|
|||||||||||||||||
Printable version |
|
||||||||||||||||
vervolg van... Studie van Exodus WEEK 8 – DAG 1 Exo. 15:1 Toen zong Mozes met de Israëlieten de Here dit lied en zij zeiden: Ik wil de Here zingen, want Hij is hoog verheven, het paard en zijn ruiter stortte Hij in de zee. Exo. 15:3 De Here is een krijgsheld; Here is zijn naam. Zodra de kinderen van Israël uit Egypte en door de Rode Zee waren getrokken loofden zij de Heer met zang en dans (Exo. 15:1, 20). Hoe kwam deze glorieuze overwinning tot stand? Door het bloed is daar een volledige behoudenis en door te eten van het lam, van het ongezuurde brood en van de bittere kruiden is daar de totale uittocht. Op deze manier zijn wij ook verlost van Gods veroordeling en bevrijd van satans tirannie (Life Messages, p. 244). Onmiddellijk na de doortocht door de Rode Zee zongen Mozes en de kinderen van Israël een lied voor de Heer (Exo. 15:1-18). Dit lied moet door Mozes zijn geschreven. In Openbaring 15:2-4 (Rev 15:2-4) wordt er naar verwezen als het lied van Mozes. In Exodus 15 zongen de kinderen van Israël dit lied aan de kust van de Rode Zee; zij loofden God voor de overwinning over de legers van Farao door middel van Zijn triomfantelijke bevrijding door de oordelende wateren van de Rode Zee. In Openbaring 15 zingen vele overwinnaars dit lied nogmaals op de glazen zee als een teken van hun overwinning over de macht van de antichrist, die door God is veroordeeld met het vuur van de glazen zee (Rev. 19:20). In beide gevallen is het principe hetzelfde: Gods volk wordt bevrijd door de zee heen en nu kunnen ze hun loflied zingen tot God. In Exodus 15:1-12 loofden de kinderen van Israël Gods verlossing en overwinning. Verlossing is voor Gods volk en overwinning is behaald over Gods vijand. Op hetzelfde moment versloeg God de vijand en redde Hij Zijn volk. Hoe lieflijk en mooi is de poëtische lofprijzing over deze zaak! (Life-study of Exodus, p. 340) Exodus 15:13 spreekt over Gods woonplaats, ook al werd de tempel als Gods woonplaats pas eeuwen later gebouwd. Gods woonplaats was eerst de tabernakel en daarna de tempel, en beiden zijn een beeld van de Gemeente (volg. voetnoot 2 bij Exo. 25:9 RcV). De tabernakel werd gebouwd binnen één jaar na de uittocht uit Egypte (Exo 13:4; 40:17), en verbleef onder het volk totdat de tempel was gebouwd (1 Cor. 5-7). Het noemen van Gods woonplaats hier geeft aan dat de doop leidt tot het gemeenteleven (Act. 2:38-47). (Exo. 15:13, voetnoot 1 RcV) Als poëtisch geschrift is Exodus 15:14-15 een profetie die ons vertelt dat de kinderen van Israël Gods vijanden zouden verslaan en het goede land in bezit zouden nemen. De volken die in het goede land woonden zijn een beeld van de ongelovigen, van de heidenen: de Filistijnen, die woonden tussen Egypte en het goede land, zijn een beeld van de volken van de religieuze wereld (1 Sam. 6:1-18 en voetnoot 1 bij vers 4 RcV); de Edomieten, de nakomelingen van Ezau (Gen. 36:1), zijn een beeld van de natuurlijke mens, zij die niet zijn uitverkoren, verlost, wedergeboren en getransformeerd (Rom. 9:10-13); de nakomelingen van Lot, de Moabieten, zijn een beeld van de vleselijke mens, want zij kwamen voort uit een daad van incest (Gen. 19:30-38); en de Kanaänieten hebben een band met de boze machten in de hemelse gewesten (Eph. 6:12). De bedoeling van al deze vijanden was om Gods volk af te houden van het bereiken van hun doel — de bouw van Zijn woonplaats voor de vervulling van Zijn voornemen. Toch is Zijn doel in de ogen van God reeds bereikt. Mozes gebruikte de voltooide tijd toen hij sprak over Gods woonplaats (Exo. 15:13, 17) en de apostel Johannes gebruikte de verleden tijd toen hij het Nieuwe Jeruzalem beschreef (Rev. 21:2—22:5). (Exodus 15:14, voetnoot 1 RcV). In