|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
Printable version |
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
Israël, na de ballingschap Dit artikel gaat terug in de geschiedenis om de sporen terug te vinden van de blanke Westerse natiën. Aangetoond zal worden hoe hun oorsprong terug te leiden is tot aan de Assyrische ballingschap, waarvan wij in de bijbel lezen. Er zijn voldoende bewijzen beschikbaar (uit de bijbel en uit de monumenten van de Assyriers, de oude geschiedenis en vele andere hedendaagse bronnen) om die gebieden te kennen waar de gevangenen van de Tien Stammen heen gebracht zijn. Uit deze gegevens, na hun wegvoering uit Palestina, door Tiglat-Pileser, Salmaneser en Sargon, blijkt overduidelijk dat zij tot aan de overkant van de rivier de Tigris zijn weggevoerd en dat de overgrote menigte zich heeft gevestigd in de landstreken ten Zuidwesten en Zuiden van de Kaspische zee. Dit wil zeggen zeer dicht bij het huidige Perzië (Iran), ten Noorden van de 35ste en ten westen van 55ste lengtegraad. De wegvoering De achteruitgang van het koninkrijk Israël, het koninkrijk der Tien Stammen, is ongeveer in het jaar 860 voor Christus, gedurende de regering van Jehu, begonnen. 2 Koningen 10:32 In die dagen begon de Here Israël te besnoeien, want Hazaël sloeg hen in het gehele gebied van Israël. Enkele jaren na 750 voor Christus kwamen deze woorden van de profeet Jesaja. Jesaja 7:8 Maar Damascus blijft het hoofd van Aram en het hoofd van Damascus blijft Resin binnen nog vijf en zestig jaar zal Efraïm verbroken worden, zodat het geen volk meer is. Dit 'verbroken' worden, was in hoofdzaak voltooid, toen de hoofdstad Samaria ingenomen werd, na een beleg van drie jaar die in 720 voor Christus begonnen is. 2 Koningen 17:18 Daarom was de Here zeer vertoornd geworden op Israël en had hen van voor zijn aangezicht verwijderd: niets bleef er over dan alleen de stam van Juda. Van de twee hoofd deportaties was de eerste door Tiglat-Pileser. De tweede is door Salmaneser begonnen en werd door Sargon voltooid. Het bijbelse verslag daarvan is zeer kort en bondig, maar door de Assyrische inscripties en door Josephus, de joodse geschiedschrijver, bevestigd. Wij geven de bewijzen die dit staven, alsook aanhalingen die daar betrekking op hebben uit joodse Encyclopedieën die door de huidige orthodoxe joden, als gezaghebbend worden beschouwd. Tiglat-Pileser Volgens de Encyclopaedia Brittannica, 14de uitgave, wordt hier de koning 'Pulu' of Pul in de Babylonische annalen genoemd. Het bijbelse verslag luidt: 2 Koningen 15:29 In de dagen van Pekach, de koning van Israël, kwam Tiglatpileser, de koning van Assur, en veroverde Ijjon, Abel-bet-maaka, Janoach, Kedes en Hasor, Gilead en Galila, het gehele land van Naftali; en hij voerde de bevolking in ballingschap naar Assur.
