Printable version  Printable version
Uitgaande v/d genade ...
Bijbelcommentaren
De komst van de Heer
Geschiedenis en Tijd
    De eeuwige straf
    De strijd om het ...
    Geboorte van Jezus
    Geheimen van tijd
    Vroege kerk en vuur
    Doel van ... (1v3)
    Gerstover... (2v3)
    Tarwe en ... (3v3)
Herstel van alle dingen
Het geestelijke leven
Het Koninkrijk van God
Israel en Juda
Overig

De Gerst Overwinnaars

door Dr. Stephen E. Jones

De bijbelteksten in dit boekje komen uit de
NBG-vertaling van 1951, tenzij anders aangegeven.

Kopiëren voor niet-commerciële doeleinden toegestaan

Originele titel: The Barley Overcommers (link)

Hoofdstuk 1: De drie feesten van Israël
Hoofdstuk 2:
De Gerstoogst
Hoofdstuk 3:
Gerstverhalen

Hoofdstuk 1
De drie feesten van Israël

Toen God Israël uit de Egypte leidde de woestijn in en het Beloofde Land in, stelde Hij verscheidene feestdagen in om belangrijke gebeurtenissen te herdenken. De drie belangrijkste feestdagen zijn Pasen, Pinksteren en Loofhutten. Pasen herdenkt Israëls vertrek uit Egypte; Pinksteren herdenkt de dag dat God neerdaalde op de berg Sinaï om Israël de wet te geven; Loofhutten herdenkt het moment dat Israël eigenlijk de Jordaan had moeten oversteken om het Beloofde Land binnen te gaan.

Het is heel belangrijk dat Christenen deze feestdagen tot in detail bestuderen, want ze openbaren het plan van God voor de hele aarde op grote schaal. Ze openbaren ook het plan voor redding op individueel niveau. Het verhaal dat door Mozes is opgeschreven is niet slechts geschiedenis, maar ook een geweldige allegorische roman waardoor we de gedachten van God kunnen kennen.

Pasen: de persoonlijke toepassing

Op het persoonlijke niveau geeft het verhaal van Israël in de woestijn ons drie stappen naar volledige redding. Stap één wordt geopenbaard door het Paasfeest. Wanneer iemands geloof gevestigd wordt op God door Jezus Christus, het 'Lam van God', wordt gezegd dat hij een christen wordt. Hij wordt gerechtvaardigd door geloof in het bloed van het Lam (Christus). Hierom moest Jezus sterven aan het kruis op het Paasfeest. Hij was het ware Paaslam.

De meeste christenen zijn zich er bewust van dat er meer is omtrent het christenleven dan rechtvaardiging. Net als dat Israël een lange weg te gaan had, voordat ze het Beloofde Land binnengingen, zo heeft ook de gerechtvaardigde christen een lange weg te gaan voordat hij de volle belofte van God verkregen zal hebben. En toch wordt het christenleven te vaak uitgelegd als een puur Nieuwtestamentische leer, zonder het vast te knopen aan het fundament van het Oude Testament, dat God zo zorgvuldig heeft neergelegd in Zijn handelingen met Israël.

Om deze reden onderwijzen sommigen dat er weinig anders meer te doen is, dan anderen proberen gered te krijgen, nu je door het geloof gerechtvaardigd bent. Dit kan vergeleken worden met een Israëliet die uit Egypte is gekomen en dan op het strand van de Rode Zee blijft staan om anderen zo ver te krijgen om ook Egypte te verlaten. Hoewel het inderdaad goed is om te getuigen tegen anderen, moeten christenen inzien dat hun rechtvaardiging niet betekent dat ze al in het Beloofde Land zijn aangekomen.

Pinksteren: de persoonlijke toepassing

Men moet voorbij Egypte en voor de Rode Zee (doop) gaan naar Sinaï, waar Pinksteren wordt ervaren. Dit is de plaats van gevuld worden met de Heilige Geest. Het is de plaats waar we gehoorzaamheid leren en waar de wet van God op onze harten geschreven wordt. Het is de plaats waar we God leren kennen niet alleen als Redder, maar ook als de Koning die we moeten gehoorzamen.

Helaas schijnen velen, die een Pinksterervaring claimen te hebben, er mee om te gaan alsof het een puur Nieuwtestamentisch fenomeen is, niet wetend dat dit feest zijn wortels heeft in het geven van de wet aan Israël bij de berg Sinaï. Met als gevolg dat velen die zichzelf beschouwen als een Pinkstergelovige door ervaring, denken dat ze nu een vrijbrief hebben om wetteloos te zijn en dat ze onder immuniteit alle goddelijke wetten kunnen overtreden, zolang hun wetteloosheid maar in 'liefde' gedaan wordt. Vaak is onderwezen dat liefde op de een of andere manier de wet van God heeft vervangen, in plaats van in te zien dat liefde wordt gedefinieerd door de wet en hierdoor tot uitdrukking komt.

Zo zijn degenen die door Jezus toegesproken worden in Mat 7:21-23,

Niet een ieder, die tot Mij zegt: Here, Here, zal het Koninkrijk der hemelen binnengaan, maar wie doet de wil mijns Vaders, die in de hemelen is. 22 Velen zullen te dien dage tot Mij zeggen: Here, Here, hebben wij niet in uw naam geprofeteerd en in uw naam boze geesten uitgedreven en in uw naam vele krachten gedaan? 23 En dan zal Ik hun openlijk zeggen: Ik heb u nooit gekend; gaat weg van Mij, gij werkers der wetteloosheid [Grieks: anomia].

Wat voor nut heeft iemands Pinksterervaring als hij weigert geleid te worden door de Geest en om gehoorzaamheid te leren? Wat voor nut heeft de Pinksterervaring als de Christen weigert om de wet van God op hart geschreven te krijgen?Jezus zegt als de Christen wetteloos blijft, dat Hij uiteindelijk tegen hem zal zeggen, 'Ga weg van Mij'. Er zullen waarschijnlijk veel verbaasde Christenen zijn op die dag. Dat betekent niet dat die Christenen hun redding zullen verliezen. Maar ze zullen inderdaad de zegen verliezen van de eerste opstanding en zullen moeten wachten op de tweede bij de Grote Witte Troon (zie 'Het doel van Opstanding' of hoofdstuk 2 van 'De Wetten op de Tweede Komst').

Verder hebben velen, die werkelijk voorbij de Rode Zee zijn gegaan, Pinksteren ervaren en hen wordt verteld dat ze het 'volle evangelie' hebben verkregen. Deze visie is vergelijkbaar met een Israël die zou weigeren de berg Sinaï achter zich te laten om naar het Beloofde Land te gaan. Er is werkelijk geen 'vol evangelie' totdat men Pinksteren voorbij wil gaan en de principes van Loofhutten wil leren.

Loofhutten: de persoonlijke toepassing

Na het geven van de wet aan Israël zond God hen naar Kades-Barnea, waar ze twaalf mannen er op uit stuurden om het land te verkennen. Toen ze terugkeerden waren de spionnen het er unaniem over eens dat het een goed land was om in bezit te nemen. Echter, tien van hen brachten een boodschap van angst en volhardden dat ze niet in staat zouden zijn het land te veroveren. Kaleb en Jozua daarentegen, hadden geloof dat God hun het land zou geven en drongen er bij het volk op aan om de Jordaan over te steken, zoals God hen bevolen had. Het volk wilde hen daarop stenigen! Kaleb en Jozua ontsnapten alleen aan de steniging omdat het volk bang was voor de heerlijkheid van God.

Die 'dag der beslissing' was het 50ste jubeljaar vanaf Adam (zie ons boek 'Geheimen van Tijd'). Het had een dag van blijdschap en gejuich moeten zijn, een dag van het blazen op de bazuinen, als een signaal voor iedere man om zijn erfenis in bezit te nemen (Lev 25:13). Omdat ze weigerden het land in te nemen, door gebrek aan geloof, werd deze dag tot een dag die nu herinnerd wordt als de Grote Verzoendag, een dag van rouw, vasten en berouw.

Als Israël de aanbeveling van Kaleb en Jozua had opgevolgd, zouden ze werkelijk 5 dagen daarna het land Kanaän zijn binnengegaan, op de eerste dag van Loofhutten. Dit feest was een zevendaagse periode die de tijd van de verovering van Kanaän representeerde (toen Israël 38 jaar later eindelijk de Jordaan wel overstak, hadden ze zes jaar nodig om de Kanaänieten te onderwerpen; in het zevende jaar werd het land verdeeld onder de stammen en families van Israël. Met andere woorden, het was een periode van zeven jaar vanaf de oversteek van de Jordaan tot de erfenis).

Een gedetailleerde studie van de oplopende feesten tot aan het Loofhuttenfeest kan gevonden worden in ons langere boek 'De Wetten van de Tweede Komst'. Het bestuderen van deze feesten laat zien dat er meer is omtrent redding dan alleen de lentefeesten Pasen en Pinksteren. De herfstfeesten behandelen de uiteindelijke perfectie van de mens. Het is bedoeld om de ware erfenis van de mens in het land te portretteren.

Het Beloofde Land

Het beloofde land is NIET in de hemel, maar op aarde. Kanaän was een land gevuld met 'reuzen' en 'vijanden' van God, die veroverd en vernietigd moesten worden. Het is in vele cirkels algemene kennis dat deze 'reuzen' onze vleselijke neigingen representeren, welke wij geroepen zijn om te onderwerpen en veroveren. Dit is absoluut correct, maar de overduidelijke les hierin wordt vaak gemist. Ons lichaam is onze erfenis.

Net als Kanaän wordt ons lichaam tegenwoordig bewoond door wetteloze en goddeloze verlangens, die ons regeren. Dit is al sinds Adam het geval, wiens zonde ons verkocht heeft in slavernij. God had Adam gevormd uit het stof van de grond. Zijn vlees was gemaakt van aarde (Hebreeuws: adama), en daarom werd hij genoemd naar de aarde waaruit hij gevormd was. Dit verheerlijkte vlees was zijn erfenis. Maar door zonde had Adam een 'schuld' opgelopen die hij niet kon betalen. Daarom werd hij verkocht in gebondenheid (slavernij) aan de aarde (Gen 3:17-23), tot de tijd zou komen dat een naaste familielid hem zou komen verlossen. Adam verloor het geweldige verheerlijkte lichaam, die gekleed ging in het licht van God. Na zijn zonde was hij naakt en schaamde zich, en God kleedde hem met vellen (Gen 3:21).

Het hele idee achter Gods reddingsplan is om de effecten van Adams zonde op de schepping terug te draaien. De wet en de profeten van Genesis tot Openbaringen laten zien hoe de mens verlost wordt en hoe hij het verheerlijkte, onsterfelijke lichaam terugwint, wat zijn verloren erfenis is. De feestdagen informeren ons over de drie stappen naar het ontvangen van deze volle erfenis: rechtvaardiging, heiliging en verheerlijking. Wij worden gerechtvaardigd in onze geest, geheiligd in onze ziel en verheerlijkt in ons lichaam.

