Een nieuwe Meester

Wat ik vaak christenen hoor zeggen is dat de rechtvaardiging door geloof niet betekent dat we de genade in losbandigheid mogen veranderen. Daarmee bedoelt men dan dat ook al hebben we er op los geleefd als zondaren, dat we, nu we gerechtvaardigd en vergeven zijn, niet door kunnen gaan met die losbandige levenstijl. De veronderstelling dat God alle zonde toch automatisch wel vergeeft, is een misvatting.

Een vraag die boven deze verklaring kan blijven hangen is waarom rechtvaardiging door geloof niet betekent dat alle zonde automatisch vergeven wordt.

De schijnbare tegenspraak

Aan de ene kant wordt gezegd ‘Geloof alleen! Geen zondaar is zo diep gezakt of Gods hand reikt nog dieper. Hoe losbandig je ook geleefd hebt, de Here neemt je altijd aan...’ en aan de andere kant worden gelovigen die in losbandigheid, wetteloosheid, zonde, etc. leven gewaarschuwd om dit niet te doen, want over zodanigen gaat God oordelen. Het voelt als een tegenstrijdigheid, want waarom wordt bij zondaren hun losbandigheid door de vingers gezien en bij gelovigen niet? Het lijkt wel of God aan marketing doet en Jezus als propagandamiddel gebruikt, als lokkertje, om zondaren binnen te krijgen (met een aanbod van gratis redding), en als we dan eenmaal binnen zijn dan gaat de deur dicht en mag je betalen.

In een preek van een dominee werd dit ook genoemd, en ook daarin werd niet uitgelegd waarom dit een tegenstrijdigheid lijkt te zijn, maar het niet is. Dat er een paradox in schuilgaat voelde hij wel aan, want hij noemt de gedachten die veel gereformeerden zouden kunnen krijgen, bij het zien van nieuw-gelovigen in hun kerk, die niet doen wat de langer gelovigen al jaren gewend zijn om te doen. Hij schrijft, 'Dat kan mensen die binnen de kerkelijke traditie zijn opgegroeid, voor vragen stellen. Kán dat zomaar? Kun je zulke dingen blijven doen als je christen bent? Moeten zij niet onze manier van leven overnemen? En als zij dat niet hoeven, wat betekent dat dan voor ons?’

De vragen tonen aan dat men het niet snapt. Het lijkt zo tegenstrijdig en toch klopt het, want Paulus zegt, “mogen we bij de zonde blijven opdat de genade toeneme? Volstrekt niet!” En dat kom ik vaker tegen bij christenen. Ze kunnen wel vertellen dát het zo is, want daar zijn bijbelteksten genoeg over te citeren, maar niet waarom.

Onderstaand artikel heb ik daarom geschreven, omdat het onderwijs van Stephen Jones dit opheldert door uit te leggen welke wetten toegepast worden bij redding. Bij zonde wordt de Wet op Vergoeding toegepast en bij rechtvaardiging de Wet op Lossing en de Wet op de Rechten van het slachtoffer (van een misdaad).

De Wet op Vergoeding

Zonde wordt door de wet gerekend als schuld. Dit is een belangrijk uitgangspunt, want schuld moet volgens de wet vergoed worden door de dader aan het slachtoffer.

Iemand die schuldig wordt bevonden aan diefstal moet het slachtoffer het dubbele vergoeden (Exo 22:4). Dat betekent dat hij terug moet geven wat hij heeft gestolen en zijn slachtoffer nog een exemplaar geven (of de waarde ervan in geld). Dus wat hij bedoelde te stelen van zijn slachtoffer komt op zijn eigen hoofd terug, alsof zijn slachtoffer hetzelfde item van hem gestolen zou hebben.

Het is in een bepaald opzicht de omgekeerde gouden regel, 'doe een ander niet wat u ook niet wilt dat een ander u doet.' Het slachtoffer doet in essentie wat de dader hem aan wilde doen. Zo meet God gerechtigheid. Hoe groter de misdaad, hoe groter de vergoeding. Het oordeel sluit altijd aan op de overtreding.

Als een dief daarentegen niet kan teruggeven wat hij gestolen heeft, omdat hij het al verkocht heeft of gedood, dan moet de dief het viervoudige terugbetalen (Exo 22:1). Deze wet wordt geopenbaard in termen van schapen, omdat dit snel begrepen werd in die tijd.

De wet zegt ook dat wanneer iemand een os steelt (en deze niet levend kan terugbrengen), moest hij het vijfvoudig vergoeden (Exo 22:1). Dit komt doordat de os iemands gereedschap representeert. In die tijd was de os iemands tractor en zonder de os zou hij niet in staat zijn om zijn akker te bewerken. Zodoende bracht het stelen van een os meer schade dan het stelen van een schaap, en daarom was de straf groter.

Kortom, zonde wordt gezien als schuld en moet terug betaald worden. Dit is de Wet op Vergoeding. Wanneer iemand zo'n schuld had, werd er een schuldbrief opgesteld, waarin stond wat de overtreder verschuldigd was aan het slachtoffer. Hiermee stond hij 'onder de wet'. Zolang de schuldbrief bestond, stond de persoon onder de wet. Was de schuld betaald, dan werd de schuldbrief vernietigd. Vanaf dat moment had de wet geen zeggenschap meer over die persoon en moest het slachtoffer de overtreder vergeven. De voormalige schuldenaar stond weer 'onder de genade'.

