|
|||||||||||||||||
Printable version |
|
||||||||||||||||
Het Doel van Opstanding door Dr. Stephen E. Jones De bijbelteksten in dit boekje komen uit de Kopiëren voor niet-commerciële doeleinden toegestaan Originele titel: The Purpose of Resurrection (link) Hoofdstuk 1: Wat is opstanding? Hoofdstuk 1 Wat is opstanding? De Schriften als geheel vinden hun focus in Jezus. De hoop van de mensheid vanaf begin tot eind rust op Hem en Zijn werk en bediening. Daarom is het vanzelfsprekend dat het concept van opstanding in het Oude en Nieuwe Testament gedefinieerd en begrepen moet worden in termen van Jezus' opstanding. Wat een ander ook over opstanding zegt, waar iemand opgewekt wordt uit de dood tot onsterfelijkheid, Jezus' opstanding is het enige echte patroon dat we hebben. Alle andere patronen kunnen helpen, maar zijn beperkt, want alle andere personen die uit de dood opgewekt zijn, zijn later ook weer gestorven. Het patroon van Jezus' opstanding Het eerste en belangrijkste patroon is dat Jezus lichamelijk uit het graf opstond. De discipelen kwamen naar het graf om Hem te zoeken, maar Hij was opgestaan. Zijn opstanding was NIET hetzelfde als Zijn hemelvaart, of naar de hemel gaan. Het was een fysieke, letterlijke gebeurtenis, 'gelijk Hij gezegd heeft' (Mat 28:6). Met andere woorden, telkens wanneer Jezus vóór dat moment over de opstanding sprak, was het Zijn bedoeling om de letterlijke betekenis over te brengen, niet slechts een 'geestelijke' gebeurtenis op een manier die sommigen er in leggen. De enige echte vraag is 'met wat voor lichaam komen zij?' (1Cor 15:35). Is het opgewekte lichaam fysiek of geestelijk? Het antwoord is BEIDE. Hij had een hemelse Vader en een aardse moeder, en het opgewekte lichaam was een optelsom van de relatie tussen die twee. Hij kon de geestelijke dimensie binnengaan ('hemel') of de fysieke, aardse dimensie, naar eigen believen. Zijn Vader had Hem alle autoriteit gegeven in BEIDE rijken, zoals Hij ook zei in Mat 28:18, … Mij is gegeven alle macht in de hemel en op de aarde. Als resultaat kon Hij een fysieke vorm aannemen, welke de discipelen konden aanraken en in welke vorm zij de wonden van Zijn kruisiging konden zien (Joh 20:27). Hij kon ook voedsel eten met de discipelen (Joh 21:13; Luk 24:43). Vervolgens kon Hij net zo plotseling verdwijnen (Luk 24:31) door de gedaante van een geest aan te nemen. De vraag of Jezus slechts een geest was of dat Hij fysieke karakteristieken had, wordt ten volle beantwoord in Luk 24:36-43. En terwijl zij [de disdipelen] hierover spraken, stond Hij zelf in hun midden; 37 en zij werden ontzet en verschrikt en meenden een geest te aanschouwen. 38 Doch Hij zeide tot hen: Waarom zijt gij ontsteld en waarom komen er overwegingen op in uw hart? 39 Ziet mijn handen en mijn voeten, dat Ik het zelf ben; betast Mij en ziet, dat een geest geen vlees en beenderen heeft, zoals gij ziet, dat Ik heb. 40 En bij dit woord toonde Hij hun zijn handen en voeten. 41 En toen zij het van blijdschap nog niet geloofden en zich verwonderden, zeide Hij tot hen: Hebt gij hier iets te eten? 42 Zij reikten Hem een stuk van een gebakken vis toe. 43 En Hij nam het en at het voor hun ogen. Jezus deed extra moeite om aan hen te bewijzen dat Hij geen geest was en dat Hij 'vlees en beenderen' heeft. Hij liet de discipelen zijn fysieke littekens zien, die een geest niet zou hebben. Daarna vroeg Hij iets te eten. Een geest kan geen fysiek voedsel eten. De meeste commentatoren wijzen op het punt dat Jezus niets zei over het hebben van bloed. Hij sprak alleen over 'vlees en beenderen'. Hoewel dit natuurlijk waar is, wordt de diepere waarheid, dat Hij was opgewekt met een fysiek lichaam, vaak over het hoofd gezien. En toch is dit Lukas' belangrijkste aandachtspunt in bovenstaande Schriftgedeelte, want het was de belangrijkste waarheid die Jezus daar openbaarde aan Zijn discipelen op dat moment. Hiermee is niet gezegd dat Jezus beperkt werd door Zijn vlees tot de fysieke wereld. Het wonderlijke van dat moment was dat Jezus, hoewel lichamelijk, net zo vrij in het geestelijke dimensie kon bewegen. Hij was niet beperkt tot de geestelijke wereld, noch was Hij beperkt tot de fysieke wereld. Hij had vrije toegang tot beide, omdat Hij, zoals we al eerder opmerkten, alle autoriteit had in de hemel en op aarde, de geestelijke en fysieke rijken. Jezus zei tot de Samaritaanse vrouw in Joh 4:24, God is geest en wie Hem aanbidden, moeten aanbidden in geest en in waarheid. Met andere woorden, de Vader heeft Zichzelf beperkt tot de geestelijke wereld. De mens is evenzo beperkt tot de fysieke wereld. Maar Jezus is de Middelaar, de Brug tussen hemel en aarde. Meer dan dat, Hij is ons Opstandingspatroon, ons Voorbeeld, waardoor wij ook onze bestemming kunnen kennen. Wat Hij is, zullen wij worden, want Hij is onze Voorloper. Jezus wordt niet beperkt door de geestelijke, noch door de fysieke wereld. Hi jheeft alle autoriteit in BEIDE rijken. En dus, ook al weten we niet heel veel over de natuur van het opgewekte lichaam, de bijbel maakt deze essentiële dingen heel duidelijk, want de natuur van Zijn opgewekte lichaam is het patroon geworden voor ons eigen opgewekte lichaam. Twee priesterschappen van verschillende orden De tweezijdige autoriteit tegelijk in de hemel en op aarde, waar men van kan genieten na de opstanding, wordt ook geprofeteerd in Ezechiël 44. In dit hoofdstuk zien dat na de eerste opstanding (van de overwinnaars) er twee klassen 'priesters' op aarde zullen zijn: de 'overspelige priesters' die zullen bedienen in de voorhof en de 'zonen van Zadok', die de autoriteit zullen hebben om zowel te bedienen tot God in het Heiligdom als tot de mens in de voorhof (het vlees). Ons wordt verteld in Eze 44:10-14 dat de 'overspelige priesters' alleen tot de mensen kunnen bedienen in de voorhof. Maar wat betreft de Levieten die zich ver van Mij verwijderd hebben, toen Israel afdwaalde (zij zijn immers van Mij afgedwaald achter hun afgoden aan) zij zullen hun ongerechtigheid dragen: 11 zij zullen in mijn heiligdom dienst doen als wachters bij de poorten van het huis en als dienaren van het huis; zij zullen voor het volk het brandoffer en het slachtoffer slachten en te hunner beschikking staan om hen te dienen. 12 Omdat zij hen gediend hebben voor het aangezicht van hun afgoden, en voor het huis Israels een struikelblok tot ongerechtigheid geweest zijn, daarom heb Ik mijn hand ten ede tegen hen opgeheven, luidt het woord van de Here Here, dat zij hun ongerechtigheid zullen dragen. 13 Zij zullen tot Mij niet naderen om Mij als priester te dienen en om te naderen tot al mijn heilige, ja tot de allerheiligste dingen; maar zij zullen hun smaad dragen en de gruwelen die zij bedreven hebben. 