover een paar opmerkingen.

Met het vertalen van het Griekse woord aioon (eeuw) is men zeer inconsequent te werk gegaan. Vaak werd het vertaald door eeuw (en dat was juist). Nog vaker werd het foutief vertaald door bijvoorbeeld wereld (bv. in Gal.1:4). Of, in zeer veel gevallen, door eeuwigheid. Het gevolg daarvan is, dat de hedendaagse bijbellezer zich nog nauwelijks kan voorstellen, wat de bijbel bedoelt met aionen (eeuwen) en aionisch (eeuws).

Dat de statenvertalers zo'n willekeurige vertaling konden afleveren, is volgens professor Grosheide te wijten aan het feit, dat zij gebonden waren aan hun theologische standpunt. Ze hadden zich te houden aan de belijdenis, die zij hadden ondertekend. Uit zijn boekje "De Statenvertaling" blijkt, dat de vertalers, alle calvinistische theologen, in bepaalde gevallen een objectieve vertaling moesten vermijden en aan een vrije interpretatie de voorkeur moesten geven. Alles moest namelijk kloppen met de leer. Onze vraag is dus: wat is de oorspronkelijke betekenis van het bijbelse woord aioon (eeuw)?

In het Nederlands kan men het woord eeuw op twee wijzen gebruiken. Ten eerste is een eeuw een periode van precies honderd jaar. Ten tweede gebruiken wij het woord om een tijdperk aan te duiden, zoals bijvoorbeeld onze gouden eeuw. Zo'n tijdperk kan korter of veel langer dan honderd jaar duren.

In het Grieks duidt aioon op een tijd, die niet persé honderd jaar hoeft te duren. Net als de gouden eeuw is een aioon een era, met een begin en een eind. Bijbelse aionen zijn tijdperken. Zo is er sprake van de tegenwoordige aioon (Gal.1:4, de tegenwoordige eeuw). Die begon met Jezus' komst als Verlosser en daarin heeft satan, "de god van deze eeuw, de ongelovigen met blindheid geslagen, zodat zij het licht niet kunnen zien van het evangelie van Christus" (2Cor.4:4). Maar gelovigen "leven rechtvaardig en godvruchtig in deze eeuw en verwachten de verschijning van de heerlijkheid van Jezus" (Titus 2:12-13).

Er is ook sprake van een "komende aioon" (Heb.6:5, de komende eeuw, die van het Koninkrijk Gods). En van "aioon der aionen", waarin de overweldigende rijkdom van Zijn genade zal worden getoond" (Ef. 2:7). In de aioon der aionen betekent uiteraard: in de aller heerlijkste "eeuw" (vgl Heer der heren, knecht der knechten, heilige der heiligen, ed. ). Het betekent niet: tot in alle eeuwigheden, zoals bijna overal foutief is vertaald (zie bv. Op.1:6, 18, 4:9, 10, 5:13, 7:12, 10:6, 11:15, 14:11, 15:7, 19:3, 20:10 en 22:5).

Er zijn dus aionen, eeuwen, tijden. God heeft "de eeuwen gemaakt" (Heb.1:2, letterlijk vertaald). Hij heeft er een plan mee (letterlijk: een voornemen der eeuwen, Ef.3:11). Ze hebben een begin en een eind. En als Gods "eeuwig voornemen" ten uitvoer is gebracht, breekt "de volheid der tijden aan, waarin al wat in de hemelen en op de aarde is onder Christus wordt samengevat" (Ef.1:10).

EEUWIG (AIONISCH, EEUWS)

Het bijvoeglijk naamwoord van het woord aioon is aioonios. Dit is meestal vertaald door eeuwig. Beter is het om te spreken van aionisch, eeuws. Het betekent: wat op een eeuw betrekking heeft. Het komt voor op talloze plaatsen in de bijbel:

eeuwig leven (lees: eeuws leven, Mat.19:16 en vele andere teksten),
eeuwige God (Rom.16:26),
eeuwige straf (Mat.25:46),
eeuwig vuur (Judas 7),

eeuwig oordeel (Heb.6:2),

eeuwige tenten (Luc.9:16),

eeuwige tijden (Rom.16:25),

het onzichtbare is eeuwig (2Cor.4:18),

eeuwig verderf (2Thes.1:9),

eeuwige troost (2Thes.2:16),

eeuwige kracht (1Tim.6:16),

eeuwig heil (Heb.5:9),

eeuwige verlossing (Heb.9:12),

eeuwige Geest (Heb. 9:14),

eeuwige erfenis (Heb.9:15),

eeuwige heerlijkheid (1Pet.5:10),

eeuwig Koninkrijk (2Pet.1:11),

eeuwig evangelie (Op.14:6),

Nogmaals: in al deze teksten betekent het woord aioonios niet eeuwig in de zin van altoosdurend, maar eeuws, tot een aioon horend, tijdgebonden, met een begin en een eind.