Kon iemand de schuldbrief niet zelf inlossen (betalen), dan werd alles wat hij bezat verkocht en dat werd in mindering gebracht op de schuldbrief. Was de opbrengst hiervan nog niet voldoende, dan werd hij zelf en zijn gezin verkocht als slaaf aan iemand die de schuld wel aan het slachtoffer kon vergoeden. Deze persoon werd de losser genoemd. De losser werd de nieuwe meester van de overtreder en de overtreder werd zijn slaaf. Hij moest nu als slaaf werken om het bedrag dat de losser betaald had terug te verdienen.

Met de verkoop van hem als slaaf, werd de schuldbrief niet vernietigd, omdat de losser de schuldbrief overkocht. De schuld bestond dus nog steeds, maar het slachtoffer had tenminste zijn vergoeding ontvangen.

De zondeval
Dit is wat gebeurde met Adam en Eva en de hof, die hen toebehoorde. Alles wat hij bezat, waar Adam rentmeester over was, werd eigendom van de aarde. Hoe dit in z’n werk ging is af te leiden uit Exo 21:33-34,

Wanneer iemand een put opent, of wanneer iemand een put graaft, zonder die te bedekken, en er valt een rund of een ezel in, 34 dan zal de eigenaar van de put vergoeding geven: hij zal er geld voor teruggeven aan de eigenaar ervan, maar het dode dier zal zijn eigendom zijn.

De parallel van deze wet met de zondeval is treffend. Alle elementen komen er in terug. En het kunnen leggen van een juist verband tussen deze twee is zeer verhelderend.

Adam (als vertegenwoordiger van de mensheid) is het rund of de ezel in deze analogie en God is als Schepper zijn Eigenaar. De put is de Boom van kennis van goed en kwaad en het bedekken is de rol van de slang in de zondeval.

De val van de mens is dus te vergelijken met de val van een rund of ezel in een put zonder deksel. We zien hier meteen al dat er twee soorten gelovigen zijn, zij die het oordeel aanvaarden en zij die niet gewillig zijn, maar koppig en tegendraads en zich verzetten tegen Gods rechtvaardige oordelen. Het is het verschil tussen de overwinnaars en de rest van de gelovigen (zie voor een uitgebreide beschrijving over de relatie tussen ezels en Pinkstergelovigen het boek ‘De tarwe en ezels van Pinksteren’).

In de val gaan beide dieren hun dood tegemoet, en dit is precies de waarschuwing die God aan Adam had gegeven met betrekking tot het eten van de vrucht van de Boom van kennis van goed en kwaad, “... ten dage, dat gij daarvan eet, zult gij voorzeker sterven.

Deze wet verplicht de eigenaar van de put niet om het dier terug te geven, maar de waarde van het dier te vergoeden. Dit is een gepaste straf, want om het dier terug te geven zou deze uit de dood moeten opstaan, wat natuurlijk onmogelijk zou zijn. Maar wat onmogelijk is bij mensen is mogelijk bij God. Daarom is dit ook profetisch over de opstanding uit de doden. God is namelijk op een hoger niveau ook de Eigenaar van de put, omdat Hij als Schepper Eigenaar is van alle dingen.

De deksel

God had de slang als deksel voor de put gemaakt. Je ziet de slang ook vaak afgebeeld als een dier die vanuit de Boom van Kennis van goed en kwaad tot Eva spreekt. Maar de slang bedekt, als listigste dier in het veld, de ogen van de mens voor de waarheid, de ware aard van de put - namelijk dat het eten van de vrucht tot de dood leidt.

Je ziet hierin dat de slang een beeld is van de satan, want Paulus zegt in 2Co 4:3-4,

Indien dan nog ons evangelie bedekt is, is het bedekt bij hen, die verloren gaan, 4 ongelovigen, wier overleggingen de god dezer eeuw [satan] met blindheid heeft geslagen, zodat zij het schijnsel niet ontwaren van het evangelie der heerlijkheid van Christus, die het beeld Gods is.

Satan is een deksel, niet één die ons weerhoudt van vallen, maar één die ons verstand verduistert zodat we wel moeten vallen. Hij wordt uitgebeeld als een listige slang, naar zijn misleidende aard.

Toen, in de heerlijke omgeving van de hof, waar overal volop licht aanwezig was, lukte het satan om net voldoende duisternis te brengen in de ziel van de mens om hem te laten vallen in de put, zijn dood tegemoet. Nu dat de mens in de put zit, is satans invloed om duisternis te brengen vele malen groter geworden. Hij is nu nog steeds de deksel op de put waarmee hij ons in duisternis houdt.

Hoe lukt het hem om deze deksel te zijn? De duisternis die satan brengt is een vals gevoel van vrede en rust door ons te misleiden. Hij leidt de aandacht van de mensheid af van het schijnsel van de ware verlossende blijde boodschap naar onze eigen zielse beroerselen.

Dit is de deksel-functie van satan: duisternis brengen in ons verstand door afleiding: zorgen, entertainment en de wijsheid van deze aioon; en door misleiding: door ons te laten geloven dat onze verlossing afhankelijk is van ons werk in de put en niet van het licht van boven, buiten de put.

