Doorbrekend licht
Hoofdstuk 18 – Josephs Bevrijding
Joshua klom op de rand van de Marah fontein en draaide zich naar de kleine menigte toe die zich op het plein verzameld had.
“Er komen binnenkort grote veranderingen aan,” begon hij. “Vele jaren geleden werd deze stad geregeerd enkel en alleen door de wetten van de Schepper. Vrede en gerechtigheid regeerden. De waarheid spreken was geen misdaad. Maar met het verstrijken van de tijd kozen jullie voorvaderen Gemeenteraadsleden die wetten invoerden die niet in harmonie waren met de wetten van de Schepper. Die wetten veroorzaakten problemen en zodoende werden er weer andere wetten ingevoerd om te proberen de door de vorige wetten veroorzaakte inherente tegenstrijdigheden op te lossen.”
De menigte keek in stilte, maar aandachtig, naar Joshua.
“Velen van jullie zijn vergeten dat Cosmos gebouwd is op het land van de stammen, met het begrip dat de Gemeenteraden in de vallei rentmeesters behoorden te zijn van het land van de Schepper. Zij kregen het land niet in eigendom, noch was hun het recht gegeven om wetten in te voeren die tegen de natuur en de wil van de Schepper in spreken. In het originele contract – welke ik vandaag in mijn hand vasthoud – staat dat de Schepper het recht behoudt om een ieder die Zijn wetten overtreedt te verdrijven. De meesten van jullie herinneren dit niet meer, omdat Hij toegestaan heeft dat dit gaande was. Hij is vele generaties lang geduldig met jullie geweest.”
Sommige van de ouderen in de menigte leken zich dit vaag te herinneren, maar de meesten keken verbijsterd. “Waar heb je het over?” vroeg iemand.
Joshua antwoordde, “In de dagen van jullie grootvaders verklaarde de Gemeenteraad dat de Schepper niet langer bestaat, en ze eisten dat deze leugen op de scholen onderwezen zou worden. Hun doel was om het eigendom van het land van de Schepper af te pakken en zo zichzelf het recht toe te eigenen om eigen wetten te creëren die hun eigen doelstellingen dienden. Maar ik en mijn vrienden zijn hier om jullie te vertellen dat de Schepper nu Zijn bestaan heeft bewezen door de profetie te vervullen die op deze fontein geschreven staat. Hij heeft het bewezen door Timaeus te genezen, een man die zijn hele leven blind is geweest.”
Joshua stak zijn hand uit en hielp de voormalig blinde man om op de stenen richel te klimmen, zodat iedereen hem kon zien. “Jullie kennen Timaeus allemaal al vele jaren. Velen van jullie hebben hem aalmoezen gegeven om hem te helpen in zijn moeizame leven. Maar nu kan hij jullie zien en jullie gezichten relateren aan de stemmen die hem bekend zijn. Hij werd genezen door de kracht van de Schepper – zeker niet door menselijk toedoen – en wij zijn hierheen gestuurd om jullie harten terug te doen keren naar de Schepper.”
“Dus de Schepper bestaat echt?” vroeg een stem uit de menigte. Wij hebben gehoord dat als Hij al bestaan heeft Hij nu dood is, of dat Hij ons heeft verlaten zodat we onszelf konden besturen.”
“Hij bestaat en alles in de natuur draagt zijn afdruk. Maar nu openbaart Hij zichzelf aan jullie op een nieuwe manier, want Hij heeft besloten meer zichtbaar in te grijpen in de zaken van mensen. Hij is gekomen om beslag te leggen op alles wat Hij bezit op basis van het scheppingrecht. Wij zijn gezonden om de fundamentele waarheid te vestigen dat Hij alles bezit wat Hij heeft geschapen en dat Hij verantwoordelijk is voor het welzijn ervan. Zijn doelstelling in het scheppen van de aarde zal uiteindelijk vervuld worden, want Hij kan niet falen in enig doel dat Hij zichzelf stelt. Hij heeft gezworen in te grijpen en alles te doen wat nodig is om ons Zijn volk te maken, zodat Hij uiteindelijk niets zal hebben verloren.”
“Wat wenst de Schepper ons dan te vertellen? Wat doen we verkeerd?”
“De meesten van jullie bezitten land,” antwoordde Joshua, “maar jullie weten ook dat de Gemeenteraad het eerste recht op het land claimt en om deze reden moeten jullie eigendomsbelasting betalen. Eigendomsbelasting is gebaseerd op de onwettige claim van de Gemeenteraad op het land. Dus erken allereerst de Schepper als Eigenaar van alles wat Hij geschapen heeft. Erken Zijn recht om te besturen wat van Hem is. Verklaar Zijn kroonrechten over Cosmos en zweer trouw aan Hem boven alle mensen en boven alle menselijke regeringen.”210
“Ten tweede,” vervolgde hij, “begrijp dat de Schepper nooit eigendomsbelasting heeft vereist, want Hij belast Zichzelf niet voor het bezitten van land. Zelfs arbeid belast Hij niet, want je arbeid is je allerheiligste eigendomsrecht.”211
“Maar hoe wordt de regering dan betaald?” vroeg een stem.