1 Kronieken 5:26 … wekte de God van Israël de geest op van Pul, de koning van Assur, namelijk de geest van Tillegatpilneser, de koning van Assur, en deze voerde hen weg: de Rubenieten, de Gadieten en de helft van de stam Manasse. En hij bracht hen naar Chalach, Chabor, Hara en de rivier van Gozan, waar zij zijn tot op de huidige dag. Bevestigd door Josephus in zijn ‘Antiquities’, boek 9, hfd. 9, sectie 1: "maar de koningen van Assyrië, Tiglatpileser, zijn een veldtocht tegen de Israëlieten begonnen en hebben het gehele land van Gilead en de sterke overkant van de Jordaan en de daar aangrenzende landstreken die Galilea genoemd worden en Kades en Hazor ingenomen en de inwoners gevangen genomen en hen naar zijn eigen land overgebracht..." De joodse ‘Jewish Encyclopaedia’ 1925 Uitgave, artikel ‘Captivity’, schrijft hierover als volgt: "Tiglatpileser ... heeft de grensdistricten van Zebulon, Aser en Naftali, alsook de gedeelten oosterlijk van de Jordaan, dat aan het land Israël behoort, geannexeerd en de inwoners van deze provincie naar Assyrë weggevoerd, die zich daar hebben gevestigd" (zie ook hierboven 2 Koningen 15:29). Salmaneser-Sargon Ook Salmaneser en Sargon hebben Israëlieten naar dezelfde plaatsen afgevoerd. 2 Koningen 17:6: In het negende jaar van Hosea nam de koning van Assur Samaria in; hij voerde Israël in ballingschap naar Assur en deed hen wonen in Chalach, aan de Chabor, de rivier van Gozan en in de steden der Meden. 2 Koningen 18:11: De koning van Assur voerde Israël in ballingschap naar Assur en bracht hen naar Chalach, Chabor, de rivier van Gozan en de steden der Meden. Bevestigd door de inscriptie van Sargon: "In het begin van mijn regering heb ik de stad Samaria belegerd en ingenomen en 17.280 van zijn inwoners weggevoerd" (Sayce ‘Assyria’, blz. 178). Bevestigd door Josephus: ‘Antiquities’, boek 9, hfd. 14, sectie 1: "De koningen van Assyrië ... heeft Samaria drie jaar lang belegerd ... en de regering van de Israëlieten geheel vernietigd en al die mensen overgebracht naar Medië en Perzië." ‘Jewish Encyclopaedia’ 1925 uitgave, artikel ‘Captivity’: "De twee deportaties hebben na de verovering van Samaria plaatsgevonden ... en het gevolg is de vernietiging van het Noordelijke Koninkrijk". Men moet goed in gedachten houden dat de Assyrische koningen, veel meer natiën weggevoerd hebben, dan alleen Israël. Het was niet alleen een strafmaatregel. Indien dit het een strafmaatregel was, zou het makkelijker zijn geweest om hen uit te wissen, want massaslachting was algemeen. De Assyriërs waren vastberaden om een groot rijk van onderhorige volkeren, onder hun beheer te hebben. Zij hebben dus deze grootschalige volksverhuizingen afgedwongen op de verslagen volkeren om te verhinderen dat deze weer zouden opstaan/herrijzen. Met de ontworteling uit hun geboorteland is de drang van vaderlandsliefde verzwakt en zijn zij voor jaren gevangen genomen in de zware strijd, om hun nieuwe thuis te vestigen en moesten tevens zware belastingen aan hun veroveraars betalen. De Assyriërs hebben er gewoonlijk goed voor gezorgd dat zij hun gevangenen in zwaar versterkte steden hadden ondergebracht, die ver van hun geboortegrond gelegen waren. Zo heeft Tiglatpileser bijvoorbeeld de Syriërs naar Kir (2 Koningen 16:9), nabij de Kaukasus, weggevoerd in ‘boven Medië’. Volgens Josephus in zijn ‘Antiquities’, boek 9, hoofdstuk 12, sectie 3: "En hij heeft mensen van Damaskus weggevoerd en hen in boven-Medië gevestigd en een groep Assyriërs gebracht naar Damaskus en hen daar laten wonen". Terzelfder tijd is, volgens diezelfde autoriteit (Josephus, boek 11, hfd. 1, sectie 1) het gebied van de Tien Stammen herbevolkt met mensen uit Perzië en Medië. Er kon geen geleidelijke terugkeer van de Tien Stammen vanuit deze verafgelegen landen zijn geweest, want grote rivieren en hoge bergen zouden van zo’n poging een ware pelgrimstocht gemaakt hebben. Er