In Gen 1:28 kreeg Adam de opdracht van God “wees vruchtbaar en vermenigvuldig ...”. Adam en Eva moesten kinderen voortbrengen naar het beeld en de gelijkenis van God. Als zij kinderen hadden voortgebracht voordat ze zondigden, dan hadden ze de zonen van God voortgebracht, naar zijn beeld. Maar na de zondeval, kregen ze kinderen naar hun (gevallen, sterfelijk) evenbeeld. Kinderen van het vlees. Dit onderscheid wordt gemaakt in 1 Kor 15:47-49,
47 De eerste mens is uit de aarde, aards; de tweede Mens is de Heere uit den Hemel. 48 Hoedanig de aardse is, zodanige zijn ook de aardsen; en hoedanig de Hemelse is, zodanige zijn ook de hemelsen. 49 En gelijkerwijs wij het beeld des aardsen gedragen hebben, alzo zullen wij ook het beeld des Hemelsen dragen.
De naam Adam betekent eigenlijk ook “aards”; het komt van het Hebreeuwse woord Adama, dat (rode) aarde betekent. In de verzen hierboven stelt Paulus de eerste Adam tegenover de tweede Adam, Christus. De eerste Adam gaf ons een aards bestaan, maar de laatste geeft ons het hemelse dat God bedoeld heeft vanaf het eerste begin.
De inwoners van het Koninkrijk van God zijn dus diegenen die het beeld van hun hemelse Vader, het beeld van Christus dragen. Dit is het uiteindelijke Zoonschap. Het proces waardoor iemand het Zoonschap mag ontvangen heeft als sleutel het gelijk worden aan Christus en hun karaktereigenschappen worden door de gehele bijbel heen genoemd. |