PSALM 19 (SEPTUAGINTA) = PSALM 20 (HSV)

HET GEBED VAN JAKOB

(GEN. 28:20-22)

Overgenomen van: Berea Studies

1 Een psalm van David.

2 Moge de HEERE u verhoren in de dag van benauwdheid,

de Naam van de God van Jakob u in een veilige vesting zetten.

3 Moge Hij u hulp zenden uit het heiligdom

en u ondersteunen uit Sion.

4 Moge Hij aan al uw graanoffers denken

en uw brandoffer tot as verteren. Sela

5 Moge Hij u overeenkomstig de wens van uw hart geven

en al uw voornemens in vervulling doen gaan.

6 Wij zullen juichen over uw heil

en de vaandels opheffen in de Naam van onze God.

Moge de HEERE al uw verlangens vervullen.

7 Nu weet ik dat de HEERE Zijn gezalfde verlost!

Hij zal hem verhoren uit Zijn heilige hemel,

met machtige daden van heil door Zijn rechterhand.

8 Dezen vertrouwen op strijdwagens en die op paarden,

maar wíj zullen de Naam van de HEERE, onze God in herinnering roepen.

9 Zíj kromden zich en vielen,

maar wíj zijn opgestaan en staande gebleven.

10 HEERE, verlos;

moge die Koning ons verhoren op de dag dat wij roepen.

Voor de koorleider.

Negentien is het getal van geloof en horen.

De Psalm draagt als titel: “Een Psalm van David”. Het blikt terug op Jakobs eerste bezoek aan Bethel, waar hij zij droom had waarin engelen opstegen en neerdaalden op hem. Hoewel er waarschijnlijk in die droom toch geen woorden werden gesproken, “hoorde” Jakob weldegelijk de stem van God, want in vers 16 en 17 reageert hij meteen,

16 Toen Jakob uit zijn slaap ontwaakte, zei hij: De HEERE is werkelijk op deze plaats, en ik heb het niet geweten. 17 Daarom was hij bevreesd en zei hij: Hoe ontzagwekkend is deze plaats! Dit is niets anders dan het huis van God en de poort van de hemel.

Geloof kan worden gegenereerd in hen die het evangelie in de grote stille getuige van de hemelen horen, zelfs als zij nooit de kans hebben gekregen om de Bijbel te lezen of het Evangelie van één van Jezus’ discipelen te horen. Paulus laat dit in Rom. 10:17, 18, duidelijk naar voren komen,

17 Zo is dan het geloof uit het gehoor en het gehoor door het Woord van God. 18 Maar ik zeg: Hebben zij het dan echt niet gehoord? Zeker wel: Hun geluid is over heel de aarde uitgegaan, en hun woorden tot de einden van de wereld [geciteerd uit Psalm 19:5].

Met Psalm 19 riep David ongetwijfeld zijn jeugdjaren in herinnering en de vele nachten die hij onder de sterren doorbracht terwijl hij zijn vaders schapen hoedde. Bij het geven van de wet aan Israël op die eerste dag (later bekend als Pinksteren), werd Gods stem gehoord (Deut. 5:23-27, en van het volk werd verwacht dat zij het hoorde en met geloof erop reageerde. Uiteraard trokken velen zich terug en droegen Mozes op om de stem van God te horen (Ex. 20:18-21). Er was slechts een kleine minderheid die in staat leek te zijn om te horen. Maar David was iemand die de stem van God hoorde. Hij openbaarde dus geloof en ook wij worden in Heb. 4:16 aangespoord om God te naderen

en om niet onze hart te verharden zoals Israël dit onder Mozes deed.

Psalm 20 blikt terug op het gebed (belofte) van Jakob in Gen. 28:20-22, waar staat,

20 Jakob legde een gelofte af en zei: Als God met mij zal zijn en mij zal beschermen op deze weg, waar ik op ga, en mij brood zal geven om te eten en kleren om aan te trekken, 21 en ik in vrede in het huis van mijn vader zal terugkeren, dan zal de HEERE mij tot een God zijn. 22 Deze steen, die ik als

gedenkteken overeind gezet heb, zal een huis van God zijn. En van alles wat U mij geven zult, zal ik U zeker het tiende deel geven.

En Psalm 20:2-6 lijkt dit gebed te beantwoorden, zeggende,

2 Moge de HEERE u verhoren in de dag van benauwdheid, de Naam van de God van Jakob u in een veilige vesting zetten. 3 Moge Hij u hulp zenden uit het heiligdom en u ondersteunen uit Sion. 4 Moge Hij aan al uw graanoffers denken en uw brandoffer tot as verteren. Sela 5 Moge Hij u overeenkomstig de wens van uw hart geven en al uw voornemens in vervulling doen gaan. 6 Wij zullen juichen over uw heil en de vaandels opheffen in de Naam van onze God. Moge de HEERE al uw verlangens vervullen.

Jakob stond op het punt om “de tijd van Jakobs benauwdheid” in te gaan (Jer. 30:7). Wanneer we het getal 21 en de 21e Psalm (Psalm 22) gaan behandelen zullen we hier meer over uitweiden. Zodoende spreekt vers 2 hierboven over “de dag van benauwdheid” en “de God van Jakob”. Psalm 20:7 zegt,

7 Nu weet ik dat de HEERE Zijn gezalfde [messias] verlost! Hij zal hem verhoren uit Zijn heilige hemel, met machtige daden van heil door Zijn rechterhand.

Jakob doorleefde twee tijden van benauwdheid, die beiden 21 jaar duurde. Vandaar dat het ook een associatie heeft met het getal 21, hetgeen we spoedig zullen aantonen. Het leven van Jakob voorzag echter ook in profetie voor Jezus’ tijd van benauwdheid, dat leidde tot Zijn kruis. Dit is de reden dat de 21e Psalm (d.w.z. Psalm 22) van alle Psalmen de grootste profetie over de kruisiging bezit.

Maar in Psalm 20:7 zien wij hier een afschaduwing van wanneer David voorzegt dat “de HEERE Zijn gezalfde verlost”. Noch David, noch Jakob, noch Jezus werd de tijd van benauwdheid bespaard, maar zij bewezen dat hun benauwdheid hen niet kon weerhouden van het vervullen van hun roeping. Op deze manier werden zij van hun benauwdheid verlost. God bracht hen in benauwdheid

om hen geloof te leren (in het geval van Jezus ging Hij aan het kruis voor ONZE zonden, hetgeen wij door geloof aannemen).

Toen Jakob zijn belofte in Genesis 28 deed zalfde hij de steen of rots die hij als kussen had gebruikt (vs. 18). Deze handeling uitte het beeld van de Messias, een “gezalfde”. Deze rots werd dus een beeld van Christus, hetgeen Mozes in Deut. 32:4, 15, 18 en 31 aanhaalt. Ook David schrijft vaak over de Rots. Zie Psalm 18:3, 32, 47.

Dus zoals de Rots dus Christus was, zo diende het ook als beeld van al Gods gezalfden die door geloof “in Christus” zijn. Een ieder die van tijd tot tijd door benauwdheid en beproeving gaat weet aan het einde dat “de HEERE Zijn gezalfden verlost”.

En zo besluit David zijn Psalm met een geloofsverklaring, zeggende,

8 Dezen vertrouwen op strijdwagens en die op paarden, maar wíj zullen de Naam van de HEERE, onze God in herinnering roepen. 9 Zíj kromden zich en vielen, maar wíj zijn opgestaan en staande gebleven. 10 HEERE, verlos; moge die Koning ons verhoren op de dag dat wij roepen.

Psalm 20 sluit af met het naschrift: “Voor de koorleider.”