|
|||||||||||||||||
Printable version |
|
||||||||||||||||
Dan zal het Koninkrijk der hemelen vergeleken worden met tien maagden In Mattheüs 25:1-13 vergelijkt Jezus het koninkrijk der hemelen met tien maagden, die de Bruidegom tegemoet gaan. Matt 25:1-13 Dan zal het Koninkrijk der hemelen vergeleken worden met tien maagden, die haar lampen namen en uittrokken, de bruidegom tegemoet. 2 En vijf van haar waren dwaas en vijf waren wijs. 3 Want de dwaze namen haar lampen mede, maar geen olie; 4 doch de wijze namen olie in haar kruiken, met haar lampen. 5 Terwijl de bruidegom uitbleef, werden zij allen slaperig en sliepen in. 6 En midden in de nacht klonk een geroep: De bruidegom, zie, gaat uit hem tegemoet! 7 Toen stonden al die maagden op en brachten haar lampen in orde. 8 En de dwaze zeiden tot de wijze: Geeft ons van uw olie, want onze lampen gaan uit. 9 Maar de wijze antwoordden en zeiden: Neen, er mocht niet genoeg zijn voor ons en voor u; gaat liever naar de verkopers en koopt voor uzelf. 10 Doch terwijl ze heengingen om te kopen, kwam de bruidegom, en die gereed waren, gingen met hem de bruiloftszaal binnen, en de deur werd gesloten. 11 Later kwamen ook de andere maagden en zeiden: Heer, heer, doe ons open! 12 Maar hij antwoordde en zeide: Voorwaar, ik zeg u, ik ken u niet. 13 Waakt dan, want gij weet de dag noch het uur. Deze maagden representeren twee groepen mensen, die we ook terugvinden in Luk 10:38-42 , maar dan in de personen Maria en Marta. “Terwijl zij op reis waren, kwam Hij (Jezus) in een zeker dorp. En een vrouw, Marta geheten, ontving Hem in haar huis. 39 En deze had een zuster, genaamd Maria, die, aan de voeten des Heren gezeten, naar zijn woord luisterde. 40 Marta echter werd in beslag genomen door het vele bedienen. En zij ging bij Hem staan en zeide: Here, trekt Gij het U niet aan, dat mijn zuster mij alleen laat dienen? Zeg haar dan, dat zij mij komt helpen. 41 Maar de Here antwoordde en zeide tot haar: Marta, Marta, gij maakt u bezorgd en druk over vele dingen, 42 maar weinige zijn nodig of slechts een; want Maria heeft het goede deel uitgekozen, dat van haar niet zal worden weggenomen.” De tien maagden In de gelijkenis van de tien maagden wordt gesproken over tien maagden die de Bruidegom tegemoet gaan: hier is sprake van een liefdesrelatie. De tien maagden representeren tezamen, als collectief, de bruid van Christus. Het zijn de gelovigen, die gerechtvaardigd door het geloof, rein en onberispelijk zijn als maagden. Zij gaan de bruidegom tegemoet, maar niet allemaal evengoed voorbereid. Daarover straks meer, nu eerst een kleine uitleg om deze gelijkenis in het juiste perspectief te plaatsen. In vroegere tijden werden bruiloften namelijk een beetje anders gevierd dan wij gewend zijn. De betekenis van ‘de Heer tegemoet gaan’ Ook ‘tegemoet gaan’ krijgt pas de juiste uitleg als we begrijpen hoe bruiloften georganiseerd werden in vroegere tijden. Laten we eens kijken naar het woord dat gebruikt wordt bij het ‘tegemoet gaan’ van de Heer in de lucht. Dit Griekse woord is ‘apantèso’ en wordt maar een paar keer gebruikt in de Schrift. De eerste keer is in Mattheus 25 vers 1 en vers 6. Matt 25:1 Dan zal het Koninkrijk der hemelen vergeleken worden met tien maagden, die haar lampen namen en uittrokken, de bruidegom tegemoet. Matt 25:6 En midden in de nacht klonk een geroep: De bruidegom, zie, gaat uit hem tegemoet! Het staat er niet duidelijk en daarom kun je je afvragen of ze nu naar de hemel zijn gegaan voor de bruiloft of kwamen ze terug naar de aarde? Ze gingen Hem tegemoet, maar wat betekent dat? Deze gelijkenis over een aanstaande bruiloft maakt nu juist dat duidelijk. De bruidegom werd verondersteld terug te komen na zijn vrijgezellenfeest, die hij met zijn vrienden had gevierd gedurende zeven dagen (vergelijk het verhaal van Simson). Het was niet de bedoeling voor de bruid om dat feest, het zogenaamde huwelijksfeest, bij te wonen. Het huwelijksfeest vond gedurende zeven dagen vóór de huwelijksceremonie plaats. Het was een feest voor de bruidegom met zijn vrienden en na dat feest kwam de bruidegom terug om zijn bruid op te eisen. De vriendinnen van de bruid, vergelijkbaar met de bruidsmeisjes, gingen dan uit de bruidegom tegemoet. En wat gingen ze vervolgens doen? Gingen ze dan samen terug naar het feest of naar zijn huis? Nee, hij komt er aan, zij gaan hem tegemoet om hem te begeleiden als hij binnenkomt om zijn bruid te claimen. Het is een escortservice, in de goede zin van het woord. Dat is de betekenis van ‘apantèso’. Het tegemoet gaan van de bruidegom is dus niet bedoeld om met Hem te verdwijnen, maar om hem het laatste stukje naar zijn bestemming te begeleiden. Ze komen direct terug mét Hem. Dit wordt nog duidelijker in Han 28:15, wanneer Paulus na de schipbreuk eindelijk in Rome aankomt. 