De put en de macht van de zonde en de dood

De ezel is zelf aansprakelijk dat hij in de put valt en daarvoor betaalt hij met zijn leven. Sterven is het verliezen van leven.

Aangezien God pas in Gen 3:22 spreekt over het beëindigen van het aardse leven, door Adam en Eva te verhinderen nog langer te eten van de Boom des Levens, weten we dat het soort leven dat de Adam verloor, door zich te voeden met de kennis van goed en kwaad, het leven in de Geest en vanuit zijn geest was.

Gen 3:22 … nu dan, laat hij zijn hand niet uitstrekken en ook van de boom des levens nemen en eten, zodat hij in eeuwigheid zou leven.

Het niet meer kunnen eten van de Boom des Levens was Gods oordeel over de vleselijk geworden mens, die al had gegeten van de andere boom. Het is de uitwerking van de wet in Deu 22:10-11,

Gij zult niet ploegen met een rund en een ezel tezamen. 11 Gij zult u niet kleden met een kleed van tweeerlei stof, wol en linnen tezamen.

De vrucht van de Boom des levens is heerlijkheid, uitgedrukt in werken van gerechtigheid die God verheerlijken. De vrucht van de andere boom is ongerechtigheid, als uitdrukking van de zonde en de dood. Deze twee kunnen niet samengaan, zoals licht en duisternis een ongelijk span vormen en dus niet samen kunnen gaan.

De kennis van goed en kwaad veranderde Adam van een levende ziel (Gen 2:7) in een dode ziel, een ziel die niet langer leven ontvangt uit de geest, maar het nu op eigen kracht moet doen.

Het feit dat het dier in de put ligt, en gezien het in zijn dode toestand niet in staat is er zelf uit te klimmen, geeft weer dat dit ‘leven uit eigen kracht’ een beeld is van de mens in de put. We zitten van nature gevangen onder de macht is van de zonde en de dood is. We zijn niet in staat onszelf van dit juk te bevrijden.

Herstel van de gevallen mens

Om Gods heerlijkheid te kunnen voortbrengen in geest, ziel en lichaam, heeft de gevallen mens dus herstel van deze beide elementen nodig:

1.

de geest moet z’n rechtmatige positie van heerschappij weer terugkrijgen over ziel en lichaam;

2.

de mens moet weer kunnen eten van de vrucht van de Boom des Levens.

Het dode dier in de put staat dus voor het verlies van de heerschappij van de geest over ziel en lichaam, waardoor de mens vlees werd, gevangen in de put, onder de macht van de zonde en de dood. De rechtmatige orde van punt 1. kan weer worden hersteld door de rechtvaardiging door geloof, wanneer de gerechtigheid van Jezus de gelovige toegerekend wordt. De geest van die mens, die getroffen wordt door “het schijnsel van het evangelie van Christus” en vanuit de put omhoog ziet naar het licht, deze mens rijst op uit de put van dood en verderf, omdat zijn geest weer tot leven komt.

Het tweede punt wordt hersteld wanneer een gelovige leert te eten van de Boom des Levens. Dit is het eten van Jezus’ vlees en het drinken van Zijn bloed door zelfverloochening. De gelovige moet leren niet langer te putten uit de kracht van zijn eigen ziel - zijn verstandelijke vermogens, zijn sterke wil of emotionele gevoeligheid – maar uit de bron van Leven in zijn geest die weer gevoed wordt door de Boom des Levens.

Deze herstelde mens is weer bekleed met Christus in zijn inwendige mens. Hij kan van daaruit weer leren goede werken uit God voortbrengen. Dit proces is de transformatie van de ziel, omdat de ziel moet leren zich te onderwerpen aan en, beter nog, te vereenzelvigen met de leiding vanuit de geest. De werken die hieruit voortkomen zijn de goede goddelijke werken die Adam voor de zondeval ook voortbracht als gevolg van het goddelijke Leven dat door hem heen stroomde en vrucht voortbracht.

De goede werken die dit goddeljke Leven als vrucht voortbrengt, is de heerlijkheid van God. Het wordt in de bijbel vaak weergegeven met linnen klederen, een beeld van de goede werken van de heiligen.

Rev 19:8 en haar is gegeven zich met blinkend en smetteloos fijn linnen te kleden, want dit fijne linnen zijn de rechtvaardige daden der heiligen.

Mat 5:16 Laat zo uw licht schijnen voor de mensen, opdat zij uw goede werken zien en uw Vader, die in de hemelen is, verheerlijken.

1Pe 2:12 en dat gij een goede wandel leidt onder de heidenen, opdat zij … op grond van uw goede werken God mogen verheerlijken ten dage der bezoeking.

Deze goede werken zijn niet onze eigen goede werken uit het vlees, maar die van God, uit de geest. Het zijn Gods werken in ons en ze geven daarom ook de eer aan God. Dit was de heerlijkheid waarmee Adam bekleed was, omdat hij in volledige harmonie met God leefde. De werken die hij deed waren de werken van God en ze waren een afstraling van Gods heerlijkheid.

