123456789012345678901212345678901234567890121234567890123456789012123456 |
12345678901234567890123456789012345678901234567890123456789012345678901234567890123456781234567890123456789012345678901234567890123456789012345678901234567890123456789012345678123456789012345678901234567890123456789012345678901234567890123456789012345678901234567812 |
Water |
Water in de bijbel staat voor het ‘Woord’. Nadat God scheiding had gemaakt tussen licht en duisternis, "scheidde Hij de wateren die onder het uitspansel waren van de wateren die boven het uitspansel waren" (Gen.1:6-8). Hij liet de wateren onder het uitspansel samenvloeien en noemde dat zee. Er is dus sprake van twee soorten water, water ‘van beneden’ en water ‘van boven’. "Water" dat uit God stroomt is het Woord dat levend maakt (Op.22:1). "Water van beneden" is "de letter die doodt" (2Cor.3:6): dat vloeit naar de "zee", het dodenrijk (Op.20:13). "Water van beneden" symboliseert de talloze, ongeïnspireerde geschreven, gedrukte en geuite, religieuze woorden zonder waarachtig leven. Ze hebben de aarde als een "zee" overspoeld. Alle aardse utopieën, filosofieën en godsdiensten zijn "van beneden". Hoe dieper "van de zee", hoe "duisterder" het wordt en hoe wanstaltiger er de "gedrochten" en de "monsters" zijn. En let wel: niet alleen het boeddhisme en het hindoeïsme is van de "zee". Er is ook evangelisch "zeewater": goedklinkende, lege woorden, vrome praat, formele gebeden. Kortom: elke vorm van christendom, die niet in levend contact staat met de Heer Zelf, is "water van de dood", stilstaand water van Bethesda. Dit alles vormt samen de "vele wateren" waaraan de grote hoer zit", de "vloed uit de diepte", die de geest van de antichrist "groot deed worden". Daaruit komt ze tevoorschijn als het afschuwelijke monster uit de "zee" (Op.17:1, Ez.31:4, Op.13:1-10). ‘Water van de Nijl’ van de talloze "Egyptische", menselijke, ongeïnspireerde, geschreven, gedrukte en gepreekte woorden. Dat water is geen levend water. Het wordt daarom veranderd in bloed (Exo 7:14-25). Het is ziels (vgl. Lev 17:11,14). In de tijd van Mozes' geboorte liet farao alle mannelijke pasgeborenen in dát water verdrinken (Exo 1:22). Uit: verborgenmanna.nl Ook het woord van de bijbel blijft ‘Water van de Nijl’ zolang het niet ‘van boven’ tot ons gesproken is door de Heilige Geest. Zonder het Woord van God, ‘het levende water’ is leven niet mogelijk. Veel van dit water betekent leven in overvloed. Het water, dat Jezus geeft, is het leven in het Woord. Joh 4:14 Wie gedronken heeft van het water, dat Ik hem zal geven, zal geen dorst krijgen in eeuwigheid, maar het water, dat Ik hem zal geven, zal in hem worden tot een fontein van water, dat springt ten eeuwigen leven. Joh 10:10 Ik ben gekomen opdat zij leven hebben in overvloed. Zijn woorden waren allemaal woorden van geest en leven (Joh 6:63). Dat water is in de 144.000 tot een fontein geworden. Stromen van levend water stromen uit hun binnenste (vgl. Joh 7:38). Hun woorden zijn nu ook een levendmakende watervloed. Hun stem brengt overal leven en overvloed. Tot op zekere hoogte is dit nu al waar voor wie in Jezus "geloven gelijk de Schrift zegt" (Joh 7:38). Maar er komt een tijd, dat dit waar zal worden in een mate die men nog nooit heeft gezien. |