14 Hier vonden wij broeders en wij werden uitgenodigd zeven dagen bij hen te blijven. En zo gingen wij naar Rome. 15 En vandaar kwamen de broeders, die van onze aangelegenheden gehoord hadden, ons tot Forum Appii en Tres Tabernae tegemoet, en toen Paulus hen zag, dankte hij God en greep moed. 16 En toen wij te Rome aangekomen waren, kreeg Paulus verlof op zichzelf te wonen met de soldaat die hem bewaakte. Dus, Paulus was op weg naar Rome. Zijn vrienden krijgen het te horen, gaan hem tegemoet om hem te begeleiden als hij Rome binnengaat. Ze gaan niet terug met hem naar Jeruzalem, nee, ze geven hem het laatste stukje van zijn reis een VIP behandeling. Hetzelfde gebeurt tegenwoordig nog steeds als hoogwaardigheidsbekleders ons land bezoeken, dan worden ze op het vliegveld ontvangen en het laatste stukje van hun reis geëscorteerd naar de plaats van bestemming. De tien maagden in de gelijkenis volgen het patroon van de bruidsmeisjes, wanneer ze uitgaan om de Bruidegom ‘af te halen van het vliegveld’. Het zijn allemaal gelovigen, en dat ze neergezet worden als maagden laat zien dat ze zelf ook de bruid zijn. Ze zijn door hun geloof gerechtvaardigd, schoon, rein, onberispelijk, alsof ze nog nooit gezondigd hebben. Ze hebben hun Paaservaring, “want ook hun Paaslam is geslacht: Christus”. De tien maagden hebben alle tien olie in hun lamp. Hun lampen branden. De olie is een beeld van de Heilige Geest, daaruit kunnen we afleiden dat ze alle tien ook deel hebben aan de Pinksterervaring. Echter, van de tien maagden zijn er vijf wijs en vijf dwaas. Het zijn vijf Maria’s die aan de voeten van Jezus gaan zitten om Hem te dienen en vijf Marta’s die ijverig ‘voor Hem’ aan het werk zijn om het volk te (be)dienen. En volgens Jezus’ woorden zijn alleen de Maria’s wijs. Aan het einde van de gelijkenis van de tien maagden, wordt het verschil duidelijk. Alleen de Maria’s, gaan de Loofhuttenervaring in, de eerste opstanding, de opstanding ten leven. Alleen bij hen heeft de genade doorgewerkt in hun geest, ziel én nu ook in hun lichaam. Ze zijn gerechtvaardigd, geheiligd en ontvangen onsterfelijkheid, een geestelijk lichaam. Zij hebben de zalving niet gebruikt om hun lampen te laten branden, maar ook om hun kruiken te vullen. Ze gingen verder, waar de dwaze maagden, de Martha’s stopten. Zij hadden olie in hun kruiken verzameld om de Bruidegom te kunnen zalven. Zij waren hemels gericht, met oog voor de Gezalfde, waar de Martha’s alleen nog maar oog hadden voor de bediening, de zalving. Dat de Martha’s aards gericht waren wordt ook duidelijk uit het feit dat ze teruggaan om meer olie te kopen. Slapen Alle maagden vallen in slaap. Wat heeft dat te betekenen? Slaap betekent ‘dood’. Een slapende wereld is al dood vóór het graf, terwijl men nog in het vlees leeft. Daarom zei Jezus: “Laat de doden de doden begraven.” 1 Kor 15:22 Evenals in Adam allen sterven, zullen in Christus allen levend gemaakt worden. Adam betekent ‘mens’, maar komt van het Hebreeuwse woord Adama wat ‘(rode) aarde’ betekent. Adam werd uit aarde gemaakt en kreeg een verheven positie door de Geest die God in zijn neus blies: hij werd een levende ziel. Hij werd opgetrokken uit het aardse bestaan, tot geestelijk leven, wat van boven komt. Hij verloor deze verheven positie van leven, toen hij zondigde. Adam viel terug naar de lagere aardse gewesten, hij stierf. En, in Adam zijn wij allemaal gestorven. Wij zijn allemaal ‘van beneden’. Joh 8:23 “En Hij zeide tot hen: Gij zijt van beneden, Ik ben van boven; gij zijt van deze wereld, Ik ben niet van deze wereld.” De laatste Adam, die van boven is, is naar de lagere aardse gewesten neergedaald (Efe 4:9) en heeft ook zijn leven gegeven aan de aarde (het graf), als losprijs, om Zijn leven te geven aan de (‘levende’) doden. Ook de laatste Adam representeert de gehele mensheid. In dit opzicht representeren de tien maagden de gehele mensheid. Allen zullen redding vinden in Christus, niets zal blijvend verloren gaan. 1 Kor 15:22 Evenals in Adam allen sterven, zullen in Christus allen levend gemaakt worden. Rom 5:18 Derhalve, gelijk het door een daad van overtreding voor alle mensen tot veroordeling gekomen is, zo komt het ook door een daad van gerechtigheid voor alle mensen tot rechtvaardiging ten leven. Tit 2:11 Want de genade Gods is verschenen, heilbrengend voor alle mensen, 1 Tim 4:10 Ja, hierom getroosten wij ons moeite en grote inspanning, omdat wij onze hoop gevestigd hebben op de levende God, die een Heiland is van alle mensen, speciaal van de gelovigen. In 1 Kor 15 legt Paulus uit dat alle mensen het leven zullen ontvangen. Maar ieder op zijn eigen beurt. Eerst de wijze maagden (door de eerste opstanding, de opstanding ten leven), dan de dwaze (door de algemene opstanding voor de Grote Witte Troon), dan de rest van de wereld (door de Poel van Vuur). De toestand waarin de mensheid verkeert is de dood, men slaapt, ze behoren de nacht toe. 1Thess 5:1-10 Maar over de tijden en gelegenheden, broeders, is het niet nodig, dat u geschreven wordt: 2 immers, gij weet zelf zeer goed, dat de dag des Heren zo komt, als een dief in de nacht. 3 Terwijl zij zeggen: het is alles vrede en rust, overkomt hun, als de weeën een zwangere vrouw, een plotseling verderf, en zij zullen geenszins ontkomen. 