Het eerste belangrijke patroon in dit proces van volle redding wordt gevonden in Israëls reis door de woestijn onder Mozes. Bij het Paasfeest werd Israël 'de kerk in de woestijn' (Act 7:38), want ze werden gerechtvaardigd door geloof. Bij het Pinksterfeest ontving Israël de Heilige Geest. Echter, omdat ze weigerden Zijn stem te horen, werden ze geleid door een uitwendige wolk en pilaar van vuur, en niet door het innerlijke getuigenis van de Heilige Geest. Hoe dan ook, ze kregen de gelegenheid om gehoorzaamheid te leren.

Daarom, als Israël het Beloofde Land was binnengegaan in het 50ste jubeljaar, zoals Kaleb en Jozua hadden aanbevolen, zouden ze de erfenis terug hebben gekregen die in Adam verloren was gegaan. Ze zouden de volle verheerlijking hebben verkregen, volledig veranderd tot in Zijn heerlijkheid, op het moment van passeren van de ark. Ze zouden hun kleding van vellen hebben verruild voor 'de woonstede uit de hemel' (2Cor 5:2), zoals Paulus het uitdrukt. Ze zouden in dat Jubeljaar vrijgelaten zijn uit het slavenhuis, en een ieder van hen zou teruggekeerd zijn naar hun erfenis. Ze zouden veel meer hebben gekregen dan een stukje onroerend goed in Kanaän. Maar dit moest niet zo zijn, want dit was slechts een patroon. Het was niet mogelijk voor hen om het verheerlijkte lichaam te beërven los van het kruis (en los van de inwendige wet, de Heilige Geest). Tenslotte moesten ze genoegen nemen met een stuk land, in plaats van de ware en ultieme erfenis.

Israëls verhaal vertelt ons dat we onze erfenis niet in de hemel ontvangen als een geest, maar op aarde in een verheerlijkt lichaam. Onze hoop, het 'Beloofde Land', is niet om de aarde in de steek te laten en naar de hemel te gaan, maar het is 'de verlossing van ons lichaam' (Rom 8:23). Het is het ontvangen van het soort lichaam dat Jezus had na Zijn opstanding. Het is een lichaam dat onsterfelijk en verheerlijkt is. Het is een lichaam dat autoriteit heeft, zowel in de hemel als op de aarde, want het heeft de genen van beide rijken, net als Jezus Zelf dat had.

Ezechiël 44 spreekt hierover in termen als dat 'de zonen van Zadok' het recht hebben om te bedienen tot God in het Heiligdom, maar ook het recht hebben om tot het volk te bedienen in de voorhof. Hoewel het in Oudtestamentische woorden geformuleerd is, maken de profeten duidelijk dat we nu een Nieuw Jeruzalem hebben en dat onze lichamen de ware tempels van God zijn (1Cor 3:16). Er is ook een verandering in priesterschap gemaakt (Heb7:11-12). De zonen van Zadok representeren de orde van Melchizedek – het nieuwe priesterschap onder Jezus Christus, de Hogepriester van deze Orde (Heb 7:11).

Zodoende spreekt Ezechiël 44 over deze zonen van Zadok die van kleding verwisselen wanneer ze overgaan van bedienen tot God in het Heiligdom naar het bedienen van de mensen in de voorhof. Eze 44:17,19 zegt,

Wanneer zij dan de poorten van de binnenste voorhof ingaan, zullen zij linnen klederen aantrekken; zij mogen geen wol dragen, als zij dienst doen in de poorten van de binnenste voorhof of in het huis... 19 En wanneer zij uitgaan naar de buitenste voorhof tot het volk, dan zullen zij hun klederen waarin zij dienst gedaan hebben, uittrekken en die neerleggen in de vertrekken van het heiligdom, en andere klederen aantrekken, opdat zij door hun klederen het volk niet heiligen.

Jezus geeft ons het beste voorbeeld van hoe dit werkt. Na Zijn opstanding, toen Hij de discipelen ontmoette, was Hij in staat om in hun midden te verschijnen toen zelfs de deuren dicht en gesloten waren (Joh 20:19). Terwijl Hij in het hemelse Heiligdom was, was Hij figuurlijk gesproken gekleed in linnen klederen. Maar toen Hij bediende tot de discipelen in de voorhof (hen die in vleselijke, nog niet verheerlijkte lichamen verblijven), verruilde Hij Zijn klederen in wol, zodat Hij aan hen kon verschijnen als een van de schapen. Toen Hij dit deed, kleedde Hij Zich met vlees en beenderen en was Hij in staat om aards eten te eten met de discipelen (Luk 24:37-43). Zo lang Hij bediende in de voorhof was Hij gekleed in wol en was Hij GEEN geest, zoals Hij aan hen bewees. Hij was alleen geest wanneer Hij verdween. Hij verruilde Zijn klederen dan weer om in het Heiligdom te bedienen.

Dit is wat al de zonen van Zadok mogen verwachten wanneer ze de in Adam verloren erfenis terugwinnen. Ze zullen niet meer gebonden zijn door de normale beperkingen van het vlees. Wanneer de bestemde tijd arriveert, wanneer ze hun erfenis krijgen, hebben ze duizend jaar om te bedienen tot hen die nog achterblijven in de 'voorhof'. Ze zullen mensen onderwijzen in het kennen van God. Dan zullen de profetieën vervuld zijn over dat alle naties in het licht van God wandelen en zich verheugen voor Hem. God zal dit nieuwe priesterschap gebruiken om het Stenen Koninkrijk te laten groeien tot het de hele aarde vult (Dan 2:35).

Het onderpand en de volheid

In dit proces van de verlossing van ons lichaam, hebben we een onderpand gekregen, een aanbetaling oftewel een belofte van de Geest (Eph 1:14). Gods heerlijkheid, Zijn Geest, verblijft nu in ons, maar het wordt verhuld door dit vlees tot de tijd van de volle verlossing (d.i. het Loofhuttenfeest). Paulus spreekt hier redelijk duidelijk over in Eph 1:13-14,

In Hem zijt ook gij, nadat gij het woord der waarheid, het evangelie uwer behoudenis, hebt gehoord; in Hem zijt gij, toen gij gelovig werdt, ook verzegeld met de Heilige Geest der belofte, 14 die een onderpand is van onze erfenis, tot verlossing van het volk, dat Hij Zich verworven heeft, tot lof zijner heerlijkheid.

Paulus zegt dat de gelovigen van Efeze God kenden als hun Redder (Pasen). Maar na in Hem te geloven, leerden ze God ook als Koning kennen (Pinksteren) en ontvingen daar het onderpand van de Geest, net als Israël had ontvangen bij de berg Sinaï. Het onderpand van de Geest wordt geïmplanteerd in ons lichaam, want dit is het begin van de volle erfenis, wanneer onze lichamen volledig 'veranderd' zullen worden (1Cor 15:51). God heeft beloofd onze lichamen te veranderen in geestelijk vlees van hetzelfde soort als dat Jezus had na Zijn opstanding. Onze hoop is om 'gelijk is aan zijn opstanding' (Rom 6:5).

Het doel van schepping is om het geestelijke uit te drukken op de aarde, in het rijk van materie, zodat materie (in het bijzonder het lichaam van de mens) God mag verheerlijken op aarde, zoals in de hemel. In het plan van God is de beweging van de Geest van hemel naar aarde, niet van aarde naar hemel. Dit is duidelijk gemaakt door de komst van God naar de aarde op de berg Sinaï en door Gods tweede komst naar de aarde in de persoon van Jezus Christus. Het wordt ook gezien op de Pinksterdag, toen Hij Zijn Geest uitstortte in vleselijke, aardse lichamen.

De bestemde tijd

Toen Israël weigerde om Kanaän binnen te gaan bij hun eerste gelegenheid, oordeelde God hen door die generatie niet toe te staan de erfenis te beërven. Ze moesten 40 jaren dwalen in de woestijn tot die hele generatie gestorven was. Toen het volk Gods oordeel hoorde, bedreven ze zware rouw (Num 14:39). Velen stonden de volgende morgen op en probeerden het land te beërven zonder te wachten op Gods bestemde tijd. Ze werden verslagen door hun vijanden (Num 14:45).

Weinig mensen begrijpen het concept van de bestemde tijd. Ze denken dat indien ze zich gewoon bekeren van het NIET binnengaan in het Koninkrijk, dat dit hen een vrijbrief geeft om onmiddellijk te erven. Zo werkt het niet. Als het oordeel van God eenmaal bepaald is, kan het niet veranderd worden en moeten we ons onderwerpen aan het oordeel van God, net als Kaleb en Jozua moesten wachten.

Sommigen begrijpen wel dat we als Christenen over zouden moeten steken om de volle erfenis in bezit te nemen. Echter zij begrijpen vaak de bestemde tijden niet en dit heeft problemen veroorzaakt. Sommigen slaan hun mede-Christenen dat ze nog niet volmaakt zijn. Velen in de vroege kerk probeerden heel hard om volmaaktheid te bereiken door te leven als kluizenaars en monniken in de woestijnen van Syrië en Egypte, terwijl ze mediteren over God en het vlees kastijden tot het bijna dood was. Ze begrepen niet dat sinds dat het Koninkrijk afgewezen was, de straf was dat 'de kerk in de woestijn' (Act 7:38) 40 jaar daar moest verblijven tot de volheid des tijds gekomen was. Dit was het oordeel van God voor Israël en het is hetzelfde voor ons.

We moeten natuurlijk het pad van gehoorzaamheid leren en volmaaktheid zoeken. Maar we moeten dit doen met een basaal begrip van de bestemd tijden, anders worden we overwelmd door schuld en verdriet als we de 'reuzen' van onze Kanaäns nog niet overwinnen. Het was door geloof dat Kaleb en Jozua Israël konden aansporen om het land in te nemen; het was ook door geloof dat Kaleb en Jozua de volgende dag NIET de Jordaan overstaken, nadat God zich ertegen had uitgesproken.

Kaleb en Jozua zijn 'overwinnaars' van het Oude Testament. Zij hadden de houding die wij moeten nastreven. Onderdeel van die overwinnende houding is dat we de bestemde tijden moeten kennen, zodat we springen als Hij zegt dat we moeten springen; en blijven als we moeten blijven. Het is niet voldoende om het land binnen te gaan; men moet het op de bestemde tijd doen. Het is niet voldoende om goed te doen, men moet het doen op de manier die God voorschrijft. Iemand ontvangt 'de krans alleen, als hij volgens de regels van de kamp heeft gestreden' (2Tim 2:5)

Dit is het uur voor de overwinnaars om naar voren te komen en geloof te laten zien, net zoals Kaleb en Jozua dat deden. Met de bestemde tijden in gedachten zullen we nu de openbaring van de overwinnaars bespreken, in de Schrift afgebeeld als gerst.

Hoofdstuk 2

De Gerstoogst

Elke van de belangrijkste feestdagen van Israël, die we al kort besproken hebben, worden met verschillende oogsten geassocieerd. De gerst rijpt voor het eerst rond de tijd van Pasen; de tarwe rijpt later rond de tijd van Pinksteren en de druiven rijpen als laatste net voor het Loofhuttenfeest.

Deze drie oogsten schilderen drie categorieën mensen, zoals we spoedig zullen laten zien. De gerst representeert de overwinnaar; de tarwe de kerk; en de druiven representeren de ongelovigen. In elk van deze oogsten zit een diepgaande openbaring, maar onze huidige studie zal zich focussen op alleen de eerste, de gerst.

