Hoe de Feestdagen te Onderhouden

door Dr. Stepen E. Jones

We hebben veel studie gedaan naar de profetische betekenis van de feestdagen. Maar deze studies hebben de vraag overgelaten of we deze nou wel of niet zouden moeten onderhouden als feestdagen. En als dat zo is, hoe houden we deze dan? Moeten we een lam slachten met Pasen en het bloed op de deur van ons huis strijken? Moeten we twee broden bakken met Pinksteren (wekenfeest)? Moeten we gaan kamperen in een loofhut tijdens de week van het loofhuttenfeest?

Velen houden tegenwoordig gewoon conferenties gedurende die tijden van het jaar, maar doen nauwelijks iets van de dingen die de wet voorschrijft. Sommige organisaties dragen hun leden zelfs op om speciale conferenties bij te wonen op aangewezen plaatsen, lerende dat men ze moet bijwonen om gehoorzaam te zijn aan God.

Wat zegt de wet?

Het houden van de feesten voor de duur van een Tijdperk
In de wet zei God dat de feesten gehouden moesten worden “voor een tijdperk”. Veel vertalers maken hiervan “voor altijd” of “eeuwigdurend”, maar het woord dat gebruikt wordt in de Bijbel is Olam, een onbepaalde periode of tijd, of een tijdperk. Ten aanzien van Pasen en de zeven dagen der ongezuurde broden in Exodus 12:17 zegt de NBG:

Onderhoudt dan (het feest der) ongezuurde broden, want op deze zelfde dag leid Ik uw legerscharen uit het land Egypte. Daarom moet gij deze dag onderhouden in uw geslachten als een altoosdurende inzetting.

Het woord dat vertaald wordt met “altoosdurend” is het Hebreeuwse woord Olam. De New American Standard (NAS = Amerikaanse Bijbelvertaling) gebruikt hiervoor het woord “permanent”. De NAS heeft zijn eigen uitputtende concordantie van de Bijbel, en het geeft Olam de betekenis van “lange duur, oudheid, toekomstigheid”. Dus ik vind het een beetje raadselachtig dat ze het woord vertalen met “permanent” in het bovenstaande vers. Waarom vertalen ze het niet als volgt: “Daarom moet gij deze dag onderhouden in uw geslachten voor een lange duur in de toekomst”?

Het woord betekent net zomin “altoosdurend” als “voor altijd”, in de zin van een oneindige tijd. Als dat zo was dan zouden we voor altijd, ieder jaar opnieuw, lammeren moeten slachten en bloed op de deurposten moeten strijken. Maar we weten dan Jezus Zelf het Paaslam was, en dat Zijn offer niet ieder jaar opnieuw herhaald hoeft te worden. (Hebreeën 10:10-14)

De andere feesten moesten ook continue onderhouden worden gedurende het tijdperk, inclusief het eerstelingenfeest (Leviticus 23:14), het wekenfeest of pinksteren (Leviticus 23:21), grote verzoendag (Leviticus 23:31), en het loofhuttenfeest (Leviticus 23:41). Maar de tijdsduur van deze vorm van de wet werd beperkt door het kruis. Toen Jezus stierf aan het kruis, beëindigde hij niet alleen veel uiterlijke vormen van de feesten, maar ook de andere dierenoffers, waarvan God gezegd had dat deze gedaan moesten worden “gedurende het tijdperk” (d.w.z. Olam in Leviticus 7:36).

En dus kan het bijbelse gebruik van de term olam niet gebruikt worden om te bewijzen dat de feestdagen permanent gehouden moesten worden - ten minste niet op de manier die voorgeschreven werd in de wet. De vorm van de wet veranderde voor zover het gaat over onze rechtvaardiging, net zoals we een nieuw priesterschap hebben gekregen - naar de orde van Melchizedek.

Dus als de vorm van de wet veranderd is, hoe zouden we tegenwoordig de feestdagen moeten houden?

De wettige plaats om de feesten te houden
De sleutel tot het begrijpen hoe de feestdagen tegenwoordig gehouden moeten worden, is door te begrijpen dat de wet de locatie specificeert, waar de feesten gehouden moeten worden. Deze wet wordt gevonden in Deuteronomium 16, over het feest Pesach. Deuteronomium 16:2 zegt:

Dan zult gij als Pascha voor de HERE, uw God, kleinvee en runderen slachten op de plaats die de HERE verkiezen zal om zijn naam daar te doen wonen.

