PSALM 7
DE VLOED VAN NOACH
(GEN. 6-8)
Overgenomen van: Berea Studies
1 Sjiggajon van David, dat hij voor de HEERE gezongen heeft,
vanwege de woorden van Cusj, de Benjaminiet.
2 HEERE, mijn God, tot U neem ik de toevlucht,
verlos mij van al mijn vervolgers en red mij.
3 Anders verscheuren zij mijn ziel als een leeuw,
slepen zij mij weg, terwijl er niemand is die redt.
4 HEERE, mijn God, als ik dát gedaan heb,
als er onrecht aan mijn handen kleeft,
5 als ik iemand kwaad vergolden heb die vrede met mij had,
– wie mij zonder reden benauwde, heb ik juist gered! –
6 dan mag de vijand mij vervolgen, achterhalen,
mijn leven op de grond vertrappen
en mijn eer in het stof doen wonen! Sela
7 Sta op, HEERE, in Uw toorn,
verhef U tegen de verbolgenheid van wie mij benauwen,
ontwaak ter wille van mij;
U hebt het recht ingesteld.
8 De gemeenschap van volken zal U omringen,
neem dan weer plaats hoog boven hen.
9 De HEERE zal over de volken rechtspreken.
Doe mij recht, HEERE, want ik ben rechtvaardig
en oprechtheid is bij mij.
10 Laat er toch een einde komen aan de slechtheid van de goddelozen,
maar doe de rechtvaardige standhouden,
o rechtvaardige God, Die harten en nieren beproeft.
11 Mijn schild is bij God,
Die de oprechten van hart verlost.
12 God is een rechtvaardige Rechter,
een God Die iedere dag toornt.
13 Als men zich niet bekeert,
dan zal Hij Zijn zwaard scherpen,
Zijn boog spannen, en aanleggen.
14 Hij heeft dodelijke wapens voor Zich gereedgemaakt,
Hij richt Zijn pijlen op de felle achtervolgers.
15 Zie, hij heeft weeën van onrecht
en is zwanger van kwaad,
hij zal leugen baren.
16 Hij heeft een kuil gedolven en die uitgegraven,
maar hij is gevallen in het graf dat hij zelf gemaakt heeft.
17 Zijn moeite zal op zijn eigen hoofd terugkeren,
zijn geweld op zijn eigen schedel neerdalen.
18 Ik zal de HEERE loven om Zijn gerechtigheid,
en voor de Naam van de HEERE, de Allerhoogste, psalmenzingen.
Voor de koorleider, op ‘De Gittith’.
Zeven is het Bijbelse getal van volheid en geestelijke volmaaktheid. Zo spreekt Psalm 7 van de twee vloeden waardoor de aarde gereinigd is en gebracht wordt tot de volmaakte orde van het Koninkrijk.
Psalm 7 draagt als titel: “Sjiggajon van David, dat hij voor de HEERE gezongen heeft, vanwege de woorden van Cusj, de Benjaminiet.”Het woord Sjiggajonis een luide roep vanwege gevaar of blijdschap. Het komt van het Hebreeuwse woord sha’ag, wat “brullen” betekent. Toen Noach de ark bouwde was hij een “prediker van gerechtigheid” (2 Pet. 2:5), die geroepen was om een sjiggajonte brengen, een luide waarschuwingsroep tot het volk, om te melden dat het goddelijke oordeel spoedig aanstaande was.
David schreef deze waarschuwingspsalm “vanwege de woorden van Cusj, de Benjaminiet”.Wij hebben geen Bijbelse aantekeningen over wie deze man was, maar volgens de context moet het een aanhanger van het huis van Saul zijn. Een tegenstander van David dus. Saul kwam uit de stam van Benjamin (1 Sam. 9:1). Deze Cush was waarschijnlijk een van de kapiteins van het leger dat David achtervolgde om hem te doden toen hij voor Saul vluchtte.
Toen Absalom David omverwierp, waren er andere afstammelingen van Saul, zoals Simeï (2 Sam. 16:5), die verheugd waren dat David afgezet werd. Misschien was Cusj wel verwant aan Simeï. Het enige waar we echt zeker van zijn is dat David de zevende Psalm uit eigen ervaringen geschreven heeft. Het blikt terug op de vloed ten tijde van Noach, waarbij God Noach redde. Ook keek het uit naar Jezus Christus, die van de dood gered is.
David begint Psalm 7 met het vertellen hoe God zijn toevlucht was. Noach zal in zijn tijd zeker hetzelfde gezegd hebben, want de ark die hij bouwde was een beeld van Christus, de ware Toevlucht voor de mensheid. Psalm 7:2, 3 zegt:
“HEERE, mijn God, tot U neem ik de toevlucht, verlosmij van al mijn vervolgers en red mij. 3 Anders verscheuren zij [de Statenvertaling spreekt over “hij”, d.w.z. Cusj, de Benjaminiet]mijn ziel als een leeuw, slepen zij mij weg, terwijler niemand is die redt.”