De Schepper heeft een zakelijke overeenkomst met ons gesloten. Hij voorziet ons van land en alle natuurlijke dingen – dingen waarvoor Hij gewerkt heeft in het scheppen ervan. Wij produceren dingen vanuit Zijn arbeid, dingen van waarde – zoals voedsel. Of we nemen Zijn bomen en vormen ze om tot meubels of huizen. Onze arbeid voegt waarde toe aan wat Hij heeft geschapen. Al onze eigen arbeid is van ons en alle toegevoegde waarde aan de natuur is van ons. Maar juist omdat we dingen uit de natuur gebruiken, die Hij geschapen heeft, verwacht Hij 10% belasting terug op Zijn arbeid.”
“In deze zakenrelatie mogen wij 90% houden van onze productie houden als winst op ons werk, maar Hij wil 10% voor Zijn werk. Neem nu jullie tarweoogst als voorbeeld. De Schepper heeft jullie voorzien in land, lucht, zonlicht en regen, waarvoor Hij zijn werk heeft gedaan. Jullie gebruiken Zijn werk en voegen daar jullie eigen arbeid aan toe door gewassen te telen en de zaden te oogsten. De Schepper laat jullie 90% van de productie houden, terwijl Hij 10% verwacht terug te ontvangen voor Zijn werk. Deze 10% teruggave moet gebruikt worden om Zijn regering te ondersteunen – zij die Zijn kroonrechten erkennen.”212
“Dat is een radicaal idee,” zei iemand. “De Gemeenteraad zal niet blij zijn met zo’n regeling. Zij belasten alles wat we bezitten en produceren met onze eigen inspanningen.”
“Dat is de reden waarom jullie zulke hoge prijzen moeten betalen voor de goederen en diensten,” legde Joshua uit. De meeste kosten zitten in de verborgen belastingen, want alle belastingen op goederen en diensten moeten uiteindelijk door de consumenten betaald worden. De verkoper moet dienen als belastinginner voor de Gemeenteraad.”
De mensen keken elkaar geschokt aan. Het was nooit bij hen opgekomen dat de belastingen op arbeid en op bedrijven de prijs van wat ze verkochten alleen maar omhoog dreef en dat de mensen zelf deze belastingen moesten opbrengen wanneer ze aankopen deden. Als de prijzen stijgen door hogere belastingen, heeft dat tot gevolg dat de mensen zich steeds minder kunnen veroorloven. Ze schijnen meer dan voldoende geld te hebben, maar hun geld heeft onvoldoende waarde om de hogere kosten te betalen met al z’n verborgen belastingen.
“Jullie zijn voor de gek gehouden,” vervolgde Joshua, “door sluwe, ambitieuze mensen zonder principes, die jullie overtuigden dat door het verhogen van de belastingen op de zogenaamde rijken, de Gemeenteraad in staat zou zijn om de armen onder jullie te ondersteunen. Maar zoals jullie kunnen zien worden de armen armer en de rijken rijker. De oplossing is niet om mensen de macht te geven om belastingen te heffen, maar om terug te keren naar de oorspronkelijke zakelijke overeenkomst van de Schepper met de mensheid. Hij vereist slechts tien procent in tienden als betaling voor Zijn arbeid, maar mensen willen veel meer in belastingen, waarbij ze een groot deel van de arbeid van mensen stelen. Jullie hebben een grote prijs betaald door de Schepper Zijn rechten te ontzeggen en door de menselijke regering het recht te geven zich de natuur toe te eigenen.”
Een vrouw in de menigte brak uit in tranen. “Hij zal wel erg boos op ons zijn! We hebben een lange tijd Zijn bestaan ontkend en we hebben ons nog langer niet gehouden aan Zijn wetten!”
“Nee,” zei Joshua tegen haar, terwijl hij zijn met bloed besmeurde handen omhoog hield, “Hij is niet boos. Hij is niet alleen jullie Schepper, maar ook jullie hemelse Vader die van jullie houdt. Hij heeft liever pijn willen verduren dan jullie verliezen. Zijn geduld is het bewijs. Nu is Hij tussenbeide gekomen door jullie stadsbedelaar te genezen, om jullie de waarheid te laten zien en om de leugens, die men jullie verteld heeft, aan het licht te brengen.”
Joshua pauzeerde een moment voordat hij verderging, “De tijd is aangebroken voor Cosmos om zich af te keren van deze rebelse weg en terug te keren naar het verbond dat Hij aan het begin van de tijd met jullie gesloten heeft.”