We vinden dat dezelfde terminologie gebruikt wordt ten aanzien van de andere feesten. Over het wekenfeest lezen we in Deuteronomium 16:11:

gij zult u verheugen voor het aangezicht van de HERE, uw God, …., op de plaats die de HERE, uw God, verkiezen zal om zijn naam daar te doen wonen.

Over het loofhuttenfeest lezen we in Deut. 16:15

Zeven dagen zult gij feest vieren ter ere van de HERE, uw God, op de plaats die de HERE verkiezen zal;

De wet is dus duidelijk over dit onderwerp. De enige vraag is deze: Welke plaats heeft God gekozen om Zijn Naam te plaatsen?

God verandert van plaats in de geschiedenis

Toen Israël voor het eerst het land Kanaän binnentrok, werd de ark van het verbond geplaatst in de plaats Silo. Jozua 18:1 zegt:

En de gehele gemeente der Israëlieten werd samengeroepen te Silo, waar zij de tent der samenkomst oprichtten, aangezien de streek onderworpen was en te hunner beschikking stond.

Na een paar honderd jaar was het priestergeslacht van Eli te Silo totaal corrupt geworden. Zijn zonen misbruikten de vrouwen (1 Samuel 2:22) en stalen de offers (1 Samuel 2:16). Dus zond God zijn profeet naar Eli (1 Samuel 2:27-36), om hem te vertellen dat God het huis van Eli zou gaan verwijderen van de positie van het hogepriesterschap.

De Bijbel vertelt ons dan hoe de Filistijnen de Ark van het Verbond stalen, en hoe Eli en zijn corrupte zonen werden gedood op dezelfde dag (1 Samuel 4:11,18). De Filistijnen verwoestten de plaats Silo en vermoordden de priesters daar (Psalm 78:64). Hoewel de Ark zeven maanden later werd teruggestuurd (1 Samuel 6:1), keerde hij nooit weer terug naar Silo. Hij werd naar het huis van Abinadab gebracht, in de plaats Kirjat-Jearim voor de volgende twintig jaar (1 Samuel 7:1,2). Het priesterlijke centrum zelf werd herplaatst naar de plaats Nob (1 Samuel 21:1). David verplaatste de Ark naar Jeruzalem (2 Samuel 6:17), en toen zijn zoon Salomo de tempel bouwde, werd de Ark daarin geplaatst (1 Kon. 8:6). Psalm 78:67-69 zegt:

En Hij versmaadde de tent van Jozef, en verkoos Efraïms stam niet. 68 Maar Hij verkoos de stam van Juda, de berg Sion, die Hij liefheeft; 69 Hij bouwde zijn heiligdom als de hoogste bergen, als de aarde, die Hij voor altoos grondvestte.

Met andere woorden, God nam Zijn Naam uit de stam van Efraïm weg, toen Hij de Ark wegnam uit de Efraïmitische plaats Silo. Zijn naam en aanwezigheid werden eerst toevertrouwd aan de zoon van Jozef, omdat Jozua van deze stam was. Echter, toen het priesterschap van Silo werd afgewezen, verplaatste Hij de Ark naar Jeruzalem in de stam van Juda.

Dit was niet alleen de verplaatsing van de Ark; het was de verplaatsing van Zijn naam, zoals de profeet Jeremia ons later vertelt. De tempel van Salomo stond er meer dan drie eeuwen, voordat het Babylonische leger het verwoestte in 586 B.C. God stond toe dat de tempel werd verwoest, omdat het priesterschap van die plaats eveneens corrupt was geworden.

Maar voor de verwoesting profeteerde Jeremia, dat Zijn naam weggenomen zou worden van die plaats, zoals hij eerder werd weggenomen uit Silo. Jerimia 7:9-15 zegt:

Wat? Stelen, doodslaan, echtbreken, vals zweren, voor de Baäl offers ontsteken en andere goden achternalopen, die gij niet gekend hebt – 10 en komt gij dan staan voor mijn aangezicht in dit huis, waarover mijn naam is uitgeroepen, en zegt: Wij zijn geborgen! ten einde al deze gruwelen te bedrijven? 11 Is dit huis, waarover mijn naam is uitgeroepen, in uw ogen een rovershol? En Ik – zie, Ik heb het wel degelijk opgemerkt, luidt het woord des HEREN. 12 Want, gaat naar mijn plaats die in Silo was, waar Ik in het eerst mijn naam deed wonen, en ziet wat Ik daarmede gedaan heb om de boosheid van mijn volk Israël. 13 Nu dan, omdat gij al deze dingen gedaan hebt, luidt het woord des HEREN, terwijl Ik tot u gesproken heb vroeg en laat, zonder dat gij gehoor gegeven hebt, en Ik u geroepen heb, zonder dat gij hebt geantwoord, 14 daarom zal Ik met het huis, waarover mijn naam is uitgeroepen, waarop gij uw vertrouwen stelt, en met de plaats die Ik aan u en uw vaderen gegeven heb, doen gelijk Ik met Silo gedaan heb, 15 en Ik zal u van voor mijn aangezicht wegwerpen, gelijk Ik al uw broederen, het gehele zaad van Efraïm, weggeworpen heb.

Dit maakt duidelijk dat Silo de eerste plaats was geweest, waar God zijn naam deed wonen. Dus, de wet die de mensen opdroeg om de feestdagen te houden, schreef ook voor dat ze in die dagen samen moesten komen in Silo om de feesten te vieren.

Jaren later, toen de Ark werd verplaatst naar Jeruzalem, droeg dezelfde wet op dat de mensen drie keer per jaar (Ex. 23:17) samen moesten komen in Jeruzalem om de feesten te vieren.

Maar de priesters in Jeruzalem werden net zo corrupt als het huis van Eli vroeger was, in de Efraïmitische plaats Silo. Ook zij hadden het huis van God veranderd in een rovershol. Een rovershol is een schuilplaats waar rovers onaantastbaar kunnen zijn voor vervolging door de wet. Door het schenden van de wet, hadden de priesters in Jeruzalem de tempel veranderd in een plaats waar de wet kon worden overtreden zonder gevolgen.

Hun excuus, zoals Jeremia zegt, was dat “we zijn geborgen”. Het woord “geborgen” komt van het Hebreeuwse woord “natsal”, wat “weggrijpen” betekent. Met andere woorden, vrijgesteld zijn. De priesters claimden dat zij vrijgesteld waren van de naleving van de wet. Dit is niet zoveel anders dan de excuses die we vandaag zo vaak horen.

De profeet Ezechiël ziet in een visioen de glorie van God vertrekken uit de tempel in Jeruzalem. Ezechiël 10:4 zegt:

Toen verhief zich de heerlijkheid des HEREN van boven de cherub en begaf zich naar de dorpel van de tempel, en de tempel werd vervuld met de wolk, en de voorhof was vol van de glans van de heerlijkheid des HEREN.

Vers 18 vervolgt: Toen ging de heerlijkheid des HEREN weg van de dorpel van de tempel en ging staan boven de cherubs.

In Ezechiël 11:22,23 zag de profeet de heerlijkheid vertrekken naar de olijfberg:

Toen verhieven de cherubs hun vleugels met de raderen naast zich, terwijl de heerlijkheid van de God van Israël boven over hen was; 23 de heerlijkheid des HEREN steeg op uit het midden der stad en plaatste zich op de berg die ten oosten van de stad ligt.

Ezechiël’s visioen eindigt wanneer de heerlijkheid op de Olijfberg zweeft ten oosten van Jeruzalem. Dit was de plaats waar Jezus gekruisigd zou worden, want de top van de berg was precies 2000 el buiten de stadsmuren. Jezus werd gekruisigd “buiten het kamp” (Hebr. 13:11-13). Daar werd ook de as van de rode koe bewaard (Num. 19:9), voor de reiniging van de mensen, wanneer zij naar de tempel te Jeruzalem kwamen.

Dit was ook de plaats waar David zijn offer bracht, toen zijn troon werd toegeëind door Absalom, met behulp van Achitofel, David’s vriend die hem verraadde. 2 Samuel 15:30 zegt:

David nu besteeg de helling van de Olijfberg, en weende onder het voortgaan, het hoofd omhuld en barrevoets; en allen die bij hem waren, hadden het hoofd omhuld en trokken al wenende voort. 31 Toen aan David bericht werd: Achitofel is onder hen die met Absalom samenspannen, zeide David: Verijdel toch de raad van Achitofel, o HERE. 32 Toen David op de top[Hebreews: rosh, “hoofd, schedel”] was aangekomen, waar men zich voor God pleegt neer te buigen,...