Psalm 7:7-10 zegt:
“Sta op, HEERE, in Uw toorn, verhef U tegen de verbolgenheid van wie mij benauwen, ontwaak ter wille van mij; U hebt het recht ingesteld… 9 De HEERE zal over de volken rechtspreken… 10 Laat er toch een einde komen aan de slechtheid van de goddelozen, maar doe de rechtvaardige standhouden, o rechtvaardige God, Die harten en nieren [een symbool van geestelijk onderscheidingsvermogen] beproeft.
David voorzag de oordeelsdag waarbij alle goddelozen zullen verschijnen voor de rechterstoel van Christus. Daarnaast blikt het eveneens terug op de tijd van Noach en de vloed waarmee God de aarde op dat moment oordeelde. Toen Noach tot het volk sprak weigerden ze hem te geloven en bekeerden zij zich niet van hun wetteloosheid. En daarom werden zij geoordeeld, zoals Psalm 7:13 zegt:
“Als men zich niet bekeert, dan zal Hij Zijn zwaard scherpen, Zijn boog spannen, en aanleggen.
Dit oordeel vond tijdens de vloed van Noach plaats, maar het kijkt ook vooruit naar de tijd van de tweede vloed – de vloed van de Heilige Geest – dat de aarde zal bedekken zoals het water de bodem van de zee bedekt (Jes. 11:9). De eerste vloed ontnam de “adem” [ruach= geest] van de mens (Gen. 6:17); de tweede vloed plaats de Heilige Geest weer terug in de mens. Dit begon al met de Pinksterdag in Handelingen 2, toen een voorschot aan de Kerk werd gegeven. De volheid van de Geest zal geschonken worden bij de vervulling van het Loofhuttenfeest, zoals Jezus in Joh. 7:37-39 profeteerde:
“En op de laatste, de grote dag van het feest [d.i. het Loofhuttenfeest, zie vers 2], stond Jezus daar en riep: Als iemand dorst heeft, laat hij tot Mij komen en drinken. 38 Wie in Mij gelooft, zoals de Schrift zegt: Stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien. 39 (En dit zei Hij over de Geest, Die zij die in Hem geloven, ontvangen zouden; want de Heilige Geest was er nog niet, omdat Jezus nog niet verheerlijkt was).”
De gelovigen ontvingen op de Pinksterdag in Handelingen 2:3 een voorschot van de Geest, toen de tongen als van vuur op hun hoofden neerdaalden. (Zie 2 Kor. 5:5; Ef. 1:4) De overwinnaars zullen met de vervulling van het Loofhuttenfeest de volheid van de Geest ontvangen. De wettelozen zullen echter iets heel anders op hun hoofd ontvangen, zoals we kunnen lezen in Psalm 7:17:
“Zijn moeite[Heb. amal, zware arbeid] zal op zijn eigen hoofd terugkeren, zijn geweld op zijn eigen schedel neerdalen.”
Het naschrift van Psalm 7 zegt: “voor de koorleider, op ‘De Gittith’.” Gittith betekent “wijnpersen”, waardoor het ook relateert aan het Loofhuttenfeest, waarbij de zeven drankoffers of plengoffers (“de zeven schalen”) van de nieuwe wijn na de druivenoogst werden uitgestort. De wijnpersen spreken van oordeel. Het vertreden van druiven is de heftigste vorm van discipline dat nodig om het vlees te verwijderen en de nieuwe wijn voort te brengen.
Zo bestaat er dus zowel een negatieve als een positieve kant wat betreft het oordeel van de wijnpers. Aan de negatieve kant spreekt Psalm 7 over de vloed van Noach, waarmee de aarde na 1656 jaar na de tijd dat God de aardbodem vervloekte (Gen. 3:17), de aarde oordeelde. Dit was 414 x 4 jaar na deze vervloeking, waarmee aangetoond wordt dat de vloek volgens het schema van Tijd van Vloek (414) voor de aardbodem liep. (Zie mijn boek “De geheimen van tijd”).
Er zijn drie “Gittith Psalmen” – Psalm 7, 80, 83. Het feit dat Psalm 7 een “Gittith Psalm” is toont haar verband met het Loofhuttenfeest en de laatste uitstorting van de Geest (Joh. 7:37-39) dat de aarde zal onderwerpen, niet door geweld (vloed), maar door de kracht van de Heilige Geest. Het grote Babylon zal uiteraard geoordeeld worden, maar de aarde zal door deze laatste vloed van de Heilige Geest niet verwoest worden, want dat is de belofte van God in Gen. 9:11. Dit is het kwalitatieve verschil tussen de twee vloeden.