bestaat ook geen verslag van zo’n tocht in de bijbel of in de geschiedenis. Maar indien de Tien Stammen naar die plaatsen gekomen zijn waarvan de traditionele opvattingen spreken, zou een klein opstandje voldoende zijn geweest voor de gevangenen, om het pad van 500 kilometer naar huis te kiezen, het was de enige hoofdweg in die dagen. Een nauwkeurig en degelijk onderzoek van al de feiten, bevestigt de beschouwingen van veel geleerden, dat de Tien Stammen tot aan de andere kant van de Tigris weggevoerd zijn. Het is ook mogelijk en zelfs waarschijnlijk dat kleine groepjes van hen over heel Assyrië verspreid geraakt zijn, maar er is geen bewijs dat er enige betekenisvolle vestigingen van de Tien Stammen, ten zuiden van de rivier geplaatst zijn. Integendeel, er zijn veel betrouwbare gegevens dat er gemeenschappen van de Tien Stammen ten noorden van Nineve (Mosul) gevestigd waren. Al de plaatsen zijn zover van Palestina verwijderd dat het voor de gevangenen onmogelijk was om terug te keren. Ezechiël, een priester van Juda, die naar Babylon in de tijd van koning Jofagin weggevoerd is, was aangesteld om Gods waarschuwingen naar alle twee de ‘Huizen’ te brengen. De term ‘Huis van Israël’ en ‘Huis van Juda’ wordt gebruikt om het verschil tussen die twee duidelijk te maken (vergelijk Ezechiël 4). Hij kon makkelijk zijn boodschap aan de gevangenen uit het Huis van Juda brengen, want hij heeft tussen hen gewoond, maar om hem in staat te stellen om de meer verafgelegen Tien Stammen met zijn boodschap te bereiken, werd hij door de Geest naar Tel Abib gedragen, waar hij voor zeven dagen ‘verstomd’ in hun midden gezeten heeft, als gevolg van hun zonden, of als gevolg van zijn eigenaardige ondervindingen? (zie Ezechiël 3). Wij zullen dit misschien wel weten, dat sommige van de oudsten van Israël (van de Tien Stammen dus), daarna naar Babylon zijn gereisd om de Here door Ezechiël te raadplegen (Ezechiël 14 en 20). De Trek van de Tien Stammen naar West-Europa Er zijn veel geschiedkundige bewijzen aan te voeren, maar dat zou dit artikel nog langer maken dan het al is. Daarom wordt volstaan meteen algemene beschrijving. Indien u de plaatsnamen nauwkeurig, in een goede atlas, nagaat zult u zien hoe ver de Tien Stammen van Palestina verwijderd waren. Het zal voor hen onmogelijk zijn geweest om als natie weer in die tijd terug te keren naar Palestina. In andere studies hebben wij gezien dat er veel profetieën in de bijbel zijn aangaande de lotsbestemming van het Huis van Israël. Maar er is niks van hun geschiedenis tijdens hun ballingschap in de bijbel te vinden. De Profeet Hosea en Amos, die hun ballingschap voorzegd hebben, maken ook duidelijk dat zij niet verloren geraakt zijn, maar uiteindelijk geheel en glorieus hersteld zouden worden. Lees bijvoorbeeld de volgende schriftgedeelten. Hosea 1:4 De Here zeide tot hem: Noem hem Jizreël, want het zal niet lang meer duren of Ik zal de bloedschuld van Jizreël bezoeken aan Jehu’s huis, en een einde maken aan het koninkrijk van het huis Israëls. Hosea 1:9-10 Toen zeide Hij: Noem hem Lo-ammi, want gij zijt mijn volk niet en Ik zal de uwe niet zijn. Eens echter zullen de kinderen Israëls talrijk wezen als het zand der zee, dat niet te meten of te tellen is. En ter plaatse waar tot hen gezegd wordt: Gij zijt mijn volk niet, zullen zij genoemd worden kinderen van de levende God. U kunt alleen een kind van de Levende God worden, door het geloof in Jezus Christus Johannes 1:12 en aanverwante schriftgedeelten. Dit laat zien dat de vervulling van deze profetiën het natuurlijke vlak overstijgen. Dit artikel beperkt zich tot het beschrijven van de letterlijke vervulling. Ter plaatse waar tot hen gezegd werd (door de mond van de profeten, in Israël), werd 700 jaar later gesproken door de Zoon van God en die Hij zond: “Ik ben (wij zijn) gezonden tot de verloren schapen van het Huis Israëls” (Mat 10:6, 15:24). De