4 Maar gij, broeders, zijt niet in de duisternis, zodat die dag u als een dief overvallen zou: 5 want gij zijt allen kinderen des lichts en kinderen des dags. Wij behoren niet aan nacht of duisternis toe; 6 laten wij dan ook niet slapen gelijk de anderen, doch wakker en nuchter zijn. 7 Want die slapen, slapen des nachts en die zich bedrinken, zijn des nachts dronken, 8 maar laten wij, die de dag toebehoren, nuchter zijn, toegerust met het harnas van geloof en liefde en met de helm van de hoop der zaligheid; 9 want God heeft ons niet gesteld tot toorn, maar tot het verkrijgen van zaligheid door onze Here Jezus Christus, 10 die voor ons gestorven is, opdat wij, hetzij wij waken, hetzij wij slapen, tezamen met Hem zouden leven. In vers 6 zegt Paulus: “Laten wij dan ook niet slapen gelijk de anderen”. Dit is de bedwelmende slaap, waarin we wegzakken als we moe zijn, te vergelijken met de invloed van bedwelmende drank, waardoor we niet meer helder kunnen denken en onderscheiden waar het op aan komt. Dit is de slaap waar de wereld in leeft, zij die de nacht toebehoren. Hun overvalt de dag des Heren als een dief, ze zijn totaal niet voorbereid. Wie met geestelijke ogen ziet, ziet dat de mensheid bestaat uit levende doden, blinde zienden, dove horenden. We zijn arm, naakt, blind, doof zonder het geestelijke leven van Christus. Dit is niet de slaap van de maagden. Zij waren voorbereid, zij hadden hun lampen gereed gemaakt en gingen de Bruidegom tegemoet. In de gelijkenis sliepen zij wel toen de middennacht roep kwam, maar zij werden erdoor gewekt en gingen de Bruidegom tegemoet. Dit in tegenstelling tot de rest van de slapende wereld, die door Zijn komst overvallen werd. Van de maagden zegt Paulus in vers 10: “… opdat wij, hetzij wij waken, hetzij wij slapen, tezamen met Hem zouden leven.” De eerste opstanding Slapende eerste adams zijn gestorven voor God. Slapende laatste adams, maagden, leven in Christus met sterfelijke lichamen, in afwachting van ontvangen van onvergankelijkheid bij de komst van de Bruidegom. Dat de maagden in slaap vallen spreekt zodoende over gelovigen, die leven in nog sterfelijke lichamen. D.w.z. ze hebben NU al deel aan Jezus Christus, die zegt: “Ik ben de opstanding”. Ze hebben al geestelijk leven ontvangen. Wat hun nog rest is de komst van de Bruidegom, waardoor ook hun sterfelijke lichamen levend gemaakt zullen worden. Marta (= dwaze maagd) verwachtte alleen een opstanding in de toekomst. Ze zei: ”… Ik weet, dat hij (Lazarus, haar broer) zal opstaan bij de opstanding ten jongsten dage” (Joh 11:24). Waarop Jezus reageerde met “Ik ben de opstanding en het leven; wie in Mij gelooft zal leven, ook al is hij gestorven, en een ieder, die leeft en in Mij gelooft, zal in eeuwigheid niet sterven; gelooft gij dat?” (Joh 11:25,26). Dit is het verschil tussen de wijze en dwaze maagden, de Maria’s en de Marta’s. De Maria’s gaan aan de voeten van Jezus zitten om deel te hebben aan Hem, deel te hebben aan Zijn leven (de enige die leven had onder de sterfelijken). Ze hebben niet zitten wachten op een gebeurtenis, ergens in de toekomst, maar hebben Christus herkend als Dé opstanding. Dat is voor hier en NU. De slapende Maria’s leven, zij hebben tijdens hun aardse leven de opstanding al ervaren. God heeft hun de Geest ingeblazen. Ze hebben deel gehad aan de eerste Adam, nu hebben ze deel gekregen aan de laatste Adam. Ze hebben een verheven positie gekregen, welke Adam had voor de zondeval. 1Co 15:48 Gelijk de stoffelijke is, zijn ook de stoffelijken, en zoals de hemelse is, zijn ook de hemelsen. Het door elkaar heen gebruiken van dood en leven, slapen en waken kan verwarrend overkomen. Deze verwarring vinden we ook terug bij de discipelen: Joh 11:11-14 “… en daarna zeide Hij tot hen: Lazarus, onze vriend, is ingeslapen, maar Ik ga daarheen om hem uit de slaap te wekken. 12 De discipelen zeiden dan tot Hem: Here, als hij slaapt, zal hij herstellen. 13 Doch Jezus had het bedoeld van zijn dood; zij echter meenden, dat Hij het van de rust van de slaap bedoelde. 14 Toen zeide Jezus ronduit tot hen: Lazarus is gestorven, …” De Heer wist dat Lazarus lichamelijk gestorven was, maar noemde het slaap. In Jezus’ ogen was Lazarus niet dood. De discipelen moesten met geestelijke ogen leren zien. Wij ook. Teveel christenen blijven hangen bij de schaduwbeelden en strekken zich niet uit naar de werkelijkheid, die van Christus is. Ze zijn nog vleselijk, onmondig, baby’s, die nog geen vaste spijs kunnen verdragen. Men blijft vasthouden aan tradities, riten, ceremoniën en schaduwbeelden. Zij denken Christus’ vlees te eten en bloed te drinken bij het avondmaal. Zij denken in Christus gedoopt te zijn door gedoopt te worden in water. Deze inzettingen zijn heenwijzingen naar een andere werkelijkheid, die veel gelovigen niet begrijpen (voor meer hierover: Drie dopen, Gedoopt in Christus en Brood en wijn). Gal 4:9-11 Nu gij echter God hebt leren kennen, ja, meer nog, door God gekend zijt, hoe kunt gij thans terugkeren tot die zwakke en armelijke wereldgeesten, waaraan gij u weder van meet aan dienstbaar wilt maken? 