Het gerst beweegoffer

Het beweegoffer kort na Pasen was de eerste vrucht van de gerst dat de priester offerde tot God in de vroege lente. Het werd altijd 'op de eerste dag na de sabbat' na Pasen bewogen (Lev 23:11). Deze dag wordt soms het feest van de eerstelingen genoemd of het tellen van de omer.

Gerst was de eerste rijpe oogst in de lente in Kanaän en Egypte. In feite refereert de Hebreeuwse maand Abib ('groene aar') rechtstreeks naar het rijpen van de gerst in die maand. Op de eerste dag van die maand moet de priester een schoof van gerst inspecteren om te zien of het al 'uitgeaard' (uitgekomen) was. Indien dat het geval was werd aangekondigd dat twee weken daarna het Paasfeest in Jeruzalem gehouden zou worden. Als de gerst nog gesloten was, met de aar bedekt door de schil, kondigde de priester aan dat ze nog een maand moesten wachten voordat het Paasfeest wettig gevierd kon worden.

In dat geval werd er een dertiende maand toegevoegd aan het vorige jaar, in plaats van het beginnen van het nieuwe jaar met die maand. Maan-maanden zijn slecht 29 ½ dag lang. Dus 12 maan-maanden bestrijkt slechts 354 dagen. Om dus gelijke voet te houden met de seizoenen en de zonnecyclus voegden de Hebreeën iedere twee of drie jaar een herstelmaand toe op de eerste maand van het nieuwe jaar.

Dit was ook belangrijk omdat zo de symboliek van Israëls feestdagen behouden werd. Pasen duidde de dood van het lam aan en refereerde profetisch aan de kruisiging van Jezus. Het beweegoffer duidt op opstanding uit de doden, want op deze dag werd Jezus opgewekt. Zodoende kon het volk niet wettig het Paasfeest vieren tenzij de gerst uitgekomen ('uitgeaard') was, want dit duidde op nieuwheid des levens.

Jezus presenteerde Zichzelf voor Zijn Vader in de hemelse tempel op het moment dat de priester de gerstschoof bewoog in de aardse tempel. De wuivende beweging, op en neer, duidt op opstanding. Hoewel Jezus eigenlijk al 'zeer vroeg' in de ochtend was opgewekt uit de dood (Luk 24:1), stond Hij Maria niet toe om Hem aan te raken voorafgaand aan het beweegoffer (Joh 20:17). Niet eerder dan het moment van het beweegoffer werd Jezus wettig levend verklaard in de hemelse rechtbank.

Gerst rijpt eerst

Toen God afrekende met Farao om Israël te laten gaan, stuurde hij tien plagen over Egypte. De zevende plaag was die van hagel waardoor de gerst en het vlas vernietigd werd, maar niet de tarwe en de spelt (dit gebeurde net voor het Paasfeest wat met de tiende plaag plaatsvond, de dood van de eerstgeborenen). We lezen in Exo 9:31-32,

Het vlas en de gerst nu waren neergeslagen, want de gerst stond in de aar en het vlas was in bloei. 32 Maar de tarwe en de spelt waren niet neergeslagen, want die komen later.

De gerst was rijp en kwam net voor die eerst Paasdag uit. Maar de tarwe was nog niet rijp.

We zien veertig jaar later hier nog een ander voorbeeld van, toen Israël klaar was om de Jordaan over te steken. Jozua zond twee spionnen naar Jericho. Het was de tijd van het Paasfeest (Jos 5:10), en Rachab verborg de spionnen onder vlasstengels (Jos 2:6). Vlas rijpte rond dezelfde tijd als gerst, zoals we zagen in Exo 9:31. Linnen wordt gemaakt van vlas. Het werd gebruikt om de priesterlijke gewaden te maken, en in Rev. 19:8 zien we dat 'dit fijne linnen zijn de rechtvaardige daden der heiligen'.

De week na Pasen wordt ook het Feest der Ongezuurde Broden genoemd. Het volk moest gedurende zeven volle dagen al het zuurdesem uit hun huizen verwijderen. Zuurdesem is symbolisch voor zonde; dus, het verwijderen van het gezuurde brood beeldt het verwijderen van alle zonde uit iemands eigen huis (lichaam) uit. Dit is dezelfde symboliek die we vinden in vlas, want, om gekleed te worden in vlas (linnen) beeldt het aandoen van de gerechtigheid van Christus uit. Dus al deze dingen werken samen, samengeweven in een compleet beeld van het plan van God voor Christus en het overwinnende lichaam. Het lichaam van Christus (de overwinnaars), die geïdentificeerd worden via hun Hoofd, zullen Hem spoedig volgen in de opstanding.

Overwinnaars zijn gerst

We hebben Israëls drie feestdagen al behandeld en hun betekenis op een persoonlijk vlak. Ze representeren de drie fasen van redding, van rechtvaardiging, naar heiliging, naar verheerlijking. Het is nu tijd om de feestdagen uit een breder perspectief te bekijken. Deze feestdagen openbaren de natuur en reikwijdte van de opstandingen uit de doden. Elke oogst representeert een andere groep mensen. De gerst, die eerst rijpt, representeert de overwinnaars van de eerste opstanding; de tarwe, die rijpt op Pinksteren, representeert de rest van de kerk (d.i. gelovigen in het algemeen); en de druiven, die vertrapt worden aan het eind van het groeiseizoen, representeren de ongelovigen die geoordeeld worden naar hun werken.

In deze studie beperken we onze focus tot het gerst-gezelschap, om daarmee de openbaring te laten zien die God heeft gegeven in deze eerste 'oogst van zielen', die door Johannes de eerste opstanding wordt genoemd. Dit is de eerste van 'drie keer in het jaar' dat alle mannen voor Gods troon in Jeruzalem moesten verschijnen (Exo 34:23).

Het Hebreeuwse woord voor gerst is sehoraw. Strongs Concordantie zegt dat de vrouwelijke vorm 'plant' betekent en de mannelijke vorm 'graan'. Er is ook nog een ander Hebreeuws woord voor graan, en dit woord werpt veel licht op de symbolische betekenis van gerst. Het is het Hebreeuwse woord bar. In Gen 41:35 en 49 lezen we dat Jozef graan verzamelde voor de komende hongersnood.

Het Hebreeuwse woord bar, of graan, is mogelijk de wortel van het moderne Engelse woord voor gerst, 'barley'. Maar bar heeft ook nog andere betekenissen. Het betekent ZOON, in de zin van een erfgenaam. Barabbas (Joh 18:40) betekent bijvoorbeeld 'zoon van de vader' en Barnabas betekent 'zoon der vertroosting' (Act 4:36). Gerst duidt zodoende op de overwinnaars, die ook bekend zijn als de 'zonen van God'. Deze term wordt gebruikt voor Israël in Hos 1:10), want de profeet schildert Israël af als zaad dat in het veld (de wereld) verstrooid wordt, die uiteindelijk een grote oogst van zonen voort zou brengen. In Joh 1:12 lezen we,

Doch allen, die Hem [Jezus] aangenomen hebben, hun heeft Hij macht gegeven om kinderen Gods te worden, hun, die in zijn naam geloven

En in Rom 8:14 lezen we weer,

Want allen, die door de Geest Gods geleid worden, zijn zonen Gods … 16 Die Geest getuigt met onze geest, dat wij kinderen Gods zijn. 17 Zijn wij nu kinderen, dan zijn wij ook erfgenamen: erfgenamen van God, en medeerfgenamen van Christus; immers, indien wij delen in zijn lijden, is dat om ook te delen in zijn verheerlijking… 19 Want met reikhalzend verlangen wacht de schepping op het openbaar worden der zonen Gods.

Paulus zegt dat de zonen van God ook erfgenamen zijn van God. God refereerde aan het feit dat het Hebreeuwse woord bar beide, zoon en erfgenaam, betekent. Romeinen 8 was Paulus' introductie tot zijn Israël hoofdstukken (Rom 9-11). Hij vertelt ons dat de manier waarop Hosea's profetie vervuld zal worden, alleen door Jezus Christus zal zijn. Israël was gescheiden (Jer 3:8) en weggestuurd uit Gods huis van 745-721 BC. God had haar zelfs gestript van de naam van het geboorterecht, 'Israël'.

Die ex-Israëlieten zijn nooit teruggekeerd naar het oude land, zoals de Joden uit het zuidelijke koninkrijk wel deden. De enige manier waarop deze verloren Israëlieten ooit weer hersteld konden worden tot het Koninkrijk van God, was door Jezus Christus. Paulus zei dat ze door de Geest van God geleid moesten worden om zonen van God te zijn en mede-ergenamen van Christus.

Verder betekent het woord bar ook 'een veld' in de Chaldese taal die in Dan 2 en 4 gebruikt wordt. Het is het nummer 1251 in Strongs Concordantie. Het verband tussen een veld en het graan dat groeit in het veld ligt voor de hand.

De waarde van gerst

Het eerste Schriftgedeelte dat relevant is tot elke studie over gerst is Lev 27:16. Er staat,

Indien iemand een deel van zijn grondbezit de Here heiligt, dan zal uw schatting zijn overeenkomstig het daarin gezaaide: een homer zaaisel van gerst op vijftig sikkels zilver.

De waarde van een homer gerst is in de ogen van God vijftig sikkels zilver. Vijftig is het getal van Pinksteren en het Jubeljaar. Pinksteren moest op de 50ste dag gevierd worden. Een Jubeljaar is het 50ste jaar. Beide zijn openbaringen over de uitstorting van de Geest van God. Pinksteren is de tijd dat het onderpand van de Geest werd uitgestort (Eph 1:14; 2Cor 1:22; 2Cor 5:5). Het Jubeljaar duidt op een grotere uitstorting, de volheid (pleroma) van de Geest. Paulus bad om “gevuld te worden met al de volheid van God” (Eph 3:19).

Dus, terwijl Pinksteren een onderpand is van een Jubeljaar, of de belofte op een Jubeljaar, worden beide weergegeven door het nummer 50. De gerst wordt gewaardeerd op 50 sikkels zilver en dit associeert de gerst met de uitstorting van de Geest, als onderpand en in zijn volheid.

Dit is consistent met de openbaring dat de overwinnaars de eerste opstanding zullen beërven of – als ze nog leven aan het eind van de eeuw – hun kans op 'veranderen' (transfiguratie) zonder te sterven. Het is ook consistent met de openbaring over het 'ongezuurde brood' van Pasen en het rijpende vlas (wit linnen) op datzelfde moment, wat gebruikt wordt in de priesterlijke kleding.

De wet op de eerste vruchten

Al deze details wijzen op het feit dat het gerst-gezelschap de eersten zullen zijn van al Gods schepselen, die opgewekt worden. Jakobus 1:18 (Jam 1:18) zegt,

Naar zijn raadsbesluit heeft Hij ons voortgebracht door het woord der waarheid, om in zekere zin eerstelingen te zijn onder zijn schepselen [schepping].

In het boek Openbaringen wordt ons verteld ovre de 144.000 die een nieuw lied zingen voor de troon van God. In Rev 14:4 worden deze “eerstelingen voor God en het Lam” genoemd. Eerste vruchten impliceren dat er nog een grotere oogst aankomt. Zoals Jezus de “eersteling van hen, die ontslapen zijn” (1Cor 15:20) was, zo zijn de overwinnaars van de eerste opstanding (de 144000 van Openbaringen 14) de eerstelingen van de anderen die nog zullen komen. Het offer van de eerste vruchten was altijd een teken van het begin (niet het eind) van de oogst.

