“Uitgezonden”
Hij (Jezus) zei tot de blinde: Ga je wassen in het badwater Silóam, wat vertaald wordt door: uitgezonden (Joh.9:7).
De Heer verwijst dus naar "Silóam", naar het "water" van de "gezondene" (Joh.9:4, 33). Hij was door God gezonden. Hij zei dus in feite tot de blinde: "Kom bij Mij om met het water dat Ik geef je ogen schoon te wassen! "Kom tot Mij en leer van Mij" (Mat.11:28). Zoek het "levende woord" van de "Silóam" en was met dát water de verblinding weg! Om bij het badwater Silóam te komen, moest de blinde (schrik niet!) Jeruzalem uit! Stel u voor! Een blinde die op de tast de weg moet zien te vinden langs een steil, gevaarlijk pad!
De parallel naar het heden is niet moeilijk te trekken. Als nooit tevoren realiseren velen zich, dat zij zijn als die blindgeborene. Ze "horen" de stem van de goede Herder, die zou komen om "de blinden te leiden op een weg die ze niet kenden, om de duisternis voor hen tot licht te maken" (Jes.42:16). Hij zegt: "Kom de stal uit, of die nu een naam heeft of niet. Trek uit Babel. Volg Mij. Raak het onreine niet langer aan. Ga toch uit van haar, Mijn volk".
Sommigen geven blij gehoor aan deze oproep. Velen echter versmaden "de zacht vloeiende wateren van Silóam" (Jes.8:6) Ze blijven in de "weerspannige, bezoedelde, verdrukkende stad, die naar geen roepstem hoort en geen tuchtiging aanneemt, die op de Heer niet vertrouwt en tot haar God niet nadert" (Zef.3:1-8). Ze blijven liever "blind", omdat ze "de duisternis liever hebben dan het licht. Want hun werken zijn boos" (Joh.3:19). Dat is: aardsgericht en aardsgezind. Hun werken zijn als die van de broedermoordenaar Kaïn (1Joh.3:12), die "aan de Heer een offer bracht van de vruchten van de aarde" (Gen.4:3).
Anderen echter verlangen wel naar het water van Silóam, maar blijven toch, verscheurd door innerlijke strijd, achter in de "stad", waarvan geen steen op de andere zal worden gelaten. Ze durven zich niet "buiten de schare" te begeven, of door Jezus "terzijde" te worden genomen (Vgl. Marc.7:33, 8:23 en 26).
Hoe heerlijk eenvoudig gaat het verhaal in de bijbel verder: "De man ging weg, waste zich en toen hij terugkwam, kon hij zien" (Joh.9:7). "Hoe zijn je ogen opengegaan?" vroegen de buren hem (Joh.9:10). "Hij zei: Door Iemand die Jezus heet" (Joh.9:11). Later vroegen de Farizeeën hem: "Wat denk je van die man? En hij zei: Hij is een profeet" (Joh.9:17). Later zei hij: "Hij is een van God gezondene" (Joh.9:33).
Jezus zou nog méér voor hem gaan betekenen dan profeet of gezondene. Nadat hij "was uitgeworpen" zou hij Jezus als Heer ontmoeten en Hem "zien" van "aangezicht tot aangezicht" (Joh.9:38 en 39). Dit is het deel van wie Babylon verlaat en het aandurft de "bron van levend water" te zoeken. Ze willen maar één ding: bij de Heer zijn en Hem zien" (vgl.Ps.27:4). Als Jakob (Gen.32:22). Als Mozes en Manoah (Ex.24:10, Richt.13:22). Als Job en Jesaja (Job 42:5, Jes.6:5). Ja, als al die anderen.
Het komt aan op onze "werken" of we zullen "zien" of niet. Als onze werken Hem behagen, zullen we "zien" en "ingaan". Want, zegt Jezus, "Ik ken jullie werken: Ik heb u dan ook een open deur gegeven, die niemand kan sluiten, want jullie hebben Mijn woord bewaard en Mijn naam niet verloochend" (Op.3:8). "Wie een oor heeft, die hore, wat de Geest tot de gemeenten zegt" (Op.3:13). Zeg niet: "Zijn wij soms ook blind?" Want Jezus' antwoord is dan: "Was u maar blind. Dan zou u zonder zonde zijn. Maar als u beweert dat u kunt zien ........ " (Joh.9:41).
UIt: Verborgen Manna |