10 Dagen, maanden, vaste tijden en jaren neemt gij waar. 11 Ik vrees, dat ik mij wellicht tevergeefs voor u ingespannen heb. In deze lagere, aardse gewesten is weinig openbaring te vinden, weinig waarheid en houdt men daarom zich staande in het geloof door vast te houden aan schaduwbeelden alsof hierin enige geestelijke kracht te vinden is. Maar … “De ware aanbidders zullen de Vader aanbidden in Geest en waarheid.” “Bedenk de dingen die boven zijn, waar Christus is”. Zo zullen we de Gezalfde (Christus) vinden en niet alleen de zalving (olie). De olie in de lamp Dat de maagden de bruidegom tegemoet kunnen gaan is te danken aan hun lampen. Ze laten zich leiden door het Woord van God: “Uw woord is een lamp voor mijn voet en een licht op mijn pad.” Hun lampen branden dankzij de olie (= Heilige Geest). Het levende Woord (= brandende lamp) is niet het geschreven woord, de letter, de bijbel, maar de openbaring van de Geest. We moeten persoonlijk geleerd worden door de zalving die op ons is (1Joh 2:27). Allemaal hebben ze genoeg olie om hun lampen te laten branden, het Woord van God komt tot ieder van hen. En dan, terwijl ze wachten, wanneer de middennacht oproep klinkt, de laatste bazuin, blijken de lampen van de dwaze maagden uit te gaan. Het Woord van God houdt op te stromen, geen openbaring meer. Het wordt duister in hun geestelijk leven. Geleid door verduisterd denken gaan ze terug om olie te kopen. Waar naartoe? Naar de lagere aardse gewesten. Naar de verkopers, de predikers, al die mensen met krachtige bedieningen. Ze gaan terug naar de schaapskooi, waar men onderwezen wordt door de apostelen, profeten, evangelisten, herders en leraars. Ze willen olie kopen, maar op de verkeerde plaats. Ze gaan terug, weliswaar met de beste bedoelingen, maar in hun verduisterd denken worden ze verleid. Mat 24:10-23 En dan zullen velen ten val komen en zij zullen elkander overleveren en elkander haten. 11 En vele valse profeten zullen opstaan en velen zullen zij verleiden. 12 En omdat de wetsverachting toeneemt, zal de liefde van de meesten verkillen. 13 Maar wie volhardt tot het einde, die zal behouden worden … 21 Want er zal dan een grote verdrukking zijn, zoals er niet geweest is van het begin der wereld tot nu toe en ook nooit meer wezen zal. 22 En indien die dagen niet ingekort werden, zou geen vlees behouden worden; doch ter wille van de uitverkorenen zullen die dagen worden ingekort. 23 Indien dan iemand tot u zegt: Zie, hier is de Christus, of: Hier, gelooft het niet. 24 Want er zullen valse christussen en valse profeten opstaan en zij zullen grote tekenen en wonderen doen, zodat zij, ware het mogelijk, ook de uitverkorenen zouden verleiden. De wijze maagden zijn uitverkorenen, ze worden niet verleid, vele andere gelovigen wel. Wat is het verschil? Vele gelovigen zijn in hun christenleven alleen maar bezig om steeds maar weer opnieuw hun lampen te vullen. Ze komen niet toe aan hun kruiken, hechten er misschien ook wel geen waarde aan, de manifestaties van de Geest zijn immers veel interesanter. Dát is het verschil. Ze worden verleid door de predikers met grote bedieningen, die ‘de zalving komen brengen’. Ze gaan er achteraan, ook al is het aan de andere kant van de wereld, om deel te hebben aan ‘een beweging van Gods Geest’. De Marta’s zijn zo ijverig voor de Heer. Ze lopen van samenkomst naar samenkomst, van conferentie naar conferentie, achter iedere roep aan: “Zie, hier is de Christus (gezalfde), of hier.” Ze gaan er achteraan en ontvangen olie. Hun lamp blijft steeds weer branden. Ze denken dat ze Christus volgen, want ze volgen toch de roep: “Zie, hier is de Christus”, maar het een misleidende roep, want ze verwarren de Gezalfde (Christus) met de zalving (olie). Wéér is er sprake van verwarring. Omdat Marta’s met natuurlijke ogen kijken, zijn ze geneigd natuurlijke waarheden te geloven. Men gelooft in een zogenaamde Opname van de gemeente, men wacht op de Wederkomst van de Heer, een gebeurtenis ergens in de toekomst, men verwacht de bouw van een tempel in Jeruzalem, omdat men de werking van Gods Geest hier en NU niet ziet. Wie is de tempel NU? Waar is de Heer NU? Wie heeft deel aan de opstanding, NU? Omdat men zo gericht is op het aardse Jeruzalem en wat daar allemaal gebeurt, heeft men geen deel aan de opstanding, ter voorbereiding op de komst van het hemelse Jeruzalem.. Ze zijn als de verlamde man in Bethesda, die al 38 jaar wacht op beweging in het water. Om genezen te worden moest hij er als eerste in zien te duiken en dat is hem in 38 jaar nog niet gelukt. Deze gelovigen leven in de woestijn, net als Israël, 38 jaar lang, zonder het beloofde land in te gaan (=de eerste opstanding, het ingaan ter voorbereiding op de bruiloft van het Lam). Christus komt tot hen en vraagt: “Wilt gij genezen worden?” De verlamde man, hoorde en zag dat hij Christus Zelf meer nodig had dan Zijn zalving (de beweging in het water). Vele gelovigen, daarentegen, horen de vraag niet eens. Ze zijn horende doof en ziende blind, omdat men alleen maar oog heeft voor de beweging in het water. Men verwart de Gezalfde met de zalving. Ope 3:17-18 Omdat gij zegt: Ik ben rijk en ik heb mij verrijkt en heb aan niets gebrek, en gij weet niet, dat gij zijt de ellendige en jammerlijke en arme en blinde en naakte, 18 raad Ik u aan van Mij te kopen goud, dat in het vuur gelouterd is, opdat gij rijk moogt worden, en witte klederen, opdat gij die aandoet en de schande uwer naaktheid niet zichtbaar worde; en ogenzalf om uw oogleden te