Leven komt tot ons door het Woord: Joh 1:4 In het Woord was leven en het leven was het licht der mensen In de eindtijd zullen zij, die het Lam hebben gevolgd waar Hij ook heen gaat, macht hebben over de wateren van beneden (Op.11:6). Het zijn Mozessen (=uit het water getrokkenen, Ex.2:10). Ze hebben "Gods luisterrijke arm aan hun zij en ze doen vóór het volk de wateren klieven en leiden Gods kudde er doorheen" (Jes.63:11-12). Zo baant God hun een weg door de zee (Jes.43:16, Ex.14:21-22). Hij heeft gezegd: "Vrees niet, want Ik heb jullie verlost, Ik heb jullie bij de naam geroepen, jullie zijn van Mij. Als jullie door het water trekken, ben Ik er bij en zullen jullie niet wegspoelen" (Jes.43:2). Ja, Hij trekt al de Zijnen "op uit grote wateren" (Ps.18:17). De scheiding tussen "wateren beneden" en "wateren boven" is het uitspansel, dat God hemel noemde (Gen.1:7-8). In deze scheidingslijn (de hemelse gewesten) heeft de Heer ons gezegend, ons mede opgewekt en een plaats gegeven (Ef.1:3, 2:6). Dáár worstelen we "tegen overheden en machten, tegen wereldbeheersers en boze geesten" (Ef.6:12). Dáár moet "thans, door middel van de gemeente, aan de overheden en de machten de veelkleurige wijsheid Gods bekend gemaakt worden" (Ef.3:10). Tot wie overwint in deze strijd, zegt de Heer: "Ik ken uw werken; zie, Ik heb een geopende deur voor je aangezicht gegeven, die niemand kan sluiten; want jullie hebben kleine kracht, maar jullie hebben wel Mijn woord (=het "water van boven") bewaard en Mijn naam niet verloochend" (Op.3:8). Dit is de smalle weg, die ten leven leidt met aan het einde de open poort, die maar door weinigen wordt gevonden (Mat.7:14). Johannes zág die poort. Hij ging erdoor en kwam in de "wateren boven het uitspansel", in het rijk van eeuwige rust, vrede, licht en harmonie (Op.4:1-11). Het zijn sferen zonder schaduwen, strijd of duisternis. Daar troont de "Vader der lichten" in een voor het vlees ontoegankelijk licht. Hier stroomt de rivier des levens (Op.22:1). In deze wateren heeft de Eeuwige Bron van levend water "Zijn opperzalen gezolderd" (Ps.104:3). Hoe hoger men opstijgt in deze wateren, hoe lichter en briljanter alles wordt, in tegenstelling tot de wateren beneden het uitspansel. Daar zinkt men hoe langer hoe dieper in weg, als in "bodemloos slijk" (Ps.69:2). Maar "de zee zal niet meer zijn" (Op.21:1). Daar zijn alleen maar bronnen van heil. De Heer Jezus zegt: "Ik zal de dorstige water geven uit de bron van leven om niet. Wie overwint zal deze dingen beërven Ik zal hem een God zijn en hij zal Mij een zoon zijn" (Op.21:6-7). Een zoon als Jezus, als Johannes en als Stefanus, als Mozes en als Elia. De Heer had eens de discipelen gedwongen het "schip" in te gaan om Hem "vooruit te varen naar de overkant", naar "Kapérnaüm" (Marc.6:45). "En bij het vallen van de avond was het schip midden op de zee en Hij was alleen aan land" (Marc.6:47). Hij was alleen op de berg om te bidden (Mat.14:23). Het was al "donker" en Jezus was nog steeds niet bij hen. Toen werd de "zee" onstuimig, omdat er een harde "wind" opstak (Joh.6:17-18). Er staat zelfs, dat ze "geteisterd werden door de golven" (Mat.14:24). Is het moeilijk om in elk detail van deze geschiedenis het teken te herkennen? Want wat is er gebeurd met het "schip" (de gemeente) in de loop der tijden? Heeft het niet de "zee" bevaren? Is het niet erg "donker" geworden? Waait er nu geen enorme "tegenwind"? (Mat.14:24). Moet Jezus niet toezien, hoe nu Zijn discipelen "zich aftobben om vooruit te komen"? (Marc.6:48). Het "schip" is "midden op zee"! (Marc.6:47). En de discipelen moeten "roeien wat ze kunnen" (Joh.6:19). Toen gebeurde er iets wat Habakuk had voorspeld: "U betreedt de zee" (3:15). Ze zagen dat er iemand die ze niet herkenden over het "water van beneden" steeds dichter bij hun "schip" kwam (Joh.6:19). Zij waren verbijsterd en schreeuwden het uit van angst (Mat.14:26-27). Ze zagen Hem allemaal, maar meenden dat het een spook was (Marc.6:49-50). Dit alles gebeurde in de vierde nachtwake (Mat.14:25). Dat is de laatste, vlàk voor zonsopgang, vlak voor het aanbreken van "de nieuwe dag". Wat een heerlijk teken: Jezus, de gever van levend water, lopend