Paulus verweest naar de wet van de eerste vruchten in Rom 11:16,

Zijn de eerstelingen heilig, dan ook het deeg, en is de wortel heilig, dan ook de takken.

De eerste vruchten heiligden altijd de oogst. Wanneer de eerstelingen van een oogst, of het nou gerst is of tarwe, geofferd waren aan God, konden de mensen naar huis gaan en de rest van de oogst binnenhalen. Om deze reden vertelt Jakobus ons dat de kerk de eersteling is van de schepping. Wanneer de kerk geoogst is en binnengebracht is in Gods huis, is dat niet het einde van de wereld, maar het begin van een grotere oogst.

Zo zijn ook de overwinnaars de eerste vruchten van de kerk. Ze zijn de beste van de eerste vruchten (Exo 23:19), dat wil zeggen de eerstelingen van de gerst die kort na Pasen geofferd werden. Dit zijn zij die de eerste opstanding beërven. Openbaringen 20:6 (Rev 20:6) zegt,

… zij zullen priesters van God en van Christus zijn en zij zullen met Hem als koningen heersen, die duizend jaren.

De rest van de doden, ongelovigen en gelovigen, zullen niet opstaan voordat de duizend jaren voleindigd zijn. Dan zullen alle doden, klein en groot, opstaan. Op dat moment zullen de niet-overwinnende gelovigen LEVEN ontvangen, terwijl de ongelovigen OORDEEL zullen ontvangen, zoals Jezus zei in Joh 5:28-29,

Verwondert u hierover niet, want de ure komt, dat allen, die in de graven zijn, naar zijn stem zullen horen, 29 en zij zullen uitgaan, wie het goede gedaan hebben, tot de opstanding ten leven, wie het kwade bedreven hebben, tot de opstanding ten oordeel.

Jezus' bewering maakt duidelijk dat de opstanding bij de Grote Witte Troon ook gelovigen zal omvatten die leven ontvangen, of onsterfelijkheid, naast de ongelovigen die worden geoordeeld. Daarom moeten we streven naar de 'betere opstanding' (Heb 11:35). De eerste opstanding is de betere opstanding. Zij die de betere opstanding verkrijgen zijn degenen die zullen regeren met Christus gedurende de duizendjaar van het Loofhuttentijdperk.

Hoofdstuk 3

Gerstverhalen

Gideon: de gerstbroodkoek

Gideon is een interessant bijbelkarakter, omdat zijn bediening niet alleen het karakter van het gerst-gezelschap openbaart, maar het ook laat zien in relatie tot de tarwe en de druiven. Israël werd zeven jaar lang gedwongen belasting te betalen aan de Midianieten (Jud 6:1). Toen Israël eindelijk zich bekeerde en uitriep tot God voor bevrijding, zond God een profeet om hen een geschiedenisles te leren (Jud 6:8-10). Dit was om hen te laten zien waarom God deze gevangenschap over hen bracht. Zoals Paulus vele jaren later schreef dienen deze geschiedenislessen tot onderwijs voor ons. Het zijn voorbeelden van hoe God handelt met mensen en naties.

Toen de mensen zich bekeerden door de woorden van de profeet, zond God een engel om Gideon uit te zenden als een rechter, oftewel verlosser, om Israël te redden. De engel vond Gideon terwijl hij tarwe aan het dorsen was in een persbak voor druiven (Jud 6:11).Omdat het tijdens de tarweoogst was weten we dus dat deze roeping in de vroege zomer kwam, ten tijde van Pinksteren, want dat is de tijd dat de tarwe rijp was.

Dat Gideon de tarwe dorste in een wijnpers beeldt de roeping uit om het kaf (vleselijke natuur) van het koren (de kerk) te scheiden. De wijnpers betekent het oordeel dat normaliter gereserveerd is voor de ongelovigen en toch op een bepaalde manier toegepast wordt op de kerk. Gideons acties hier zijn treffend, omdat men normaal gesproken tarwe niet dorst in een wijnpers, maar op een heuvel waar de wind het kaf kan wegblazen. Deze schijnbare tegenstelling wordt alleen geëvenaard door de bewering in Openbaringen 14:18 (Rev 14:18), welke zegt,

En een andere engel kwam uit het altaar; deze had macht over het vuur en hij riep met luider stem tot hem, die de scherpe sikkel had, zeggende: Zend uw scherpe sikkel uit en oogst de trossen van de wijngaard der aarde, want zijn druiven zijn rijp.

Men oogst druiven net zo min met een sikkel als dat men tarwe dorst in een wijnpers! Deze zaken zijn hoogst symbolisch, maar het belangrijkste voor ons doel is te laten zien dat het tarwe-gezelschap (niet-overwinnende kerk) beproeving door vuur zal ondergaan om te zien of hun werken van hout, hooi of stro zijn gemaakt (1Cor 3:12).

Toen Gideon eindelijk zijn kleine leger van 300 verzamelde tegen de massa van 120.000 Midianieten, wilde hij bevestiging dat dit niet slechts zijn eigen vleselijke plan was. Per slot van rekening leek de situatie hopeloos. Dus God vertelde hem dat hij het kamp van de vijand moest bespioneren om bevestiging te ontvangen. Jud 7:13-14 zegt,

Toen Gideon aankwam, vertelde juist een man een droom aan zijn makker en zeide: Ik heb een droom gehad; zie, een gerstbroodkoek rolde de legerplaats van Midjan binnen, kwam tot aan de tent, stootte die om, zodat ze neerviel, en keerde ze onderstboven, en daar lag de tent. 14 Toen antwoordde zijn makker en zeide: Dit is niet anders dan het zwaard van Gideon, de zoon van Joas, de Israeliet; God heeft Midjan en de gehele legerplaats in zijn macht gegeven.

We zien hier dat Gideon en zijn leger het gerst-gezelschap representeren, de overwinnaars die de belofte van God aan het eind van de huidige eeuw zullen beërven. De manier waarop Gideons leger de vijand versloeg vertelt ons HOE de overwinnaars van vandaag de belofte zullen ontvangen.

Elk van de mannen in Gideons leger kreeg een trompet en een fakkel in een aarden vat, of kruik. Met weinig zuurstof in de kruik konden de fakkels alleen gloeien. Bij het signaal bliezen ze op hun trompetten en braken de kruiken, hieven hun fakkels hoog in de lucht, waardoor ze vlam vatten.

De trompet wijst op het Feest der Bazuinen, welke profeteert over de eerste opstanding bij de klank van de bazuin. Het feest der Bazuinen vindt plaats op de eerste dag van de zevende maand van de Hebreeuwse kalender. Omdat men op de eerste dag van elke maand op de trompet blies om de kalender te markeren, is de trompet op het Feest der Bazuinen de zevende trompet. Het is de laatste trompet in een serie van feestdagen zoals de wet het voorschreef. Over deze gebeurtenis spreekt Paulus in 1Cor 15:52,

… in een ondeelbaar ogenblik, bij de laatste bazuin, want de bazuin zal klinken en de doden zullen onvergankelijk opgewekt worden en wij zullen veranderd worden.

Toen Gideons leger op de trompetten blies, profeteerden ze over de opstanding van de doden, en dit was de eerste gebeurtenis waardoor de vijand verslagen wordt. Op dezelfde manier is het de eerste profetische gebeurtenis in de gebeurtenissen die leiden tot de tweede komst van Christus.

De tweede gebeurtenis handelt meer over die gelovigen die nog leven ten tijde van de wederkomst van Christus. De fakkels in de kruiken duidt op de verborgen aanwezigheid van God in onze lichamen – de aarden vaten. Negen dagen na het blazen van de trompet voor de eerste opstanding komt de Grote Verzoendag en het Jubeljaar. Deze lichamen des doods worden verbroken. De schuld die Adam had veroorzaakt zal worden kwijtgescholden.

Het Loofhuttenfeest is het derde profetische feest dat vervuld zal worden. Het vond plaats van de vijftiende tot de tweeëntwintigste dag in de zevende maand. Het profeteert van het zichtbaar worden van de heerlijkheid van God, het licht dat uit de duisternis schijnt, zoals de fakkels van Gideons leger zichtbaar werden voor de Midianieten. Dit spreekt van de de verandering die plaatsvindt in de lichamen van de overwinnaars. Paulus zegt in 1Cor 15:51,

Zie, ik deel u een geheimenis mede. Allen zullen wij niet ontslapen, maar allen zullen wij veranderd worden.

Deze verandering wordt gevoorafschaduwd door de verandering van Jezus op de berg. We lezen hierover in Mat 17:1-2,

En zes dagen later nam Jezus Petrus en Jakobus en zijn broeder Johannes mede en Hij leidde hen een hoge berg op, in de eenzaamheid. 2 En zijn gedaante veranderde voor hun ogen en zijn gelaat straalde gelijk de zon en zijn klederen werden wit als het licht.

Dit is het patroon van de verandering, of verheerlijking, van hen die de belofte zullen beërven van het Loofhuttenfeest. De timing van deze gebeurtenis wordt profetisch gegeven als 'zes dagen later' , en dit is waarschijnlijk een referentie naar de zes duizend jaar vanaf Adam.

Mozes' gezicht was ook verheerlijkt in een Oudtestamentisch type en schaduw van verheerlijking. We lezen hierover in Exodus 34. In dit patroon keerde Mozes terug van de berg na 40 dagen. Mozes was een type van Chirstus die opvoer en daarna terugkwam. De 40 dagen is waarschijnlijk een referentie naar de 40 jubeljaren van de kerk onder Pinksteren. Deze periode eindigde in 1993, waarna we (geloof ik) in de overgangsperiode kwamen naar het tijdperk van Loofhutten. Dit onderwerp wordt besproken in ons boek 'Geheimen van Tijd'.

Toen Paulus uitweidde over de verheerlijking van Mozes (2Cor 3 en 4) sprak hij eerst over Gods gebod in Gen 1:3 dat zegt, 'Er zij licht'. Daarna refereerde Paulus naar de fakkels van Gideons gerst-gezelschap, zeggende in 2Cor 4:6-7,

Want de God, die gesproken heeft: Licht schijne uit het duister, heeft het doen schijnen in onze harten, om ons te verlichten met de kennis der heerlijkheid Gods in het aangezicht van Christus. 7 Maar wij hebben deze schat in aarden vaten, zodat de kracht, die alles te boven gaat, van God is en niet van ons.

Op dit moment, is deze heerlijkheid Gods – onze erfenis – de waardevolle 'schat', maar nog verborgen in 'aarden vaten'. Het breken van deze vaten is een dood van het vlees. God rekent met ons af via dagelijkse gehoorzaamheid zodat we het vlees beetje bij beetje kunnen doden. Op die manier zijn we wellicht in staat de laatste verbreking te doorstaan die nodig is om de heerlijkheid van God uit te drukken, wanneer de bestemde tijd aanbreekt.