bestrijken, opdat gij zien moogt. Vele gelovigen zijn als de Marta’s, de dwaze maagden. Ze worden verleid om, heel ijverig, alleen de zalving te zoeken en niet de Gezalfde. Dat is waar de kerkwereld mee bezig is. Dit is geestelijk Babylon (= zielse godsdienst beleving). Waarvan God zegt: “Gaat uit van haar, mijn volk.” Meer hierover kun je lezen in de studie ‘Gaat uit van haar, mijn volk’, elders op deze site. Hier komt hun ware gezindheid aan het licht. Christus kan Zich nog niet in hen openbaren en daarom worden zij niet de geopenbaarde zonen van God. De olie in de kruik Olie in de lampen manifesteert zich in bedieningen en gaven van de Geest, in manifestaties. Deze olie dient ervoor om de lampen brandende te houden, maar is niet de olie die de kruik doet vullen. Maria’s, de wijze maagden worden niet verleid om olie bij de verkopers te kopen. Hun olie is afkomstig van de bron Zelf. Zij wachten niet op de komst van de Heer, voor ieder van hen afzonderlijk is Hij al gekomen, in hun binnenste. Zij laten hun kruiken door Hem vullen met olie. Zij hoeven niet meer naar de verkopers in de schaapskooien om olie te verzamelen, want de Heer heeft hen naar buiten geleid. De olie in hun kruik is voor hun Heer bestemd, de Bruidegom. Om Hem te zalven, net als Maria Jezus had gezalfd met mirre, het hoofd én de voeten. Dit laat zien dat ze meer gericht zijn op het zalven (van de Christus, de gezalfde) dan Zijn zalving (de olie). Zij zijn meer geïnteresseerd in Hem , dan in Zijn werkingen. Zij zijn dan ook als Mozessen, anders dan de kinderen Israëls: “Hij maakte Mozes zijn wegen bekend, de kinderen Israëls zijn daden” (Psa 103:7). Uitverkorenen, wijze maagden willen wandelen op de wegen van de Heer, de overige kinderen nemen genoegen met zijn daden, de wonderen en tekenen, het profeteren en de genezingen. Gedoopt in … Dopen heeft een veel diepere betekenis dan wat de kerkwereld erover vertelt. Velen denken bij dopen direct aan water, een ceremoniële wassing. Sommigen denken ook aan de doop met de Heilige Geest en vuur. Maar weet u ook van de derde doop, Jezus Christus in? Het ondergaan van deze doop, is het verschil tussen de wijze en de dwaze maagden. De maagden waren allemaal wel gedoopt door Christus met de Heilige Geest. Ze hebben de olie ontvangen waardoor de lampen gaan branden. De Geest wekt het woord tot leven en nu hebben de maagden een lamp voor hun voet , een licht op hun pad’. De wijze maagden lieten zich vervolgens, tijdens hun leven, dopen door de Heilige Geest in Jezus Christus. Hier staat in het Grieks: eis Christus, beter vertaald: Christus in, naartoe. James W. Dale heeft zich in een zeer grondige studie gewaagd aan een definitie van baptizo. Het is volgens hem: Alles wat grondig het karakter of toestand van iets of iemand beïnvloedt en verandert, 'doopt' dat iets of die iemand. De hoofdbetekenis van baptizo is: beïnvloeden, veranderen, volkomen heerschappij krijgen over". De doper die ons doopt Jezus Christus in, is de Heilige Geest. Als we gedoopt worden in Christus, wordt ons karakter zo sterk beïnvloed door de Heilige Geest dat we meer en meer gaan lijken op de Heer zelf. We nemen Zijn karakter over, de gezindheid van Christus. Misschien wordt de betekenis van ‘dopen in’ duidelijker door wat er in Rom 6:3 staat: “Of weet gij niet, dat wij allen, die in Christus Jezus gedoopt zijn, in zijn dood gedoopt zijn?” Hier wordt het dopen Christus Jezus in, geschakeld aan het in Zijn dood gedoopt zijn. Het graf van Jezus was een spelonk, een gat in de rots, zoals ook alle aartsvaderen begraven werden. Als we in Christus gedoopt zijn (de rots), zijn we mét Hem begraven in de rots. Kol 3:3 “Want gij zijt gestorven en uw leven is verborgen met Christus in God”. Deze doop is Gods werk in ons, waardoor onze oude mens verdwijnt (wij zelf) en de nieuwe mens (Jezus Christus) komt daarvoor in de plaats Voor meer over dopen, zie: ‘De drie dopen’ en ‘De doop in Jezus Christus’. De bruiloft van het Lam Het resultaat is dat de wijze maagden worden binnengelaten in de bruiloftszaal, ter voorbereiding van de bruiloft, de Zoon en de zonen worden één, het Lam en de vrijgekochten (de 144.000) staan op de berg Sion (= de kracht van de Heilige Geest) (Ope 14:1-4, Jes 35:10). Ook de dwaze maagden zullen deel uitmaken van de bruiloft, maar zij moeten nog duizend jaar wachten, tot na de algemene opstanding. Het hemelse Jeruzalem is puur, ook de dwaze maagden zullen eerst door het vuur gelouterd moeten worden voor de Grote Witte Troon. Pas dan lezen we hoe Johannes in het boek Openbaringen beschrijft dat hij de bruid van Christus, het hemelse Jeruzalem ziet neerdalen uit de hemel. Het komt naar de aarde. De bruiloft zal plaatsvinden op aarde, niet in de hemel. De tien maagden gaan de Heer tegemoet, om Hem op te halen voor de bruiloft, maar beseften niet dat ze hier nog duizend jaar op moesten wachten. Na het duizend jarig vrederijk, na de opstanding der doden, na de grote witte troon. Pas dan is de bruid compleet en zal de bruiloft plaatsvinden. De wijze maagden worden verenigt met hun Heer, het zijn de 144.000 vrijgekochten, die op de berg Sion staan, met het Lam. Zij worden de gemanifesteerde