Achitofel was David’s vriend die hem verraadde. Hij was een profetisch type van Judas die Jezus verraadde. David schreef over Achitofel in Psalm 69:25 en Psalm 109:8, en deze passages werden toegepast op Judas in Handelingen 1:20.

De top, of “hoofd” van de Olijfberg werd in het Nieuwe Testament Golgotha genoemd, “de schedel”. Lucas 23:33 zegt:

En toen zij aan de plaats gekomen waren, die Schedel [Grieks: kranion, “hoofd, schedel”] genoemd wordt, kruisigden zij Hem daar en ook de misdadigers, de ene aan zijn rechterzijde en de andere aan zijn linkerzijde.

Dus net zoals David offerde op de top van de Olijfberg, zo offerde Jezus zichzelf als het Volmaakte Offer voor de zonde, op dezelfde locatie. Dit was, zoals we hebben gezien, ook de plaats waar de heerlijkheid des Heren het laatst werd gezien door Ezechiël.

Het definitieve vertrek en de terugkeer van de heerlijkheid des Heren
Na Jezus’ dood en opstanding steeg Hij op naar de Vader. Handelingen 1:12 vertelt ons de plaats van Zijn definitieve vertrek:

Toen keerden zij terug naar Jeruzalem van de berg, genaamd de Olijfberg, die dicht bij Jeruzalem is, een sabbatsreis daarvandaan.

Waarom is het belangrijk om te weten dat het een “sabbatsreis” was? Omdat het een afstand was van 2000 el. Het was de afstand van de stadspoort naar de top van de Olijfberg. Met andere woorden, Jezus steeg op van de plaats waar Ezechiël voor het laatst de heerlijkheid des Heren had gezien, toen deze vertrok van de tempel van Salomo. De hemelvaart van Jezus maakte dit vertrek naar de hemel compleet.

Hij steeg op, op de veertigste dag na Zijn opstanding (Handelingen 1:3), de traditionele tijd van Elia’s hemelvaart. Tien dagen later, op het Pinksterfeest, keerde de heerlijkheid des Heren terug naar de aarde. Deze keer vulde het niet de tempel in Jeruzalem, maar de 120 dicipelen in de bovenkamer (Handelingen 2:1-3).

Dit was de derde keer dat de heerlijkheid EN DE NAAM van God volledig werden verplaatst naar een andere locatie. De eerste was bij Silo, de tweede bij Jeruzalem, de derde was het lichaam van mensen, bekend als de ware tempel van God. 1 Korintiërs 3:16 zegt:

Weet gij niet, dat gij Gods tempel zijt en dat de Geest Gods in u woont?

De heerlijkheid van God - het meest bekend uit het Nieuwe Testament als de Heilige Geest - woont nu in ons als mensen. God is verhuisd van een tent bij Silo naar een tempel in Jeruzalem, en Hij woont uiteindelijk in een tempel gemaakt van levende stenen (1 Petrus 2:5). Toen Hij Silo verliet, keerde Hij nooit terug. Toen Hij Jeruzalem verliet, zei God in Jeremia 7:14 dat Hij Jeruzalem zou gaan verlaten zoals Hij dat deed bij Silo.

Met andere woorden, Hij zou nooit terugkeren naar zulke aardse gebouwen gemaakt van hout, steen, goud en zilver. Zijn grootste verlangen is vanaf het begin altijd geweest om in ons te wonen. Alle andere woningen waren ontoereikend om Zijn heerlijkheid te manifesteren.

Waar heeft God Zijn naam geplaatst?
Openbaring 22:4 maakt duidelijk waar God Zijn naam geplaatst heeft:

en zij zullen zijn aangezicht [aanwezigheid] zien en zijn naam zal op hun voorhoofden zijn.

In de boodschap aan de Gemeente van Laodicea, lezen we in Openbaring 3:12:

Wie overwint, hem zal Ik maken tot een zuil in de tempel mijns Gods en hij zal niet meer daaruit gaan; en Ik zal op hem schrijven de naam mijns Gods en de naam van de stad mijns Gods, het nieuwe Jeruzalem, dat uit de hemel nederdaalt van mijn God, en mijn nieuwe naam.