Als we nog dieper in de rust van de strijd tegen de Midianieten zouden delven, zouden we zien welke invloed Gideon had op het tarwe-gezelschap. Hij vroeg om hulp van de mannen van Succoth en Pniël (Jud 8:5-9), maar ze weigerden allemaal Gideon bij te staan in de strijd. Ze hadden niet het geloof dat Gideon werkelijk in staat zou zijn om de strijd te winnen. Toen Gideon terugkeerde na zijn overwinning, disciplineerde hij eerst de mannen van Succoth (jud 8:16). Daarna ging hij naar Pniël en haalde hun denominationalistische toren naar beneden, hun toren van Babel (Jud 8:17).

Succoth betekent hut/tent en spreekt profetisch over hen met een visie van het Loofhuttenfeest, maar die weigeren om werkelijk te doen wat vereist wordt van een overwinnaar. Zij zijn feitelijk deel van het wettelozen-gezelschap van Mat 7:23 die gediskwalificeerd zijn van de eerste opstanding. Ze moeten gedisciplineerd en gefolterd worden (waarschijnlijk niet letterlijk) en zullen de tweede opstanding moeten afwachten om hun beloning van leven te ontvangen.

Jezus' gelijkenis in Luk 12:45-48 illustreert precies dit ding. Het is de gelijkenis waar de vleselijke dienstknechten van God geslagen moeten worden met weinig of veel slagen en ze krijgen hun portie met de ongelovigen. Dat betekent dat ze uit de dood zullen opstaan op hetzelfde moment als de ongelovigen, in de tweede opstanding.

De mannen van Pniël representeren hen die hun vertrouwen hebben geplaatst in de bescherming door hun toren – het denominationale systeem. De oorspronkelijke toren van Babel verdeelde het volk in verschillende talen. Zo verdeelt het denominationale systeem de kerk ook, ieder spreekt een eigen religieuze taal. Toch, wanneer de overwinnende zonen van God geopenbaard worden, zal hun aanwezigheid alleen al de aanwezigheid van muren, die de kerk verdelen, vernietigen.

Zij zullen de waarheid spreken en de mensen zullen de waarheid kennen. Leerstellige disputen zullen tot het verleden behoren. En zo dorste Gideon tarwe in de wijnpers. Dat is wat hij letterlijk deed toen de engel hem verscheen in Jud 6:11 en dat is wat Gideon symbolisch deed tot het tarwe-gezelschap, die gerepresenteerd worden door de manen van Succoth en Pniël.

Absalom: de rebelse zoon van David

Absalom, de oudste zoon van David, past in deze studie omdat hij Joabs gerstakker verbrandde om een audiëntie met zijn vader te krijgen. Dit was een onwettige en rebelse handeling die zijn hart blootlegde, welke op een bepaalde manier doet denken aan de kerk van vandaag.

Absaloms halfbroer Amnon had Tamar verkracht. Zij was Absaloms zus en Amnons halfzus. David deed er niets aan, en daarom nam Absalom het recht in eigen hand door twee jaar later Amnon te doden (2Sam 13:32). Absalom vluchtte daarop naar zijn schoonfamilie in Gesur, waar hij drie jaar lang verbleef.

David hield natuurlijk veel van Absalom. Hij verlangde er naar om hem te zien (2Sam 13:39), maar was verhinderd om hem terug te roepen van deze zelf-opgelegde ballingschap, want hij herkende bij Absalom het rebelse hart. Uiteindelijk, na drie jaar, stond David Absalom toe om terug te keren naar Jeruzalem, maar David weigerde hem te zien (2Sam 14:28). We pakken het verhaal op vanaf dat punt:

… 29 ontbood hij Joab om deze naar de koning te zenden. Maar hij wilde niet bij hem komen. Daarop ontbood hij hem nog eens, ten tweeden male, maar hij wilde niet komen. 30 Toen zeide hij tot zijn dienaren: Ziet, Joabs akker ligt naast de mijne en hij heeft daar gerst; gaat heen, steekt het in brand. En de dienaren van Absalom staken de akker in brand.

Joab kwam onmiddellijk en Absalom kreeg spoedig zijn audiëntie bij David. Maar direct nadat Absalom weer door de koning aanvaard was, begon hij zaadjes van ontevredenheid te zaaien onder het volk, door hen te vertellen dat David onrechtvaardig was en niets deed om gerechtigheid te brengen aan hen die grieven hadden. '… zo stal Absalom het hart der mannen van Israel' (2Sam 15:6).

Toen de tijd rijp was ging Absalom naar Hebron waar hij zichzelf tot koning uitriep. David wilde geen burgeroorlog, ook al had hij zeker het recht om voor zijn troon te vechten. Maar in plaats daarvan verliet David Jeruzalem; hij liet tien bijvrouwen achter in het huis. Absalom verkrachtte ze allemaal ten overstaan van het volk (2Sam 16:22).

Davids vriend en raadgever Achitofel de Hogepriester, sloot zich aan bij de samenzwering en gaf zelfs de raad aan Absalom om de vrouwen van Davids huis te verkrachten. Deze situatie openbaarde een verborgen wrok tegen David die hij jarenlang met zich mee had gedragen, want Batseba was zijn kleindochter via zijn zoon Eliam (2Sam 11:3 en 2Sam 23:34). God had Davids zonde met Batseba vergeven, maar Achitofel had dit niet gedaan. God gebruikte dit incident om de bitterheid in Achitofels hart aan het licht te brengen.

Achitofel adviseerde Absalom ook om David meteen en agressief te achtervolgen, maar God bewerkte dat dit stukje advies niet opgevolgd werd. Achitofel wist toen dat David het uiteindelijk zou winnen, dus ging hij naar huis, bracht alles op orde en verhing zich (2Sam 17:23).

David was zeer gekwetst door Achitofels verraad en schreef over hem in Psalm 69 en weer ik Psalm 55:12-14, zeggende,

Want het is geen vijand, die mij smaadt; dat zou ik dragen; het is niet mijn hater, die zich over mij verheft; voor hem zou ik mij verbergen. 13 Maar gij zijt het, een mens; mijns gelijke, mijn vriend en vertrouwde ['gids, of raadgever']: 14 wij, die samen vertrouwelijke omgang genoten, die in het feestgewoel gingen naar Gods huis.

Dit Schriftgedeelte refereert aan Achitofel, maar is ook profetisch over Judas, die Jezus verraadde. We lezen in Handelingen 1:16 (Act 1:16),

Mannen broeders, het schriftwoord moest in vervulling gaan, dat de Heilige Geest voorheen bij monde van David gesproken heeft aangaande Judas die de gids is geweest van hen, die Jezus gevangen namen.

Achitofels advies aan Absalom was om onwettige autoriteit over Davids vrouwen te nemen en vrijheden te veroorloven die hem rechtmatig niet toekwamen. In de tijd van het Nieuwe Testament vervulde Jezus de rol van koning David – de rechtmatige erfgenaam van de troon. De voornaamste priesters vervulden de rol van Absalom – de usurpator van de troon. Judas vervulde rol van Achitofel eerst in het verraden van zijn vriend en daarna in het ophangen van zichzelf. Zij die in Jezus Christus geloofden vervulden de rol van Davids vrouwen en het boek van Handelingen verhaalt hoe de Joodse priesters de vervolging van de vroege kerk, de bruid van Christus, heeft geleid.

Aan het eind van het verhaal werd Absalom gedood in de laatste strijd om de troon. David treurde over zijn zoon, want hij hield veel van hem met een onvoorwaardelijke liefde. Toch was er geen twijfel dat Absalom een usurpator was, want David had de troon aan een jongere zoon genaamd Salomo beloofd, de zoon van Batseba.

In meer recentere tijden hebben de Joden opnieuw de rol van Absalom gespeeld, in hun voortdurende opstandige staat tegen de heerschappij van Jezus, de erfgenaam van de troon. Deze heeft echter de kerk de rol van Judas gespeeld, in zoverre als deze discipelen van Jezus de Joden hebben geholpen om het geboorterecht van Jozef toe te eigenen (1Chr 5:1-2). In ons boek 'De wetten van de tweede komst' hebben we laten zien hoe de eerste komst van Jezus uit Juda was, om Zijn troonrechten veilig te stellen. De koningen van Israël (en uiteindelijk de Messias) moesten komen van de stam Juda. Maar de tweede komst van Christus is uit Jozef (Israël) om Zijn geboorterecht veilig te stellen. Daarom zal, wanneer hij komt, zijn kleed gedoopt zijn in bloed (Rev 19:13), zoals ook Jozefs kleed gedoopt was in bloed (Gen 37:31).

De twee komsten van Christus zijn voor hele verschillende doeleinden. De controverse omtrent de eerste komst van Christus was over wie in het koninkrijk zou regeren – Jezus Christus, de Vredevorst (d.i. 'Salomo') of de voornaamste priesters, die er de voorkeur aan gaven om het koninkrijk met geweld en kracht te pakken, met een militaire messias die de Romeinen zou verjagen.

De controverse omtrent de tweede komst van Christus is over wie het geboorterecht zal beërven en het recht om de geboorterechtsnaam ISRAEL te mogen gebruiken, die gegeven was aan Jozefs zonen (Gen 48:16). Daarom nam de Joodse natie in 1948 geen genoegen met de naam JUDA, maar nam voor zichzelf de naam ISRAEL aan, om daarmee als het ware te zeggen dat ze de erfgenamen waren van het Koninkrijk en het geboorterecht van Jozef.

Dit is zodoende de essentie van de hedendaagse controverse. De kerk, eerst de evangelischen en nu zelfde Katholieke Kerk, heeft de rol van Achitofel aangenomen in het assisteren van de Joden om de plaats van Jozef toe te eigenen. Velen zijn zelfs in de val gelopen van het denken dat de Joden al een verbondsrelatie met God hebben, ongeacht of ze Jezus Christus accepteren als hun koning. Op 12 Augustus 2002 bracht de United States Conference of Catholic Bishops een openbare theologische verklaring uit, Reflections on Covenant and Mission genaamd. Dit officiële document zegt dat ze niet zullen proberen de Joden voor Christus te winnen. Het zegt,

Daarom, terwijl de Katholieke Kerk de reddende werk van Christus beschouwd als centraal in het proces van menselijke redding voor allen, erkent het ook dat Joden al in een reddend verbond met God staan.

En opnieuw zegt het,

Zodoende gelooft de kerk dat Judaïsme, d.i. de trouwe respons van het Joodse volk op Gods onherroepelijke verbond, reddend is voor hen, omdat God trouw is aan Zijn beloften. Deze stelling over Gods reddende verbond is tamelijk specifiek voor het Judaïsme.

Dit is de duidelijkste verklaring van allemaal, die schaamteloos zegt dat een Jood die Christus blijft verwerpen niet alleen gered KAN worden, maar gered IS door eenvoudigweg een volgeling van het Judaïsme te zijn. Is een Jood gered door een goede Jood te zijn in het volgen van een religie wat Jezus Christus haat? Wordt een Jood gered door zijn genetische afkomst van een goddelijke man in het verleden?

Wat als een christen zich bekeert tot het Judaïsme? Is hij nog steeds gered? Waarom maakten de discipelen zich nog druk over het preken tot de Joden in de vroege jaren, als ze toch al gered zijn? Jezus zei in Joh 14:6,

Jezus zeide tot hem: Ik ben de weg en de waarheid en het leven; niemand komt tot de Vader dan door Mij.