zonen Gods om met Hem te regeren die duizend jaren, om de volken gerechtigheid te leren. Zij gaan het Loofhuttentijdperk in met onsterfelijkheid. Het zijn de wijze maagden die bij de komst van de Bruidegom, het werkelijke beloofde land binnengaan. De dwaze maagden gaan terug. De bruidegom is ook voor hen onderweg, maar zij ontmoeten Hem niet in de lucht, in de hogere hemelse gewesten, in de geestelijke dimensie. Zij waren verleid in hen vleselijk denken om terug te gaan naar de lagere aardse gewesten om olie te kopen. De vereniging met de Bruidegom duurt voor hen een dag langer dan ze hadden verwacht. Het grote geheimenis Wat er na die dag, de dag des Heren, het duizend jarige vrederijk, gebeurt, als het hemelse Jeruzalem neerdaalt, wordt door Paulus omschreven als het grote geheimenis. Het is het huwelijk tussen bruid en bruidegom. Het is de eenwording tussen het mannelijke en vrouwelijke gedeelte van de Christus. Het binnengaan in de bruiloftszaal is het compleet worden van het Lichaam van Christus. Hij is één lichaam met de zijnen, ‘één vlees’, het Lichaam van Christus. Deze eenwording is de vervulling van het grote geheimenis van Christus en zijn gemeente, waar het menselijke huwelijk een beeld van is. Paulus sprak hierover in Efe 5:25-33: “Mannen, hebt uw vrouw lief, evenals Christus zijn gemeente heeft liefgehad en Zich voor haar overgegeven heeft, 26 om haar te heiligen, haar reinigende door het waterbad met het woord, 27 en zo zelf de gemeente voor Zich te plaatsen, stralend, zonder vlek of rimpel of iets dergelijks, zo dat zij heilig is en onbesmet. 28 Zo zijn ook de mannen verplicht hun vrouw lief te hebben als hun eigen lichaam. Wie zijn eigen vrouw liefheeft, heeft zichzelf lief; 29 want niemand haat ooit zijn eigen vlees, maar hij voedt het en koestert het zoals Christus de gemeente, 30 omdat wij leden zijn van zijn lichaam. 31 Daarom zal een man zijn vader en zijn moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen, en die twee zullen tot een vlees zijn. 32 Dit geheimenis is groot, doch ik spreek met het oog op Christus en op de gemeente. 33 Intussen ook gij, laat ieder voor zich zijn eigen vrouw zo liefhebben als zichzelf en de vrouw moet ontzag hebben voor haar man.” Ook God, hoewel Hij de Vader is, heeft een mannelijke en vrouwelijke kant. Dit wordt ook geopenbaard in één van Zijn namen: El Shaddai. Hierbij past het beeld van God als een moeder met haar zogende baby. Zo schiep Hij Adam, met een mannelijke en vrouwelijke kant. In de bijbel hebben alle begrippen, dus ook man en vrouw, een geestelijke betekenis. Het vrouwelijke staat voor het ziels-vleselijke, het mannelijke staat voor de geest. "God is één" (Jac.2:19). En toen Hij de mens schiep naar Zijn beeld, was ook die één, mannelijk-vrouwelijk (Gen 1:27). Adam was wat dat betreft in volle harmonie. Wie zo is, "kan door het kwade niet verzocht worden" (Jac.1:13). De mens, die God uit het stof had geformeerd, was dus ongedeeld. Om hem te leren overwinnen in innerlijke conflicten nam God uit Adam één van zijn componenten (niet: rib, maar: de vrouwelijke component, een woord dat in de schrift 36=6x6 keer voorkomt) en vulde die op met vlees in plaats daarvan (Gen.2:21, letterlijk). Zo vormde God man en vrouw apart, twee levende zielen, samen één (Gen 2:23-24). Die twee zouden leven en tot volle kennis komen als zij samen zouden blijven eten van de boom des levens. Hierop is Paulus’ uitleg over het huwelijk, wat hij een groot geheimenis noemt, gebaseerd. Hij zegt: “… doch ik spreek met het oog op Christus en zijn gemeente” (vs 32). Christus en Zijn gemeente worden weer één vlees. Dit is de bruiloft van het Lam , waar het Lichaam van Christus één zal zijn. Dit is het hemelse Jeruzalem. Het Nieuwe Jeruzalem Het hemelse Jeruzalem zal uit de hemel neerdalen. Ope 21:2 “En ik zag de heilige stad, een nieuw Jeruzalem, nederdalende uit de hemel, van God, getooid als een bruid, die voor haar man versierd is.” Daarin is de aanwezigheid van de Here Zelf de tempel. Ope 21:22 En een tempel zag ik in haar niet, want de Here God, de Almachtige, is haar tempel, en het Lam. Voor dat dit historische moment aanbreekt, zegt de Heer tegen iedereen die overwint: Ope 3:12 Wie overwint, hem zal Ik maken tot een zuil in de tempel mijns Gods en hij zal niet meer daaruit gaan; en Ik zal op hem schrijven de naam mijns Gods en de naam van de stad mijns Gods, het nieuwe Jeruzalem, dat uit de hemel nederdaalt van mijn God, en mijn nieuwe naam. De wijze maagden zijn deze overwinnaars. Het zijn de Maria’s die op individueel niveau het Loofhuttenfeest hebben ervaren en zij mogen daarom als eerste groep binnengaan, zij zijn de eerstelingen bij de historische collectieve vervulling van het Loofhuttenfeest in de eerste opstanding. Hun gezichten stralen net als die van Mozes, toen hij van de berg alfdaalde. Zo zal Christus alleen de wijze maagden binnenlaten als Hij komt en samen met hen verder de berg Sion afdalen om het volk, dat zijn de dwaze maagden en ook om de rest van de wereld, te toetsen voor de Grote Witte Troon. Wie voor de Grote Witte Troon verschijnt, moet door het vuur gaan. Alleen de overwinnaars, de wijze maagden