“De Gemeenteraad zal verontrust zijn wanneer ze dit horen,” mompelde iemand. “Zulke woorden ondermijnen het fundament van hun macht.”
Ik stapte naar voren. “Ja, zonder twijfel zullen ze niet blij zijn om de macht kwijt te raken die ze op onwettige wijze zich toegeëigend hebben,” zei ik luid genoeg zodat de menigte het kon horen. “Maar dit zijn betekenisvolle tijden en er zal veel veranderen. De Schepper heeft nu ingegrepen in onze menselijke bezigheden om Zijn Nieuwe Verbondseed te vervullen om alle mensen bij Zich te vergaren, om hun God te zijn en om hen tot Zijn volk te maken. Zonder twijfel zal de Gemeenteraad jaloers zijn en de Schepper tegenwerken. Maar wie van jullie oren heeft om te horen krijgt de gelegenheid om alle dingen te herstellen en terug te keren tot de plaats van vrede en verzoening met de Schepper en Vader van allen.”
Tegelijkertijd pakte ik m’n zakje met zaden en gooide kleine zaadjes in de wind. De zaden van Elyon wervelden door de menigte, landend op de oren van allen die geloof hechtten aan onze woorden. Dezen werden onmiddellijk verwekt door de Grote Geest en een levensboom begon wortel te schieten in hun harten.
“Kijk, de Gemeenteraad is tot een besluit gekomen,” ze iemand.
We keken in de richting van de Raad, waar ze Joseph’s zaak hadden besproken, op de straat voor het beschadigde Gemeentehuis. Iemand had een paal gehaald en plantte die in de grond aan de rand van Moon Plaza. Joshua en Timaeus stapten van hun platform af en zochten hun weg door de menigte. Sipporah en ik volgden dicht achter hen aan, op weg naar de leden van de Gemeenteraad.
Wetshandhavers bouwden een martelpaal, overduidelijk om Joseph een afranseling te geven. De stadsomroeper trad naar voren en las de aankondiging voor aan de menigte mensen: “Hoor en luister! De Gemeenteraad heeft vervolgd en veroordeeld Joseph, zoon van Joseph, voor opruiing en misdaden tegen de mensheid. Hij heeft de wetten van Cosmos ondermijnd en aangezet tot opstand tegen de wettig gekozen regering. Hij is veroordeeld tot het publiekelijk krijgen van tien zweepslagen 213 met de wettig vastgestelde zweep. Laat allen dit aanschouwen en vrees hebben om de wet te breken, want we zijn een overheid van wetten. Laat allen, middels deze veroordeling, weten wat de straf op opruiing is.”
Ondertussen werden Joseph’s handen vastgebonden aan de martelpaal, en de Executeur van Gerechtigheid stapte naar voren met zijn officiële zweep om wet en orde te herstellen in het stadje Kosmos. “Eén! Twee! Drie!” riep de omroeper met elke klap die op Joseph’s rug neerkwam. Joseph trok bij iedere klap een pijnlijke grimas, maar hij keek omhoog naar de hemel met een blik van pure blijdschap op zijn gezicht. De zon brak door de wolken en scheen op Joseph’s gezicht. De ster op zijn voorhoofd gloeide en begon te steeds helderder schijnen, en zijn straal viel op iedereen naar wie Joseph keek.
“Vier! Vijf! Zes!” riep de omroeper. Kraak! Kraak! Kraak! Het scherpe geluid echode van het ene gebouw naar het andere. Terwijl Joseph’s vlees opengereten werd door de wrede zweep, verwachtte de massa een overvloedige stroom bloed te zien. In plaats daarvan echter, terwijl de slagen de sluier van zijn vlees opentrokken, scheen het innerlijke licht van openbaring uit de barsten van zijn huid. Joseph was een levende berg van openbaring geworden en het licht dat vanuit hem de duisternis van Cosmos in scheen, was hetzelfde licht van levende waarheid dat bij het aanbreken van de schepping de donkere leegte van het universum had opengebroken.
De slagen hadden laten zien dat Joseph een zoon van het licht was – niet alleen hij, maar iedereen van ons die dit licht had gezien. We waren één geworden met de berg. Het was nu duidelijk dat achter ons eigen vlees een groot licht schuilging dat zichtbaar kon worden als de sluier opengetrokken zou worden.
Joseph’s bloed stroomde uit dat licht. Het kleurde zijn rug en de grond waarop het viel. De geschrokken beul werd bleek en aarzelend keek hij naar de burgemeester om te zien of hij door moest gaan. “Niet stoppen!” beviel de burgemeester. “Geef hem alles wat hem toekomt.”