14 Dus zal Ik hen aanstellen om voor het huis zorg te dragen, voor de gehele dienst daarvan en voor alles wat daarin te doen valt. Hoewel Ezechiël leek te spreken over de tijd dat er een aardse tempel gebouwd zal worden, compleet met offeranden, moeten we dit op een Nieuwtestamentisch manier begrijpen. God is niet van plan om terug te keren naar een Oudtestamentisch offersysteem met Levitische priesters in een fysieke tempel. Jezus heeft al het volledige en laatste offer voor zonde gebracht (Heb 7:27). Ezechiël vertelt ons dat in deze tempel de overspelige Levieten mogen bedienen tot het huis en tot het volk in de voorhof. Men zou denken dat afgodendienaars ongelovigen zijn, en dat God hen helemaal niet zou toestaan Zijn tempel te betreden. Het feit daarentegen dat God hen toestaat te bedienen tot het volk en de voorhof van Zijn tempel, laat zien dat dit gelovigen zijn met afgoderij in hun hart. Hun prioriteiten zijn verkeerd. Misschien heeft hun liefde voor geld veroorzaakt dat ze de goddelijke wet terzijde geschoven hebben, waardoor ze frauduleus geld afhandig hebben gemaakt van hun gemeente. Misschien houden ze meer van de kerk dan van God en zijn ze bereid hun relatie met God op te offeren om hun lidmaatschap of positie in de kerk te behouden. Er zijn veel manieren voor een gelovige om afgoden in het hart te hebben. Ze zijn christenen, maar behoren niet tot Gods uitverkorenen, de orde van Melchizedek. De bijbel maakt hier een duidelijk onderscheid tussen de twee groepen. Deze overspelige Levieten mogen bedienen tot de mensen in een vleselijk lichaam – de voorhof. In zekere zin zijn we de tempel van God. De tempel had een voorhof (lichaam), een heiligdom (ziel), en een allerheiligste (geest). Ezechiël vertelt ons dat deze vleselijke, gezuurde christenen toegestaan worden om het werk van God te doen op die dag, maar beperkt tot het vleselijke lichaam. Zij zullen de eerste opstanding niet beërven, noch zullen zij op dat moment voorzien worden van de volheid van Gods Geest. We zullen later aantonen dat zij moeten wachten op de tweede algemene opstanding, aan het eind van de duizend jaar (Openbaringen 20). Pas dan zullen zij opgewekt of veranderd worden tot in het verheerlijkte, geestelijke lichaam van het soort dat Jezus had bij Zijn opstanding. Ezechiël gaat verder met het vertellen over de andere priesters, de 'zonen van Zadok' (Melchi-zedek), die zowel mogen bedienen tot God in het heiligdom (het geestelijke rijk, hemel) als tot de mensen in de voorhof (aardse rijk in een fysiek lichaam). Eze 44:15-19, Maar de levitische priesters, de zonen van Sadok, die de dienst in mijn heiligdom in acht genomen hebben, toen de Israelieten van Mij afdwaalden, die zullen tot Mij naderen om Mij te dienen, en zij zullen in mijn dienst staan om Mij vet en bloed te brengen, luidt het woord van de Here Here. 16 Die zullen mijn heiligdom binnengaan, en die zullen tot mijn tafel naderen om Mij te dienen, en zij zullen mijn dienst waarnemen. 17 Wanneer zij dan de poorten van de binnenste voorhof ingaan, zullen zij linnen klederen aantrekken; zij mogen geen wol dragen, als zij dienst doen in de poorten van de binnenste voorhof of in het huis. 18 Linnen hoofddoeken zullen op hun hoofd zijn en linnen broeken aan hun heupen, zij zullen zich niet omgorden met iets dat doet zweten. 19 En wanneer zij uitgaan naar de buitenste voorhof tot het volk, dan zullen zij hun klederen waarin zij dienst gedaan hebben, UITTREKKEN en die neerleggen in de vertrekken van het heiligdom, en ANDERE KLEDEREN [wol] aantrekken, opdat zij door hun [linnen] klederen het volk niet heiligen [volmaaktheid en onsterfelijkheid]. Ezechiël vertelt ons dat deze 'zonen van Zadok' autoriteit hebben om te bewegen in het heiligdom van God (een beeld van het rijk van de geest) naast de voorhof (het aardse rijk). Met andere woorden, zij zullen met dezelfde roeping en zalving bewegen die Jezus had na Zijn opstanding. Ze zullen autoriteit hebben in zowel de geestelijke als de fysieke wereld. Wanneer zij daarom tot God bedienen in het geestelijke rijk, doen ze hun 'linnen klederen' aan; maar wanneer ze in de fysieke wereld komen doen ze hun 'wollen klederen' aan (vleselijke lichamen). In essentie had Jezus, toen Hij verscheen aan Zijn discipelen in die gesloten ruimte, eenvoudigweg Zijn 'wollen klederen' aangedaan. Wol komt van dieren; linnen komt van planten (vlas). In Zijn wollen kleding liet Hij zijn discipelen Zijn handen en voeten zien en at Hij in hun aanwezigheid vis en honing. Nadat Hij klaar was met het bedienen tot Zijn discipelen in de voorhof, gekleed in Zijn wollen kleding, verruilde Hij deze eenvoudig voor Zijn linnen kleding (geestelijk lichaam), stapte het heiligdom van de hemel binnen en verdween van voor hun ogen. Bij de eerste opstanding zullen de overwinnaars, die uit de dood opgewekt worden, van de orde van Melchizedek zijn onder Jezus als Hogepriester van die orde (Rev 20:6; Heb 7:17). Ze zullen tot zowel God als mensen bedienen in beide rijken, hemel en aarde. In tegenstelling daarentegen tot die 'overspelige priesters', wiens afgoderij in het hart hun heeft gediskwalificeerd van de eerste opstanding. Nadat ze zich bekeerd zullen hebben, zal God hen toestaan om de volgende duizend jaar te bedienen tot de mensen op aarde, maar met de beperkingen van het vlees. In ons volgende hoofdstuk zullen we duidelijker laten zien dat die christenen, die zich niet hebben gekwalificeerd voor de eerste opstanding, duizend jaar later een tweede opstanding zullen bereiken. Ondertussen zal God hen, tijdens die duizend jaar, beginnen te gebruiken om op een beperktere manier het Woord van God te onderwijzen aan de alle naties (Jesaja 2:2-3 – Isa 2:2-3). De Hebreeuwse en Griekse zienswijze op materie en geest Sommigen geloven dat de eerste opstanding niet meer is dan het leven dat een christen ontvangt wanneer hij gerechtvaardigd wordt door geloof. Om deze zienswijze te ondersteunen citeren ze Schriftgedeelten die ons aansporen om 'dagelijks te sterven' en op te staan in nieuwheid des levens. Deze zienswijze probeert de lichamelijke opstanding van de doden te ontkennen ten gunste van een meer vergeestelijkte zienswijze. Dit was de zienswijze van de Sadduceeën die de opstanding helemaal ontkenden (Mat 22:23; Act 4:1-2). Een variant op deze zienswijze onderwijst dat de eerste opstanding geestelijk is, maar dat de tweede lichamelijk is. Deze variant ontkent de eigenlijke opstanding van de doden niet, maar men begrijpt niet dat het gaat om twee lichamelijke opstandingen, die beide nog in de toekomst liggen. Ik geloof dat wanneer het hele plaatje duidelijk is, zoals uitgelegd in de rest van dit boek, het overduidelijk zal zijn dat geen van beide geestelijke zienswijzen hierboven juist zijn. Op het individuele persoonlijke niveau moeten we inderdaad dagelijks sterven en dagelijks met Christus opstaan. Maar dit is slechts een type en schaduw van opstanding. Onze rechtvaardiging door geloof is niet de opstanding zelf. Het vergeestelijken van opstanding heeft z'n wortels in het Griekse wereldbeeld; het idee van de lichamelijke opstanding heeft zijn wortels in het Hebreeuwse wereldbeeld. Ik geloof als we teruggaan naar het begin en de fundamenten van deze zienswijzen gaan bestuderen, dat we dan de waarheid in deze zaak kunnen achterhalen. Voor de schepping van de aarde, bestuurde God een volmaakt universum door Zijn soevereine macht. Omdat God geest is (Joh 4:24), is er waarschijnlijk een tijd geweest dat het fysieke universum niet bestond, tenminste niet in de toestand zoals wij die kennen. God was alles in allen op het spirituele vlak, Hij vulde alles en drukte Zichzelf uit op het geestelijke vlak. Toen deed Hij iets nieuws. Hij besloot om een fysiek universum te scheppen, in het bijzonder de aarde, om die kracht op een fysiek vlak uit te drukken. Wij kennen dit als 'De schepping'. Hij schiep dit niet uit het niets; Hij schiep uit Zichzelf. Het universum werd Zijn fysieke uitdrukking of manifestatie. Het was letterlijk 'hemel op aarde'. Fysieke materie was niet bedoeld als iets tegengesteld aan geest. Het was bedoeld om uitdrukking te geven aan geest op een bijkomend niveau aan wat al bestond in de hemel. Het moest bestuurd worden door dezelfde geestelijke wetten die ook het geestelijke rijk bestuurden, behalve dat de wetten toegepast en aangepast moesten worden aan de beperkingen van