Exodus 15:17 wordt ons gezegd dat de Heer Zijn volk zou planten op de berg die Zijn erfdeel is, op de plaats die Hij tot Zijn woonplaats had gemaakt. Deze plaats is het heiligdom dat door Zijn handen is gemaakt. Let op de woorden "de berg die Uw erfdeel is." Hoewel wij kijken naar het goede land als het erfdeel van de kinderen van Israël spreekt Mozes er hier over als het erfdeel van God. De kinderen van Israël moesten worden geplant als een levend organisme op de berg van Gods erfdeel. Ik geloof dat de berg hier verwijst naar de berg Sion. Kijkend naar Gods heiligdom wordt in deze tekst ook de voltooide tijd gebruikt: “Het heiligdom, Here, door uw hand gesticht.” (Life-study of Exodus, p. 341). WEEK 8 – DAG 2 Exo. 15:13 Gij leidde in uw goedertierenheid het volk dat Gij verlost hebt; Gij leidde het door uw kracht naar uw heilige woonstede. Exo. 15:17-18 Gij brengt hen en plant hen op de berg die uw erfdeel is; de plaats die Gij, Here, tot uw woning gemaakt hebt; het heiligdom, Here, door uw hand gesticht. De Here regeert voor altoos en eeuwig. Exodus 15:18 verwijst naar het koninkrijk. Gods woonplaats, Gods huis, brengt Gods koninkrijk in. Als God een woonplaats, een huis, heeft op aarde, wordt Zijn koninkrijk gevestigd in Zijn huis. Vandaag is de Gemeente in de eerste plaats Gods huis en daarna Zijn koninkrijk. De Gemeente zal Gods koninkrijk vestigen op aarde (Eph. 2:19-20; Rom. 14:17; Mat. 16:18-19). Als wij Exodus 15:1-18 lezen beseffen we dat het doel van Gods verlossing de bouw van Zijn woonplaats is voor de vestiging van Zijn koninkrijk. Hoewel Mozes het goede land niet binnenging en al helemaal niet de bouw van de tempel heeft meegemaakt, kon hij toch de Heer lofprijzen voor Zijn heiligdom, voor Zijn woonplaats (Life-study of Exodus, p. 341). De tabernakel werd gebouwd dichtbij de berg Sinaï. Eeuwen later werd de tempel gebouwd op de berg Sion. Als Gods woonplaats zijn de tabernakel en de tempel echter één. De inhoud van de tabernakel werd geplaatst in de tempel. Dit wijst op een vermenging van de tabernakel met de tempel, en allebei zijn ze een beeld van de Gemeente. Voordat de tabernakel werd opgericht had God geen woonplaats op aarde. Hij kon pas een woonplaats verkrijgen nadat Hij een volk had verlost en veilig gesteld, een volk dat door de Rode Zee was getrokken en dat een afgescheiden bereik was binnengegaan waar ze vrij van slavernij waren. Exodus 40:2 zegt: “Op de eerste dag van de eerste maand zult gij de tabernakel, de tent der samenkomst, oprichten.” Dit geeft aan dat op de eerste dag van het tweede jaar, volgens de nieuwe kalender, Gods woonplaats onder de kinderen van Israël werd opgericht. We kunnen niet genoeg benadrukken dat deze woonplaats het doel is van Gods verlossing. Mozes wist dat Gods doel niet alleen was gericht op het redden van Zijn volk uit slavernij en tirannie; hij wist dat het ging om de bevrijding van een volk uit de wereld, om het brengen van dit volk in een bereik van vrijheid, met als doel de bouw van Zijn woonplaats. Omdat Mozes Gods hartsverlangen kende, Gods wil en Gods doel, kon hij met recht een man van God worden genoemd. Als we door het Oude Testament lezen moeten we onze aandacht richten op dit doel. In hoofdstuk 15 gebruikte Mozes drie uitdrukkingen met betrekking tot Gods doel: woning, woonplaats en heiligdom. Deze uitdrukkingen beschrijven allemaal hetzelfde. Gods woning is de plaats waar Hij woont en deze plaats in Zijn heiligdom. Vandaag is de Gemeente Gods woning, Zijn woonplaats en het heiligdom. Nadat de tabernakel was opgericht brak er een oorlog uit. Gods vijanden kwamen in opstand en probeerden de bouw van de tempel tegen te houden. Net zoals de kinderen van Israël werden lastig gevallen door al deze vijanden, zo