over het water van de "zee". Wat een heerlijk beeld! Maar let op! Ook de volheid van Christus zal "macht hebben over de wateren" (Op.11:6). De "voeten" van Zijn Lichaam zullen het hele lichaam dragen over alle "wateren van de dood". Maar: Wie zal deze zoon des mensen herkennen? "Als de Zoon des mensen komt, zal Hij dan geloof vinden op aarde?" (Luc.18:8). Dat het woord "U betreedt de zee" niet alleen betrekking heeft op de Heer Jezus, wordt duidelijk als wij de geschiedenis verder lezen in Matthéus 14. Daar gaat óók Petrus over de "zee". Van Hem had Jezus gezegd: "Ik zeg je, dat je Petrus bent en op deze petra zal Ik Mijn gemeente bouwen en de poorten van het dodenrijk zullen haar niet overweldigen" (Mat.16:18). Deze "Petrus" betreedt de "zee" mét Jezus. Vanuit het "schip" roept hij Zijn Heer toe: "Heer, als U het bent, beveel mij dan tot U te komen over het water" (Mat.14:28). "En Hij zei: Kom maar! En Petrus ging het "schip" uit en liep over het water heen naar Jezus" (Mat.14:29). En dat alles ondanks het loeien van de "storm" en het bulderen van de "zee". De tijd is nabij, dat de Heer volmacht zal geven aan de Zijnen om op de "wateren van beneden" te lopen (Rom.8:29-30). Zij worden er allereerst zelf uitgeleid en verlost van alle mogelijke "bronnen van beneden" (Jes.63:11). Hun enige bron ligt in het hemelse Jeruzalem. In waarheid zullen ze kunnen zeggen: "Al mijn bronnen zijn in u" (Ps.87:7). Voor hen zijn dan alle andere "bronnen verdroogd, de zee drooggelegd en Babel tot een steenhoop geworden" (Jer.51:36-37). Wandelen over het water! Als Jezus! Macht hebben over de aardsgerichte, aardsgezinde wateren van het schijnheilige Babylon, over de wateren van het vleselijke Egypte, zelfs over het doodswater van de Jordaan! Jezus roept! "Kom maar naar Mij toe" (Mat.11:28). "Kom". Maar wie het "schip" uit gaat en niet alleen op Jezus ziet, maar ook op de "wind" en de "golven", wie net als Petrus bang wordt en gaat twijfelen, begint te zinken in het "water van de zee". In zijn kleingeloof schrééuwde Petrus het uit: "Heer, red mij!" (Mat.14:29-30). Meteen stak Jezus hem de hand toe en zei: "Kleingelovige, waarom ben je toch gaan twijfelen?" (Mat.14:31). Daarna liepen Jezus én Petrus over de "zee" terug naar het "schip". "Twee" mannen, die over het water van de zee liepen. Wat een heerlijk teken, als wij weten, dat het getal twee duidt op de volheid van Christus. Het spreekt van de komst van Christus naar het "schip" met Zijn loon (Op.22:12). Zijn loon wordt in Jesaja 62 vers 12 genoemd: "Het heilige Volk, de Verlosten van de Heer! Zijn loon zijn de 144.000 eerstelingen voor God en voor het Lam, die helemaal zijn losgekocht van de aarde. Ja, "de Heer is komende, met Zijn heilige tienduizenden" (Judas 14, letterlijk vertaald). "Als Hij verschijnt zullen zij met Hem verschijnen in heerlijkheid" (Col.3:4). Hij komt "met de wolken" (Op.l:7). En als Hij openbaar wordt, worden mét het Hoofd ook zij openbaar. Ook zij zullen macht hebben over de "wateren onder de hemel", als Elia en Mozes (Op.11:6). Nogmaals: wie zal hen herkennen? De andere discipelen, die in het "schip" waren achtergebleven, hadden de Heiland inmiddels ook herkend. Wat waren ze bang geweest! Maar nu "ontvingen ze Hem vrijwillig in het schip" (Joh.6:21, letterlijk vertaald). En toen Jezus en Petrus in het "schip" geklommen waren, gebeurden er wonderlijke dingen. Meteen ging de "wind" liggen (Mat.14:32). "Terstond bereikte het "schip" het land, waar ze heengingen (Joh.6:2l): Kapérnaüm, het "dorp van de trooster". Wat een teken! Wat een hoopgevende waarheden! Is het verwonderlijk, dat "zij die in het schip waren, voor Hem neervielen en zeiden: U bent werkelijk Gods Zoon!" (Mat.14:33)? Zie ook: Zee |
|