Maar als het in de bijbel over het altoosdurende gaat, wordt toch het woord eeuwigheid gebruikt! Nee, dan gebruikt de bijbel niet het woord aionios, maar een ander woord: onvergankelijkheid. En het spreekt natuurlijk wel voor zich, dat het eeuwse leven van Christus een onvergankelijk, dus blijvend leven is (zie b.v. 1Cor.15).

Op aarde werkt God met de mens in tijden, aionen, era's. Daarin leidt Hij van vergankelijkheid tot onvergankelijkheid, van dood tot Leven. En als de volheid der tijden aanbreekt, levert Christus een volmaakt universum aan de Vader over. Dan "zal er geen nacht meer zijn en hebben zij geen licht van een lamp of licht van de zon nodig, want God zal hen verlichten" (Op.22:5). Geen dag of nacht, dus ook geen tijd meer. Alles wat met tijd te maken heeft gehad is dan voorbij: pijn, strijd, tranen, oordeel, dood, enz., want alle eerste dingen zijn dan voorbij (Op.21:4). Alles wat heeft behoord tot de "eeuwen" (het eeuwse oordeel, e.d.) heeft dan aan zijn doel beantwoord. Alles is dan volmaakt geworden in de kosmos (Col.1:20). Alle dingen zijn dan weer gericht (=rechtgezet) en opgericht (Hand.3:21). Tot Hem, God de Vader, zijn dan alle dingen (Rom.11:36).

Alle doden die het Leven niet ten volle kenden, groot en klein, zullen dus worden opgewekt in de opstanding ten oordeel (Joh.5:29, Op.20:12). Ieder zal rechtvaardig worden gericht in de poel van het vuur van de tweede dood. Daar wordt men niet oneindig verdoemd. Daar vindt een loutering plaats, met een begin en met een eind! Het is wel een tijd van crisis (oordeel in het Grieks is krisis), maar geen eeuwige verdoemenis! O, wat is de Vader groot en liefdevol!

God is liefde. Hij is grootmachtig en heeft alles in de hand. Hij verlaat niet wat Zijn hand begon. In het begin schiep Hij hemel en aarde, met allerlei levende wezens en Adam als kroon van Zijn schepping. En wat is daarvan de voleinding? Een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, waarop de volken in vrede met elkaar leven, met een gekroonde Christus.

"Ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, want de eerste hemel en de eerste aarde waren voorbijgegaan, en de zee was niet meer. En ik zag de heilige stad, een nieuw Jeruzalem, nederdalende uit de hemel, van God, getooid als een bruid, die voor haar man versierd is. En ik hoorde een luide stem van de troon zeggen: Zie, de tent van God is bij de mensen en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen zijn volken zijn en God zelf zal bij hen zijn, en Hij zal alle tranen van hun ogen afwassen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geklaag, noch moeite zal er meer zijn, want de eerste dingen zijn voorbijgegaan" (Op.21:1-4). "Want Ik heb gezworen bij Mijzelf, waarheid is uit Mijn mond uitgegaan, een woord dat niet zal worden herroepen: dat voor Mij elke knie zich zal buigen, dat bij Mij elke tong zal zweren" (Jes.45:23).

De statenvertalers hebben de laatste tekst als volgt vertaald: "Ik heb gezworen bij Mij zelven, er is een woord der gerechtigheid uit Mijnen mond gegaan en het zal niet wederkeren: dat Mij alle knie zal gebogen worden, alle tong Mij zal zweren". En als aantekening schreven zij bij deze tekst: "Dat is: alle natiën zullen Mij kennen en belijden. Zij zullen God eren en belijden als men in het gericht oprecht bij Zijn naam zweert".

"Uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen: Hem zij de heerlijkheid in de "aioon der aionen" (Rom.11:36).