worden wij die in het wederopbouwwerk van de Heer zijn ook aangevallen door de boze machten van de duisternis. Het doel van deze aanval, van deze tegenstand, en van kwaadsprekerij is het belemmeren van de bouw van Gods woonplaats voor de vervulling van Zijn voornemen. Gods voornemen en doel is de bouw. Dit is Gods doel en het is ook ons doel. Vanuit Gods gezichtspunt gezien is Zijn doel om het bouwwerk te verkrijgen reeds tot stand gebracht. Al deze aanvallen en tegenstand zijn eigenlijk positieve tekenen, indicatoren dat de bouw van Gods tempel is verzekerd. Als wij nieuwe gelovigen dopen hebben we het geloof en de vrijmoedigheid nodig om tot hen te spreken over het doel van hun doop. Wij behoren te vertellen dat de doop bedoeld is om hen te brengen naar Gods woonplaats, naar de berg van Gods erfdeel, daar waar Zijn volk is geplant. Als wij door de doop zijn gebracht naar de plaats van Gods erfdeel is God in staat om de woonplaats te bouwen als Zijn heiligdom. (Life-study of Exodus, pp. 341-343) WEEK 8 – DAG 3 Exo. 17:14 En de Here zeide tot Mozes: Schrijf dit ter gedachtenis in een boek, en prent het Jozua in, dat Ik de herinnering aan Amalek onder de hemel volledig zal uitwissen. Rom. 7:18 Want ik weet dat in mij, dat is in mijn vlees, geen goed woont; want het willen is bij mij aanwezig, maar het doen van het goede niet. Exodus 17:8-13 vertelt over Amalek die oorlog voert tegen de kinderen van Israël tijdens hun reis om Gods doel te vervullen. Amalek is een beeld van het vlees. Dit toont aan dat het vlees strijdt tegen Gods volk tijdens hun reis om Gods doel te bereiken. Als wij de Heer volgen op Zijn weg is de grootste subjectieve en innerlijke frustratie ons vlees. Het vlees is altijd een frustratie, een belemmering, en strijdt tegen ons tijdens onze reis. De Gemeente wordt voornamelijk door het vlees tegengehouden en vertraagd. (Basic Lessons on Service, p. 141) De naam Amalek betekent "oorlogszuchtig.” Het vlees geniet van het gevecht en verlangt er nooit naar de vrede te bewaren. Bovendien is het vlees erg vernietigend en afbrekend. De grootste verwoester van het christelijke leven is het vlees. Het vlees verwoest ons huwelijksleven, ons familieleven en ons gemeenteleven. Het streeft naar de vernietiging van al het positieve. Het vlees is niet alleen oorlogszuchtig en uit op vernietiging, maar ook extreem verstorend. Als je Romeinen 7 leest zul je zien welke verstoring wordt veroorzaakt door het vlees. Volgens dat hoofdstuk was Paulus zo verstoord dat hij zelfs uitriep: “Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit dit lichaam van de dood?” (Rom 7:24). Kennelijk werd deze verstoring veroorzaakt door zonde. Maar het is een feit dat het door het vlees werd veroorzaakt. Hoe oorlogszuchtig, vernietigend en verstorend is het vlees! God besloot om van generatie op generatie ten strijde te trekken tegen Amalek. Op veel plaatsen in het Oude Testament zien we dat Gods volk oorlog voerde tegen Amalek. We zien dit in Richteren 3:13-15; 5:14; 6:3; 7:12-14; 1 Samuël 15:2-9, 32-33; 27:8; 30:1-17; 2 Samuël 8:12; 1 Kronieken 4:42-43. Volgens het boek Ester werkt het vlees in het verborgene om Gods volk te ondermijnen en zelfs om hen te doden. (Life-study of Exodus, pp. 533, 544) Het feit dat God oorlog voert tegen Amalek laat ons zien dat God het vlees haat en verlangt het te vernietigen. Als het vlees niet wordt vernietigd en er niet mee wordt afgerekend, dan heeft ons geestelijke leven geen weg om te groeien. Deze twee kunnen nooit samengaan of naast elkaar leven. (The Experience of Life, p. 196) Het vlees wijst op het geheel van de gevallen oude mens. Het vlees verwijst dus niet alleen naar een deel van ons wezen, maar naar ons volledige gevallen wezen. Volgens Rom 6:6 is