het fysieke vlak. Evenzo werden, door de mens te scheppen als een moreel schepsel, dezelfde geestelijke wetten aangepast tot het vlak van bestaan van de mens. Al Gods wetten zijn geestelijk (Rom 7:14), maar kunnen aangepast worden aan andere dimensies, waar God dit nodig acht. Zodoende werd de mens geschapen tot een fysiek wezen, maar hij werd aangesteld om een geestelijke werkelijkheid uit te drukken. De mens is werkelijk een manifestatie van geest op een fysiek vlak. Met andere woorden, materie is geestelijk. Dit wordt bewezen door Jezus' opgewekte lichaam, wat fysiek was, maar toch geestelijk. Geestelijk vlees is geen tegenstelling. Het is vlees zoals het oorspronkelijk bedoeld was. Dit is het doel van al de geschapen materie en is wat het zal zijn wanneer God alles in allen vult (Eph 1:23). Wij zullen ook het geestelijke uitdrukken in ons opgestane of veranderde lichaam, wanneer we 'vervuld worden tot alle volheid van God' (Eph 3:19). Materie is niet slecht geschapen. God schiep alle dingen en zag dat het 'zeer goed' was (Gen 1:31). Dit is hoe God de schepping ziet, wat het fundament vestigt voor het plan van God voor de aarde. Elke zienswijze die afwijkt van dit fundament en leert dat materie in zichzelf slecht is, onderwijst vanuit het Griekse perspectief, niet vanuit een bijbels, Hebreeuws perspectief. Toen de vroege kerk verstrooid werd door vervolging onder de Grieks-sprekende cultuur en filosofie, duurde het helaas niet lang voordat de kerk de Hebreeuwse zienswijze op de schepping vergat. Dit heeft invloed gehad op veel kerkdoctrines en is heden ten dage nog steeds onder ons. De Griekse filosofen onderwezen dat geest goed was en materie slecht. Zij onderwezen dat het lichaam een gevangenis was voor de 'geestelijke ziel', en dat de enige manier om aan het kwaad van dit fysieke bestaan te ontsnappen, was door het sterven van het vlees, opdat de geestelijke ziel vrijgezet zou worden. Deze minachtende zienswijze op materie was de aanleiding dat sommigen leerden dat Christus, het Woord (Logos) NIET echt in het vlees was gekomen, want hoe zou een goede God ooit in contact met slechte materie kunnen komen en onbedorven blijven? Johannes heeft zich daarom op deze zienswijze gericht in het eerste gedeelte van zijn evangelie, en opnieuw in zijn brieven. Hij zegt zeer specifiek 'en het Woord is vleesgeworden' (Joh 1:14) en dat een ieder die ontkende dat Jezus Christus is het vlees gekomen was, 'niet uit God' was (Joh 4:3), maar van de geest van de 'antichrist'. Met andere woorden, deze kijk op materie en geest is een belangrijk punt dat aan het hart van het verschil tussen de Griekse en Hebreeuwse religies ligt. Iemands kijk op de schepping in den beginne, zal uiteindelijk invloed hebben op iemands kijk op het einde, het doel van schepping en het einddoel van de geschiedenis in het plan van God. De aarde heeft een zeer bepaald doel om te bestaan. Hoewel zonde de schepping is binnengedrongen, is zonde niet een blijvend intrinsiek onderdeel van materie. Het is een tijdelijke conditie die door het werk van Jezus tegengewerkt wordt. Het doel van geschiedenis is om alle zonde en dood uit te wissen (1Cor 15:26) en het te vervangen door God, tot als laatste God 'alles in allen' zal zijn (1Cor 15:28). De aarde is NIET bestemd om vernietigd te worden of op te branden door vuur, zoals sommigen hebben onderwezen. Het is bestemd om gevuld te worden met de heerlijkheid van God, die Zichzelf heeft uitgedrukt door vuur, zoals Israël zag in de woestijn (Deu 4:12). De aarde is bestemd om gelouterd en gereinigd te worden door dit zelfde vuur van de goddelijke aanwezigheid. Waarom? Omdat God altijd een bestemming heeft gehad voor de schepping, en Hij zal Zich niet afwenden van Zijn doel voordat Hij geslaagd is. God is GEEN mislukking, en geen enkel deel van Zijn plan heeft gefaald. Het doel van God is altijd geweest om Zichzelf uit te drukken in de fysieke schepping, zodat Hij heerlijkheid ontvangen zal in niet alleen de geestelijke dimensie (de hemelen), maar ook in materie. Het doel voor Gods Koninkrijk is om naar de aarde te komen, en om Gods wil gedaan te krijgen 'op aarde zoals ook in de hemel' (Mat 6:10). Het hoogtepunt van dit doel is voor God om Zichzelf in de mens uit te drukken. De mens die geschapen was van het stof der aarde, wiens naam (Adam) 'aards' betekent. De mens is zelf een microkosmos van de aarde, een mini aarde. Het is Gods doel om Zichzelf specifiek in de mens uit te drukken en in het algemeen op aarde. Hierom wil Hij Zijn Geest uitstorten op 'alle vlees' (Joel 2:28). Het is het begin van Gods uitdrukking op aarde in materie. Het ultieme doel voor de opstanding van de doden is om een lichaam te bereiden dat geschikt is voor de volheid van Gods Geest om in te wonen. Als we uitgaan van de zienswijze dat alle dingen 'zeer goed' geschapen zijn, en dat zonde en dood de schepping zijn binnengedrongen, dan hebben we een gepast fundament van waarheid gelegd en kunnen we beginnen het globale plan van God te begrijpen. Het plan is om alle dingen te herstellen, niet om alle dingen te vernietigen. Het plan is om alle dingen onder de heerschappij van Jezus Christus te plaatsen, niet om terug te trekken en het grootste deel van de schepping achter te laten voor de duivel. Het plan is om de doden te laten opstaan in een vervolmaakt, hersteld lichaam (naar het patroon van Jezus' opgewekte lichaam), niet om het fysiek bestaan te verlaten en in een puur geestelijk lichaam te verblijven in de hemel. De Grieken onderwezen dat het lichaam een springplank naar de hemel was; de Hebreeën onderwezen dat hemel een springplank naar de aarde was. Met andere woorden, het einddoel is niet om te ontsnappen aan materie en in geestvorm naar de hemel te gaan; het is veeleer dat God materie heeft geschapen op Zichzelf op dit niveau uit te drukken op het fysieke vlak. Hemel komt op deze wijze dus naar de aarde in wat genoemd wordt het koninkrijk van de hemel, en wij 'zullen als koningen heersen op de aarde' (Rev 5:10). Maar laten we teruggaan naar ons onderwerp, laten we afrekenen met hen die opstanding vergeestelijken of herdefiniëren om het 'christen worden' te laten betekenen of 'naar de hemel gaan' als we sterven. Hoewel er wel degelijk een geestelijke toepassing is voor het concept van opstanding, moeten we het niet herdefiniëren. Door geloof in Christus beërven we Leven, maar dit is niet de opstanding zelf; het is slechts een geestelijke toepassing van het principe van opstanding in onze huidige levens. Paulus sprak over de doop in termen van een symbolische dood-naar-leven ervaring (Rom 6:4), maar dit weerhield Paulus er niet van om ook te spreken over een toekomstige fysieke opstanding op de manier van de opstanding van Jezus (1Cor 15; 2Tim 2:18). Dit zou nu vanzelfsprekend moeten zijn en daarom zullen we er niet nog meer tijd aan besteden. De beloften ontvangen bij de opstanding We willen hier niet het debat aangaan over de toestand van de doden, of de doden in de hemel zijn, in de grond of in het vagevuur. We hebben dit onderwerp vollediger besproken in ons boek 'De oordelen van de goddelijke wet'. Voor zover het de leerstelling van de opstanding betreft maakt het geen verschil waar ze zijn of in een bewustzijns-toestand zijn of iets anders, zo lang we maar begrijpen dat ze nog niet de staat bereikt hebben waar ze oorspronkelijk voor gemaakt zijn. Bijvoorbeeld, als ze zoals sommigen geloven slapen in de aarde, moeten ze opgewekt worden in dat nieuwe soort geestelijk vlees om hun beloning te ontvangen. Als ze daarentegen naar de hemel zijn gegaan en 'bij de Heer' zijn in een geestelijke toestand, zoals anderen geloven, moeten ze ook nog steeds naar de aarde terugkeren in een lichaam van geestelijk vlees, want hun erfenis is om autoriteit te ontvangen in de hemel en op aarde. Hoe dan ook moeten we zorgvuldig zijn om de leerstelling van de opstanding niet te ondermijnen door te zeggen dat gelovigen nu hun uiteindelijke toestand hebben verkregen. Zo'n concept maakt van de opstanding meer een achteruitgang dan een zegen. Het moet helder zijn in onze denkwereld dat voor wie dan ook, om de nieuwe gezegende toestand te ontvangen die van het begin af beloofd was, geldt dat iemand in staat moet zijn om de volle aanwezigheid van God in een verheerlijkt, maar toch fysiek lichaam uit te drukken, als ook in een geestelijk lichaam. De noodzaak voor opstanding wordt duidelijk gemaakt door Heb 11:13; Heb 11:39-40, waar we worden herinnerd aan hen die in het voorbije verleden geleefd hebben en gestorven zijn. We lezen over hen: In dat geloof zijn deze allen gestorven, zonder de beloften verkregen te hebben; ... 