Op basis van Zijn soevereiniteit gaf God de mens het heersersmandaat (Gen. 1:26). Dit is de basis van menselijke autoriteit op aarde.
Autoriteit wordt altijd geautoriseerd door een hogere macht, en in deze context komt de autoriteit van de mens voort uit de soevereiniteit van God. Hoewel er grenzen zijn aan de autoriteit van de mens, is deze autoriteit wel degelijk echt.
Dientengevolge wordt vaak van de mens gezegd dat hij gebruik kan maken van zijn ‘vrije wil’ om te doen zoals hijzelf wil. En toch, uiteindelijk komen we erachter dat God zijn eigen Wil uiteofent om de wil van de mens in overeenstemming te brengen met het goddelijke plan.
Dit doet de vraag oprijzen of we wel mogen spreken van een menselijke vrije wil. Aangezien alleen God soeverein is, heeft alleen Hij een vrije wil.
. |