|
|||||||||||||||||
Printable version |
|
||||||||||||||||
De strijd die u niet hoeft te voeren Voor het eerst gepubliceerd in A Witness and A Testimony, juli-augustus 1948, deel 26-4 Lezen: 2 Kronieken 20:1-27 “Toen kwam de Geest van de HEERE in het midden van de gemeente op Jahaziël, de zoon van Zecharja, de zoon van Benaja, de zoon van Jeïel, de zoon van Mattanja, de Leviet, uit de zonen van Asaf, en hij zei: Sla er acht op, heel Juda, inwoners van Jeruzalem, en u, koning Josafat! Zo zegt de HEERE tegen u: Weest u niet bevreesd en wees niet ontsteld vanwege deze grote troepenmacht, want niet aan u is de strijd, maar aan God. Ga morgen op hen af. Zie, zij trekken nu over de pas van Ziz. U zult hen aantreffen aan het einde van het dal, vóór de woestijn van Jeruel. Het is niet aan u in deze oorlog te strijden. Stel uzelf op, blijf staan en zie het heil van de HEERE dat met u is, Juda en Jeruzalem. Wees niet bevreesd en wees niet ontsteld. Trek morgen tegen hen op, want de HEERE zal met u zijn.” “Hij heeft de overheden en de machten ontwapend (of: hij heeft zich ontdaan van de machten en krachten; NBV), die openlijk te schande gemaakt en daardoor (door het Kruis) over hen getriomfeerd.” (Kolossenzen 2:15) Nu is het wel zo dat de dienstknechten van de Heer in het Nieuwe Testament ‘soldaten’ genoemd worden, en ook dat er gevochten moet worden, maar toch is er een grote en fundamentele, alomvattende strijd waarin Gods volk geen aandeel heeft. Als wij die strijd toch aangaan, zetten wij als het ware boven het werk dat onze Here Jezus aan Zijn Kruis gedaan heeft met grote letters het woord ‘GEFAALD!’ — dan schrijven wij het af als iets wat niet van kracht is. Er is een strijd die u en ik niet hoeven te strijden. Het was de strijd van de Heer, niet die van ons, en de meeste problemen in de ervaring van grote aantallen mensen onder Gods volk ontstaan, doordat dit feit niet erkend wordt en niet voor hen vaststaat. Er is een strijd gestreden die alle andere veldslagen insluit, die door de Heer Zelf uitgevochten is voor ons. Het is voor ons van belang dat wij op de hoogte zijn van dat feit en van wat die strijd precies inhield. Een Overwinning Die Wij Ons Moeten Toe-eigenen Door Geloof Dat Hem Lofprijst Het verhaal dat wij in het Oude Testament gelezen hebben, is hier een illustratie van. Ik beweer niet dat het in leerstellig opzicht in Kolossenzen 2:15 past, maar wat het principe betreft past het er wel in. Het principe is dit — namelijk, dat in beide Bijbelpassages een strijd voorgesteld wordt als reeds gewonnen. De volgende stap is dat wij de overwinning die al bestaat, moeten binnengaan in het geloof. Wij moeten met betrekking tot die overwinning een standpunt innemen, en niet ervoor vechten. Als u dat gevecht toch aangaat, bent u gedoemd om te mislukken, want u heeft Gods grond onder uw voeten verlaten. Dat zullen wij zien als wij de aard van de strijd bespreken. Dit is een heel ernstige zaak en wij moeten dat inzien. Enerzijds is er iets wat al bestaat en daarop, op een voldongen feit als het gaat om de vijandigheden, moeten wij een standpunt innemen en geen gevecht daarover aangaan. In het geval van het volk Juda, waarover wij gelezen hebben, wordt hun geloof in hetgeen gezegd werd — ”... niet aan u is de strijd, maar aan God … Het is niet aan u in deze oorlog te strijden …” gedemonstreerd door het lied dat zij zongen. Ik hoef u niet te vertellen hoe onontbeerlijk geloof was, en dat het een echt geloof was en niet slechts optimisme. Nee, er was geloof nodig. Het was natuurlijk een uiterst problematische situatie, maar het geloof werd gedemonstreerd door te zingen. Hun lied was het bewijs dat zij God en Zijn Woord geloofden; zij geloofden wat er tegen hun gezegd werd, en dat bewezen zij door te zingen. Het was niet het gezang dat een klein