39 Ook deze allen, hoewel door het geloof een getuigenis aan hen gegeven is, hebben het beloofde niet verkregen, 40 daar God iets beters met ons voor had, zodat zij niet zonder ons tot de volmaaktheid konden komen. Wat belangrijk is om hier te herkennen, of ze nu naar de hemel gingen of niet bij hun sterven, is dat ze nog niet tot volmaaktheid waren gekomen. De ware belofte die het hele doel van de schepping omvat, is dat de mens de heerlijkheid van God zou demonstreren door middel van geestelijk vlees, zoals we al hebben gezien. Dit kan niet gebeuren door alleen een geestelijk bestaan in de hemel. Het vereist hetzelfde soort lichaam dat Jezus had na Zijn opstanding. Velen onderwijzen natuurlijk dat deze Oudtestamentische heiligen dood bleven tot Jezus hen meenam naar de hemel, en dat ze op dat moment de belofte van volmaaktheid ontvingen. Het valt buiten het oogmerk van ons boek hier om te bespreken of ze met Jezus naar de hemel gingen, maar ook al zou dat het geval zijn dan moeten we benadrukken dat ze de belofte NIET ontvangen hebben. Er is nog steeds meer voor hen om te bereiken. Het is zelfs zo dat ze op ons moeten wachten. Zij kunnen los van ons de belofte NIET beërven. Openbaringen 22:12 (Rev 22:12) zegt, Zie, Ik kom spoedig en mijn loon is bij Mij om een ieder te vergelden, naardat zijn werk is. Dit refereert naar Jesaja 40:10 (Isa 40:10), wat zegt: Zie, de Here Here zal komen met kracht en zijn arm zal heerschappij oefenen; zie, zijn loon is bij Hem en zijn vergelding gaat voor Hem uit. Ongeacht de toestand van de doden, en ongeacht of de Oudtestamentische heiligen meegenomen zijn naar de hemel of niet, één ding is duidelijk toen Jezus ten hemel voer: zonder ons kunnen ze niet de volmaaktheid bereiken. Deze volmaaktheid moet wachten op de dag dat het hele collectieve lichaam een kans heeft gehad om geboren te worden en om deze opstanding te bereiken. God doet een collectief werk hier, en de mensen worden niet stukje bij beetje, een voor een vervolmaakt op het moment van sterven. Anderzijds zullen ook wij de belofte niet eerder ontvangen dan hen die in het verleden geleefd hebben en gestorven zijn. Paulus zegt in 1 Thess 4:15, Want dit zeggen wij u met een woord des Heren: wij, levenden, die achterblijven tot de komst [parousia] des Heren, zullen in geen geval de ontslapenen voorgaan Met andere woorden, wij zullen niet de volmaaktheid bereiken zonder dat zij aanwezig zijn. Dit is het doel van opstanding. Het is om de doden te laten opstaan om naast de levenden te staan, zodat allen op hetzelfde moment de belofte mogen ontvangen. Dit wordt goed geïllustreerd door het verhaal van Israël in de woestijn onder Mozes. Kaleb en Jozua wilden de Jordaan oversteken naar het Beloofde Land, maar omdat het de anderen ontbrak aan geloof werden zij allen 40 jaar lang tegengehouden. Zelfs Kaleb en Jozua konden de belofte niet ontvangen voor zichzelf alleen. Ze moesten wachten op de generatie die de belofte zou ontvangen. Alleen toen staken ze samen de Jordaan over. Op dezelfde manier is de kerk 40 Jubeljaren sinds de Pinksterdag in de woestijn geweest. Omdat dit een grotere vervulling is, waar een langere periode van tijd mee gemoeid is, moesten de Kalebs en Jozua's van deze eeuw sterven. Toch is de belofte dat ze zullen leven als ze de 'Jordaan' naar de belofte oversteken. Daarom moeten de overwinnaars eerst uit de dood opstaan. Het is vanwege dat zij dezelfde belofte hebben als die gegeven was aan Kaleb en Jozua. Zij moeten uit de dood opgewekt worden om die belofte te ontvangen op hetzelfde moment als de eindtijd overwinnaars. Zij die de opstanding helemaal ontkennen Een wat extremere hedendaagse kijk ontkent IEDERE vorm van lichamelijke opstanding, met de mogelijk uitzondering van Jezus' opstanding. Dezen geloven dat de mens eenvoudigweg naar de hemel gaat bij het sterven, waar ze de volle belofte van de Schriften ontvangen met het verkrijgen van de hoogste staat van geluk wat ze ooit zullen bereiken. Deze kijk vernietigt compleet iedere noodzaak tot opstanding, en het doel van de mensheid, zeggen ze, is om zich te ontdoen van dit materiële lichaam ten gunste van een puur geestelijk bestaan. Om terug te keren naar een fysiek lichaam zou een achteruitgang zijn. Een gelijkwaardige zienswijze werd er indertijd door de Sadduceeën op na gehouden. Mat 22:23 zegt, Op die dag kwamen enige Sadduceeen tot Hem, die beweren, dat er geen opstanding is, en zij ondervroegen Hem... Dit vers wordt herhaald in Mar 12:8 en Luk 12:27. De Sadduceeën waren GEEN atheïsten die geloofden dat de dood iemands bestaan voor altijd beëindigde. Ze waren een religieuze partij die de Griekse kijk op onsterfelijkheid van de ziel onderwees en geloofde dat de doden onmiddellijk naar de hemel gingen. In hun ogen elimineerde dit iedere noodzaak tot opstanding. Paulus vond het nodig om met dit punt af te rekenen in 1Cor 15, waar hij een heel hoofdstuk wijdde aan deze bepaalde vraag. Paulus was voor zijn bekering een Farizeeër geweest, en daarom is het aannemelijk dat hij over deze zelfde vraag in zijn vroege jaren al met de Sadduceeën had gedebatteerd. Op de een of andere manier was deze leer geïntroduceerd in de Corinthe-kerk, en Paulus was van mening dat deze leer zelfs het fundament van het Christendom bedreigde. Eerst herinnert hij de mensen dat Jezus lichamelijk uit de dood was verrezen, met ooggetuigen om het te bewijzen. Dan zegt hij in vers 1Cor 15:12-19, Indien nu van Christus gepredikt wordt, dat Hij uit de doden is opgewekt, hoe komen sommigen onder u ertoe te zeggen, dat er geen opstanding der doden is? 13 Indien er geen opstanding der doden is, dan is ook Christus niet opgewekt. 14 En indien Christus niet is opgewekt, dan is immers onze prediking zonder inhoud, en zonder inhoud is ook uw geloof ... 17 en indien Christus niet is opgewekt, dan is uw geloof zonder vrucht, dan zijt gij nog in uw zonden. 18 Dan zijn ook zij, die in Christus ontslapen zijn, verloren. 