de oude mens met Christus gekruisigd. Omdat er voor de oude mens geen enkele hoop is, heeft God hem aan het kruis genageld en is hij samen met Christus gekruisigd. Hoe het vlees ook op ons over komt, in Gods ogen is het rebels en verachtelijk. (Life-study of Exodus, p. 543) Dat onze oude mens met Christus is gekruisigd is een feit dat tweeduizend jaar geleden tot stand is gebracht, ook al waren wij in die tijd nog niet eens geboren en kon onze oude mens zich nog niet manifesteren. Vandaag, meer dan tweeduizend jaar later, zijn wij geboren en we weten hoe we moeten liegen en hoe we ons geduld moeten verliezen. Op die manier komt de oude mens naar buiten en dat noemen wij het vlees. Dat wat samen met Christus is gekruisigd was onze oude mens, die in die tijd nog niet zichtbaar was geworden; dat waar wij vandaag mee af moeten rekenen is het vlees, de uitdrukking van ons natuurlijke wezen. Het vlees is daarom de uitdrukking en manifestatie van de oude mens; het vlees is dus onze ervaring van de oude mens. (The Experience of Life, pp. 199-200) Ook al ben je al lang geleden tot geloof gekomen en heb je bepaalde geestelijke ervaringen opgedaan, je vlees kan nog steeds de overhand verkrijgen. Het is een feit dat als ons gebed stopt ons vlees als vanzelf tevoorschijn komt en volledig lijkt op dat van ongelovigen. Het vlees kan niet worden beïnvloed, veranderd of verbeterd, ook niet als je al tientallen jaren een christen bent. Als je stopt met bidden, is je vlees hetzelfde als in de tijd voordat je tot geloof kwam. Omdat het vlees niet verandert of verbetert is het nodig dat wij onophoudelijke bidden. (Life-study of Exodus, pp. 548-549). WEEK 8 – DAG 4 Exo. 17:16 En hij zeide: De hand op de troon des Heren! De Here heeft een strijd tegen Amalek, van geslacht tot geslacht. Rom. 8:3 Want wat voor de wet onmogelijk was, doordat zij door het vlees krachteloos was - God heeft, doordat Hij zijn eigen Zoon in een gedaante gelijk aan het vlees van de zonde en voor de zonde heeft gezonden, de zonde in het vlees veroordeeld. We kunnen zeggen dat al het werk van satan in de mens tot stand wordt gebracht door middel van het vlees. En al het werk dat satan doet door middel van het vlees vernietigt het plan en het doel van God. Daarom kunnen we zeggen dat God het vlees haat net zoals Hij satan haat, en Hij wil het vlees vernietigen net zoals Hij satan wil vernietigen. God en het vlees kunnen nooit samen bestaan (The Experience of Life, pp. 198-199). Amalek was de eerste vijand die de kinderen van Israël op weg naar het goede land tegenkwamen (Deu. 25:17-18; 1 Sam. 15:2). Dit geeft aan dat ons vlees de eerste plaats inneemt onder onze vijanden. Het vlees, de zonde, de wereld en satan staan in relatie tot elkaar, maar de meest prominente strijder tegen de gelovigen is het vlees (Gal. 5:17). Als in onze ervaring het vlees in de dood is gebracht (Gal. 5:24; Rom. 8:13), kan de wereld ons niet vasthouden, de zonde niet in ons werken en is satan krachteloos en kan ons niets doen. Het doel van Amalek met de aanval op Israël was te voorkomen dat ze het goede land zouden binnengaan. Op dezelfde manier is het doel van satan, met het aanwakkeren van het vlees om tegen ons te strijden, ons te weerhouden van het binnengaan in de volle vreugde van de allesomvattende Christus als ons goede land (zie voetnoot 1 bij Deut. 8:7 RcV). (Ex. 17:8, voetnoot 2 RcV) God haat het vlees zo erg omdat Amalek een hand opheft tegen de troon van de Heer [Exo. 17:16]. Het vlees staat tegenover het bestuur van God. Omdat het vlees staat tegenover de troon van de Heer, moet de Heer het wel bestrijden. Het vlees is zo weerzinwekkend omdat het eenvoudig staat tegenover de troon, het bestuur en het plan van God. Dit is een zaak van groot