jongetje zingt terwijl hij langs een donker landweggetje loopt, en dat zingt om zichzelf op te beuren terwijl hij vervuld is van angst. Het lijdt geen twijfel, het was een lied van zekerheid en vertrouwen. “… Josafat [bleef] staan en zei: Luister naar mij, Juda, en u, inwoners van Jeruzalem. Vertrouw op de HEERE, uw God, dan zult u standhouden. Vertrouw op Zijn profeten, dan zult u voorspoedig zijn. Hij pleegde overleg met het volk en stelde voor de HEERE zangers aan en mensen die de heilige Majesteit prijzen zouden, terwijl zij voor de gewapende mannen uit trokken en zeiden: Loof de HEERE, want Zijn goedertierenheid is voor eeuwig! Juist op de tijd dat zij met gejuich en lofzang begonnen, legde de HEERE hinderlagen tegen de Ammonieten, Moab en de bewoners van het Seïrgebergte die op Juda waren afgekomen, en zij werden verslagen.” (2 Kronieken 20:20-22) De Strijd Is Reeds Gewonnen Aan Het Kruis En verder — en hier naderen wij tot de kern van de aard van deze strijd — werd het lied geleid door de priesters en de Levieten. Aan het eind van het vorige hoofdstuk ziet u hoe het heft in handen van de priesters gelegd werd; en dan staat er in hoofdstuk 20 dat het de Levieten waren wiens taak het was om te prijzen, en die spontaan in lofprijs uitbraken (vers 19). Lofprijs die een uiting was van geloof werd gedaan door priesters en Levieten — waarmee de aard van de strijd meteen duidelijk wordt. Dit was de kwestie, en anders niets — aan wie zijn kant stond God? — en God heeft geen lieverdjes. God staat niet aan iemands kant alleen maar omdat Hij ertoe geneigd is die kant gunstig gezind te zijn. God staat enkel aan de zijde van gerechtigheid, aan de kant van heiligheid — ’de heilige Majesteit’. God staat aan de zijde waar redding vanzelfsprekend is door een priesterlijke regering, of een regering volgens priesterlijke principes — dat wil zeggen, het Bloed, het Kruis, alles wat de verlossing door het werk van de Here Jezus inhoudt. En dus is dit het antwoord op de vraag ‘Aan wie zijn kant staat God? — namelijk, Hij wordt aangetroffen daar waar het werk van Zijn Zoon op Golgota vertegenwoordigd wordt en waar impliciet van dat werk uitgegaan wordt. Dat is de aard van de strijd; en dat is niet uw strijd of die van mij; het was Gods strijd! En dan komen wij bij die bekende passage in de Brief aan de Kolossenzen. Het is een heerlijk Schriftgedeelte. Ik heb het bekeken in verschillende vertalingen, en ofschoon ik u zelden vermoei met de techniek van verschillende vertalingen, wil ik toch stilstaan bij een drietal versies. “Hij heeft zich ontdaan van de machten en krachten, hij heeft hen openlijk te schande gemaakt en in Christus over hen getriomfeerd.” (NBV) “Hij heeft de overheden en de machten ontwapend, die openlijk te schande gemaakt en daardoor over hen getriomfeerd.” (HSV) “En de overheden en de machten uitgetogen hebbende, heeft Hij die in het openbaar tentoongesteld, en heeft door hetzelve over hen getriomfeerd.” (S.V.) U ziet dat het allemaal in de verleden tijd staat; het is iets wat verricht is. De grond is de vijand afgenomen — dat is het eerste; en als een vijand zijn grond kwijt is, dan verkeert hij in totale verwarring. Let op de verwarring in 2 Kronieken 20 — zij slachten elkaar allemaal af. Waarom? — de grond waar zij op vertrouwden zijn zij kwijt. In Kolossenzen zien wij dezelfde verwarring: zij zijn te schande gezet. En schande, of schaamte, is niets anders dan verwarring. Als iemand verward is, dan schaamt hij zich diep. In hun verwarring zijn zij hulpeloos, je kunt hun prooi afpakken; en dat is wat Juda deed in het verhaal dat wij gelezen hebben. Daarom heb ik die verschillende vertalingen aangehaald. Hij nam hun prooi af, de prooi van de overheden en de machten. Waarom? — omdat hun grond was afgepakt. De Enige Grond Van Hoop Voor De Vijand