19 Indien wij alleen voor dit leven onze hoop op Christus gebouwd hebben, zijn wij de beklagenswaardigste van alle mensen. Paulus maakt het duidelijk dat de opstanding van Jezus Christus ook het patroon is voor onze eigen opstanding. De enige reden dat wij uit de dood zullen opstaan is omdat Christus was opgewekt als de Patroon-Zoon. Paulus' argument laat de inherente tegenstelling zien van deze leer van de Sadduceeën. Als er niet zoiets bestaat als een opstanding, maar dat de mens eenvoudigweg naar de hemel gaat als hij sterft, dan is Jezus niet opgestaan. Maar als Jezus niet opgestaan is, dan zijn wij nog in onze zonden, want Hij was opgewekt om (Grieks: dia = door, vanwege) onze rechtvaardiging (Rom 4:25). Dus is de enige manier voor ons, om de beloften van God te verkrijgen, als Jezus echt uit de dood is opgestaan. Maar in dat geval is het ook het patroon voor onze opwekking. Dat is de logica die Paulus volgt. De meeste christenen nemen tegenwoordig niet de positie in van de Sadduceeën, welke de opstanding ontkennen. Toch zijn er tegenwoordig leraren, die christenen beweren te zijn en dit ontkennen. Evenals de Sadduceeën bevatten zij niet hoe belangrijk 'de verlossing van ons lichaam' is (Rom 8:23). Paulus noemt het 'de aanneming tot zonen' en de grote hoop van de christen (Rom 8:24). Zonder deze 'hoop' is de dood het einde en zijn wij de beklagenwaardigste van alle mensen. Zoals we al gezegd hebben, nemen de meeste christenen niet zo'n extreme positie in. Toch werden de zaden van die zienswijze gelegd toen mensen de eerste opstanding gingen vergeestelijken. Dit werd bereikt door opstanding te herdefiniëren in de terminologie van rechtvaardiging door geloof. Eenmaal vergeestelijkt was het een makkelijke overgang naar een totale ontkenning van de lichamelijke opstanding van de doden. De Schriften vertellen ons dat we door geloof we van de dood overgaan naar het leven. Echter, het eigenlijke woord voor 'opstanding' (Grieks: anastasis) wordt nooit gebruikt om het proces te beschrijven waardoor men een christen wordt. Elk Schriftgedeelte spreekt duidelijk over een letterlijke opstanding, waarbij zij die gestorven zijn opstaan om de aarde te bewandelen. Job beschreef dit geloof tamelijk uitdrukkelijk. Hij zei dat hoewel de wormen zijn lichaam uiteindelijk zullen vernietigen, 'zal ik uit mijn vlees God aanschouwen' (Job 19:26). Daniël beschrijft de opstanding ook duidelijk in termen van een fysiek wakker worden vanuit de slaap van de dood in de grond. Dan. 12:2 zegt, Velen van hen die slapen in het stof der aarde, zullen ontwaken, dezen tot eeuwig leven en genen tot versmading, tot eeuwig afgrijzen. Jezus citeerde in feite Daniël in Joh 5:28-29. Door dit te doen bevestigt Hij Daniëls zienswijze. Hij zegt, Verwondert u hierover niet, want de ure komt, dat allen, die in de graven zijn, naar zijn stem zullen horen, 29 en zij zullen uitgaan, wie het goede gedaan hebben, tot de opstanding ten leven, wie het kwade bedreven hebben, tot de opstanding ten oordeel. Omdat geesten niet uit de grond ontwaken, noch uit graven herrijzen, kunnen deze opstanding niet vergeestelijken zonder de voor de hand liggende betekenis van het Woord te verdraaien. Heeft de opstanding al plaats gevonden? De apostel Paulus stelde bepaalde leraars van zijn tijd aan de kaak die onderwezen dat de opstanding al plaatsgevonden had. 2Tim 2:17-18 zegt, en hun woord zal voortwoekeren als de kanker. Tot hen behoren Hymeneus en Filetus, 18 die uit het spoor der waarheid geraakt zijn met hun bewering, dat de opstanding reeds heeft plaatsgehad, waardoor zij het geloof van sommigen afbreken. Wat onderwezen deze mensen? Hoe week het af van het onderwijs van Paulus? De eerste vraag die we moeten beantwoorden is: Aan welke opstanding refereerde Paulus? Als Hymeneus en Filetus had geleerd dat Jezus' opstanding la had plaatsgevonden, zou Paulus daarmee hebben ingestemd. Dit is vanzelfsprekend. Dus het probleem was NIET dat Hymeneus en Filetus preekten dat Jezus al uit de dood was opgestaan. Het moet een ander probleem zijn geweest. Het was ook tamelijk bekend dat de algemene opstanding van de doden nog niet had plaatsgevonden. Per slot van rekening, wanneer dat moment aanbreekt, zullen alle doden, de groten en kleinen, staan voor God. Omdat Hymeneus en Filetus zelf nog niet voor God hadden gestaan, is het ook onwaarschijnlijk dat ze dit onderwezen. Als ze dat hadden gedaan, zouden ze behoorlijk voor gek hebben gestaan en Paulus zou dan waarschijnlijk niet de moeite hebben genomen om het te noemen, omdat bijna niemand hun doctrine zou hebben geloofd. Ten laatste is het erg onwaarschijnlijk dat ze de positie van de Sadduceeën hadden ingenomen. Zij ontkenden namelijk niet het fundamentele concept van opstanding, door te zeggen dat de mens bij het sterven eenvoudigweg naar de hemel gaat. Uit Paulus' beschrijving is op te maken dat deze twee leraars geloofden in opstanding, maar zij onderwezen dat de opstanding van gelovigen al had plaatsgevonden. De enige geloofwaardige uitleg hier is dat deze twee leraars de mensen vertelden dat de eerste opstanding al had plaatsgevonden. Als dat klopt dan is bijna met zekerheid te zeggen dat zij onderwezen dat de beperkte opstanding, die genoemd wordt in Mat 27:50-54, de eerste opstanding was, en dat dit gebeurd was omstreeks de tijd van Jezus' kruisiging. Er staat, Jezus riep wederom met luider stem en gaf de geest. 51 En zie, het voorhangsel van de tempel scheurde van boven tot beneden in tweeen, en de aarde beefde, en de rotsen scheurden, 52 en de graven gingen open en vele lichamen der ontslapen heiligen werden opgewekt. 53 En zij gingen uit de graven na zijn opstanding en kwamen in de heilige stad waar zij aan velen verschenen. 54 De hoofdman en zij, die met hem Jezus bewaakten, zagen de aardbeving en wat er plaats had en zij werden zeer bevreesd en zeiden: Waarlijk dit was een Zoon Gods. Mattheus is de enige die deze gebeurtenis beschrijft. Er worden weinig details gegeven. En dus blijven we zitten met veel onbeantwoorde vragen. Ten eerste de manier waarop het geschreven is. Het is moeilijk te zeggen of dit gebeurde tijdens de kruisiging of tijdens de opstanding. Mattheus lijkt het gebeurene te identificeren met de dood van Jezus waarbij ook het voorhangsel in tweeën scheurde; en toch schijnt hij te schrijven dat ze opstonden 'na Zijn opstanding'. Verder vertelt Mat 28:2 ons dat er een aardbeving was bij Zijn opstanding. Mattheus is de enige evangelieschrijver die ons vertelt dat er een aardbeving was bij Zijn dood, en geassocieerd wordt met het scheuren van het voorhangsel in de tempel. Het is moeilijk voor te stellen dat doden opgewekt worden op het moment van Jezus' dood. Dat lijkt niet op z'n plaats. Men zou denken dat ze in ieder geval zouden opstaan bij Zijn opstanding. Een andere onbeantwoorde vraag is of deze mensen overgankelijk werden opgewekt, of dat ze eenvoudig tot een sterfelijk leven waren opgewekt op dezelfde manier als Lazarus. Lazarus stierf later en zijn graf is vandaag de dag in Zuid-Frankrijk, waar hij vele jaren als een zendeling had gewerkt. Het is allemaal tamelijk verwarrend, maar we moeten niet te ver afdwalen van de oorspronkelijke vraag. We bespreken de doctrine van Hymeneus en Filetus, ons afvragend of dit misschien het Schriftgedeelte is dat zij gebruikten om te leren dat de opstanding al had plaatsgevonden. We kunnen het niet met zekerheid zeggen, natuurlijk, maar ik zie geen andere mogelijkheid. Als dit het geval is geweest, sprak Paulus hun onderwijs tegen door te vertellen dat Mat 27:50-54 NIET een beschrijving is van de eerste opstanding. Met andere woorden, de eerste opstanding van Openbaringen 20:4-6 (Rev 20:4-6) lag nog in de toekomst en had nog niet plaatsgevonden toen Paulus Hymeneus en Filetus noemde. Er zijn heden ten dage ook enkele leraars die onderwijzen dat de eerste opstanding plaats heeft gevonden in 70 AD tijdens de vernietiging van Jeruzalem. De Jehova's Getuigen zeggen dat de eerste opstanding gebeurd is in 1914 AD, toen het leek alsof de aarde 'de