Dit alles beschrijft de aansprakelijkheid van de mens en de gevolgen van de zonde, maar ook de aarde als eigenaar van de put, en de duivel als de ontbrekende deksel, hebben schuld. Dit verklaart waarom deze drie in het verhaal van de zondeval geoordeeld worden en daarmee ‘onder de wet’ komen te staan.

Adam verkocht als slaaf

Nogmaals Exo 21:33-34,

Wanneer iemand een put opent, of wanneer iemand een put graaft, zonder die te bedekken, en er valt een rund of een ezel in, 34 dan zal de eigenaar van de put vergoeding geven: hij zal er geld voor teruggeven aan de eigenaar ervan, maar het dode dier zal zijn eigendom zijn.

God, die Adam als levende ziel had geschapen, heeft als gevolg van de dood van hem als rund of ezel, recht op vergoeding. Tegelijkertijd verliest God het eigendomsrecht over Adam aan de aarde. De aarde werd de nieuwe eigenaar van Adam en dit verklaart Gods uitspraak tot Adam “stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren.

Dat de aarde de eigenaar van de mens is geworden betekent dat de mens daarom als zijn slaaf voor de aarde moet werken, terwijl hij verkeert in de put van goed en kwaad onder de macht van zonde.

Rom 7:14 … ik echter ben vlees, verkocht onder de zonde.

Het goede dat de mens ‘in het zweet zijns aanschijns’ voortbrengt in deze put is goed, maar het kwade is altijd aanwezig en daarom zijn onze goede werken nooit goed genoeg om ons te bevrijden uit de put.

Rom 7:21 Zo vind ik dan deze regel: als ik het goede wens te doen, is het kwade bij mij aanwezig;

Waar het goede een beeld van onze eigen vleselijke goede werken, is het kwade van de put een beeld van de zonde en de dood. Ook daar werken we voor en we dragen vrucht voor de ongerechtigheid. Dit zijn de “doornen en distels” in Gen 3:17. Of we nu willen of niet, dat is het lot van het zijn van een dode rund of ezel in de put van goed en kwaad. We kunnen een leven lang werken, maar uiteindelijk graven we ons eigen graf.

Waar deze analogie scheef gaat is dat eigenlijk de mens niet in de put zit, maar de put zit in de gevallen mens. Wij dragen het goed en kwaad mee in onze ziel, ons vleselijke bestaan.

De schuldbrief

Het eigendomsbewijs van de aarde over de mens is de schuldbrief. Deze brief maakt de aarde ook verantwoordelijkheid om de schuld aan God te vergoeden. Dit blijkt echter onmogelijk te zijn. Het bezitten van de schuldbrief blijkt voor de aarde een vloek te zijn. Daarom zegt God tegen Adam “om uwentwil is de aarde vervloekt.

De sterfelijkheid die de mens sindsdien met zich meedraagt in zijn vlees is de claim die de aarde heeft op ons. Wij kunnen vanuit de put geen gerechtigheid meer voortbrengen en zodoende bouwen we allemaal onze eigen schuld op voor God, die we ook weer, ieder voor zich, moeten betalen. We erven dus een schuldbrief van Adam, maar bouwen ook allemaal onze eigen schuldbrief op.

Juridisch gezien zijn alle mensen dus 'onder de wet'. Zelfs al zou iemand gedurende zijn hele leven nooit zondigen, dan zouden hij nog onder de wet zijn vanwege de schuldbrief van Adam en zijn sterfelijkheid is daar het bewijs van.

De Wet op Lossing

De enige manier om van die schuldbrief af te komen was dat er een mens zou geboren worden, met een aardse afkomst, maar ook met een hemelse afkomst. Eentje die vanuit een goddelijk ongeschapen leven geboren zou worden uit een mens. We weten dat dit vervuld is in Jezus, de Zoon van God, die geboren werd uit Maria. Er was echter nog een addertje onder het gras. Door Zijn afkomst en Zijn leven, kon Jezus Zichzelf vrijkopen, maar mocht Hij ook de schuldbrief van Adam en alle andere schuldbrieven van alle mensen die ooit geleefd hebben, kopen? Met andere woorden, welke voorziening is er in Gods wet die het mogelijk heeft gemaakt dat één mens mocht optreden als Losser van alle mensen?

Dat wordt weergegeven in de Wet op Lossing. God had een voorziening ingebracht dat een bloedverwant het recht op lossing had. Dat wil zeggen dat een slaaf vrijgekocht kon worden door een naaste bloedverwant en de houder van de schuldbrief mocht dat niet weigeren. De meester zou de schuldbrief door kunnen verkopen aan een ander als hij dat zelf zou willen, maar hij mocht het ook weigeren. Echter wanneer een bloedverwant van de slaaf als losser wilde optreden, mocht dit niet geweigerd worden.

In de tijd van het Oude Testament was dit ook vaak wenselijk, want een bloedverwant zou met meer barmhartigheid en ontferming optreden naar een slaaf dan een vreemde. Ook was de kans dan groter dat deze nieuwe meester de schuld zou kwijtschelden. De Wet op de Rechten van het slachtoffer zegt namelijk dat het slachtoffer het laatste woord had over het toepassen van de straf die volgens de wet opgelegd moet worden. Als een slachtoffer recht had op een viervoudige vergoeding, maar bijvoorbeeld zelf een rijk man was, zou hij kunnen beslissen om de schuld kwijt te schelden als de schuldenaar bijvoorbeeld berouwvol was en hij het zodoende niet nodig vond om de ander daarvoor in slavernij te laten gaan. Degene die de schuldbrief had gekocht van het slachtoffer, had daarom ook dit recht.