Wat was de grond waarop de overheden en machten hun vertrouwen gesteld hadden, en waar zij hun kracht haalden? Let nu goed op; laten wij ernaar kijken. “En Hij heeft u, toen u dood was in de overtredingen en het onbesneden zijn (noot: het onbesneden zijn - letterlijk: de voorhuid) van uw vlees, samen met Hem levend gemaakt door u al uw overtredingen te vergeven, en het handschrift dat tegen ons getuigde, uit te wissen. Dit handschrift was met zijn bepalingen tegen ons gericht, en Hij heeft dat uit het midden weggenomen door het aan het kruis te nagelen. Hij heeft de overheden en de machten ontwapend, die openlijk te schande gemaakt en daardoor over hen getriomfeerd.” (Kolossenzen 2:13-15) U ziet het — het handschrift dat met zijn bepalingen tegen ons gericht was. ‘Gij zult!’ ‘Gij zult niet!’ — de totaliteit van de wet die met zijn bepalingen tegen ons geschreven was. Waar was en is de kracht, de vaste grond, van de overheden en machten? Hierin — op de eerste plaats, het hele bereik van de eisen der wet; en verder, de zwakheid van de mens. Heel de macht van satan tegen ons wordt in stand gehouden door die twee dingen — ‘Gij zult!’ en ‘Gij zult niet!’. ‘Maar ik doe dat altijd, ik kan er niets aan doen.’ De eis, de wet; en onze zwakheid. O, hier heeft de duivel vrij spel. Hier ligt heel zijn kracht, heel zijn vertrouwen, heel zijn vaste grond is hier. Neem die grond weg, neem het handschrift met zijn bepalingen die tegen ons waren weg, neem hem alle wettelijke grond af, en dan heeft hij geen poot om op te staan, dan is hij in verwarring; dan wordt hij openlijk tentoongesteld, hij wordt te schande gezet, hij verkeert in verwarring; hij is verbroken en hulpeloos. U staat, en dan neemt u. Luister, vrienden — op het moment dat u als gelovige in Jezus Christus in uw hart of denken de minste suggestie toelaat dat er enige twijfel bestaat over uw redding, dan heeft u voor de duivel gecapituleerd en het werk van Jezus Christus aan Zijn Kruis ongedaan gemaakt; dan heeft u de macht van de duivel versterkt om u te plunderen, en wel op het moment dat u iets dergelijks toelaat. Satan moet grond terugwinnen om macht te hebben, en dat is zijn grond. Wat is die grond? — onze zwakheid tegenover de wettelijke eisen; dat is zijn grond, en hij zal nooit of te nimmer, tot de laatste adem in ons lichaam, ermee ophouden te proberen die grond terug in handen te krijgen. De suggesties van de vijand moeten worden afgewezen Maar, luister opnieuw. U en ik behoren die strijd niet te strijden. Dat is het punt — wij moeten die strijd niet strijden. Onze houding moet zijn dat de strijd gestreden en beslecht is — en meer kunnen wij daar niet over zeggen. Mocht de suggestie van twijfel gedaan worden — wij moeten een houding hebben dat die suggestie geen plaats in ons vindt; het behoort ons niet bezig te houden; God heeft dat op Zich genomen, God in Christus heeft die verantwoordelijkheid op zich genomen, en de kwestie eens voor altijd geregeld! Laat die suggestie in uw hart toe en zie maar eens wat voor een troep de duivel van uw leven zal maken! U weet net zo goed als ik, dat uw lied meteen verstomt. En wat moeten wij nu aan die zaak doen? Wij moeten staan in het geloof en ons verheugen — meer niet. O, als ooit een Christen, of zelfs maar een dienstknecht van God met jarenlange ervaring, iets tegen u zegt dat erop duidt dat hij of zij een vraag heeft, enige twijfel over zijn of haar redding, zeg dan meteen, ‘U heeft de duivel absoluut grond teruggegeven en hij berooft u van uw leven.’ Ik kan dat niet te sterk benadrukken. Ik ken de vijand op dit punt, en wat hij probeert te bewerkstelligen en hoeveel mensen in zichzelf gekeerd raken en deze zaak blijven overwegen of God wel met hen is of niet, en dat zij hun eigen redding in twijfel trekken. Telkens weer opnieuw beginnen zij over die fundamentele kwestie van de zonde, en kijken ernaar en praten erover. Zij zijn in hun bewuste leven obsessief met deze zaak van de zonde bezig. Als er iets specifieks is dat als grond van tegenstelling tussen uzelf en de Heer is ontstaan, en u weet dat, dan moet uw houding er een zijn van dit direct terug te brengen naar deze fundamentele en alomvattende grond en het daar neerleggen, en de immense triomf van Golgota niet in twijfel trekken. “Als wij onze zonden belijden ” — niet aan elkaar; u moet niet rondgaan en mensen uw zonden belijden — “Als wij onze zonden belijden” — aan Hem — “Hij is getrouw en rechtvaardig om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid.” (1 Johannes 1:9) Waarom? Omdat Hij de grond om dat te doen al volledig veilig heeft gesteld. Vertrouwen Is Essentieel Voor De Overwinning Maar merk op dat dit elkaar niet tegenspreekt: “… want niet aan u is de strijd, maar aan God. Stel uzelf op, blijf staan en zie het heil van de HEERE dat met u is.”; “Trek morgen tegen hen op, want de HEERE zal met u zijn.” Klinkt dat als een tegenspraak? O nee, het spreekt elkaar niet tegen. U moet uw geloof uiten. Ja, er moet wel gestreden worden, maar strijden vanuit een standpunt dat je de overwinning al hebt, is heel iets anders dan strijden om een overwinning om die te behalen, tenminste als het gaat om een zaak van uw behoudenis. O alstublieft, vrienden, wees toch niet als die mensen die veel spreken over de duivel en de Heer Zijn overwinning over hem, en desondanks een donkere schaduw in hun hart hebben over deze zaak. De enige mensen die durven de vijand tegemoet te treden en een standpunt tegen de boze machten in te nemen zijn diegenen die zoveel zekerheid in hun hart hebben dat zij vreugde hebben. Treedt de vijand niet tegemoet met een schaduw van twijfel in uw hart. Deze vijand kunt u niet het hoofd bieden als u twijfelt. Wij moeten een hemelse positie innemen, een positie gegrond op een vast feit. Op het moment dat wij een natuurlijke positie innemen — wat wij hier op aarde en in onszelf vinden — is het met ons gedaan. Om onze hemelse positie te bewaren moeten wij erkennen dat de hele kwestie van de voortschrijdende heiliging een totaal andere aangelegenheid is, en dat er geen hoop voor ons is — wij zullen in het geheel geen vorderingen maken in de heiliging en in onze gelijkvormigheid aan het beeld van Christus — tenzij deze ene fundamentele kwestie vast komt te staan, met inbegrip van alles waar die betrekking op heeft. Wij moeten een gunstig vertrekpunt hebben van waaruit wij bewegen, wij moeten een positie hebben waar wij kunnen staan en ten volle verzekerd zijn van heel Gods wil. Zelfonderzoek Leidt Tot Nederlaag Nu wil ik nog één ding met u delen vooraleer ik sluit. Beste vrienden, als een waarheid tot gevolg heeft dat u zich in uzelf keert, dat hij u aanzet tot zelfbespiegeling, en tot gevolg heeft dat u zich op geestelijk vlak met uzelf bezighoudt, dan heeft u die waarheid verkeerd begrepen, of u heeft de verkeerde ‘waarheid’ te pakken. Misschien heeft u een uiterst geestelijke positie ingenomen, maar u heeft het niet goed begrepen. Dit grote werk dat Christus aan Zijn Kruis gedaan heeft, is nooit bedoeld geweest om iemand ellendig te maken. Dat spreekt natuurlijk vanzelf; en toch zijn er duizenden die zich, nadat zij de Heer hebben aangenomen, ellendig voelen, ellendig bij de gedachte aan de zondekwestie in hun leven; en ik vrees dat dat aantal alleen maar toeneemt. Zorg dat u zich altijd verre houdt van zelfonderzoek bij uw zoektocht naar grotere openbaring en diepere waarheid (of hoe u het ook omschrijft — ik doel op heel het gebied van doorgroeien naar een hoger niveau). Er zijn mensen die denken dat zij om geestelijker te worden, intenser moeten worden en meer gespannen en zich voortdurend bezig