belang. Niet veel gelovigen echter beseffen dat het vlees zo kwaad is. Het vlees pleegt niet alleen maar kleine vergrijpen. Het heft een hand op tegen de ware troon van God. Daarom heeft God besloten er tegen te strijden. Amalek, het vlees, heft nog steeds een hand op tegen het bestuur van God. Dit betekent dat ons vlees rebelleert tegen Gods bestuur en regering. Bijvoorbeeld, het vlees van veel christenen gaat sterk in tegen de Gemeente, want de Gemeente is Gods regering op aarde. De Gemeente wordt bespot, en vele godslasterlijke woorden worden over haar gesproken. Dit geeft aan dat het vlees in Gods ogen rebelleert. De Heer zal daarom strijden tegen de rebel en zijn gedachtenis uitwissen. In 1 Samuel 15, een ander deel in het Woord dat spreekt over Amalek, zien we hoe koning Saul zijn koningschap verloor. Hoewel Saul op de juiste manier tot koning was gezalfd, verloor hij het koningschap door de manier waarop hij afrekende met Amalek. Van dit verhaal moeten we leren om zorgvuldig om te gaan met het vlees. We kunnen er mee omgaan op een manier waardoor ook wij ons koningschap zullen verliezen. Hoewel Saul de Amalekieten versloeg, vernietigde hij hen niet op een absolute manier. Saul spaarde het beste van de schapen en "het beste van het gebannene" (1 Sam. 15:21). Dit schetst een beeld, dat wij in onze ervaring de goede aspecten van ons natuurlijke leven waarderen, bijvoorbeeld onze natuurlijke deugden, en dat wij ze niet willen vernietigen. Wij allemaal waarderen de goede punten van ons vlees. Wij zijn allemaal een Saul. Wanneer God ons opdraagt het vlees te vernietigen, dan vernietigen we wel de negatieve dingen, zoals onze opvliegende aard. Maar weinigen van ons zijn bereid de goede aspecten van het natuurlijke leven te vernietigen. Het doet er niet toe wat voor soort persoon we zijn, we waarderen allemaal de delen van ons natuurlijke wezen die onze voorkeur genieten. Wij moeten echter bemoedigd zijn door het feit dat de Heer nog steeds in ons werkt en met ons bezig is. In het Nieuwe Testament kunnen we zien dat Paulus en Johannes werden verlost van hun vlees. Zij vernietigden Amalek volledig (Life-study of Exodus, pp. 538-539, 559-561). WEEK 8 – DAG 5 Exo. 17:10-11 Jozua nu deed, zoals Mozes tot hem gezegd had en streed tegen Amalek; maar Mozes, Aaron en Chur hadden de heuveltop bestegen. En wanneer Mozes zijn hand ophief, had Israel de overhand, maar wanneer hij zijn hand liet zakken, had Amalek de overhand. Exo. 17:13 Zo overwon Jozua Amalek en diens volk door de scherpte des zwaards. In Exodus 18 zien we een beeld, een beschrijving, van het koninkrijk van God. Het feit dat dit beeld wordt gepresenteerd direct na de oorlog tegen Amalek geeft aan dat wanneer er met Amalek is afgerekend, het koninkrijk en het koningschap onmiddellijk daar is. Ook geeft dit aan dat Amalek de tegenstander is van het koningschap. (Life-study of Exodus, p. 559). Het vlees staat niet alleen tegenover genade, maar ook tegenover het koningschap. Om deze reden moet het vlees grondig worden aangepakt voordat het koninkrijk van God gevestigd kan worden. Waar het vlees is kan niet Gods koninkrijk zijn. In Rom 8:7 zegt Paulus dat het onmogelijk is voor het vlees om zich te onderwerpen aan God. Het koninkrijk van God staat voor het gezag en de autoriteit van God waardoor alle dingen aan God zijn onderworpen. Maar voor het vlees is het niet mogelijk om onderworpen te zijn aan God. Het vlees staat volkomen tegenover Gods troon. Als we ons verleden onder de loep nemen zullen we zien dat we heel vaak gefaald hebben om het vlees volkomen te vernietigen. Maar weinigen onder Gods volk zijn absoluut in de vernietiging van het vlees. Om deze reden ervaren we in ons dagelijkse praktische leven weinig van het