Betel betekent ‘Huis van God’.
Betel is de tweede plaats waar God Abraham bracht in Kanaan. Sichem is de plaats van kracht, maar dat Abraham daarna in Betel kwam laat zien dat God niet slechts opzoek is naar honderden of zelfs duizenden sterke, maar ongedisciplineerde mannen zoals Simson. Ook is Hij niet opzoek naar een hoop ongeorganiseerde, levende stenen.
Het is Gods bedoeling om een tempel – het huis van God – te bouwen.Een kenmerk van Kanaan is dat Gods volk zelf Gods tempel en Gods huis is. En Hebreeen 3:5-6 zegt,
“Nu was Mozes wel getrouw in geheel zijn huis als dienaar om te getuigen van hetgeen gesproken zou worden, 6 maar Christus als Zoon over zijn huis. Zijn huis zijn wij, indien wij de vrijmoedigheid en de hoop, waarin wij roemen, tot het einde onverwrikt vasthouden.”
God heeft een vat nodig om Zijn doel te bereiken. Zo’n vat moet Zijn huis zijn. Een handvol buitengewoon begaafde evangelisten zullen zo’n doel niet kunnen verwezenlijken. Noch zullen een paar kundige opwekkingspredikers dat voor elkaar kunnen kijgen. Sichem alleen is niet genoeg, Betel moet ook bezocht worden.
Alle krachtige en begaafde mensen moeten eerst deel zijn van Gods huis, het Lichaam van Christus worden, voordat zij gebruikt kunnen worden. God moet ons daarom bevrijden van individualisme.
God heeft ons niet gered om uitsluitend goede christenen te zijn. Hij heeft ons gered om Gods huis en één Lichaam te zijn, alle kinderen samen.
Gods huis is niet slechts een principe, maar een leven. Het is een probleem dat veel christenen het Lichaam van Christus slechts als een principe beschouwen. Zij hebben nog niet gezien dat het Lichaam van Christus een organisme is, een Leven.
Wat heeft het voor zin als we iets uit principe doen, als het leven daarin ontbreekt? We denken dat we samen moeten werken, maar is er echte eenheid als het met tegenzin gebeurt – als ons hart er geen behoefte aan heeft? Christenen moeten op dit gebied door Christus onder handen genomen worden, want het leven van het Lichaam is geen principe wat we kunnen aanleren. Net zoals onze relatie met Christus niet iets is wat we kunnen aanleren, geldt dat ook voor onze relatie met het Lichaam.
Betel en Ai
Hoe kunnen we het leven van het Lichaam leren kennen?
Gen 12:8 Toen brak hij vandaar op naar het gebergte ten oosten van Betel, en hij spande zijn tent, met Betel tegen het westen en Ai tegen het oosten, en hij bouwde daar een altaar voor de Here en riep de naam des Heren aan.
De basisvoorwaarde hiervoor is dat we onze tent opslaan tussen Betel en Ai. Ten westen van ons moet Betel liggen en ten oosten moet Ai liggen. Het gaat niet alleen om Betel, maar ook om Ai. Ai betekent ‘een hoop’ en staat in schril contrast met Betel, ‘Gods huis’. Als we namelijk ons aangezicht op Betel richten, moeten we Ai de rug toekeren.
Met andere woorden, tenzij dat het vleselijke leven van een persoon onder handen genomen wordt, kan hij met geen mogelijkheid het leven van het Lichaam leren kennen! De ervaring van het Lichaam van Christus, en het genot alsook de uitdrukking van het leven van dit Lichaam begint met de afrekening van het vleselijke leven. Als we willen weten wat het Huis van God is, moeten we de puinhoop aan de andere kant verwerpen. Pas nadat ons natuurlijke leven door God onder handen genomen is en pas nadat we beseffen dat het natuurlijke leven eerder geoordeeld dan geprezen zou moeten worden, zullen we spontaan met de andere broeders en zusters samengevoegd worden om het leven vna het Lichaam tot uitdrukking te brengen. Daarom is het zo belangrijk dat het leven van de oude schepping onder handen genomen en verloochend wordt.
Christenen die de veroordeling van de oude schepping nog niet hebben ervaren, zullen zich nog steeds beroemen op die oude schepping. Zij menen, dat wat zij in zichzelf hebben goed is. Hoewel zij met hun mond kunnen belijden dat ze zwak en verdorven zijn, zijn zij in werkelijkheid nog nooit geoordeeld. Het is echter onmogelijk het leven van het Lichaam te leiden, zonder dat er met het vlees afgerekend wordt.
We moeten de Heer vragen ons te laten zien dat het Lichaam niet slechts een principe, maar een leven is.
Ook Abraham moest leren op God te vertrouwen en niet op zijn eigen vleselijke kunnen. God bracht Abraham naar Betel om daar te wonen. Maar Abraham verliet Betel en eindigde in Egypte. Daar faalde hij, omdat hij op zijn eigen geslepenheid vertrouwde. Je kunt het verslag ervan lezen in Genesis 12:9-20 ,
“Daarna trok Abram steeds verder, naar het Zuiderland. 10 Toen er hongersnood in het land uitbrak, trok Abram naar Egypte, om daar als vreemdeling te vertoeven, want de hongersnood was zwaar in het land. 11 Toen hij op het punt stond Egypte binnen te trekken, zeide hij tot zijn vrouw Sarai: Zie toch, ik weet, dat gij een vrouw zijt schoon van uiterlijk. 12 Wanneer de Egyptenaren u zien, zullen zij zeggen: Dit is zijn vrouw; en zij zullen mij doden, en u in het leven laten. 13 Zeg toch, dat gij mijn zuster zijt, opdat het mij om uwentwil welga, en ik om uwentwil in het leven moge blijven. 14 Zodra Abram Egypte binnentrok, zagen de Egyptenaren, dat de vrouw zeer schoon was; 15 en toen de vorsten van Farao haar zagen, roemden zij haar bij Farao, zodat de vrouw naar het huis van Farao gehaald werd. 16 En hij deed Abram wel om harentwil, zodat hij schapen, runderen, ezels, slaven, slavinnen, ezelinnen en kamelen ontving. 17 Maar de Here sloeg Farao met zware plagen, evenals zijn huis, ter oorzake van Sarai, de vrouw van Abram. 18 Toen riep Farao Abram en zeide: Wat hebt gij mij daar aangedaan? Waarom hebt gij mij niet meegedeeld, dat zij uw vrouw is? 19 Waarom hebt gij gezegd: Zij is mijn zuster, zodat ik haar mij tot vrouw genomen heb? En nu, ziehier uw vrouw, neem haar en ga heen. 20 En Farao gaf enige mannen omtrent hem opdracht, en zij deden hem, zijn vrouw en al wat hij bezat, uitgeleide.”
Toen Abraham terugkwam uit Egypte bracht God hem onmiddelijk terug naar Betel, de plaats waar hij een altaar had gebouwd.
De tweede keer dat hij naar Betel gebracht had, verschilde van de eerste keer, Abraham ging er nu wonen. Het laat zien dat hij ook de les van afrekenen met het vlees eerst moest leren, voordat hij Betel, het Huis van God, zijn thuis vond.
Pas toen hij zich gevestigd had in Betel, heeft God hem geleidelijk aan naar Hebron verplaatst. Dit is van grote betekenis, zie Hebron …
Zie ook Sichem, Hebron en Kanaan |