“Zeven! Acht! Negen! Tien!” ging de omroeper door met tellen. Kraak! Kraak! Kraak! Kraak! Het gezicht van de beul vertrok pijnlijk en zijn hand trilde terwijl hij doorging met de slagen. Op het moment dat het volledige vonnis volvoerd was snelde de beul naar Joseph met tranen in zijn ogen en maakte zijn handen los. Hij ving Joseph op voordat zijn knieën het begaven en zei, “Het spijt me zo. Ze dwongen me dit te doen.”
Joseph keek in zijn ogen, glimlachte lichtjes en fluisterde, “Ik vergeef je. Ook dit zal de Schepper verheerlijken. Vrees niet. Alle dingen werken mede ten goede.” 214
Inmiddels was het licht van Joseph’s rug zichtbaar voor iedereen en een gemompel ging door de menigte. De burgemeester voelde de groeiende boosheid en afgrijzen in de menigte en werd bleek, de Gemeenteraadsleden deden een stap achteruit, niet wetend hoe ze met de situatie moesten omgaan. Maar de burgemeester herstelde zich snel en wendde zich tot de omroeper. “Lees de rest van het vonnis!” riep hij eisend.
De omroeper aarzelde een moment, schraapte zijn keel en sprak met bevende stem: “Er mag nooit meer sprake zijn van opruiing tegen de Gemeenteraad en jullie zullen je onthouden van het promoten van ideeën die de wettige autoriteit ondermijnen!”
Joseph antwoordde duidelijk en vastberaden: “Of het juist is in de ogen van de Schepper om meer acht te geven op jullie dan op Hem, mogen jullie zelf beslissen, want wij kunnen niet ophouden te spreken over wat we gezien en gehoord hebben.” 215
“Als je dat waagt,” dreigde de burgemeester, “zul je een erger lot ondergaan dan dit. We zijn dit keer genadig geweest door je slechts tien zweepslagen te geven. De volgende keer zullen we niet zo aardig zijn.”
Daarmee draaide de burgemeester zich om en liep weg. De Raadsleden volgden gehoorzaam.
“Wat jullie ook met me doen,” zei Joseph zachtjes, “jullie kunnen alleen maar de heerlijkheid van de Schepper onthullen.”
De omroeper liet zijn papieren vonnis vallen en de mensen renden naar Joseph, verbaasd over zijn moed en onder de indruk van het heldere licht dat nog steeds uit de barsten van zijn rug kwam.
“Ik breng hem naar de kliniek,” vertelde de beul de onrustige menigte, “en ik zal al zijn onkosten betalen.” 216
“Voordat we gaan,” zei Joseph, “wil ik jullie allemaal vertellen dat de Schepper voor jullie allemaal een weg heeft vrijgemaakt om Zijn licht te ontvangen. Er breekt een nieuwe dag aan, waarin Zijn liefde aan ons geopenbaard wordt. Het licht dat jullie in mij zien, zal in jullie allemaal gezien worden. De Gemeenteraadsleden zullen zich verzetten tegen de Schepper, want ze willen niet opgeven wat ze zichzelf toegeëigend hebben. In vroegere tijden is hen de mogelijkheid gegeven om ons te doden. Nu kunnen ze ons niet meer doden, want hun tijd is voorbij. Het getuigenis van de waarheid zal nog tegengewerkt worden, maar uiteindelijk zal het overwinnen, want die tijd is nu aangebroken.”
Terwijl Joseph naar de kliniek gedragen werd gooide ik opnieuw zaadjes in de wind en nog vele kwamen terecht in andere open oren. Een uitzonderlijk zaadje vloog in de oren van de beul217 en schoot wortel in het oor van zijn hart om uit te groeien tot een mooie en vruchtbare boom.
Voetnoten
210 – Het eerste gebod, Exodus 20:3.
211 – Geciteerd uit een besluit van de US Supreme Court, Butchers’ Union Co. V. Crescent City Co. 111 U.S. 746 (1883), wat oa. zegt: “Het bezit van iedere persoon is zijn eigen arbeid, aangezien dit het oorspronkelijke fundament is van alle bezit, daarom is dit het heiligste en onschendbaar. Het erfgoed van de arme ligt in de kracht en behendigheid van zijn eigen handen, en het belemmeren van het aanwenden van deze kracht en behendigheid op enige manier waarop hij dat gepast vindt, zonder schade toe te brengen aan zijn naaste, is een directe overtreding van het heiligste bezit.
212 – Zie ook mijn boek, Deuteromium, de Tweede Wet, Toespraak 4: De Weg ten Leven voor de Zonen Gods, Hoofdstuk 3.
213 – Tien is het Bijbelse getal dat verwijst naar de Wet.
214 – Romeinen 8:28 (Rom 8:28).
215 – Handelingen 4:19 (Act 4:19).
216 – Merk de gelijkenis van de Goede Samaritaan op, Lucas 10:35 (Luk 10:35).
217 – De Beul is een globaal model van Saulus, die Paulus werd.