Anders beweren is Jezus Christus verraden. Een groot deel van de kerk speelt de rol van Judas in de moderne wereld, de discipel die wellicht goed bedoelt, maar uiteindelijk Jezus verraadt.

Natuurlijk moeten we benadrukken dat niet alle christenen de rol van Judas spelen. Dat is niet het punt van dit verhaal. Wij laten het verschil zien tussen de gerst en de tarwe, de overwinnaars en de kerk in het algemeen. We tonen de relatie tussen Absalom en het gerst-gezelschap.

Net zoals Absalom de akker met gerst verbrandde om acceptabel te worden voor David, zo vervolgden ook de Joodse leiders de vroege kerk om acceptabel te worden voor God. De apostel Paulus leidde in het verleden de vervolging. Hij schreef later in Gal 1:13,

Want gij hebt gehoord van mijn vroegere wandel in het Jodendom: ik heb de gemeente Gods bovenmate vervolgd en getracht haar uit te roeien.

In Gal 4:25 zegt Paulus dat de kinderen van het oude Jeruzalem in slavernij zijn. Maar klaarblijkelijk heeft de Katholieke Kerk besloten de Joden in hun slavernij te laten. Paulus zegt ook in 1Thes 2:14-15,

... omdat ook gij hetzelfde te verduren hebt gehad van uw eigen volksgenoten als zij van de Joden, 15 die zelfs de Here Jezus en de profeten gedood en ons tot het uiterste vervolgd hebben, die Gode niet behagen en tegen alle mensen ingaan.

Het Absalom-gezelschap is doorgegaan met het verwerpen van koning David en het verbranden van de akker met gerst. Laat ons niet behoren tot het Achitofel-Judas-gezelschap welke Absalom assisteert bij de tweede komst van Christus.

Ons doel is niet om hier slecht te praten over de kerk, maar om christenen te motiveren tot een diepere wandel met God. We willen niet beledigend zijn; toch moeten we de vinger op de zere plek leggen, anders maken we ons schuldig aan vaagheid. Paulus zei in 1Cor 14:8,

Immers, indien de bazuin een onduidelijk geluid geeft, wie zal zich gereed maken tot de strijd?

Achitofel adviseerde wetteloosheid

Absaloms opstand tegen David begon toen hij David beschuldigde van onrecht en gebrek aan rechtvaardigheid. Absalom riep zichzelf uit als de kampioen van gerechtigheid in het land en schilderde David af als degenen die niets gaf om het volk. We lezen de woorden van Absalom in 2Sam 15:4, gesproken tot degenen die recht zochten:

… Stelde men mij maar als rechter in het land aan! Dan zou ieder die een geding of een rechtszaak heeft, tot mij komen, en ik zou hem recht verschaffen.

Er zijn veel verschillende soorten onrecht in de wereld, en de mens begrijpt niet waarom God er niets aan schijnt te doen. In feite is dit het belangrijkste argument op universiteiten tegen het bestaan van een rechtvaardige God. De Joden zijn hier geen uitzondering op en zo zien we dat een groot percentage Joden atheïst is. Vele anderen zijn culturele Joden die niet werkelijk in een persoonlijke God geloven – en hun belangrijkste argument is dat ze niet in een God kunnen geloven die kan toestaan dat hun volk zoveel vervolging en verstrooiing moet ondergaan.

Boven alles vergeten ze dat God tot in detail heeft uitgespeld wat Hij hen zou aandoen als ze zich vijandig zouden opstellen. Deze zaken zijn opgeschreven in Leviticus 26 en in Deuteronomium 28. Het is de wet op verdrukking die God over het volk zou brengen als ze weigerden hem te volgen. Dus ze hebben geen recht om God te beschuldigen van onrecht. Het enige wat ze hoeven te doen is zich bekeren van hun vijandigheid tegenover de Wetgever, Jezus Christus, de God van het Oude Testament die vlees werd als een Mens in het Nieuwe Testament. Is dat teveel gevraagd?

Vergelijkbaar is de kerk wanneer ze onderwijst dat de Wet van God is afgeschaft en dat christenen geen verdere verplichting hebben om gehoorzaam te zijn aan Hem. Het wordt gezegt met hetzelfde rebelse hart als Absalom. Sommige christenen zijn zelfs zo ver gegaan om te zeggen dat de wet van God een afschuwelijk iets is, dat uitgevonden is door de 'god van haat', en dat we nu een nieuwe wet van Liefde moeten volgen. Ze beschuldigen God van onrecht, precies zoals Absalom deed.

De meesten van ons gaan niet zo ver om de God van het Oude Testament een 'god van haat' te noemen, maar ondanks dat zijn de zaden van bitterheid aanwezig.

Wanner een kerk de mens onderwijst om de wet van God te overtreden, zoals Achitofel Absalom adviseerde, vallen ze onder categorie gelovigen waarover Jezus sprak in Mat 5:17-19.

Meent niet, dat Ik gekomen ben om de wet of de profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen om te ontbinden, maar om te vervullen [uitvoeren, gehoorzamen, ze doen]. 18 Want voorwaar, Ik zeg u: Eer de hemel en de aarde vergaat, zal er niet een jota of een tittel vergaan van de wet, eer alles zal zijn geschied. 19 Wie dan een van de kleinste dezer geboden ontbindt en de mensen zo leert, zal zeer klein heten in het Koninkrijk der hemelen; doch wie ze doet en leert, die zal groot heten in het Koninkrijk der hemelen.

Omdat vele kerkleiders het oneens zijn geweest met God over wat recht is, hebben ze hun eigen standaard van gerechtigheid bepaald op basis van hun eigen gevoelens van 'liefde', grotendeels gebaseerd op hun cultuur en wat de wereld doet. Is het je ooit opgevallen hoe het algemene idee van goed en fout in de kerk verandert om gelijkvormig te worden aan de visie van de wereld? Het kost niet meer dan de duur van een generatie of zo om de verandering ten volle te openbaren. We hebben gefaald in het onderwijzen van de wet van God aan onze kinderen. We hebben ze grotendeels de open zee op gestuurd zonder een ander kompas, dan die naar hun eigen standaard van 'liefde', te volgen, welke ze onvermijdelijk definiëren volgens de zienswijze van de wereld.

Derhalve weten ze niet hoe ze een christelijke bestuur moeten instellen in hun wijk of buurt, staat of natie. Ze steunen blindelings het hele systeem van rente, overdadige belastingen, gevangenisstraffen voor dieven (in plaats van restitutie). Velen zijn zelfs tegen de doodstraf voor moord met voorbedachte rade, ontvoering en overspel. De menselijke wetten prevaleren, omdat de kerk de wet van God heeft vernietigd en ondermijnd. De maatschappij is chaotisch geworden, vol van onrecht en vaak gevaarlijk. In plaats van dat de kerk de wereld bekeert tot de Waarheid, heeft de wereld grotendeels de kerk bekeerd tot zijn eigen standaard van Romeins recht.

Vele pastors en leraars zijn simpelweg gaan staken en weigeren de wet van God te onderwijzen aan het volk. Ze zeggen dat het irrelevant is, niet langer de standaard van goed en slecht om te gebruiken om zonde te definiëren. Dit is absoluut tegengesteld aan het onderwijs van het Nieuwe Testament, om maar niet te spreken van het Oude Testament. Johannes zegt dat 'zonde wetteloosheid is' (1Joh 3:4). Paulus zegt dat hij niet eens zou weten hoe zonde te moeten definiëren, behalve dan door het lezen van de wet (Rom 3:20; Rom 7:7).

Als een kerklid het op zich neemt om de wet te leren is de kans vrij groot dat hij zich of moet bekeren van zijn studie of een tirade over 'het afvallen van de genade' moet aanhoren. Terwijl weinigen God in Zijn gezicht zouden beschuldigen van onrecht, zeggen ze toch met Absalom in 2Sam 15:4,

Stelde men mij maar als rechter in het land aan! Dan zou ieder die een geding of een rechtszaak heeft, tot mij komen, en ik zou hem recht verschaffen.

Met andere woorden, 'als ik God zou zijn, zou ik het goed doen!' Dus in hun ijver om ware gerechtigheid te vestigen op basis van de definitie volgens hun vleselijk denken, realiseren ze zich niet dat ze goed op weg zijn om misleid te worden, door een hart van bitterheid, naar het verkrachten van de Bruid van Christus.

Dit is niet een onbelangrijk punt. Het is een vraag van rebellie en beschuldiging tegen God. En toch, verbazend als het mag lijken, God houdt nog steeds van de kerk, zoals ook David van Absalom en Achitofel bleef houden.

Niettegenstaande moet de Joodse staat hetzelfde lot ondergaan als Absalom. Zijn haar was lang en, terwijl hij onder een boom door reed, raakte zijn haar verstrikt in de takken. Toen Joab, de generaal van David, ervan hoorde, ging hij er op af en doodde Absalom (2Sam 18:14). Evenzo zal ook het denominationalistische systeem dat men abusievelijk 'de kerk' noemt, sterven door eigen hand, zoals ook Achitofel zichzelf verhing. Beide sterfgevallen zijn noodzakelijk om de mensen zelf vrij te zetten.

Het verhaal van de opstand van Absalom neemt zes volle hoofdstukken in beslag in de Schrift (2Sam 13-18, plus twee van de Psalmen). Dit is klaarblijkelijk een heel belangrijk incident in de bijbel en één die serieuze waarschuwingen bevat voor het tarwe-gezelschap van Pinksteren, als ook de volgelingen van het Judaïsme.

Zeven zonen van Saul opgehangen met de gersteoogst

In 2 Samuël 21 wordt ons verteld dat er een hongersnood in het land was tijdens de dagen van David. David raadpleegde de Here om de geestelijke oorzaak te achterhalen. De Heer antwoordde in 2Sam 21:1:

Op Saul en op zijn huis rust een bloedschuld, omdat hij de Gibeonieten gedood heeft.

David ontbood toen afgezanten van de Gibeonieten en vroeg hen wat hij moest doen om het onrecht dat het aangedaan was te herstellen. Ze verzochten dat zeven zonen van Saul aan hen uitgeleverd zouden worden om geëxecuteerd te worden. Het is aannemelijk dat Saul zeven Gibeonieten had gedood. David willigde het verzoek in in 2Sam 21:9.

en gaf hen over aan de Gibeonieten. Dezen hingen hen op, voor het aangezicht des Heren, op de berg. Die zeven vielen tezamen en werden ter dood gebracht in de eerste dagen van de oogst, in het begin van de gersteoogst.

De NBG51 vertaalt dit “in de eerste DAGEN van de oogst”, maar het woord 'dagen' is niet aanwezig in de oorspronkelijke Hebreeuwse tekst. De vertalers wisten niet hoe belangrijk dit tekstgedeelte is en zodoende voegden ze het woord 'dagen' in. Het moet begrepen worden als de eerste DAG van de oogst, in het begin van de gersteoogst – dus, de dag van het beweegoffer. Terwijl de Hogepriester van Israël dus de eerste vruchten op en neer liet gaan, werden de zeven zonen van Saul opgehangen door de Gibeonieten.