Jezus wordt onze Verlosser genoemd, omdat Hij als onze bloedverwant optrad om onze Losser te worden. Daarom werd Hij uit een mens geboren, moest Hij aan vlees en bloed deel krijgen, om op te kunnen treden als onze Losser. God wilde de mens vrijkopen, maar als Hij dat had gedaan als dier of als een engel, had de zonde en de dood (inherent aan de aardse claim op de mens) het recht om te weigeren de schuldbrief te verkopen aan God. Maar Jezus trad op als mens, als bloedverwant, zodat Hij het recht op Lossing had en de schuldbrief kon hem niet geweigerd worden.

Ook was Jezus zonder zonde, zodat Hij bij machte was om de prijs voor de zonde en de dood te betalen. Zijn bloed was Zijn betaalmiddel, want het leven/ziel zit in het bloed (Lev 17:11). Zijn leven was van een andere oorsprong dan dat van de mens. Zijn leven was een geestelijk leven (de Boom des Levens) en niet een aards, ziels leven (de Boom van Kennis van goed en kwaad), waardoor Jezus met Zijn ongeschapen goddelijke leven in Zijn ziel de schuldbrief kon overkopen en alle mensen zijn eigendom kon maken.

Kortom, Jezus had het
recht op lossing en Zijn bloed was van zo'n onschatbare waarde dat het ruim voldoende was om alle mensen te lossen. Jezus werd dus de Losser en daarmee de nieuwe eigenaar van de schuldbrief, waardoor ook de aarde zelf verlost werd van de verantwoordelijkheid (wat vanwege onmacht een vloek bleek te zijn) om de schuldbrief te betalen.

Dit betekent dus dat Jezus Eigenaar is geworden van de hele schepping door deze terug te kopen. Hij had als Schepper al het eigendomsrecht over de schepping, maar had de autoriteit erover aan Adam gegeven (Gen 1:26, 28) en Adam had deze positie van heerschappij verspeeld, waardoor de aarde heerschappij over hem had gekregen. Dus moest God alles terugkopen op een rechtvaardige manier, wilde Hij Zijn eigen rechtvaardige karakter (waarvan de wet een uitdrukking is) niet overtreden.

De mens is dus juridisch gezien overgegaan van slavernij aan de zonde en de dood, naar slavernij aan Jezus Christus. De schuld die we eerst moesten betalen aan de aarde, zijn we nu verschuldigd aan Jezus Christus. Degenen onder de slaven die Jezus erkennen hun nieuwe Meester (d.i. geloof), worden hun zonden vergeven. De rechtvaardiging door geloof betekent dus dat hun schuldbrief wordt vernietigd, terwijl de schuldbrief van de andere slaven, die volharden in hun eigen losbandige gedrag, blijft bestaan. Kortom, de gelovigen komen ‘onder de genade’ te staan en de ongelovigen blijven ‘onder de wet’.

Paulus’ uitspraak in Rom 6:16 geeft deze manier van denken ook weer.

Weet gij niet, dat gij hem, in wiens dienst gij u stelt als slaven ter gehoorzaamheid, ook moet gehoorzamen als slaven, hetzij dan van de zonde tot de dood, hetzij van de gehoorzaamheid tot gerechtigheid?

Kortom, de nieuwe Meester vergeeft alle schuld op grond van iemands geloof in Hem, maar verlangt ook gehoorzaamheid aan Zijn wil.

Door deze uitleg is nu te begrijpen waarom ...

1. ... niet iedereen automatisch vergeven wordt, alleen de gelovigen, terwijl toch de schuld 2000 jaar geleden al voor iedereen betaald is.

2. ... we door geloof gerechtvaardigd kunnen zijn en toch deze vrijheid niet kunnen gebruiken voor de vervulling van onze eigen begeerten.

Met het kopen van de schuldbrief ...
1. ... is de schuldbrief niet automatisch vernietigd, maar overgegaan in de handen van een liefdevolle, barmhartige en rechtvaardige Meester. Ook al heeft Jezus 2000 jaar geleden de prijs betaald voor alle zonde, toch is iedereen nog steeds schuldig voor God (iedereen leeft nog 'onder de wet'), want de schuldbrief bestaat nog, tenzij Jezus je vergeeft, en dan sta je 'onder de genade'.
2. ... heeft Jezus alleen het wettelijke recht om de overtreders te vergeven, omdat Hij de eigenaar is van de schuldbrief.

3. ... vergeeft Jezus schuldige mensen alleen wanneer ze berouw hebben en hun vertrouwen plaatsen op Hem. Dat is rechtvaardiging door geloof, verlossing verwachten van Hem en niet meer van jezelf of iets anders.
4. ... wordt de schuldbrief pas vernietigd, wanneer de nieuwe Meester de schuld kwijtscheldt: "
Zover het oosten is van het westen, zover doet Hij onze overtredingen van ons." (Psa 103:2) en "Al waren uw zonden als scharlaken, ze zullen wit worden als sneeuw" (Jes 1:18).