boodschap was niet voor hen alleen, maar wel als eerste voor het Huis Israëls, de blinde dienstknecht natie van God. De weg van God met zijn volk Israël was de weg van verstrooiing om daarna weer te verzamelen. De profeet Amos schrijft: Amos 9:9 Want zie, Ik geef bevel, en Ik schud het huis van Israël onder al de volken, gelijk men met een zeef schudt. En geen steentje zal ter aarde vallen ... Amos 9:11 Te dien dage zal Ik de vervallen hut van David weder oprichten, Ik zal haar scheuren dichten en wat daarvan is ingestort, overeind zetten; Ik zal haar herbouwen als in de dagen van ouds ... Interessant is dat Petrus deze profetie aanhaalt in Handelingen 15:16 en betrekt op de heidenen, zodat we met overtuiging kunnen concluderen dat het huis van Israël teruggevonden moet worden onder de heidenen (leest u voor meer hierover de andere artikelen over Israël en Juda op oa. deze website). Amos 9:13-15 Zie, de dagen komen, luidt het woord des Heren, dat de ploeger zich aansluit bij de maaier en de druiventreder bij hem die het zaad strooit; dan zullen de bergen druipen van jonge wijn en al de heuvelen daarvan overvloeien. Ik zal een keer brengen in het lot van mijn volk Israël: verwoeste steden zullen zij herbouwen en bewonen; wijngaarden zullen zij planten en de wijn ervan drinken; boomgaarden zullen zij aanleggen en de vrucht daarvan eten. Dan zal Ik hen planten in hun grond, en zij zullen niet meer worden uitgerukt uit de grond die Ik hun gegeven heb, zegt de Here, uw God. Waarom eerst verstrooien en daarna weer veramelen? Gods plan Hierin is weer een glimp op te vangen van Gods karakter. “God laat niet varen het werk dat Zijn begonnen is te doen.” Hij zoekt, totdat Hij het vindt (vgl. de gelijkenis van de 100 schapen). Israël is misschien verloren gegaan voor de mens, uit het oog verloren, maar niet voor God (“geen steentje zal ter aarde vallen”). Dat dit zo is gelopen was Gods plan vanaf het begin. Israël moest eerst verloren gaan om daarna weer gevonden te kunnen worden. God werkt in de schepping toe naar hetzelfde doel voor iedereen en dat doel is ‘leven’ te geven. Om dat doel te bereiken voor iedereen moet eerst de dood doorgaan tot iedereen. Eerst de eerste Adam, dan de laatste Adam. Om iedereen tot gehoorzaamheid te brengen, moet eerst iedereen vallen in ongehoorzaamheid. Het goed bestaat niet zonder het kwade en licht bestaat niet zonder duisternis. Om deel te krijgen aan Zijn opstanding, moeten we eerst deel krijgen aan Zijn dood. Zoals de wet van Mozes ook betrekking had op de vreemdeling binnen de poorten in het Oude Verbond, zo is de belofte van de Geest van God en het Koninkrijk niet exclusief voor Israël, maar inclusief de ‘vreemdeling binnen de poorten’ van het Nieuwe Verbond. Het evangelie is niet exclusief voor een bepaalde groep mensen, niemand wordt buiten het bereik van Christus geacht. Hij is de Redder van ALLE mensen (1 Timotheüs 4:10). Romeinen 5:18 Derhalve, gelijk het door een daad van overtreding voor ALLE mensen tot veroordeling gekomen is, zo komt het ook door een daad van gerechtigheid voor ALLE mensen tot rechtvaardiging ten leven. Uiteindelijk zal het evangelie iedereen binnensluiten, ook hen die tijdens hun leven nog volharden in hun zonde. Daarvoor heeft God ook een voorziening getroffen, namelijk het komende laatste oordeel, de Poel van Vuur. De uitwerking van de Poel van Vuur zal hetzelfde zijn als de invloed die de vis op Jona had. Jona dacht nu ben ik voorgoed verloren, nu is het afgelopen met mij: Jona 2:2-6 Hij zeide: Ik riep uit mijn nood tot de Here en Hij antwoordde mij; uit de schoot van het dodenrijk schreeuwde ik, Gij hoordet mijn stem. 3 Gij hadt mij geworpen in de diepte, in het hart der zee, en een waterstroom omving mij; al uw brandingen en uw golven gingen over mij heen. 4 En ik, ik zeide: verstoten ben ik uit uw ogen, zou ik ooit weer uw heilige tempel aanschouwen? 