De ironie van deze situatie ligt er klaarblijkelijk in dat jaren later Jezus op deze dag uit de dood opstond. Het is de dag der opstanding, maar de zonen van Saul werden op deze zelfde dag geëxecuteerd. Dit contrast kan alleen begrepen worden wanneer we leren dat Saul de kerk onder Pinksteren representeert, en zijn zeven zonen representeren de zeven kerken in het Pinkstertijdperk (33 tot 1993 AD).

Hoe weten we dat Saul de tarwe kerk representeert? Eenvoudig omdat Saul tot koning over Israël gekroond werd op de Pinksterdag, de dag dat de Hogepriester de eerste vruchten van de tarwe aan God offerde in de tempel. Toen Samuël zijn toespraak hield op de dag dat Saul tot koning werd gekroond, zei hij in 1Sam 12:17,

Is het nu niet de tijd van de tarweoogst? Ik zal tot de Here roepen, dat Hij donderslagen en regen geve. Weet dan en ziet, dat het kwaad groot is, dat gij in de ogen des Heren gedaan hebt door voor u een koning te vragen.

Volgens de wet in Lev 23:14 mocht niemand een nieuwe gerst- of tarweoogst binnenhalen voordat de Hogepriester de eerste vruchten van de oogst aan God geofferd had. Bijvoorbeeld, de dag van de gersteoogst zou dan het beweegoffer zijn van vlak na Pasen. Als de Hogepriester eenmaal de eerste vruchten van de gersteoogst aan God had geofferd, mocht het volk de oogst binnen te halen en eten van hun nieuwe gersteoogst.

Hetzelfde was waar over de tarweoogst. Niemand kon oogsten of eten van de nieuwe tarweoogst tot de Pinksterdag. Bijgevolg was de dag van de tarweoogst de Pinksterdag. Zodoende weten we dat Saul gekroond was op de Pinksterdag en daarom is Saul een type van het tarwe-gezelschap, de Pinksterkerk, welke nog niet vervolmaakt, maar vleselijk is. Net zoals Saul zelf 40 jaar over Israël regeerde, zo hebben ook onze 'Sauls' 40 jubeljaren geregeerd over de Nieuwtestamentische kerk, van 33 tot 1993 AD.

We willen niet Pinksteren hiermee geringschatten. Pinksteren is goed, want het is een feestdag van de Heer, ingesteld om te herdenken hoe God neerdaalde als een vuur op de berg Sinaï om Zijn wetten in onze harten te schrijven. Ook in boek Handelingen heeft het een grotere vervulling gekregen.

Maar, we moeten ook de beperkingen kennen van degenen onder de Pinksterzalving. De twee tarwebroden die met Pinksteren aan God geofferd werden waren 'gebakken met zuurdesem' (Lev 23:17). Omdat zuurdesem een type van zonde is in de bijbel, is het niet moeilijk om te zien dat het rijk van Pinksteren, hoewel goed, NIET het tijdperk van volmaaktheid is. Het was een tijdperk waarin we slechts een onderpand van de Geest hebben ontvangen, waardoor niemand de volmaaktheid kan bereiken zonder door het vuur te gaan.

Maar dit is niet een boek over de tarweoogst, daarom zullen we dat thema niet verder volgen (dit thema wordt uitgebreid uitgediept in het vervolg op dit boek 'De tarwe en ezels van Pinksteren'). Op dit moment is het genoeg om te weten dat Saul de vleselijke kerk representeert, en dat zijn zeven zonen de zeven kerken van Pinksteren representeren. Hun executie op de dag van de gersteoogst spreekt boekdelen. Als ze van het gerst-gezelschap waren geweest hadden ze Leven ontvangen op die dag, zoals ook Jezus opgewekt werd op die dag. Hun executie vertelt ons dat ze, zoals de kerk onder Mozes, zullen sterven in de woestijn. Dat betekent dat ze sterfelijk zal blijven ten tijde van de eerste opstanding en op dat moment de belofte niet zal ontvangen. Ze zullen onder 'de overige doden' blijven (Rev 20:5), die sterfelijk of gestorven blijven voor de volgende duizend jaar, wachtend op de tweede opstanding.

Sauls vervolging van de Gibeonieten

Er kan nog meer geleerd worden van het verhaal over de executie van de zonen van Saul. De reden voor hun executie is dat ze de Gibeonieten hadden vervolgd. Wie waren de Gibeonieten? Hoe passen zij in het verhaal van de kerk en de overwinnaars? Het verhaal begint Gen 9:20-27, waar Noach Kanaän vervloekte. De vrezen 25-27 zeggen,

Vervloekt zij Kanaan, een knecht der knechten zij hij voor zijn broeders. 26 Voorts zeide hij: Geprezen zij de Here, de God van Sem, maar Kanaan zij hem [Hem?] tot knecht. 27 God breide Jafet uit, en hij wone in de tenten van Sem, en Kanaan zij hem tot knecht.

In ons boek 'Geheimen van Tijd' laten we zien hoe deze gebeurtenis plaatsvond in het 1660 na Adam, net vier jaar na de zondvloed. We laten ook zien hoe deze vloek Kanaän en zijn nakomelingen onder Cursed Time plaatst (cycli van 414 jaren leidend tot oordeel). Jozua marcheerde Kanaän binnen om precies 828 jaar na de vloek oordeel te brengen over de Kanaänieten, oftewel 2 x 414 jaar. Ze werden dus precies op schema geoordeeld door de Wetten van Tijd.

Echter, het karakter van de vloek was NIET dat de Kanaänieten allemaal gedood zouden worden. Het was dat Kanaän een knecht tot zijn broeders zou zijn en mogelijk tot de Heer zelf. Merk op dat vers 26 gelezen kan worden alsof Kanaän de knecht van 'de Here God van Sem' is, niet alleen van Sem zelf.

In ieder geval laat de vervulling in de tijd van Jozua ons zien hoe we Noachs vloek moeten interpreteren. Terwijl Jozua oorlog voerde tegen de Kanaänieten, bedotte de stad Gibeon Jozua door een vredesverdrag met hem te sluiten (Jozua 9). Er zijn veel lessen in het verhaal, maar weinigen verbinden het verhaal aan de vloek van Noach op Kanaän, welke de oorzaak was van de oorlog tegen de Kanaänieten. Het feit dat Noach door deze vloek profeteerde dat Kanaän een knecht zou zijn, betekent dat iemand het moest vervullen door een dienstknecht te worden. Dode Kanaänieten zijn slechte knechten. Jos 9:23-27 zegt,

Daarom, vervloekt zijt gij en nimmer zult gij ophouden knechten te zijn, houthakkers en waterputters voor het huis van mijn God… 27 Jozua namelijk maakte hen te dien dage tot houthakkers en waterputters voor de vergadering en voor het altaar des Heren, tot op de huidige dag, op de plaats die Hij verkiezen zou.

De Gibeonieten waren 'vervloekt' om de tempel van God te dienen. Wat een fantastische vloek! Paulus noemde zichzelf een dienstknecht, of letterlijk een verbondsslaaf van Jezus Christus (Rom 1:1). We zouden allemaal God op zodanige manier moeten dienen in Zijn Heiligdom. En daarom mogen we Noachs vloek in Gen 9:26 zo lezen dat er bedoeld wordt dat Kanaän een knecht van 'de Heer God van Sem' zal worden, want dit was de praktisch uitwerking van die vloek.

Aan de andere kant, Kanaän moest ook zijn broeders dienen, in het bijzonder Sem zelf. Wie is Sem? Sem wordt door de oudheidgeschriften geïdentificeerd als de oorspronkelijke Melchizedek, koning van Salem (Jeruzalem), aan wie Abraham de tienden betaalde. Omdat hij eenvoudigweg uit het niets te voorschijn komt in het boek Genesis, een verhaal zonder uitleg, een man die genealogisch niet geïdentificeerd wordt, deze goddelijke stilte maakt hem een type van Christus (Heb 7:1-4).

Het boek des Oprechten noemt hem ook Sem. Ik geloof dat dit juist is, omdat het past bij het type wanneer we bij het verhaal van de Gibeonieten komen. De Gibeonieten werden knechten van Sem, of Melchzedek, en verbondslaven van Jezus Christus. Uiteindelijk dienden ze in de tempel van Salomo in Jeruzalem, de plaats van waaruit Melchizedek regeerde. Dus representeren de Gibeonieten de Melchizedek-orde, het nieuwe priesterschap dat die van Levi vervangt. Zij die behoren tot deze orde zijn de verbondslaven van Christus. Zij zijn ‘priesters van God en van Christus’ die ‘duizend jaar met Hem regeren’ (Rev 20:6) in het Nieuwe Jeruzalem.

Hoe is het mogelijk dat de Kanaänitische Gibeonieten, onder de vloek van God, de Melchizedek-orde, de overwinnaars, konden representeren? De Melchizedek-orde is niet een of andere club van super-geestelijke heiligen. Het is de groep van overwinnaars. Als ze allemaal volmaakt uit de startblokken waren gekomen, dan hadden ze niets hoeven overwinnen. Het is een simpel feit dat wij allemaal in ons vlees ‘Kanaänieten’ zijn, onder de vloek van God. Maar door Zijn genade vervloekt onze Jozua (Jezus) ons, om Zijn knechten te worden in Zijn tempel, waar we Sem dienen, de oorspronkelijk Melchizedek. Jozua (Jezus) heeft gezworen ons te beschermen (Jos 9:19); hij heeft gezworen hen ‘in leven te laten’ (Jos 9:20); en hij heeft ons tot ‘houthakkers’ gemaakt (om Zijn kruis van aanstoot te dragen) en tot ‘waterputters voor de gehele vergadering’. Zij moeten het water van de Heilige Geest naar de rest van de kerk brengen namens de Tempel van God (Jos 9:21).

En dus, toen Saul later besloot om de Gibeonieten te vervolgen, omdat hij Gods bedoelingen niet kende, was het beeldend voor hoe Israël de profeten vervolgde in het Oude Testament, en hoe de kerk de overwinnaars heeft vervolgd in het Nieuwe. Saul vervolgde David, en hij vervolgde ook de Gibeonieten. Sauls handelingen diskwalificeerde de zeven zonen van Saul en de tarwe kerk van het beërven van het Koninkrijk n de eerste opstanding. Hierom moet de kerk wachten op de tweede opstanding aan het eind van de duizend jaar.

Elazar beschermt de gerstakker

Koning David had een aantal machtige mannen die zich op verschillende manieren onderscheidden. Een van hen was Elazar. 1Chr 11:12-14 zegt,

En na hem kwam Elazar, de zoon van de Achochiet Dodo; hij behoorde tot de drie helden. 13 Hij was met David in Pas-dammim, toen de Filistijnen zich daar ten strijde hadden verzameld. Er was een stuk land, waarop overvloedig gerst stond, en het volk vluchtte voor de Filistijnen. 14 Maar zij gingen midden op dat stuk land staan, wisten het te behouden en versloegen de Filistijnen; een grote overwinning schonk de Here.

Elazar was een machtig man omdat hij David hielp het gerst-gezelschap, de overwinnaars, te beschermen. In feite was hij eens een deel van Sauls leger en hij moet dus overgelopen zijn naar David. David is ook een overwinnaar. Dus Elazars acties in het verdedigen van de gerst is consistent met zijn hulp aan David tegen het leger van de Filistijnen.