niet, over hen heeft de tweede dood geen macht, omdat zij, net als Mozes, tijdens hun leven de berg Sinaï al opgegaan zijn, en daar hun leven hebben gelouterd door de doop met vuur. Ope 2:17 Wie een oor heeft, die hore, wat de Geest tot de gemeenten zegt. Wie overwint, hem zal Ik geven van het verborgen manna, en Ik zal hem een witte steen geven en op die steen een nieuwe naam geschreven, welke niemand weet, dan die hem ontvangt. De overwinnaars kregen daarom ook een nieuwe naam. Hierin onderscheiden de wijze maagden zich ook van de dwaze maagden. De dwaze maagden ontlenen ieder hun eigen naam aan hun kerkgenootschappen en denominaties, ieder z’n eigen samenkomst. Iedere christen die zich identificeert met zo’n aards lichaam en niet met Christus, draagt de naam van die groep. Iedere groep zijn eigen naam. “Ik ben van Apollos, ik ben van Cefas, …” Deze verdeeldheid luidt tegenwoordig: “Ik ben van Pinksteren, ik ben van Luther, ik ben van Wesley, ik ben van …” De wijze en dwaze maagden in zijn geheel vormt de bruid van Christus, waarin de overwinnaars een speciale plaats hebben gekregen, vanwege hun nieuwe naam. Zij worden gemaakt tot een zuil in de tempel van God, d.i. God zelf inwonend in de Christus, de Zoon met de zonen. Een naam staat voor ‘karakter, gezindheid’. De wijze maagden hebben zich tijdens hun leven laten heiligen en zijn gegroeid naar de volle wasdom. De Geest van het Zoonschap heeft hen geleid in de gezindheid van Christus. Zoals de Zoon is zijn ook de zonen. De dwaze maagden, die moeten wachten tot de tweede opstanding, moeten het doen met hun eigen naam als ze voor de Grote Witte Troon verschijnen. Wat de Marta’s gediskwalificeerd heeft in te gaan met de Maria’s, wordt duizend jaar later hun redding: hun eigen naam, want die staat geschreven in het boek des levens. De wijze maagden zijn de overwinnaars. Zij staan ook geschreven in het boek des levens, maar met een nieuwe naam. Zij hebben tijdens hun leven hun karakter laten vormen door de Heilige Geest. Zij hadden zich laten dopen Jezus Christus in, zij hadden olie in hun kruik (= karakter). Ope 3:12 Wie overwint, hem zal Ik maken tot een zuil in de tempel mijns Gods en hij zal niet meer daaruit gaan; en Ik zal op hem schrijven de naam mijns Gods en de naam van de stad mijns Gods, het nieuwe Jeruzalem, dat uit de hemel nederdaalt van mijn God, en mijn nieuwe naam. De o zo ijverige, maar dwaze maagden vonden olie in hun lamp wel voldoende. Dat is de doop met de Heilige Geest door Jezus Christus. Zij kregen de gaven van de Geest, niet de vruchten. Wel de daden (werken) van de Heer, niet Zijn wegen (Psa 103:7). Hun daden, de ijver voor hun Heer, kon de dwaze maagden, de Marta’s, niet kwalificeren voor de een zuil in de tempel, daar telde karakter en het denken van Christus. Nu worden ze gemeten met hun eigen maat, hun daden worden getoetst door het vuur voor de grote witte troon. Getoetst door vuur Gelovigen, wiens namen wel geschreven staan in het boek des levens, worden niet geworpen in de poel van vuur. Wil dat zeggen dat er bij hen helemaal geen vuur aan te pas komt? Nee, want de troon zelf is een laaiend vuur, schrijft Daniël, en wat daaruit voortkomt is de poel van vuur: Vergelijk Dan 7:9,10 “Terwijl ik bleef toekijken, werden tronen opgesteld, en een Oude van dagen zette Zich neder; zijn kleed was wit als sneeuw en zijn hoofdhaar blank als wol; zijn troon bestond uit vuurvlammen, de raderen daarvan uit laaiend vuur. 10 en een stroom van vuur welde op en vloeide voor hem uit; duizendmaal duizenden dienden hem en tienduizend maal tienduizenden stonden voor hem. De vierschaar zette zich neder en de boeken werden geopend”. Het beeld dat hier geschetst wordt, is, dat het vuur uitgaat van de troon van God, langs hen die erdoor getoetst worden, langs “tienduizend maal tienduizenden” (gelovigen én ongelovigen) om vervolgens een poel te vormen, waar de ongelovigen in geworpen zullen worden. Het verschil tussen de ongelovigen en de gelovigen is het fundament, Jezus Christus: rechtvaardiging door geloof. Rom 4:5 … hem echter, die niet werkt, maar zijn geloof vestigt op Hem, die de goddeloze rechtvaardigt, wordt zijn geloof gerekend tot gerechtigheid,… Redding is Gods werk in Jezus Christus en Zijn werk alleen, 100% genade dus. Daarom wordt er ook gesproken over 5 dwaze maagden. Vijf is het getal van genade. 1Kor 3:10-11 Naar de genade Gods, die mij gegeven is, heb ik als een kundig bouwmeester het fundament gelegd, waarop een ander voortbouwt. Maar ieder zie wel toe, hoe hij daarop bouwt. 11 Want een ander fundament, dan dat er ligt, namelijk Jezus Christus, kan niemand leggen. Er zijn ook vijf wijze maagden, ook hun positie om met Christus te regeren hebben ze uit genade verkregen, door geloof. Het totaal van tien maagden geeft aan dat er niet één zal ontbreken (10 = Kwantitatieve volheid , Voltalligheid) Is genade een vrijbrief voor een losbandig leven? Nee, want iedereen is verantwoordelijk voor zijn eigen daden: 1Kor 3:12-15 Is er iemand, die op dit fundament bouwt met goud, zilver, kostbaar gesteente, hout, hooi, of stro, 13 ieders werk zal aan het licht komen. Want de dag zal het doen blijken, omdat hij met vuur verschijnt, en hoedanig ieders werk is, dat zal het vuur uitmaken. 