Hieruit wordt duidelijk dat God nu Zijn naam geplaatst heeft op MENSEN, niet op gebouwen, organisaties, heiligdommen of heilig onroerend goed.

Herinnert u zich, dat de enige wettige plaats waar men de feesten kan houden, volgens de wet op de plaats is waar Hij Zijn naam geplaatst heeft? Toen Hij Zijn naam plaatste in Silo, moesten de mensen daar samenkomen om aan de wet te voldoen. Toen Hij Zijn naam wegnam uit Silo, moesten de mensen naar Jeruzalem gaan om aan de wet te voldoen. Maar nu heeft Hij het oude Jeruzalem verlaten, en heeft Hij Zijn naam geplaatst in een Nieuw Jeruzalem en in een Nieuwe Tempel, gemaakt van levende stenen - Christelijke gelovigen.

Vandaar dat organisaties, die hun leden dwingen om naar een bepaalde plaats te gaan om de feestdagen te onderhouden, technisch gezien in overtreding zijn van de wet. Ongeacht waarheen ze verplicht kunnen worden om te gaan, dat is NIET de plaats waar God Zijn naam geplaatst heeft. Het zou beter zijn, als deze organisaties hun mensen zouden vertellen dat God Zijn naam geplaatst heeft in hen, en dat waarheen ze ook gaan, het alleen is om samen te komen met anderen voor gemeenschap.

De nieuwe manier om de feesten te onderhouden

In de Nieuwtestamentische context, is men niet langer verplicht om naar Silo te gaan of naar Jeruzalem, om het Paasfeest te houden. Bovendien is niemand verplicht om een lam te slachten, en het bloed aan de dorpel en de deurposten te strijken.

Wanneer we de gift van genade aannemen, en geloven dat Zijn dood aan het kruis de volledige betaling voor onze zonden is, worden we “gerechtvaardigd” in Gods ogen. Dat is een juridische term die aangeeft dat de wet voldaan is met de volledige betaling voor onze zonden. Die heeft daarom geen autoriteit meer over ons, omdat hij alleen rechtsbevoegdheid heeft over zondaars (1 Timotheüs 1:9). Op dezelfde manier heeft het Nederlandse juridische systeem geen rechtsbevoegdheid over mij totdat ik een van zijn wetten overtreed.

Zo is het ook met Gods wet. Dieheeft geen rechtsbevoegdheid over me totdat ik zondig en daardoor een schuld veroorzaak, want alle zonde wordt gerekend als een schuld. Op het moment dat de schuld betaald is door het bloed van Jezus Christus, heb ik geen schuld meer. Ik ben vrij.

Dit betekent echter niet dat ik nu het recht heb om te zondigen, opdat de genade toeneemt (Rom. 6:1). Ik ben verlost, en dat betekent dat ik een slaaf ben die gekocht is door Jezus Christus, die mijn schuld betaald heeft. Romeinen 6:22 zegt:

Maar thans, vrijgemaakt van de zonde en in de dienst van God gekomen, hebt gij tot vrucht uw heiliging en als einde het eeuwige leven.

De wet van (ver)lossing zegt in Leviticus 25:53 dat de geloste slaaf zijn losser moet dienen. Lossing beëindigd niet iemands slavernij; de slaaf verwisselt alleen van eigenaar van een tiran naar een naaste bloedverwant die hem liefheeft. In ons geval is Jezus onze naaste bloedverwant, want Hij schaamde zich er niet voor om ons broeders te noemen (Hebreeën 2:11).

Dus hoe vier je het Paasfeest op een wettige manier? Je viert het Paasfeest door het bloed van Jezus Christus - het Lam van God - aan te brengen op de deurpost van je “huis” (dat is: je voorhoofd). Dit is de enige wettige manier om het Paasfeest te houden na de Pinksterdag in Handelingen 2.

Hoe vier je nu het Pinksterfeest? Lees Handelingen 2 en zie het voor jezelf. Het vuur van God kwam neer op de hoofden van de dicipelen, want zij waren de twee broden, gebakken met zuurdesem (Leviticus 23:17), die werden geofferd aan God. Let erop dat, terwijl dit gebeurde op het derde uur van de dag (Handelingen 2:15), de priester de tarwebroden offerde in de nabijgelegen tempel. Maar God accepteerde zijn offer niet door vuur. In plaats daarvan accepteerde Hij het offer van de 120 dicipelen in de bovenkamer, want zij offerden hun harten aan Hem.