En toch kunnen we niet losbandig blijven leven, want we zijn slaven van Hem geworden.
Gal 5:17 "
... zodat gij niet doet wat gij maar wenst"
1 Cor 6:19-20 "
Of weet gij niet, dat uw lichaam een tempel is van de Heilige Geest, die in u woont, die gij van God ontvangen hebt, en dat gij niet van uzelf zijt? 20 Want gij zijt gekocht en betaald. Verheerlijkt dan God met uw lichaam."
1Co 7:22-23 "
... hij, die als vrije geroepen werd, een slaaf van Christus. 23 Gij zijt gekocht en betaald. Weest geen slaven van mensen."

Rom 6:1-14 "
Wat zullen wij dan zeggen? Mogen wij bij de zonde blijven, opdat de genade toeneme? Volstrekt niet! Immers, hoe zullen wij, die der zonde gestorven zijn, daarin nog leven? [de ogenschijnlijke tegenstelling] … 6 dit weten wij immers, dat onze oude mens [de Adamitische mens] medegekruisigd is, opdat aan het lichaam der zonde [ons sterfelijke vlees] zijn kracht zou ontnomen worden en wij niet langer slaven der zonde zouden zijn [want we leven nu vanuit onze geest, omdat we nu slaven van Christus zijn geworden]; 7 want wie gestorven is [door ons geloof in Christus identificeren we ons met Zijn dood. We kunnen dus alleen door geloof gerechtvaardigd worden, want geloof is identificatie met Christus], is rechtens vrij van de zonde [ons wettelijke recht volgens de Wet op Lossing]. 8 Indien wij dan met Christus gestorven zijn, geloven wij, dat wij ook met Hem zullen leven, 9 daar wij weten, dat Christus, nu Hij uit de doden is opgewekt, niet meer sterft: de dood voert geen heerschappij meer over Hem. 10 Want wat zijn dood betreft, is Hij voor de zonde eens voor altijd gestorven; wat zijn leven betreft, leeft Hij voor God. 11 Zo moet het ook voor u vaststaan, dat gij wel dood zijt voor de zonde, maar levend voor God in Christus Jezus [Christus heeft niet alleen de schuldbrief van Adam gekocht, maar zelfs vernietigd op grond van ons geloof in Hem]. 12 Laat dan de zonde niet langer als koning heersen in uw sterfelijk lichaam, zodat gij aan zijn begeerten zoudt gehoorzamen, 13 en stelt uw leden niet langer als wapenen der ongerechtigheid ten dienste van de zonde , maar stelt u ten dienste van God, als mensen, die dood zijn geweest, maar thans leven, en stelt uw leden als wapenen der gerechtigheid ten dienste van God. [In wiens dienst staan we? Wiens slaaf zijn we? Wie is onze eigenaar?] 14 Immers, de zonde zal over u geen heerschappij voeren [de zonde is niet meer onze meester], want gij zijt niet onder de wet [er is geen schuldbrief meer], maar onder de genade [de schuldbrief is vernietigd, we zijn gerechtvaardigd, we zijn vergeven].

Nu de mens van Eigenaar verwisseld is en sommigen van hen, door geloof weer
onder de genade gekomen zijn, dan is dat omdat hun ongerechtigheid en die van Adam hen niet meer toegerekend wordt. De gerechtigheid van Jezus Christus rekent God hen toe, alsof die van henzelf is.

De schuldbrief, die de gelovigen van Adam geerfd hadden, is vernietigd en komt ook niet meer terug. Ook de eigen schuldbrief wordt op dat moment vernietigd, maar ...

Rom 6:15-16
Wat dan? Zullen wij zondigen, omdat wij niet onder de wet, maar onder de genade zijn? Volstrekt niet! 16 Weet gij niet, dat gij hem, in wiens dienst gij u stelt als slaven ter gehoorzaamheid [toen we tot geloof kwamen, waren we blij met Hem als Losser en we werden slaven van Hem als onze nieuwe Meester], ook moet gehoorzamen als slaven [Jezus heeft het recht gehoorzaamheid van ons te eisen, maar omdat alles bij Hem voortkomt uit Zijn liefde voor ons, gebruikt hij geen hardvochtige methoden], hetzij dan van de zonde tot de dood [onze nieuwe persoonlijke schuldbrief leidt tot het vuur van de tweede dood], hetzij van de gehoorzaamheid tot gerechtigheid?

Als we dus bij de zonde blijven, bouwen we weer een nieuwe persoonlijke schuldbrief op, los van die van Adam, waardoor we toch weer een schuld hebben en 'onder de wet' komen. Als er niet afgerekend wordt met deze nieuwe schuld leidt dat
"van de zonde tot de dood". We komen dan toch weer onder de wet, ondanks Jezus onze Meester is.

Hoe zal deze Meester reageren? Hij is geen hardvochtige meester, die meteen naar de zweep grijpt, maar dat alle schuld automatisch vergeven wordt, zoals sommigen denken, is dus niet juist. Onthoud echter dat berouw een machtig wapen en daarmee komen we heel ver.