14 Indien het werk, dat hij erop gebouwd heeft, standhoudt, zal hij loon ontvangen, 15 maar indien iemands werk verbrandt, zal hij schade lijden, doch hij zelf zal gered worden, maar als door vuur heen. Ieders werk wordt dus getoetst door vuur, ook die van de dwaze maagden, want alleen van de wijze maagden werd gezegd dat over hen de tweede dood geen macht had (Ope 20:6). Hopelijk maakt dit ook duidelijk dat de poel van vuur niet een letterlijke zee van vuur is, waar ongelovigen in gemarteld worden. Vuur is een beeld van louteren en corrigeren. Wat door het vuur getest wordt, verbrandt óf komt er zuiver uit. De verkeerde gewoonten, daden, woorden, gedachten, enz. worden door het vuur afgeleerd. Jes 26:9 Van ganser harte verlang ik naar U in de nacht, ja, uit het diepst van mijn gemoed zoek ik U; want wanneer uw gerichten op de aarde zijn, leren de inwoners der wereld gerechtigheid. Je kan dus zeggen dat het ‘kleed’ waarmee men het vuur in gaat, een rein kleed wordt, een bruiloftskleed. Vergelijk ook Mat 22:2-14 Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een koning, die voor zijn zoon een bruiloft aanrichtte ... En de bruiloftszaal werd vol met hen, die aanlagen. 11 Toen de koning binnentrad om hen, die aanlagen, te overzien, zag hij daar iemand, die geen bruiloftskleed aanhad. 12 En hij zeide tot hem: Vriend, hoe zijt gij hier gekomen zonder bruiloftskleed? En hij verstomde. 13 Toen zeide de koning tot de bedienden: Bindt hem aan handen en voeten en werpt hem uit in de buitenste duisternis; daar zal het geween zijn en het tandengeknars. 14 Want velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren. Hier wordt gesproken over een koning, die voor zijn zoon een bruiloft aanrichtte. De koning is Jezus Christus, de Koning der koningen, maar wie is dan de zoon? Dit zijn de andere koningen. Hier herkennen we weer de Zoon met de zonen, de eersteling met de eerstelingen. Jezus Christus en zij, die gedoopt zijn in Hem. De gasten zijn de overige gelovigen, die door het vuur gelouterd zijn. Eén persoon had geen bruiloftskleed aan, hij was niet bekleed met Christus, hij was niet geschreven in het boek van het Lam, hij was niet door het vuur gegaan en dus niet rein. De plaats voor de onreinen is buiten de stad. Ope 22:14-15 Zalig zij, die hun gewaden wassen, opdat zij recht mogen hebben op het geboomte des levens en door de poorten ingaan in de stad. 15 Buiten zijn de honden en de tovenaars, de hoereerders, de moordenaars, de afgodendienaars en ieder, die de leugen liefheeft en doet. Ope 21:27 En in haar zal niets onreins binnenkomen, en niemand, die gruwel en leugen doet, maar alleen zij, die geschreven zijn in het boek des levens van het Lam. Ope 21:7,8 Wie overwint, zal deze dingen beërven, en Ik zal hem een God zijn, en hij zal Mij een zoon zijn. 8 Maar de lafhartigen, de ongelovigen, de verfoeilijken, de moordenaars, de hoereerders, de tovenaars, de afgodendienaars, en alle leugenaars; hun deel is in de poel, die brandt van vuur en zwavel: dit is de tweede dood. Telkens als het gaat over: buiten de stad, de buitenste duisternis, de tweede dood, de poel des vuurs, wordt dezelfde groep personen beschreven: “de lafhartigen, de ongelovigen, de verfoeilijken, de moordenaars, de hoereerders, de tovenaars, de afgodendienaars, en alle leugenaars.” Mijn conclusie is dan ook dat al deze termen synoniemen van elkaar zijn. Gelovigen zijn deel van het hemelse Jeruzalem, maar deze stad, de bruid van Christus, daalt uit de hemel neer, van boven. Zij is puur. In haar zal niets onreins binnenkomen. Daarom moeten ook dwaze maagdelijke gelovigen eerst gelouterd uit het vuur komen, voordat het hemelse Jeruzalem kan neerdalen. Conclusie De waarschuwing die we ter harte mogen nemen is dat vele gelovigen wel geroepen zijn, maar toch verloren gaan voor het koningschap. Alleen uitverkorenen gaan de smalle weg, door de nauwe poort het Koninkrijk binnen. Waarom? De overigen zoeken de zalving, de bedieningen, de manifestaties en hun naam ontlenen zij aan het aardse werk dat ze doen. Men zoekt niet de Gezalfde. Men wandelt “niet in geloof, maar in aanschouwen.” Men wil ervaringen, aanrakingen, loopt achter de zalvingen aan, manifestaties, genezingen, geweldige preken, meer kennis van de bijbel, enz.. Men is ijverig, maar ieder voor zijn eigen huis/kerk/denominatie. In plaats van het hebben van een liefdesrelatie, lijkt het wel alsof men een zakenrelatie heeft met de Heer. Jezus zegt: “Laat de doden de doden begraven, komt gij hier en volg Mij.” “Maria heeft het beste deel uitgekozen, dat niet van haar zal worden weggenomen.” Ga zitten en kom tot rust. Voor wie geroepen worden tot Zoonschap wacht de doop met de Heilige Geest én vuur, om vervolgens door de Geest gedoopt te worden in Jezus Christus. Wees dan niet tevreden met met Zijn daden, maar ga voor Zijn wegen, de hoogste roeping. “Strijd ervoor om in te gaan, want velen zullen het proberen, maar het niet kunnen.” Hier komt geen ijver aan te pas, maar rust, rusten in Hem. Maria’s zitten aan de voeten van Jezus en komen niets tekort. |
|||||||||||||||||