moeten houden met deze hele kwestie van het geestelijke leven, en het zijn zeer onaangename mensen, zij bezitten geen enkele vreugde. Ik ben er zeker van dat er niets is dat u ooit zult ontdekken, hoe diep of machtig of geweldig het ook moge zijn, door de openbaring van de Heilige Geest, wat u diep ongelukkig zal maken. De openbaring van Jezus Christus door de Heilige Geest — en een andere openbaring is er niet — zal een mens nooit ongelukkig maken. Er klopt iets niet als een Christen zich over geestelijke zaken ongelukkig voelt, en het betekent ofwel dat men die ene grote, absolute realiteit niet begrepen heeft, dat de overwinning Gods overwinning was en dat Hij die behaald heeft in Christus, volledig en definitief, en dat wij er niet toe geroepen zijn om een aandeel te hebben in die strijd; ofwel is de waarheid die men erna gehoord heeft, verkeerd begrepen en het is een waarheid die een last is geworden om die te dragen. De Here Jezus heeft gezegd, “… Mijn juk is zacht en Mijn last is licht.” (Matteüs 11:30) En wat was dat juk? Nou, luister nog eens; u vindt het op verschillende plaatsen in het Nieuwe Testament waar diezelfde woorden gebruikt worden. “Want zij binden lasten samen die zwaar zijn en moeilijk om te dragen, en zij leggen ze op de schouders van de mensen; maar zij willen die zelf met geen vinger verroeren.” (Matteüs 23:4) Wat was het juk, wat was de last? — de wet, de verordeningen, ‘gij zult’, ‘gij zult niet’; en dat hier de nadruk op gelegd werd. “Mijn juk is zacht en Mijn last is licht.” Hij heeft Zich van de machten en de overheden ontdaan, Hij heeft ze openlijk te schande gezet, en zo aan het Kruis over ze gezegevierd. Hoe? Hij heeft de hele lijst met verordeningen, die tegen ons waren, aan het Kruis genageld en de vijand de grond van zijn zekerheid en kracht afgenomen. U weet heel goed dat de vijand geen abstracte macht over een mens heeft. Die macht is altijd concreet, die is altijd positief. De duivel moet iets hebben waarmee hij zijn macht kan doen gevoelen. En die macht bestaat in feite niet, tenzij hij enige morele grond heeft, en datgene waarmee hij ons geselt en voortdrijft en lastigvalt is die wet van vleselijke verordeningen die tegen ons, tegen ons, tegen ons waren! Luister! De vijand zegt u altijd dat God tegen u is, dat Zijn Woord tegen u is, en dat u alles tegen heeft. Dat is zijn grond en kracht. Maar — ”Als God voor ons is …” (Romeinen 8:31) O, dat is heel iets anders — ”voor ons”. Hoe? Niet abstract. Hij heeft ze ontwapend, Hij heeft ze tentoongesteld, Hij heeft over ze gezegevierd. Het was niet zomaar een botsing in het onzichtbare tussen geestelijke krachten; er was een morele kwestie in het geding. Wat plaatsvond, was het afnemen van grond en de vijand beroven van zijn kracht, zijn samenhang. Het gevolg was verwarring. In feite zeggen zij, ‘Wat kunnen wij nu nog doen? Al onze wapens zijn weg.’ Dan beginnen zij elkaar de schuld te geven, en elkaar af te slachten. Deze boze machten kennen geen liefde, de samenhang van de liefde is hun vreemd. Er is alleen maar haat, en op het moment dat zij merken dat hun de grond is afgenomen, keren zij zich tegen elkaar. Nu, wij zullen hier eindigen; maar zorg dat deze zaak voor u vast komt te staan. Elke Christen die aan zelfbeschouwing doet, is als dienstknecht van de Heer onbruikbaar. Uw dagen, weken, maanden, jaren verstrijken, en alles wat voor de Heer zou kunnen zijn, wordt verslonden door die bladrups van de onzekerheid wat betreft uw geestelijke leven. U vergooit uw leven, de duivel zegeviert, hij rooft alles. Als u effectief wilt worden, vecht dan helemaal niet in die strijd. De echte kracht die in deze zaak overwint, is geloof. Geloof God dus en zo u wilt, geloof Zijn profeten — datgene wat u verklaard wordt, dat Gods eigen waarheid is. |
|||||||||||||||||