Paulus laat ook zien in 1Cor 3:11-18 dat gelovigen zichzelf misleiden als ze denken dat ze zonder consequenties Gods tempel kunnen schenden, want alles wordt door het vuur (van oordeel) getoetst. Als het fundament Jezus is (d.w.z. er is geen schuldbrief van Adam meer), wordt de persoon gered, maar als hij wel weer een persoonlijke schuldbrief heeft opgebouwd, zal hij schade lijden als er niet tijdig, tijdens zijn aardse leven, mee afgerekend wordt.

1Cor 3:11-18
Want een ander fundament, dan dat er ligt, namelijk Jezus Christus, kan niemand leggen. 12 Is er iemand, die op dit fundament bouwt met goud, zilver, kostbaar gesteente, hout, hooi, of stro, 13 ieders werk zal aan het licht komen. Want de dag zal het doen blijken, omdat hij met vuur verschijnt, en hoedanig ieders werk is, dat zal het vuur uitmaken. 14 Indien het werk, dat hij erop gebouwd heeft, standhoudt, zal hij loon ontvangen, 15 maar indien iemands werk verbrandt, zal hij schade lijden, doch hij zelf zal gered worden, maar als door vuur heen. 16 Weet gij niet, dat gij Gods tempel zijt en dat de Geest Gods in u woont? 17 Zo iemand Gods tempel schendt, God zal hem schenden. Want de tempel Gods, en dat zijt gij, is heilig! 18 Laat niemand zichzelf misleiden! Indien iemand onder u meent wijs te zijn in deze tijd, hij worde dwaas, om wijs te worden.

De betere keus is om een gehoorzame slaaf van Christus te worden.


Rom 6:17-22
Maar Gode zij dank: gij waart slaven der zonde, doch gij zijt van harte gehoorzaam geworden aan die vorm van onderricht, die u overgeleverd is; 18 en, vrijgemaakt van de zonde, zijt gij in dienst gekomen van de gerechtigheid. 19 Ik zeg dit van menselijk standpunt om de zwakheid van uw vlees. Want gelijk gij uw leden gesteld hebt ten dienste van de onreinheid en van de wetteloosheid tot wetteloosheid, zo stelt nu uw leden ten dienste van de gerechtigheid tot heiliging [heiliging is een levenstijl aannemen van 'door het vuur gelouterd willen worden']. 20 Want toen gij slaven waart der zonde, waart gij vrij van de gerechtigheid. 21 Wat voor vrucht hadt gij toen? Dingen, waarover gij u nu schaamt; immers, het einde daarvan is de dood. 22 Maar thans, vrijgemaakt van de zonde en in de dienst van God gekomen, hebt gij tot vrucht uw heiliging en als einde het eeuwige leven [eeuwig is aionios, wat 'behorend tot een tijdperk' betekent; eeuwig leven is dus 'het leven van de toekomende eeuw', d.i. 'deel krijgen aan de eerste opstanding'].

In bovenstaand gaat Paulus ervan uit dat zijn lezers wel gewillig zijn om voor de gerechtigheid te leven, maar zich tot wetteloosheid laten verleiden door de zwakheid van hun vlees. Voor deze gelovigen geldt niet dat ze schade lijden door het oordeel van het vuur dat uitgaat van de Grote Witte Troon, want ze zijn bereid om nu al door het vuur te gaan dat hun vlees dood. Voor hen is de belofte van de eerste opstanding.

Rom 6:23 Want het loon, dat de zonde geeft, is de dood, maar de genade, die God schenkt, is het eeuwige leven ['leven van die eeuw'] in Christus Jezus, onze Here.

Dus om het leven in te mogen gaan is meer nodig dan dat alleen de schuldbrief van Adam vernietigd wordt, ook die van onszelf moet vernietigd worden door vergeving in het proces van heiliging. Dit gebeurt telkens weer wanneer we ons met oprecht berouw bekeren van de zonde waar de Heilige Geest ons van bewust maakt.

Voor gelovigen geldt dat Jezus op basis van ons berouw en vertrouwen op Hem, de schuldbrief van Adam vernietigd heeft. Dit is eens en voor altijd klaar. De genade die we daarmee ontvangen hebben is dat Jezus ons fundament is geworden. Hoe we daarop bouwen bepaalt onze bestemming. We zijn daarin totaal afhankelijk van onze nieuwe Meester. Uit onszelf kunnen we geen gerechtigheid voortbrengen, dus moeten we leren uit Hem te leven. We moeten leren uit Zijn Leven in onze geest te leven, als bron van dit aardse bestaan en niet onze eigen ziel. Onze ziel moet juist veranderen door de uitstroming van dit goddelijke Leven vanuit onze geest.

In dit leerproces falen we, en we zouden daardoor toch heel gemakkelijk weer onze positie van 'onder de genade' kunnen verliezen en weer 'onder de wet' komen te staan. Maar onze Meester is ook de Eigenaar van onze persoonlijke schuldbrief. Hij ziet het hart aan. Hij kan in sommige gevallen gewoon de schuld vergeven, waardoor we weer onder de genade geplaatst worden, en in andere gevallen kan Hij het verstandiger vinden om ons toch een oordeel op te leggen (om ons onder de wet te plaatsen). Dit heet dan tuchtiging. Koppige, hardvochtige, onberouwvolle ezels van gelovigen zullen door meer vuur heen gaan in hun leven dan gewillige gehoorzame rund-slaven.

