PSALM 15 (SEPTUAGINTA) = PSALM 16 (HSV)
IZAK, HET GEWILLIGE SLACHTOFFER
(GEN. 22)
Overgenomen van: Berea Studies
1 Een gouden kleinood van David.
Bewaar mij, o God,
want ik heb tot U de toevlucht genomen.
2 Mijn ziel, u hebt tegen de HEERE gezegd: U bent de Heere;
mijn goedheid is niet voor U,
3 maar voor de heiligen die op de aarde zijn,
en de machtigen, in wie ik al mijn vreugde vind.
4 Groot wordt het leed van hen die andere goden geschenken geven;
ik echter giet geen plengoffers van bloed voor ze uit
en neem de namen ervan niet op mijn lippen.
5 De HEERE is mijn enig deel en mijn beker.
U onderhoudt wat het lot mij toewees.
6 De meetsnoeren zijn voor mij in lieflijke plaatsen gevallen,
ja, een prachtig erfelijk bezit heb ik gekregen.
7 Ik loof de HEERE, Die mij raad heeft gegeven;
zelfs 's nachts onderwijzen mij mijn nieren.
8 Ik stel mij de HEERE voortdurend voor ogen;
omdat Hij aan mijn rechterhand is, wankel ik niet.
9 Daarom is mijn hart verblijd en mijn eer verheugtzich,
ook zal mijn lichaam veilig wonen.
10 Want U zult mijn ziel in het graf niet verlaten,
U laat niet toe dat Uw Heilige ontbinding ziet.
11 U maakt mij het pad ten leven bekend;
overvloed van blijdschap is bij Uw aangezicht,
lieflijkheden zijn in Uw rechterhand, voor altijd.
Vijftien is het getal van nieuwe richting.
De vijftiende Psalm is Psalm 16. Psalm 15 spreekt van het ingaan van Gods rust wanneer wij op de heilige berg van God verblijven. Dit is een nieuwe richting van de gangbare weg van de vleselijke mens. Net zoals acht de volmaakte cyclus van zeven volgt en het getal van een nieuw begin is, zo volgt ook 15 op 14(de tweede cyclus van zeven).
De eerste sectie van de Psalmen begon met de volmaakte mens in de hof en eindigde met de vloed van Noach. Sectie twee begon met Nimrod de opstandige en eindigde met Izak, de gehoorzame slaaf als beeld van Christus die kwam om de opstandige mens te verlossen. De derde sectie van boek één van de Psalmen, die begint met Psalm 16 (HSV), richt zich meer op de volmaakte mens, Jezus
Christus, en Zijn verlossingswerk aan het kruis.
Psalm 16 draagt als titel: “Een gouden kleinood (michtam) van David,” dit betekent dat het een verzoeningspsalm is.
Michtam betekent letterlijk “graveren”, zoals letters in steen worden gekerfd. De verzoening die in de Schrift wordt geportretteerd is een “in steen gebeitelde” waarheid.
Het spreekt van Izaks verlossing van de dood toen zijn vader hem in Gen. 22 als slachtoffer wilde offeren. Zijn verlossing van de dood – dat een beeld van opstanding is – bracht hem tot “een nieuw leven” (Rom. 6:4). Deze verandering duidt op een “nieuwe richting”, dat de betekenis van het getal vijftien is.
Izak was een beeld van Christus in dat Zijn hemelse Vader Hem tot de wereld zond om te sterven voor de zonden van de hele wereld (1 Joh. 2:2). Maar Izak is eveneens een beeld van de gelovige die voor de dood bewaard werd door het Lam waar de Vader in voorzag (Gen. 22:13).
Psalm 16:1 zegt: “Bewaar mij, o God, want ik heb tot U de toevlucht genomen.”
Het weerspiegelt hoe God het leven van Izak bewaarde. Het weerspiegelt zowel het leven van David als Jezus, want de verzen 8-11 zeggen,
“8 Ik stel mij de HEERE voortdurend voor ogen; omdat Hij aan mijn rechterhand is, wankel ik niet. 9 Daarom is mijn hart verblijd en mijn eer verheugt zich, ook zal mijn lichaam veilig wonen. 10 Want U zult mijn ziel in het graf niet verlaten, U laat niet toe dat Uw Heilige ontbinding ziet. 11 U maakt mij het pad ten leven bekend; overvloed van blijdschap is bij Uw aangezicht, lieflijkheden zijn in Uw rechterhand, voor altijd.”
De hele passage wordt in de Pinksterpreek van Petrus in Hand. 2:25-28 geciteerd en toegepast op Christus, in het bijzonder Zijn opstanding. Hij zou in Sheol (het graf) niet verlaten zijn, want “U maakt mij het pad ten leven bekend” (d.w.z. hoe de opstanding en de onsterfelijkheid verkregen kan worden). Dit zijn woorden van geloof en hoop dat God de situatie zou omkeren en leven uit de dood zou brengen.
Maar zijn profetie over Christus blikt eveneens terug op Izak, die het primaire beeld van Christus is, omdat hij als offer op een altaar werdgeplaatst. Daarom weerspiegelt Psalm 16 de gedachte en ervaring van Izak. De meeste mensen hebben het geloof van Izak in deze zaak niet overwogen, omdat hij normaliter als klein kind wordt afgeschilderd als zijn vader hem naar de berg Moria brengt. Hij was echter oud genoeg om een enorme hoeveelheid hout te dragen dat dienst moest doen als brandoffer (Gen. 22:6).
Het boek van de oprechte vermeldt dat Izak met vreugde naar de berg Moria ging, wetende dat hij het slachtoffer zou zijn. Jasher 23:52 zegt ons,
52 En Izak zei tegen zijn vader: Ik zal alles dat de HEERE tot u gesproken heeft met vreugde en een opgewekt hart doen.
Het doel van Jezus met het naar de aarde komen was het sterven aan het kruis voor de zonde van de wereld. Net zoals Izak deed Hij dit ook met vreugde. Heb. 12:2 zegt,
“2 Terwijl wij het oog gericht houden op Jezus, de Leidsman en Voleinder van het geloof. Hij heeft om de vreugde die Hem in het vooruitzicht was gesteld, het kruis verdragen en de schande veracht en zit nu aan de rechterhand van de troon van God.”
Dezelfde vreugde huisde in David toen hij in Psalm 16:11 het volgende schreef,
“11 U maakt mij het pad ten leven bekend; overvloed van blijdschap is bij Uw aangezicht, lieflijkheden zijn in Uw rechterhand, voor altijd.”
Izak ging met vreugde naar Moria. David doorging met vreugde zijn kruisigingsachtige ervaring (2 Sam. 15:30). En Jezus ging met vreugde tot het kruis. Is het geen paradox dat vreugde en smart misschien wel tegelijkertijd gevoeld kunnen worden? De reden is de hoop op opstanding, dat de neergaande gang naar de dood omkeert. Wanneer men de andere kant van de dood kan zien, de kant die opwaarts tot het licht van onsterfelijkheid leidt, kan men met vreugde en zonder angst de dood in de ogen kijken.