PSALM 8
DE AARDE GEREINIGD; DE AARDE NA DE ZONDVLOED
(GEN. 8-9)
Overgenomen van: Berea Studies
1 Een psalm van David
2 HEERE, onze Heere, hoe machtig is Uw Naam op de hele aarde!
U Die Uw majesteit getoond hebt boven de hemel.
3 Uit de mond van kleine kinderen en zuigelingen
hebt U kracht gegrondvest, omwille van Uw tegenstanders,
om de vijand en wraakzuchtige te laten ophouden.
4 Als ik Uw hemel zie, het werk van Uw vingers,
de maan en de sterren, die U hun plaats gegeven hebt,
5 wat is dan de sterveling, dat U aan hem denkt,
en het mensenkind, dat U naar hem omziet?
6 Toch hebt U hem weinig minder gemaakt dan God
en hem met eer en glorie gekroond.
7 U doet hem heersen over de werken van Uw handen,
U hebt alles onder zijn voeten gelegd:
8 schapen en runderen, die allemaal,
en ook de dieren van het veld,
9 de vogels in de lucht en de vissen in de zee,
al wat over de paden van de zeeën gaat.
10 HEERE, onze Heere,
hoe machtig is Uw Naam op de hele aarde!
Voor de koorleider, op ‘Dood van de zoon'.
Acht is het getal van een nieuw begin.
De achtste Psalm moet voor David een speciale betekenis hebben gehad, want hij was de achtste zoon van Isaï (1 Sam. 16:1-12).
Het naschrift van Psalm 8 [‘Dood van de zoon’, d.w.z. de dood van Goliath] zegt ons dat het geschreven was om Davids overwinning op Goliath te herdenken. Goliath was een beeld van de opstandige mens op aarde. Psalm 8 blikt eveneens terug naar de gereinigde aarde nadat de vloed alle opstandige mensen op de aarde had onderworpen. Psalm 8 kijkt eveneens vooruit, waarbij het profeteert over de dag dat de Heilige Geest alle dingen zal onderwerpen aan “de Mensenzoon”, zoals we lezen in Gen. 1:28:
“En God zegende hen en God zei tegen hen: Wees vruchtbaar, word talrijk, vervul de aarde en onderwerp haar, en heers over de vissen van de zee, over de vogels in de lucht en over al de dieren die over de aarde kruipen!”
Fil. 3:20, 21 bevestigt dit met de woorden:
“Ons burgerschap is echter in de hemelen, waaruit wij ook de Zaligmaker verwachten, namelijk de Heere Jezus Christus, 21 Die ons vernederd lichaam veranderen zal, zodat het gelijkvormig wordt aan Zijn verheerlijkt lichaam, overeenkomstig de werking waardoor Hij ook alle dingen aan Zichzelf kan onderwerpen.”
Door Zijn kracht is Hij in staat om het heersersmandaat van Gen. 1:28 te vervullen. Vanwege deze reden kwam Hij als de “Mensenzoon” (d.i. een afstammeling van Adam), zodat Hij op wettige wijze dit mandaat kon ontvangen. Daarom is de Psalmist in staat om in Psalm 8:2 en 3 het volgende te zeggen:
“HEERE, onze Heere, hoe machtig is Uw Naam op de hele aarde! U Die Uw majesteit getoond hebt boven de hemel. 3 Uit de mond van kleine kinderen en zuigelingen hebt U kracht [Heb. oze, “kracht”] gegrondvest.”
Jezus zei dit tot de kinderen die Hem op Palmzondag bij Zijn triomferende intocht in Jeruzalem verwelkomden. Mat. 21:15, 16 citeert de versie van de Septuaginta van Psalm 8:3 met de woorden:
“Toen de overpriesters en schriftgeleerden de wonderen zagen die Hij deed, en de kinderen die in de tempel riepen: Hosanna, de Zoon van David! namen zij Hem dat zeer kwalijk, 16 en zeiden tegen Hem: Hoort U wel wat deze kinderen zeggen? Jezus zei tegen hen: Ja. Hebt u nooit gelezen: Uit de mond van jonge kinderen en van zuigelingen hebt U voor Uzelf lof [Gr. ainos, “een verhaal, lof”] tot
stand gebracht [Gr. katartizo, “herstellen, aanpassen of voltooien”]?”
De ironie in deze verklaring kan gevonden worden inhet feit dat de overste van het volk samenzweerden om Jezus te doden, maar de kinderen proclameerde Hem als de komende Messias toen Hij triomferend Jeruzalem inging. De Hebreeuwse tekst van Psalm 8:3 zegt dat de woorden van de kleine kinderen “kracht grondvest”. De versie van de Septuaginta (geciteerd in Mat. 21:16) zegt letterlijk dat de woorden van de kinderen het verhaal herstellen.
Met andere woorden, de religieuze leiders waren Jezus aan het belasteren en zouden Hem bijna gaan kruisigen vanwege blasfemie. Maar de lof van de kinderen paste het verhaal, dat de leiders aan het vertellen waren, aan. De kinderen spraken de waarheid door Hem te loven, terwijl de religieuze leiders van de tempel naar valse getuigen zochten om Hem te veroordelen (Mark. 14:55-59). Psalm 8:5-7 zegt:
“wat is dan de sterveling, dat U aan hem denkt, en hetmensenkind, dat U naar hem omziet? 6 Toch hebt U hem weinig minder gemaakt danGod [Heb. elohim] en hem met eer en glorie gekroond. 7 U doet hem heersen over de werken van Uw handen, U hebt alles onder zijn voeten gelegd.”