Het doel van God met alle genade en tuchtiging (vuur, oordeel) die Hij ons toebedeelt in dit leven, is, om ons gerechtigheid te leren. Het doel van God is vruchten te zien, vruchten van Zijn gerechtigheid en sommigen hebben daarvoor meer tuchtiging nodig dan anderen. Jesaja 29: 6 zegt “wanneer uw gerichten op de aarde zijn, leren de inwoners der wereld gerechtigheid.

Het doel is gerechtigheid leren, het proces heet heiliging, het startpunt is ons geloof in het bloed van Jezus, waardoor wij Zijn claim op ons leven erkennen en het middel is de uitstroming van goddelijk Leven uit onze geest naar onze ziel, door de inwoning van de Heilige Geest. Als we als gelovigen ons niet laten afschrikken om door het vuur te gaan, dat soms nodig is om ons gerechtigheid te leren, veranderen we van koppige zelfzuchtige kinderen van God in gehoorzame verbondsslaven en via gehoorzame verbondsslaven in zonen van God.

Er zijn dus drie fasen in het leven van een gelovige, drie niveaus van zoonschap. Dat is de weg naar het ontvangen van Leven in de eerste opstanding.

1.

Het kenmerk van gelovige of ongelovige kinderen (d.i. baby’s, peuters, kleuters) is dat ze egoïstisch zijn. In hun universum zijn zij zelf de zon waar alle planeten omheen draaien. Zij zijn niet gewillig om gehoorzaam te zijn aan de wet van God.

2.

Een gehoorzame slaaf daarentegen volgt alle regels en wetten (d.i. gehoorzame tieners), maar ... omdat de wet hem opgelegd wordt als slaaf. Hij wacht tot zijn meester hem roept en dan komt hij. Hij wacht tot hij opdrachten krijgt en daarin verschilt hij van een zoon.

3.

Een volwassen zoon in bijbels opzicht is een man die de wil van zijn vader kent en die doet ook zonder dat hij een opdracht krijgt. Er is sprake van overeenstemming, omdat de wet op zijn hart geschreven is.

Gelovigen die verlangen om een zoon te worden zijn degenen die zichzelf besnijden ter wille van het Koninkrijk der hemelen (Mat 19:12). Zij zijn niet tevreden met zielse en vleselijke resultaten, een goed gevoel, wonderen en tekenen of een helder inzicht alleen. Zij willen de Meester behagen, omdat Hij voor hen meer is dan een Meester. Voor hen is Hij een Vader die zij willen kennen.

Dat David zo iemand was blijkt uit Psa 27:4Een ding heb ik van de Here gevraagd, dit zoek ik: te verblijven in het huis des Heren al de dagen van mijn leven, om de liefelijkheid des Heren te aanschouwen, en om te onderzoeken in zijn tempel.

David gaf met deze woorden aan dat hij als een vrijgelaten slaaf was, die vrijwillig terugkeerde naar het huis van zijn meester, omdat hij hem wilde blijven dienen.

Exo 21:5-6 Maar indien de slaaf nadrukkelijk zegt: Ik heb mijn heer, mijn vrouw en mijn kinderen lief, ik wil niet als vrij man weggaan, 6 dan zal zijn heer hem bij de goden brengen, hij zal hem bij de deur of de deurpost brengen, en zijn heer zal zijn oor met een priem doorboren en hij zal hem voor altijd dienen.

Een volwassen zoon is als een vrijwillige verbondsslaaf, die zijn oor heeft laten doorboren. Hij zal nooit meer het huis van zijn Heer verlaten. Jezus zei dat dit de essentie van het leven in de komende eeuw is (Joh 17:3, eeuwig leven) dat de zonen zullen beërven. Degenen die zich er nu al naar uitstrekken, strekken zich uit naar de eerste opstanding, het openbaar worden van de zonen van God (Rom 8:19).

Concluderend kunnen we zeggen dat rechtvaardiging ons uit de put van goed en kwaad trekt, ons weer toegang geeft tot de Boom des Levens. Het brengt ons binnen in het huis van God, waar we in liefde opgevoed worden door middel van genade en oordeel (tuchtiging). Zij die leren zich niet meer als een ezel te verzetten tegen Gods claim op hun leven, maar zich vrijwillig aan Zijn genade en oordeel overgeven – als een rund - kunnen groeien tot het Zoonschap, want alleen die volwassen zonen zullen het Koninkrijk beërven.

Kortom, om dit te begrijpen helpt het om een juist begrip te hebben over ...

… zonde als schuld; slavernij als resultaat van een niet-betaalde schuldbrief; een bloedverwant als losser, waardoor vergeving/rechtvaardiging mogelijk is; wat betekent het om 'onder de wet' te zijn of 'onder de genade'; de positie van de gelovige t.o.v. zijn Losser; het doel van de Losser en Zijn methoden;

Al deze zaken spelen een rol in de Wetten op Vergoeding, Lossing en de Rechten van het slachtoffer, die toegepast worden door God in het leven van een gelovige, waardoor de schijnbare tegenstrijdigheid tussen rechtvaardiging en heiliging verdwijnt.