koningschap. Omdat we Amalek niet volkomen en totaal hebben vernietigd is het koninkrijk in onze ervaring nog niet ten volle aanwezig. Ik heb er al eerder op gewezen dat wij allemaal bepaalde karaktertrekken hebben die ons verhinderen te genieten van Christus. Ons geestelijk leven wordt ook beschadigd door onze gewoonten, die de goede aspecten van ons vlees in stand houden. Wij hebben de gewoonte om de verkeerde aspecten van het vlees weg te doen en de goede aspecten te bewaren. Maar weinigen onder ons haten "het goede vlees". Toch behoren wij elk aspect van ons vlees te haten omdat het staat tegenover genade en het ons weerhoudt van het genot van Christus, en ook omdat het vlees de tegenstander is van koningschap. Veel gelovigen missen het gewicht van geestelijke autoriteit eenvoudig omdat ze niet volkomen hebben afgerekend met hun eigenaardigheden. Cultuur, meningen, eigenaardigheden en gewoonten zijn stuk voor stuk schuilplaatsen van het vlees, en hierdoor wordt ons geestelijk leven beschadigd. Juist omdat wij de goede aspecten van het vlees ontzien wordt ons koningschap en onze autoriteit daardoor weggedrukt. Wij, als degenen die al vele jaren in de Heer zijn en die Hem liefhebben en zoeken, zouden juist een behoorlijk geestelijk 'gewicht' moeten hebben. Wij behoren gevuld te zijn met het koningschap, met goddelijke autoriteit. Als wij het woord van de Heer volkomen zouden navolgen door het vlees totaal te vernietigen, zullen we het koningschap ervaren en leven in Gods koninkrijk. Maar als wij falen om Gods woord na te volgen om Amalek te vernietigen, zullen we onszelf afsnijden van Gods autoriteit en worden we verbonden met de demonen en afgoden van ijdelheid. Nu komen we tot de belangrijke zaak van de manier waarop we Amalek kunnen bestrijden. Op de eerste plaats strijden wij door gebed samen met onze Bemiddelaar, Christus (Exo. 17:11). Ook bestrijden we Amalek door ons vlees dood te verklaren door de strijdende Geest (Rom. 8:13; Gal. 5:17, 24). (Life-study of Exodus, pp. 557, 562, 564, 544, 549). Terwijl Mozes zijn handen ophief vocht Jozua voor het volk en overwon. Mozes die zijn handen opheft boven op de berg is een beeld van de opgevaren Christus die voor ons bemiddelt in de hemelen (Rom. 8:34b; Heb. 7:25; vlgs. 1 Tim. 2:8), en Jozua is een beeld van Christus als de inwonende Geest die strijdt tegen het vlees (Rom. 8:9-11; Gal. 5:16-17). Amalek werd verslagen door Israël door de voorziening van het manna (Exo. 16) en van het levende water (Exo. 17:1-6), doordat Mozes zijn armen ophief en door het strijden van Jozua. Op dezelfde manier overwinnen wij het vlees door Christus te eten en te drinken als onze levensvoorziening, door te bidden samen met de bemiddelende Christus en door het vlees dood te verklaren door Christus als de strijdende Geest (Rom. 8:13, voetnoot 2 RcV; Gal. 5:24, voetnoot 2 RcV). (Exo. 17:11, voetnoot 1 RcV) WEEK 8 – DAG 6 Heb. 10:19-20 Daar wij dus, broeders, vrijmoedigheid hebben om in te gaan in het heiligdom door het bloed van Jezus, langs de nieuwe en levende weg die Hij ons heeft ingewijd door het voorhangsel heen, dat is zijn vlees. Toch is er de noodzaak van de ultieme roeping van de Heer voor ons om te leven in het heiligdom door een krachtigere ervaring van het kruis tijdens het afrekenen met ons vlees ná onze ervaring van Zijn opstanding als de nieuwe schepping van God. Logisch gezien zou het niet nodig zijn terug te keren om af te rekenen met ons vlees nadat we Christus' opstanding hebben ervaren. Maar in onze dagelijkse ervaring is het wel degelijk nodig om terug te gaan omdat ons vlees nog steeds bij ons is. Vaak kom ik er achter dat de grootste belemmering in het doen van Gods volmaakte wil juist het vlees is. Het vlees vraagt dus om een