Dit korte verslag in de Schrift spreekt boekdelen. Het is waarlijk een van de pareltjes in de bijbel. Deze Hebreeuwse naam Elazar betekent 'Gods helpt'. Abraham had een trouwe dienstknecht genaamd Eleazar, die er op uit gestuurd werd om een bruid voor Izaak te vinden. In dat verhaal representeert Eleazar de Heilige Geest, die er op uit gestuurd werd om de Bruid van Christus voor te bereiden. In een rechtszitting wordt een helper een advocaat genoemd. Ook wordt Hij de 'Trooster' genoemd (Joh 15:26). De naam geeft de activiteit van de Heilige Geest weer, Gods hulp.

Van Elazar wordt gezegd dat hij de zoon van Dodo is ('liefhebbend'). De naam komt van het Hebreeuwse woord dode, wat liefde betekent. Het woord dode is feitelijk de wortel van het woord Dodo en David. Zodoende wordt in het algemeen gezegd dat David ook 'liefhebbend' betekent.

Dodo wordt zelf een 'Achochiet' genoemd, wat betekent dat hij van Achoach afstamt (1Chr 8:4). Volgens 'A Dictionary of Scripture Proper Names', van J.B. Jackson, betekent Achoach 'broeder van rust'.

Laten we dit allemaal bij elkaar brengen en zien wat God onder de oppervlakte van de Schrift tegen ons zegt. We zullen eenvoudig de namen vertalen terwijl we 1Chr 11:12 opnieuw citeren en zien wat de Geest ons leert.

En na hem kwam de Advocaat, de zoon van de broeder van Rust Liefde; hij behoorde tot de drie helden.

Met andere woorden, de Advocaat, de Heilige Geest is 'een van de drie helden'. De Heilige Geest is geboren uit Liefde en is gerelateerd aan het binnengaan van Gods rust. Wat schildert dit vers een wonderbaar plaatje voor ons!

Vers 13 zegt dat Elazar met David bij Pas-dammim was. Bullinger's aantekeningen zegt dat dit waarschijnlijk dezelfde plaats als Ephes-dammim is (2Sam 17:1), de plaats waar David Goliath versloeg. Pas-dammim betekent 'het verdwijnen of uitspreiden van bloeden'. Ephes-dammim heeft een vergelijkbare betekenis: 'beperking van bloeden'. Zeer waarschijnlijk ontleende het z'n naam aan het feit dat aldaar bloedvergieten beperkt werd tot Goliath. Herinner je dat Goliath de kampioen van de Filistijnen was, terwijl David de kampioen van Israël was. De verliezer van de strijd moest de winnaar dienen. In de oudheid werden gevechten soms uitgevochten door kampioenen om het bloedvergieten te beperken.

Als Elazar bij David was ten tijde van Goliath, kan dat alleen betekenen dat hij op dat moment deel was van Sauls leger. Hij was duidelijk een getrainde strijder die zag dat God met David was in het verslaan van de reus. In een latere slag met de Filistijnen, toen Sauls leger opnieuw in angst op de vlucht sloeg, hield Elazar stand en verdedigde de gerstakker (zie 2Sam 23:9-12). Uit deze tekst wordt duidelijk dat David in die tijd de troepen niet aanvoerde, immers, de troepen waren gevlucht. Het moet dus hebben plaatsgevonden nadat David gevlucht was voor Saul.

Nadat David gevlucht was voor Saul, lijkt het erop dat Elazar Sauls leger verliet en overliep naar David in de heuvels. Op z'n best kunnen we zeggen dat dit verhaal de geschiedenis van Elazar, de gerstbeschermer, vertelt. En zoals we zeiden, de geestelijke betekenis laat zien dat de Heilige Geest de werkelijke beschermer is van het overwinnende overblijfsel, het gerst-gezelschap.

Elisa overwint dood met gerst

Gerst is een taaie plant die droogte en extreme hitte en kou kan weerstaan. Dus wanneer de Schriften spreken over graan of meel in tijden van droogte refereert het in het algemeen naar gerst, want tarwe kan niet groen onder zulke barre omstandigheden. Hierin is gerst een goed symbool voor de overwinnaar, die bloeit tussen opwekkingen, als het lijkt dat de Geest van God niet beweegt.

In tegenstelling tot het tarwe-gezelschap dat wegkwijnt als God zijn aangezicht een tijdje verbergt. Net als Israël onder Mozes verzoeken ze God door te zeggen 'Is de Here in ons midden of niet?' (Exo 17:7). Ze begrijpen niet dat ons geloof niet getest wordt als God wonderbaarlijke beweegt, maar in de tijden dat Hij zwijgt. Daarom sterft de tarwe in tijden van droogte.

Er worden dertien hongersnoden (droogtes) genoemd in de bijbel en ze handelen allemaal over dit onderwerp.

Gerst rijpt ook vroeg. Het rijpt in de tijd van Pasen in de vroege lente, terwijl tarwe rijpt, in de late lente of vroege zomer tijdens Pinksteren. Gerst rijpt voor de late regens, terwijl de tarwe de late regen nodig heeft om te rijpen. Evenzo komen de overwinnaars tot volwassenheid en worden 'geoogst' door God voor de 'late regen' van de Heilige Geest. In feite zullen de overwinnaars de volheid van Zijn Geest ontvangen (de late regen) om deze daarna uit te delen aan de rest van de wereld, inclusief de kerk.

Er was een droogte in de dagen van Elisa wat ons meer over de geestelijke principes van gerst leert. 2Kings 4:38-41 zegt,

Toen Elisa naar Gilgal terugkeerde, was er honger in het land. Terwijl de profeten voor hem gezeten waren, zeide hij tot zijn knecht: Zet de grootste pot op en kook moes voor de profeten. 39 Daarop ging er een naar het veld om groenten te plukken; en hij vond een wilde slingerplant en plukte daarvan wilde kolokwinten, zijn kleed vol. Toen hij teruggekomen was, sneed hij die in stukjes in de moespot; want zij kenden ze niet. 40 Vervolgens schepte men voor de mannen op om te eten. Maar zodra zij van het moes hadden gegeten, schreeuwden zij het uit: De DOOD is in de pot, man Gods! En zij konden het niet eten. 41 Doch hij zeide: Haal dan meel. En hij wierp het in de pot en zeide: Schep op voor het volk, opdat zij eten. Toen was er niets kwaads meer in de pot.

Vanwege dat deze gebeurtenis plaatsvond in een tijd van droogte, was de meel die ze gebruikten zonder twijfel GERST. De gerst werd als zodanig gebruikt om de dood te overwinnen. Het beeldt de opstanding uit de dood uit. Maar het verhaal is niet compleet zonder de volgende verzen te lezen:

Er was een man gekomen uit Baal-salisa; deze bracht de man Gods in zijn tas brood van de eerstelingen, twintig gerstebroden en vers koren. En hij zeide: Geef het aan het volk, opdat zij eten. 43 Maar zijn dienaar zeide: Hoe kan ik dit aan honderd man voorzetten? En hij zeide: Geef het aan het volk, opdat zij eten. Want zo zegt de Here: Men zal eten en overhouden. 44 Daarop zette hij het hun voor, en zij aten en hielden over, naar het woord des Heren.

Een man uit Baal-salisa bracht Elisa de eerste vruchten van de gerst, die normaliter naar de priester zouden gaan in de tempel. Klaarblijkelijk was het priesterschap corrupt in die tijd en deze man wilde niet dat zijn offer gebruikt zou worden om een valse leer te steunen.

Zodoende was het de dag van het beweegoffer op de eerste zondag na het Paasfeest van dat jaar (zie Lev 23:10-14). Vele jaren later zou Jezus op die dag uit de dood opgewekt worden om deze feestdag te vervullen. Maar Elisa en de zonen van de profeten vierden het door dood te veranderen in leven, om de menigte te voeden. Het brood werd vermenigvuldigd, zodat ze zelfs overhielden.

Jezus voedt de menigte met gerst

Het verhaal van Elisa doet ons denken aan een vergelijkbaar verhaal in Johannes 6, wat zich ook afspeelde ten tijde van het Paasfeest (Joh 6:4). Bij deze gelegenheid voedde Jezus de menigte met 'vijf gerstbroden en twee kleine visjes' (Joh 6:9). De verzen 12 en 13 zeggen,

En toen zij verzadigd waren, zeide Hij tot zijn discipelen: Verzamelt de overgebleven brokken, opdat niets verloren ga. 13 Zij verzamelden die dus en vulden twaalf korven met brokken van de vijf gerstebroden, die overgeschoten waren, nadat men gegeten had.

Het gebroken brood betekent dood; het verzamelen van de brokken spreekt over opstanding, 'opdat niets verloren ga'. In het commentaar verderop in het hoofdstuk zegt Jezus nog vier keer, 'en Ik zal hem opwekken ten jongste dage' (Joh 6:39, 40, 44, 54).

De overwinnaars zullen de eerste opstanding beërven. Maar eerst zijn zij het gerstebrood in Jezus' hand dat gebroken moet worden om de menigte te voeden. De overwinnaars vragen zich vaak af waarom zijn moeilijkheden meemaken, en niet 'het overwinnende leven'. Ze vragen zich af waarom ze uit de kerk gezet worden en hun vrienden hen niet meer willen zien. Ze vragen zich af waarom God al hun fouten naar boven brengt zodat anderen het zien. Ze vragen zich af waarom God zoveel belooft, maar het tegenovergestelde lijkt na te komen. Ze vragen zich af waarom God hen zo veel disciplineert, en ze nooit ergens mee weg lijken te komen.

Er is een eenvoudige verklaring voor. Jezus breekt hen om de menigte te voeden. Het is nog niet het juiste moment om overwinnend te zijn. Het is de tijd om te sterven. Het is nog niet de tijd om een goede reputatie te genieten onder de broeders, maar om zich te 'ontledigen' (Phil 2:7) op het pad dat Jezus voorging. Hij breekt de trots van zijn overwinnende overblijfsel door hun fouten te openbaren, opdat het tarwe-gezelschap zich van hen kan voeden. Hierom herkent het tarwe-gezelschap (de kerk) zelden de overwinnaars onder hen. Het zijn gewoonlijk de meest onwaarschijnlijken volgens hun maatstaf.

Terwijl de beloften geweldig zijn, gaat de weg naar die beloften door het dal van diepe duisternis. Jozef had ook machtige beloften, maar God leidde hem eerst in slavernij en de gevangenis.

Het gerst-gezelschap is niet rechtvaardig, ze kennen eenvoudigweg de arglistigheid van hun eigen hart beter dan de meesten, omdat dit een belangrijk deel uitmaakt van hun openbaring van God. Ze weten dat ze onwaardig zijn, en de kerk maakt hen maar wat graag duidelijk dat het slechts hoeren en tollenaars zijn.

Het gerstroeping is niet een roeping tot gerechtigheid, maar tot verbrokenheid. Het is niet een roeping tot een overwinnend leven, maar tot de wanhoop van de dood. Het is niet een roeping tot de troon, maar tot de kerker en de woestijn. En wanneer alle zelfrechtvaardiging verdwenen is, wanneer alle ongeduld is opgebrand, dan wordt de dood overwonnen door het Leven.