|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Printable version |
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
PSALM 2 KAÏN DOODT ABEL (GEN. 4) Overgenomen van: Berea Studies 1 Waarom woeden de heidenvolken en bedenken de volken wat zonder inhoud is? 2 De koningen van de aarde stellen zich op en de vorsten spannen samen tegen de HEERE en tegen Zijn Gezalfde: 3 Laten wij Hun banden verscheuren en Hun touwen van ons werpen! 4 Die in de hemel woont, zal lachen, de Heere zal hen bespotten. 5 Dan zal Hij tot hen spreken in Zijn toorn, in Zijn brandende toorn hun schrik aanjagen. 6 Ik heb Mijn Koning toch gezalfd over Sion, Mijn heilige berg. 7 Ik zal het besluit bekendmaken: De HEERE heeft tegen Mij gezegd: U bent Mijn Zoon, Ík heb U heden verwekt. 8 Eis van Mij en Ik zal U de heidenvolken als Uw eigendom geven, de einden der aarde als Uw bezit. 9 U zult hen verpletteren met een ijzeren scepter, U zult hen in stukken slaan als aardewerk. 10 Nu dan, koningen, handel verstandig. Laat u onderwijzen, rechters van de aarde. 11 Dien de HEERE met vreze, verheug u met huiver. 12 Kus de Zoon, opdat Hij niet toornig wordt en u onderweg omkomt, wanneer Zijn toorn slechts even ontbrandt. Welzalig allen die tot Hem de toevlucht nemen! Binnen de Bijbelse numerologie duidt het getal twee op zowel scheiding als een dubbele getuige. In dit geval betreft het scheiding. Psalm 2 beschrijft het conflict tussen de rechtvaardige en de goddeloze, dat begon op de dag toen Kaïn Abel doodde (Gen. 4:8). Abel was de zoon van Adam, ofwel de Zoon des mensen, en was op die manier ook een beeld van Christus. Deze Psalm blikt dus terug op Abel, kijkt vooruit naar Christus en bekijkt de nationale conflicten die zich door de geschiedenis heen hebben voorgedaan. Ook David heeft zich in een dergelijk conflict bevonden, niet alleen met Saul, maar ook met de Filistijnen en met zijn eigen zoon Absalom. Psalm 2 begint met, “Waarom woeden de heidenvolken en bedenken de volken wat zonder inhoud is? 2 De koningen van de aarde stellen zich op en de vorsten spannen samen tegen de HEERE en tegen Zijn Gezalfde [“Messias”].” Wanneer mensen, organisaties of volken de positie van Christus gaan toe-eigenen, komen zij in conflict met zowel de ware Gezalfde (Jezus) als met degenen die Hij geroepen heeft om met Hem te regeren. Dergelijke vijanden zijn antichristussen die er op uit zijn om Zijn erfdeel toe te eigenen – d.i. de heerschappij over de aarde zoals deze in Gen. 1:26-28 aan Adam gegeven is. Een duidelijk voorbeeld hiervan is Davids zoon Absalom, die dacht dat hij het recht bezat om Israël te regeren en daarom op een gewelddadige manier (2 Sam. 15) de troon van zijn vader David, die een beeld van Christus is, zich toe-eigende. Degene die verkoren was om David als koning op te volgen was Salomo, wiens naam “vrede” betekent. Salomo beeldde in profetisch opzicht dus de Vredevorst uit. Dit in contrast met Absalom, de gewelddadige, die de geest van de antichrist had. Het lijkt erop dat David bij deze gebeurtenis meer hartpijn had dan bij andere gebeurtenissen in zijn leven. Vaak dacht hij hieraan terug en hij haalt dit voorval in vele Psalmen aan. Het was eveneens een van de belangrijkste profetische verhalen binnen het hele Oude Testament, want het profeteerde over het verraad van Jezus Christus en het toe-eigenen van Zijn troon. Toen het profetische verhaal van Absalom in het Nieuwe Testament werd herhaald, speelden de hogepriesters en de bestuurders van Juda de rol van Absalom. Judas, de vriend van Jezus, speelde de rol van Achitofel, de raadgever en vriend van David die hem verraadde (2 Sam. 15:12). Zij allen zweerden samen om de Koning (Jezus, de Zoon van David) te doden en Zijn troon toe te eigenen. Mat. 21:37-39 zegt: “Ten slotte stuurde hij zijn zoon naar hen toe en zei: Voor mijn zoon zullen zij ontzag hebben. 38 Maar toen de landbouwers de zoon zagen, zeiden zij onder elkaar: Dit is de erfgenaam. Kom, laten we hem doden en zijn erfenis voor onszelf houden. 39 Toen ze hem gegrepen hadden, wierpen zij hem buiten de wijngaard en doodden hem.” Net zoals David uiteindelijk terugkeerde om Zijn troon opnieuw op te eisen en Absalom gedood werd, zo ook zal de ware Vredesvorst – Jezus Christus – terugkeren en Zijn troon van de antichrist opnieuw op te eisen. Het conflict woedt voornamelijk tussen degenen waarvan God zegt dat zij de aarde zullen beërven en hen die de troon met geweld proberen toe te eigenen. Psalm 2:7, 8 zegt: “Ik zal het besluit bekendmaken: De HEERE heeft tegen Mij gezegd: U bent Mijn Zoon, Ík heb U heden verwekt. 