Zijzelf (ze representeren ook ons) waren de broden gebakken met zuurdesem. Zij waren nog niet perfect omdat ze zuurdesem in zich hadden. Maar het offer was aanvaardbaar omdat ze bereid waren om het te bakken in het vuur, om zo de werking van het zuurdesem te stoppen. Het vuur was de werking van de Heilige Geest, en het was een doop van vuur. Dus Handelingen 2:3 zegt:

en er vertoonden zich aan hen tongen als van vuur, die zich verdeelden, en het zette zich op ieder van hen; 4 en zij werden allen vervuld met de heilige Geest en begonnen met andere tongen te spreken, zoals de Geest het hun gaf uit te spreken.

De doop met de Heilige Geest is de enige manier waarop iemand het Pinksterfeest wettig kan vieren. Aangezien de plaats waar hij Zijn naam geplaatst heeft op onze voorhoofden is. Dit is waarom er tongen als van vuur waren op de hoofden van de dicipelen. Zulk zichtbaar vuur is natuurlijk niet langer nodig. Het gebeurde op dat eerste Pinksterfeest om ons te laten zien dat dit de plaats was waar God zijn naam geplaatst heeft. En dus bevestigd dit de plaats waar we het Pinksterfeest moeten houden.

Ten slotte, hoe vieren we nu op een wettige manier het Loofhuttenfeest? Vier je het door naar een bepaalde locatie te gaan, en daar een hut te maken van boomtakken, zoals ze het deden in de tijd van het Oude Testament? Nee, tegenwoordig kan dit feest alleen gevierd worden op de plaats waar Hij Zijn naam geplaatst heeft. Het Loofhuttenfeest is het feest waarin we het verheerlijkte en onsterfelijke lichaam ontvangen. Het is het feest waarbij we onze huidige sterfelijke tent (tabernakel) verlaten, waarin wij zuchten (2 Korintiërs 5:4), en overgaan naar “een huis niet met handen gemaakt, maar eeuwig in de hemelen” (2 Korintiërs 5:1 HSV).

De hutten, gemaakt van boomtakken, in de wet waren alleen types en afschaduwingen van een levend huis, onze tent, die onze erfenis is.

Dit feest is historisch gezien nog niet vervuld. Sommige mensen gaan kamperen tijdens de week van het Loofhuttenfeest bij wijze van onderwijs, als een illustratie van het onsterfelijke lichaam dat binnenkort het onze zal zijn. Dergelijke praktijken voorzien ons van een visuele presentatie van bijbelse waarheden. Als zodanig zijn het uitstekende educatieve hulpmiddelen, in het bijzonder voor kinderen, die veel plezier kunnen geven. We zouden echter ook duidelijk moeten maken dat het feest uiteindelijk alleen “gevierd” kan worden door de werkelijke verandering van het lichaam, zoals dat geprofeteerd is in 1 Korintiërs 15:51-54:

Zie, ik deel u een geheimenis mede. Allen zullen wij niet ontslapen, maar allen zullen wij veranderd worden, 52 in een ondeelbaar [atomos: d.w.z., een atomaire verandering] ogenblik, bij de laatste bazuin, want de bazuin zal klinken en de doden zullen onvergankelijk opgewekt worden en wij zullen veranderd worden. 53 Want dit vergankelijke moet onvergankelijkheid aandoen en dit sterfelijke moet onsterfelijkheid aandoen. 54 En zodra dit vergankelijke onvergankelijkheid aangedaan heeft, en dit sterfelijke onsterfelijkheid aangedaan heeft, zal het woord werkelijkheid worden, dat geschreven is: De dood is verzwolgen in de overwinning.

--

Oorspronkelijke titel: “How to Observe the Feast Days”

Bijbelteksten zijn overgenomen uit de NBG’51 tenzij anders aangegeven.

Weblink van het originele document: http://www.gods-kingdom-ministries.net/teachings/articles-and-poetry/how-to-observe-the-feast-days/

Andere vertaalde werken van Dr. Stephen E. Jones zijn te vinden op:

http://bereastudies.nl/

http://www.gods-kingdom-ministries.net/teachings/translated-books/

Kopiëren voor niet-commerciële doeleinden toegestaan