In Heb. 2:6-8 wordt dit gedeelte geciteerd, waar van Jezus gezegd wordt dat Hij de “Mensenzoon” is. Op een secundair niveau kan het uiteraard op heel de mensheid toegepast worden. De Schrift gaat vervolgens verder:
“… Want bij het onderwerpen van alle dingen aan Hem heeft Hij niets uitgezonderd dat Hem niet onderworpen is. Nu zien wij echter nog niet dat Hem alle dingen onderworpen zijn.”
Ofwel, in deze tegenwoordige tijd is het plan nog incompleet. Zij dood en opstanding verzekert Zijn uiteindelijke overwinning, maar in de uitwerking van de geschiedenis moeten wij dit nog gaan aanschouwen. Dit is een van de favoriete onderwerpen van Paulus en daarom citeert hij Psalm 8:7 in 1 Kor. 15:27 en 28:
“Immers, alle dingen heeft Hij aan Zijn voeten onderworpen. Wanneer Hij echter zegt dat aan Hem alle dingen onderworpen zijn, is het duidelijk dat Hij Die Zelf alles aan Hem onderworpen heeft, hiervan is uitgezonderd. 28 En wanneer alle dingen aan Hem onderworpen zijn, dan zal ook de Zoon Zelf Zich onderwerpen aan Hem Die alle dingen aan Hem onderworpen heeft, opdat God alles in allen zal zijn.”
Paulus definieert hier “alle dingen” met slechts een uitzondering – de Vader Zelf. Daarom moet het heel de mensheid omvatten. In Ef. 1:22, 23refereert Paulus opnieuw aan Psalm 8:7:
“En Hij heeft alle dingen aan Zijn voeten onderworpen en heeft Hem als hoofd over alle dingen gegeven aan de gemeente, 23 die Zijn lichaam is en de vervulling van Hem Die alles in allen vervult.”
Dit refereert aan de laatste dag waarop het geschil over de erfenis zal worden opgelost en heel de schepping onderworpen zal zijn aan de rechtmatige regering van Jezus Christus. De eerste keer dat de aarde onderworpen was, geschiedde door de vloed, waarbij alle vlees omkwam. Vervolgens maakte God in Gen. 9:9-11 een verbond met Noach en “alle levende wezens”:
“En Ik, zie, Ik maak Mijn verbond met u[de mens], met uw nageslacht na u, 10 en met alle levende wezens die bij u zijn: de vogels[de arend], het vee [de os of kalf] en alle dieren van de aarde[de leeuw]met u; van alles wat uit de ark is gegaan, tot alle dieren van de aarde toe. 11 Ik maak Mijn verbond met u, dat niet meer alle vlees door het water van een vloed zal worden uitgeroeid, en dat er geen vloed meer zal zijn om de aarde te gronde te richten.”
De vervulling van dit verbond kunnen we in Openbaringen 4 en 5 zien, waar de vier dieren (levende wezens) rond de troon God aanbidden. De vier dieren vertegenwoordigen heel de schepping en worden in Openbaringen 4:7 afgeschilderd als (1) een leeuw, de koning van de dieren, (2) een kalf of os, de koning van het vee, (3) een mens, zoals Noach en zijn zonen en (4) de arend, de koning van de vogels. Openbaringen 5:13, 14 proclameert:
“En elk schepsel dat in de hemel, op de aarde, onder de aarde en op de zee is, en alles wat daarin is, hoorde ik zeggen: Aan Hem Die op de troon zit, en aan het Lam zij de dankzegging, de eer, de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid. 14 En de vier dieren zeiden: Amen. En de vierentwintig ouderlingen wierpen zich neer en aanbaden Hem Die leeft in alle eeuwigheid.”
De betekenis van het woord “amen” is dat de vier levende wezens, die heel de schepping vertegenwoordigen, in volkomen overeenstemming en harmonie met God en Zijn Koninkrijk zijn. Zij worden niet, zoals vele menen, door enige vorm van straf gedwongen om overeen te stemmen, noch worden zij meteen na deze zegenende woorden in de vuurpoel geworpen. Nee, dit is een beeld van het laatste doel van de geschiedenis, waarbij alle dingen onder Zijn voeten zijn gelegd. De hele schepping komt aan het einde in overeenstemming met God, nadat het laatste tijdperk voltooid is, waarbij de “vuurpoel” haar werk heeft gedaan door mensen rechtvaardigheid te leren (Jes. 26:9).
Voor meer details verwijs ik u naar mijn boek “The Jugdments of the Divine Law”.
In het naschrift van Psalm 8 staat: “aan de koorleider op Mûth-Labben”, d.w.z. “de dood van een kampioen”. Het is een Psalm van David (zoals de titel zegt). Hij schreef deze Psalm als een jonge man nadat hij Goliath, de Filistijnse kampioen gedood had (1 Sam. 17:50).
Goliath vertegenwoordigd op zijn beurt de eerste opstandige mensen die door de vloed ten tijde van Noach werden onderworpen. Goliath was een profetisch beeld van de opstandige mensen op aarde. De eerste “goliath” was Kaïn die Abel doodde, de voorloper van alle overwinnende martelaren. De goliaths ten tijde van Jezus waren de religieuze leiders die de voetstappen van Kaïn volgden door de rechtmatige Erfgenaam van alle dingen te doden (Mat. 21:38) en de troon van Christus toe te eigenen. Zoals Psalm 8 ons zegt zullen deze opstandige toe-eigenaars aan het einde worden onderworpen. Dit is het “herstel van alle dingen” wat in Handelingen 3:21 wordt aangehaald.
Hiermee komt een einde aan de eerste sectie van het eerste Psalmboek – Genesis, dat de mens en de Zoon des mensen betreft.