verdrukking' van de Eerste Wereldoorlog in zou gaan. Toen de Eerste Wereldoorlog eindigde zonder enig zichtbaar teken van de wederkomst van Jezus, vergeestelijkten ze de vervulling, in plaats van aan te schuiven bij de profeten uit het verleden, die zich ook vergist hadden. Het probleem is dat niemand een opgewekte heilige kan aanwijzen en zeggen, “Zie je, die man stierf honderd jaar geleden en leeft nu, onsterfelijk en onvergankelijk. Laten we hem kiezen als onze president zodat Hij kan regeren op aarde zoals de Schrift zegt!” Als de opstanding al geweest is, waar zijn zij dan? Waarom regeren zij niet? Waarom hebben zij satan niet gebonden (Open baringen 20:2 – Rev 20:2)? Waarom bedienen zij niet ware gerechtigheid op aarde door de wet van God? Waarom floreren kwade mensen nog steeds? Nogmaals, de enige uitleg die we krijgen is dat ze 'geestelijk opgewekt' zijn op zo'n manier dat niemand het bemerkte. Ons wordt gevraagd het met 'het oog van geloof' te zien, want het is allemaal in het geheim gebeurd en deze heiligen zijn allemaal in de hemel en hebben weinig of geen invloed op het bestuur op aarde. Al deze zienswijzen herdefiniëren opstanding in termen dat de doden naar de hemel gaan in een of andere geestelijke toestand, in plaats van in een opstandingslichaam zoals Jezus dat had. Telkens wanneer mensen zeggen dat de opstanding al heeft plaatsgevonden, maar geen opgewekte heiligen kunnen aanwijzen om hun zienswijze te ondersteunen, hebben ze de opstanding geherdefinieerd en de heidense Griekse zienswijze van de opstanding aangenomen. Ze zeggen dat wanneer de doden opstaan, ze in een geestelijke toestand komen die los staat van materie. Al deze zienswijzen vernietigen de doctrine van de opstanding. Dus als iemand komt onderwijzen dat de opstanding al heeft plaatsgevonden, of ze nu zeggen dat het in Mat 27 heeft plaatsgevonden of in 70 AD of in 1914 AD, is het een verlenging van de doctrine van Hymeneus en Filetus. Let op dat je niet deel wordt van hen wiens geloof neergeveld wordt. Met deze achtergrond over de opstanding zelf en het doel ervan in de schepping, gaan we nu verder om het duidelijke verschil tussen de eerste en de algemene opstanding te laten zien.
Hoofdstuk 2 De eerste en de tweede opstanding Johannes is de enige bijbelschrijver die de term 'eerste opstanding' gebruikt. Het wordt gevonden in Openbaringen 20:4-6 (Rev 20:4-6). … en zij werden weder levend en heersten als koningen met Christus, duizend jaren lang. 5 De overige doden werden niet weder levend, voordat de duizend jaren voleindigd waren. Dit is de eerste opstanding. 6 Zalig en heilig is hij, die deel heeft aan de eerste opstanding: over hen heeft de tweede dood geen macht, maar zij zullen priesters van God en van Christus zijn en zij zullen met Hem als koningen heersen, die duizend jaren. Het feit dat er een 'eerste' opstanding is geeft aan dat er een tweede later op moet volgen. Johannes maakt het punt dat de eerste opstanding duizend jaar eerder is dan de algemene opstanding, waar hij later in hetzelfde hoofdstuk over spreekt. In vers 5 vertelt hij ons specifiek dat 'de overige doden' nog duizend jaar na de eerste opstanding dood zullen blijven. Hij definieert 'de rest van de doden' niet, maar hij maakt wel duidelijk dat degenen, die op zullen staan in de eerste opstanding, gelovigen in Christus zijn. Hij noemt hen 'gezegend en heilig' en hij noemt hen 'priesters van God en van Christus', geroepen om gedurende duizend jaren te regeren. Daarom kunnen we met zekerheid zeggen dat er geen ongelovigen worden opgewekt in de eerste opstanding. Johannes houdt zich daarentegen stil over een andere intrigerende vraag: Worden ALLE christenen opgewekt in de eerste opstanding of slechts een gedeelte van hen? Voor antwoorden op deze vraag zullen we dadelijk andere Schriftgedeelten bekijken. Laten we ondertussen de opmerking maken dat Johannes hier spreekt over 'opstanding'. Volgens de Hebreeuwse zienswijze refereert dit aan een lichamelijke opstanding uit de doden, NIET iemands rechtvaardiging door geloof, of naar de hemel gaan, of een andere geestelijke ervaring. Vergeet niet dat Johannes zelf een Hebreeër was en zijn geschriften wijzen op opvallende wijze het Griekse wereldbeeld af, dat de kerk binnen was gekropen en wat 'Gnosticisme' wordt genoemd. Daarom, wanneer Johannes over de opstandingen spreekt, moet men niet een zienswijze aannemen die tegengesteld is aan wat Johannes geloofde en onderwees in zijn andere geschriften. De tweede (algemene) opstanding In Openbaringen 20 gaat Johannes verder met zijn gedachten en vertelt ons over een tweede opstanding die ALLE doden omvat die niet opgewekt werden in de eerste opstanding. En ik zag een grote witte troon en Hem, die daarop gezeten was... 12 En ik zag de doden, de groten en de kleinen, staande voor de troon, en er werden boeken geopend. En nog een ander boek werd geopend, het boek des levens; en de doden werden geoordeeld op grond van hetgeen in de boeken geschreven stond, naar hun werken... 15 En wanneer iemand niet bevonden werd geschreven te zijn in het boek des levens, werd hij geworpen in de poel des vuurs. Dit een duidelijk beeld van het grote oordeel, ten tijde waarvan alle zondaren geoordeeld zullen worden, die niet opgewekt waren bij de eerste opstanding. Er zijn ook TWEE BOEKEN aanwezig: de 'boeken' en 'het boek des levens'. Ze worden allemaal geoordeeld volgens wat in 'de boeken' geschreven is. Het is een veelgemaakte misvatting dat deze boeken verslagen zijn van alle door de mensheid verrichte zaken. Sommigen onderwijzen dat God een boek van verslagen bijhoudt van ieder persoon in de wereld. Dit mist het werkelijke punt waar het om gaat. Het betreft hier de boeken van de Wet, waardoor elke zonde geoordeeld wordt. Johannes vertelt ons 'zonde is wetteloosheid' (1Joh 3:4), en Paulus voegt daar aan toe, 'waar geen wet is, is ook geen overtreding' (Rom 4:15). Met andere woorden, de wet van God definieert zonde en gerechtigheid. Het is de goddelijke standaard waardoor de werken van mens gemeten worden. Zonder wet is er geen overtreding. Zodoende is de het de Wet wat God gebruikt, om de mensheid te oordelen voor hun zonde, of zoals Paulus het zegt, 'de wet immers bewerkt toorn' (Rom 4:15). Dus is het logische argument dat de 'boeken' van waaruit God de mens oordeelt, de boeken van de Wet zijn, waardoor de mens aansprakelijk wordt gehouden aan de goddelijke maat van goed en fout, zonde en gerechtigheid. God heeft geen boek met verslagen van ieder persoon nodig, want in ieder rechtsgeding zullen getuigen opgeroepen worden (Mat 12:41-42). Maar Hij heeft de boeken van de Wet nodig om rechtvaardig te oordelen, want 'waar geen wet is, is er ook geen overtreding' (Rom 4:15). Maar 'het boek des levens' is ook aanwezig bij dit grote oordeel. Als hier alleen ongelovigen voor God zouden verschijnen tot oordeel, waarom zou het boek des levens er dan bij zijn? Verder maken de woorden van Johannes duidelijk dat sommige christenen inderdaad voor God zullen staan bij dit oordeel. Hij vertelt ons dat alleen degenen die NIET geschreven staan in het boek des levens, in de poel van vuur gegooid zullen worden. Dit impliceert dat er velen zullen zijn die er WEL in gevonden zullen worden. Is het dan mogelijk dat de algemene opstanding zowel christenen als niet-christenen zal insluiten? We kunnen dit niet met volle zekerheid alleen uit Openbaringen 20 concluderen. Voor bewijs moeten we naar enkele andere Schriftgedeelten kijken. Rechtvaardigen en onrechtvaardigen in de tweede opstanding Zowel Jezus als