8 Eis van Mij en Ik zal U de heidenvolken als Uw eigendom geven, de einden der aarde als Uw bezit.” De stem uit de hemel die de Zoon aanwees werd als eerste bij de doop van Jezus gehoord (Mat. 3:17) en later op de berg van verheerlijking (Mat. 17:5). Van Jezus wordt gezegd dat Hij de Zoon is aan wie de volken worden gegeven als Zijn erfdeel. Paulus citeert Psalm 2 in zijn preek die opgetekend staat in Handelingen 13, waar hij in vers 32 het volgende zegt: “En wij verkondigen u de belofte die aan de vaderen gedaan is, namelijk dat God die vervuld heeft aan ons, hun kinderen, door Jezus te verwekken, 33 zoals ook in de tweede psalm geschreven staat: U bent Mijn Zoon, heden heb Ik U verwekt.” Hoewel de erfenis aan Hem was gegeven, verkeerde het nog wel in staat van corruptie en opstand tegen zijn vredevolle regering. Dus zonder een verlossingswerk zou het onnodig zijn geweest om de volken te beërven, want de wet zou de volken dan tot verwoesting veroordeeld hebben. Dus als Hij zich zou willen verheugen in Zijn erfenis, dan moest Hij eerst komen om hun straf te betalen om hen zodoende te verlossen van hun staat van corruptie. Vanwege deze reden is Hij gekomen om aan het kruis te sterven. Vervolgens is Hij opgestaan uit de dood en opgevaren naar de hemelse troon, vanwaar Hij op de dag wacht dat alle volken zich zullen onderwerpen aan Zijn heerschappij. Heb. 1:13 citeert met de volgende woorden Psalm 110:1: “En tegen wie van de engelen heeft Hij ooit gezegd: Zit aan Mijn rechterhand, totdat Ik Uw vijanden neergelegd heb als een voetbank voor Uw voeten?” Met andere woorden, Jezus Christus zou naar de troon in de hemel opvaren tot aan de bestemde tijd binnen de geschiedenis waarin alle volken Hem zullen erkennen als rechtmatig Erfgenaam van de troon op de aarde. Dan zullen de woorden van Op. 11:15 worden vervuld: “En de zevende engel blies op de bazuin, en er klonken luide stemmen in de hemel, die zeiden: De koninkrijken van de wereld zijn van onze Heere en van Zijn Christus geworden, en Hij zal Koning zijn in alle eeuwigheid” [de tijdperken van de tijdperken]. Jezus is de hoogste autoriteitspositie geschonken in de hemel en op aarde. Zijn twaalf discipelen die Hem trouw zijn gebleven zijn tronen geschonken waarop zij de twaalf stammen van Israël zullen oordelen. In Mat. 19:28 zei Jezus tot hen: “En Jezus zei tegen hen: Voorwaar, Ik zeg u dat u die Mij gevolgd bent, in de wedergeboorte, als de Zoon des mensen zal zitten op de troon van Zijn heerlijkheid, ook zult zitten op twaalf tronen en de twaalf stammen van Israël zult oordelen.” Dit sluit Judas uit, want hij verraadde Hem, net zoals Achitofel David verraadde. Zowel Judas als Achitofel hebben na het inzien van hun ernstige vergissing zichzelf opgehangen. (Zie Mat. 27:5 en 2 Sam. 17:23). Enige tijd later hebben zij, terwijl zij op het Pinksterfeest wachtte, het lot geworpen en Matthias verkozen om de plaats van Judas in te nemen (Hand. 1:26). Ik ben echter van mening dat hij slechts een tijdelijke vervanging was tot de tijd dat Saulus bekeerd werd. God riep hem als de “minste” en onwaardigste van de twaalf apostelen (1 Kor.15:9) en veranderde zijn naam in Paulus. Paulus betekent “klein”. Het is een woordspeling wanneer hij zichzelf de “minste” [Grieks: elachistos] van de apostelen noemt. Volgens de concordantie van Strong betekent het Griekse woord: “kleinste in lengte, bezit of waardigheid”. In het geval van Paulus kan hij wel de kleinste zijn geweest van alle apostelen, terwijl Petrus waarschijnlijk de langste was. En omdat Paulus de laatste was die Jezus had gezien (1 Kor. 15:8) en omdat hij voorafgaand aan zijn roeping de Kerk vervolgde, beschouwde hij zichzelf eveneens als de onwaardigste. Toch nam hij de plaats van Judas in. Daar waar Judas begon als vriend van Jezus en Hem vervolgens geweld aan deed, begon Paulus met Hem geweld aan te doen (Hand.9:4) om vervolgens Zijn vriend te worden.
“En U hebt ons voor onze God gemaakt tot koningen en priesters [of een koninkrijk van priesters], en wij zullen als koningen regeren over de aarde.” Zo zien wij dus dat David Psalm 2 uit eigen ervaring schreef, waarbij zijn zoon Absalom hem voor een tijd van de troon stootte en hem zelfs probeerde te doden. Ook blikte het terug naar de tijd van de oorsprong van vervolging, naar het verhaal van Kaïn die Abel doodde. Daarnaast keek het ook vooruit, waarbij het profetisch sprak van gewelddadige mensen die hun Erfgenaam (Christus) zouden doden en Zijn erfdeel in beslag wilde nemen. Ten slotte kijkt Psalm 2 ook voorbij het kruis naar de vervolging van alle heiligen en martelaren die zouden leven. Toch is Psalm 2 geen somber beeld van verslagenheid. Het voorzegt heel helder de dag dat diezelfde martelaren en overwinnaars de volken zullen beërven. Het laatste vers eindigt met de woorden: Welzalig allen die tot Hem de toevlucht nemen! |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||