krachtiger kruis (Crystallization-study of Song of Songs, p. 98). Het heiligdom van God is door het voorhangsel in twee delen gesplitst: het buitenste Heilige en het binnenste Heilige der Heilige. Hoewel Gods heiligdom in de hemel is, verdeelt het voorhangsel, een beeld van ons vlees, het toch in twee delen (Heb. 10:19-20). In Gods economie heeft deze prachtige zaak — het heiligdom van God — een negatieve kant, namelijk ons vlees. Met Christus werd het voorhangsel in Gods heiligdom door midden gescheurd (Mat. 27:51), maar met de gelovigen blijft het nog steeds bestaan voor het doel dat God met hen kan afrekenen (Crystallization-study of Song of Songs, pp. 96-97). De volgende stap is die van leven in de hemelse gewesten als Gods nieuwe schepping in opstanding. Na de ervaring van deze stap behoren we verder te gaan naar de ervaring van het scheuren van het voorhangsel. Het voorhangsel in de tempel werd door de dood van Christus door midden gescheurd (Mat. 27:51). Het voorhangsel van het vlees is echter nog niet verwijderd. Het voorhangsel is nog steeds op zijn plaats voor God om te gebruiken in het vervolmaken van Zijn zoekende heiligen. Bijvoorbeeld, Paulus was zeker een volwassen broeder, die door de fase van leven in de hemelse gewesten was gegaan als de nieuwe schepping van God in opstanding. Maar volgens 2 Korintiërs 12 stond God toe dat er "een doorn in zijn vlees" achterbleef (2Cor 12:7). Hier zien we dat zelfs iemand die zo volwassen en geestelijk was nog steeds lastiggevallen werd door het vlees. Dit geeft aan dat ongeacht de hoeveelheid van Gods element in onze wedergeboren geest, of ongeacht de mate van heiliging, vernieuwing, transformatie en gelijkvormigmaking aan het beeld van de eerstgeboren Zoon van God, zo lang wij leven op deze aarde, hebben we nog steeds het vlees. Omdat het vlees nog steeds onderdeel van ons uitmaakt, is het nodig dat we dagelijks afrekenen met het vlees door waakzaam te zijn en door te bidden. Als we niet waakzaam zijn zal het vlees opspelen. In ons gebed behoren we waakzaam te zijn en te bidden in onze geest. Zelfs bij geestelijke personen blijft het vlees bestaan en kan schade berokkenen. Wij moeten echt niet denken dat als we leven in hemelvaart het vlees niet langer bij ons is. Nee, het vlees is nog steeds hier. Het is mogelijk dat we in hemelvaart zijn, maar toch is het voorhangsel, het vlees, nog steeds daar. Toen Christus werd gekruisigd scheurde het voorhangsel in de tempel door midden van boven naar beneden (Mat. 27:51). Met Christus werd het voorhangsel gescheurd, maar ons voorhangsel is nog steeds intact. Daarom is er de noodzaak voor een sterkere roeping, niet alleen om in hemelvaart te blijven, maar ook om de lessen te leren van het kruis en om te leven in het heiligdom. In onze ervaring moet het voorhangsel, het vlees, door midden worden gescheurd, daarna kunnen we door het gescheurde voorhangsel om te leven in het Heilige der Heilige. Hiervoor hebben we dagelijks de les van het kruis nodig (Life-study of Song of Songs, pp. 48-49, 40). Door de afrekeningen van het kruis worden we Gods heiligdom. Dit heiligdom is het meest Heilige, God Zelf. Als wij het meest Heilige binnengaan, dan gaan we God binnen. Dan zullen we het heiligdom zijn. In deze betekenis worden wij God. Later zullen we zien dat de Sulammitische een kopie wordt van Salomo. Dat is een beeld van ons als de reproductie van Christus, die de belichaming is van God. De vele liefhebbers van Christus worden uiteindelijk reproducties van God in leven en natuur, maar niet in de Godheid. Dit is de vervulling van God die mens werd opdat de mens God zou worden; dit is de hoge piek van de goddelijke openbaring (Crystallization-study of Song of Songs, pp. 98-99). |
|||||||||||||||||