Paulus spraken over de algemene, of tweede opstanding van de doden. Er zijn twee hele duidelijke uitspraken hierover. De eerste zijn de woorden van Jezus in Joh 5:28-29. Verwondert u hierover niet, want de ure komt, dat allen, die in de graven zijn, naar zijn stem zullen horen, 29 en zij zullen uitgaan, wie het goede gedaan hebben, tot de opstanding ten leven, wie het kwade bedreven hebben, tot de opstanding ten oordeel. Hier wordt gesproken over een opstanding waarbij zowel de goeden als de kwaden opgewekt worden. Van beiden wordt gezegd dat ze tegelijkertijd opgewekt worden, want Hij zegt 'de ure komt'. Hoewel het woord 'uur' niet persé refereert naar een periode van 60 minuten, geeft het wel aan dat zowel de goeden als de kwaden in dezelfde opstanding opgewekt worden. Het belangrijkste verschil tussen de twee klassen is dat de goeden zullen opstaan 'ten leven' en de anderen 'ten oordeel'. Waarschijnlijk citeerde Jezus hier losjes Dan 12:2 welke wij eerder ook geciteerd hebben. De overeenkomsten kunnen moeilijk aan ons voorbij gaan. Wat we ook zeggen over deze Schriftgedeelten, een ding is zeker: noch Daniël noch Jezus refereerden aan de EERSTE opstanding, die volgens Johannes alleen gelovigen omvat. Hun referentie kon alleen gericht zijn aan de algemene opstanding van ALLE doden, klein en groot, die voor God staan. Het is daarom duidelijk dat voor de grote witte troon de gelovigen geschreven bevonden worden in het boek des levens, terwijl de ongelovigen, of de kwaden, geoordeeld worden vanuit de wetboeken. Een dubbele getuige hiervan wordt gevonden in Paulus' verdediging voor Felix, die op dat moment de Procurator van Judea was. Handelingen 24:14-15 (Act 24:14-15) zegt, Maar dit erken ik voor u, dat ik naar die weg, die zij een secte noemen, inderdaad de God der vaderen vereer, gelovende al hetgeen in de wet en in de profeten geschreven staat, 15 terwijl ik van God hoop, gelijk ook dezen zelf het verwachten, dat er een opstanding van rechtvaardigen en onrechtvaardigen zal zijn. Hier spreekt Paulus duidelijk over één opstanding waarin zowel 'de rechtvaardigen als de onrechtvaardigen' zullen opstaan. Dit kan niet de eerste opstanding zijn waarin alleen de gezegenden en heiligen opgewekt worden. Paulus moet hier refereren aan de algemene opstanding van ALLE doden, klein en groot, inclusief zowel rechtvaardigen en onrechtvaardigen – allen die de eerste opstanding niet beërft hebben. Paulus maakt het zeer duidelijk (net als Jezus) dat in deze algemene opstanding zowel christenen als niet-christenen gevonden zullen worden. De christenen zullen bevonden worden geschreven te zijn in 'het boek des levens'; de rest zal worden geoordeeld en geworpen worden in 'de poel van vuur'. Dus moet het duidelijk zijn dat in beide opstandingen christenen opgewekt zullen worden. Zij die opgewekt worden in de eeste, zullen met Christus duizend jaar regeren; de anderen zullen dit missen, maar toch op een later tijdstip leven ontvangen (onsterfelijkheid). Zo maakt de Schrift onderscheid tussen de Overwinnaars en de Kerk in het algemeen. Hoe christenen geoordeeld zullen worden Als we eenmaal het verschil tussen de twee opstandingen begrijpen, kunnen we bepalen over welke opstanding gesproken wordt in anderen Schriftgedeelten. Ook deze teksten voegen details toe aan onze kennis over de opstandingen. Een van die teksten wordt gevonden in Luk 12:35-50, waar Jezus spreekt over 'de trouwe en verstandige rentmeester' die 'over de bedienden gesteld zal worden'. Als deze verstandige rentmeester tot 'bestuurder' aangesteld wordt, weten we dat hij van de eerste opstanding is, want deze regeren duizend jaar met Christus, zoals we hebben gezien. De wijze rentmeester is iemand die geleerd heeft om een goede dienstknecht te zijn, iemand die leeft volgens de wetten van het huis en de wil van zijn Meester doet. Omdat hij geleerd heeft om gehoorzaam te zijn, is hij nu gekwalificeerd om te regeren. Hij heeft geleerd dat regeren niet betekent gediend te worden, maar te dienen en autoriteit te hebben om anderen te dienen. Dit wordt duidelijk in Mark 10:42-45, En Jezus riep hen tot Zich en zeide tot hen: Gij weet, dat zij, die regeerders der volken [ethnos = naties] heten, heerschappij over hen voeren, en hun rijksgroten oefenen macht over hen. 43 Zo is het echter onder u niet. (10-44a) Maar wie groot wil worden onder u, zal uw dienaar zijn; 44 (10-44b) en wie onder u de eerste wil zijn, zal aller slaaf zijn. 45 Want ook de Zoon des mensen is niet gekomen om Zich te laten dienen, maar om te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor velen. Dit beschrijft de trouwe en verstandige slaaf die over heel het huis gesteld zal worden. Terugkomend op Lukas 12 gaat Jezus verder met spreken over een ander soort dienstknecht die NIET trouw is en verstandig. Hij is iemand die z'n medeslaven mishandelt. Hij is een zielige tiran, met een karakteristiek groot hoofd en klein hart. Hij is iemand die geen gehoorzaamheid en nederigheid heeft geleerd. Van hem wordt gezegd dat hij een 'dienstknecht' is, waardoor wij hem kunnen identificeren als een christen, maar een die niet het hart van een dienstknecht heeft. Hij representeert het soort christen die NIET bij de eerste opstanding zal zijn. We lezen in Luk 12:45-46 van Rotherham's The Emphasized Bible, 45 But if that servant should say in his heart, My lord delayeth to come! and should begin to be striking the youths and the maidens, to be eating also and drinking and making himself drunk, 46 The lord of that servant will have come on a day when he is not expecting, and in an hour when he is not taking note, and will cut him asunder, and his part with the unfaithful will appoint. Wanneer krijgt deze slaaf zijn beloning? Hij krijgt het 'with the unfaithful', met de trouwelozen, dat is met de ongelovigen. Dit betekent niet dat hij dezelfde beloning krijgt als de ongelovigen. Het zegt dat hij zijn beloning krijgt, of 'aandeel' op hetzelfde moment als de ongelovigen. Met andere woorden, het beschrijft heel passend de tweede opstanding. Jezus vertelt ons meer in detail was er gedaan wordt met de onverstandige en onrechtvaardige rentmeesters. Die slaaf nu, die de wil van zijn heer kende en geen toebereidselen getroffen heeft, of niet gedaan heeft naar de wil van zijn heer, zal vele slagen ontvangen. 48 Wie echter die wil niet heeft gekend en dingen heeft gedaan, die slagen verdienen, zal er weinige ontvangen. Van een ieder, wie veel gegeven is, zal veel geeist worden, en aan wie veel is toevertrouwd, van hem zal des te meer worden gevraagd. 49 VUUR ben Ik komen werpen op de aarde en wat is mijn wil, als het reeds ontstoken is? Algemeen gedacht wordt dat dit gedeelte refereert naar de oordelen over ongelovigen. Meestal zegt men dat dit mensen betreft die over Christus gehoord hebben, maar Hem niet ontvangen hebben, een 'heter plekje in de hel' zullen krijgen, terwijl zij die sterven zonder ooit over Christus gehoord te hebben, in een zwakkere vlam zullen branden. Echter, dit gedeelte handelt over Gods slaven (Grieks: doulos = slaaf, dienstknecht), niet over hen die buiten Gods huishouden vallen. Dit gaat over gelovigen, niet ongelovigen. Het vuur is smbolisch voor het oordeel van de wet in het algemeen. In Dan 7:10 zien we dat dit vuur uitgaat van de troon van God. Een troon is een symbool van wet en wanneer een koning op een troon zit beeldt dit zijn bestuur en zijn oordelen uit volgens de wet. Dit is het oordeel van de wet dat van de troon van God uitgaat en het is dezelfde 'poel van vuur' die Johannes zag in Openbaringen 20:14-15 (Rev 20:14-15). Dus toen Jezus zei, 'Ik ben gekomen om vuur op aarde te werpen', sprak Hij over het oordeel van de wet over Christenen die in de tweede opstanding opgewekt worden. De specifieke wet die in dit gedeelte wordt toegepast, wordt gevonden in Deu 25:1-3. Wanneer mannen een twist hebben en daarmee voor het gerecht komen, en men wijst vonnis door de onschuldige in het gelijk te stellen en de schuldige te veroordelen, 2 dan zal, indien de schuldige slagen verdiend heeft, de rechter hem doen neerliggen en hem in zijn tegenwoordigheid een aantal slagen doen geven in overeenstemming met zijn schuld. 3 Veertig slagen zal hij hem doen geven, niet meer; opdat niet, wanneer hij hem nog meer slagen zou laten geven, uw broeder in uw ogen verachtelijk zou worden. De slechte slaaf in Jezus' gelijkenis zal op een dag voor de Rechter van heel de aarde staan, waar bepaald wordt welk oordeel hij zal ontvangen voor zijn behandeling van zijn medemens. De beperking is 'veertig slagen'. Of dit letterlijk of niet gegeven wordt is een bijzaak, niet belangrijk voor deze studie. Maar de goddelijke wet zal inderdaad de ongehoorzame christen, die de eerste opstanding gemist heeft, oordelen. In het algemeen noemt Jezus dit oordeel een vuur, want alle oordeel is volgens Gods 'vurige wet' (Deu 33:2). Paulus was ook bekend met dit onderwijs, want hij schreef hierover in 1Cor 3:11-15. Want een ander fundament, dan dat er ligt, namelijk Jezus Christus, kan niemand leggen. 12 Is er iemand, die op dit fundament bouwt met goud, zilver, kostbaar gesteente, hout, hooi, of stro, 13 ieders werk zal aan het licht komen. Want de dag zal het doen blijken, omdat hij met vuur verschijnt, en hoedanig ieders werk is, dat zal het vuur uitmaken. 14 Indien het werk, dat hij erop gebouwd heeft, standhoudt, zal hij loon ontvangen, 15 maar indien iemands werk verbrandt, zal hij schade lijden, doch hij zelf zal gered worden, maar als door vuur heen. Dit Schriftgedeelte handelt niet over het oordeel over de ongelovigen. Het handelt alleen over gelovigen die Jezus Christus als het fundament van hun 'tempels' hebben gelegd. Als eenmaal dit fundament gelegd is, is die persoon een christen. Paulus bespreekt daarna de werken van de christen in termen van wat hij op dat Fundament bouwt. Hij maakt duidelijk dat de werken van christenen, tenminste van sommigen, geoordeeld zullen worden door het vuur van God. Als de werken onacceptabel zijn, zal hij gered worden maar wel verlies lijden, want de vurige wet van God zal al zijn afval verbranden. Dit gedeelte is interessant, want het laat zien dat er christenen in de tweede opstanding zullen zijn. Daarnaast zegt het dat christenen geoordeeld zullen worden door dezelfde wet, de 'poel van vuur', die de ongelovigen zal oordelen. Het enige verschil is dat aan hen Leven gegeven wordt, nadat hun werken getest en geopenbaard zijn door het vuur, terwijl de ongelovigen zelf in een langerdurend en heftiger oordeel gebracht worden, zoals de wet voorschrijft. De opstanding van de rechtvaardigen Jezus sprak nog een andere gelijkenis uit die meer licht werpt op het kwalificeren voor de eerste opstanding. Het wordt gevonden in Luk 14:12-14. Hij zeide ook tot die Hem genodigd had: Wanneer gij een middagmaaltijd of avondmaaltijd aanricht, roep dan niet uw vrienden of uw broeders of uw verwanten of uw rijke buren; die zouden immers op hun beurt u ook kunnen uitnodigen en gij zoudt terugbetaling ontvangen. 13 Maar wanneer gij een gastmaal aanricht, nodig dan bedelaars, misvormden, lammen en blinden. 14 En gij zult zalig zijn, omdat zij niets hebben om u terug te betalen. Want het zal u terugbetaald worden bij de opstanding der rechtvaardigen. Jezus zegt hier dat om de eerste opstanding te behalen, 'de opstanding van der rechtvaardigen', moet men het principe van genade en agape liefde kennen en toepassen. Dit is de hoogste vorm van liefde, want het is de liefde van God. Er waren drie types liefde in de Griekse taal en elk van hen spreekt over een specifiek niveau in de ontwikkeling tot volwassenheid. 1. Eros is fysieke aantrekkingskracht. Het is de zelfzuchtige vorm van liefde die alleen aan persoonlijke voldoening denkt. Het is het soort liefde dat baby's en onvolwassen volwassenen hebben. Het is onvolwassen liefde dat alles eist, geen rekening houdt met de gevoelens of toestand van de moeder en geen geduld heeft. Het is niet persé kwaad, want er worden sporen van gevonden in het eerste niveau van ontwikkeling van een nieuwe relatie met een ander persoon. Iets aan de andere persoon is aantrekkelijk voor ons, of het nu hun geestelijkheid, hun uiterlijk, hun persoonlijkheid of hun geld is. Toch, ondanks alles is het van nature zelfzuchtig, want het dient alleen iemands persoonlijke noden en verlangens. 2. Phileo is broederlijke liefde of het soort liefde dat gevonden wordt tussen broers en zussen. Het is gerechtelijke liefde. Het maakt zich druk om het idee 'eerlijkheid'. De meeste ruzies tussen broers en zussen draaien om het punt van eerlijkheid wanneer ze wedijveren voor positie, werk en hun rechten. Dit niveau veroorzaakt dat ouders een schuilplaats zoeken en toch is het de fase waarin kinderen leren om gerechtigheid en wet te definiëren. Het hoogtepunt van deze soort liefde is wanneer kinderen leren op eerlijke wijze hun beurt af te wachten, maar het is slechts een 50/50 relatie. 3. Agape is onvoorwaardelijke liefde. Het is een volwassen liefde dat relatief weinigen bereiken. Het geeft genade aan hen die het niet verdienen; het is onzelfzuchtig en gevend; het hongert niet naar 'rechten'. Iemands rechten zijn altijd ondergeschikt aan de noden van anderen. Dit is de liefde van God en beeldt de geestelijke volwassenheid uit, die hen karakteriseert, die met Christus zullen regeren en besturen. En daarom richt Jezus Zijn instructies zich op dit bepaalde principe van onzelfzuchtig geven met geen verlangen om er iets voor terug te ontvangen. Phileo liefde wil altijd iets terug voor zijn investering, maar agape liefde zal zijn compensatie ontvangen bij de opstanding van de rechtvaardigen. In essentie zijn zij, die zich kwalificeren om met Christus te regeren in de komende eeuw, geestelijk volwassen. Dit betekent dat hun levens dezelfde agape liefde zullen afstralen die zich ook uit wist te drukken in Christus. Het is niet noodzakelijk de 'waterige agape' wat in veel kerken gepromoot wordt, noch is het de wetteloze liefde die vrije liefde vergoelijkt, als het maar 'uit liefde' gedaan wordt. De liefde die God vereist van zijn bestuurders is ten eerste trouw tot Christus en de goddelijke wet die Hij gaf om te voorzien in structuur en grenzen in alle relaties. Bestuurders moeten de wet kennen om onpartijdig recht te kunnen spreken over broeders. Toch is de bestuurder iemand die al zijn eigen persoonlijke rechten zou opgeven om God te behagen of om de zonden en het onrecht van anderen als een middelaar (priester) te dragen. Belangrijker nog, hij die zich kwalificeert voor de eerste opstanding moet de genade hebben om geen wrok te koesteren. Hij moet vanuit zijn hart de zonden (schulden) vergeven van hen die tegen hem gezondigd hebben. Dit wordt duidelijk gemaakt door vele gelijkenissen van Jezus, vooral die ene in Mat 18:21-35. Daar zien we dat Jezus de schulden (zonden) annuleert van hen die bij Hem een beroep doen op genade. Hij moet het principe van het Jubeljaar leren, het schrappen van alle 'schulden', want dit is de sleutel tot het ontvangen van iemands erfenis, de belofte van God. |
|||||||||||||||||