5 Wateren omringden mij, zij bedreigden mijn leven, de diepte omving mij, met zeewier was mijn hoofd omwonden. 6 Tot de grondvesten der bergen zonk ik neer; de grendelen der aarde waren voor altoos achter mij. Toen trokt Gij mijn leven uit de groeve omhoog, o, Here, mijn God! “Voor altoos” ben ik verloren, dacht Jona, maar de diepten van oordeel zijn voor God het instrument om de mens te laten zien hoe nietig hij zelf is. We kunnen niet zonder onze Maker. De mens in de Poel van Vuur zal hetzelfde zeggen en dan gebeurt het onverwachte: Toen trokt Gij mijn leven uit de groeve omhoog. En de belijdenis die dan over de lippen komt, is van harte “o, Here, mijn God!” Zo zal uiteindelijk iedereen op de knieën gebracht worden, want “Elke knie zal buigen en iedere tong zal belijden dat Jezus is Heer.” En niet gedwongen, maar uit liefde en dankbaarheid voor de genade van God, want “Niemand kan zeggen Jezus is Heer dan door de Heilige Geest.” Zo zal God uiteindelijk “Alles in Allen” worden (wil je hier meer over lezen, klik dan op ‘Herstel van alle dingen’). 1 Corinthiërs 15:28 Wanneer alles Hem onderworpen is, zal ook de Zoon zelf Zich aan Hem onderwerpen, die Hem alles onderworpen heeft, opdat God zij alles in allen. Gods plan is dus met het oog op IEDEREEN. Gods instrument daar naartoe is Israël. Israël is Gods blinde en dove dienstknecht-natie geweest, het vervoermiddel voor het evangelie, het goede nieuws. Jesaja 42:19 Wie is er blind dan mijn knecht en doof als de bode die Ik zend? Wie is er blind als de volmaakte en blind als de knecht des Heren? Klik op dienstknecht om hier meer over te lezen. Het evangelie en de Tien Stammen De eerste geweldige belofte die door het evangelie in vervulling gaat, is het weer samenbrengen van de kinderen van Juda (de Twee Stammen) en de kinderen van Israël (de Tien Stammen) en vele ‘vreemdelingen’ met hen , onder één Koning (vergelijk Jeremia 3:16-18; Ezechiël 37). Gods volk heeft nu één Koning, de Koning der koningen, Jezus Christus. Onder hen zijn wijze en dwaze maagden. Bij Zijn komst zullen zij geregeerd worden door de geopenbaarde zonen van God (koningen) onder één hoofd (de Koning der koningen, de Zoon van God) (Ope 20:4,6, Jes 61:6; 1Petr 2:9; Ope 1:6; Ope 5:10). () uit het land van hun verstrooiing optrekken naar het Koninkrijk in het Millenium (zie Matteüs 24:31; Ezechiël 37:21; Jeremia 23:3, Jeremia 23:8, Jeremia 29:14; Jesaja 43:1-8, Jesaja 43:20; Jesaja 44:1-2; Jesaja 45:4; Ezechiël 36:24; Psalm 106:47; Deuteronomium 28:64; Deuteronomium 30:1-6), want groot is de dag van Jizreël (Hosea 1:4, Hosea 9-11, vergelijk ook Hosea 2:15-20). Het volk van God, gelovigen uit alle volk, stam, taal en natie, zullen samengebracht worden en de Christus zal over hen regeren duizend jaar lang. Dit idee, de vervulling van bijvoorbeeld Jeremia 31, zien we telkens terugkeren in het Nieuwe Testament (voor meer hierover, ga naar het artikel Gods getrouwheid aan Israël). De apostelen en de Tien Stammen Nadat onze Here Jezus als de Messias door de joden verworpen was, heeft Hij aan zijn apostelen de volgende opdracht gegeven in: Matteüs 10:5-6 Deze twaalf heeft Jezus uitgezonden en Hij gebood hun, zeggende: Wijkt niet af op een weg naar heidenen, gaat geen stad van Samaritanen binnen; begeeft u liever tot de verloren schapen van het huis Israëls. Lees ook in dit verband Ezechiël 34:1-31. Jezus heeft in Matteüs 15:24 gezegd: Hij echter antwoordde en zeide: Ik ben slechts gezonden tot de verloren schapen van het huis Israëls. In Johannes 7:35 vragen de joden: De joden dan zeiden tot elkander: Waar zal deze heengaan, dat wij Hem niet zullen kunnen vinden? Hij is toch niet van plan naar de Griekse verstrooiing te gaan en de Grieken te leren? Uit 1 Petrus 1:1 en 1 Petrus 2:9 blijkt, dat dit deze vreemdelingen uit de verstrooiing’’, niemand anders zijn dan de Tien Stammen, die volgens de profeten een lange tijd ‘vreemdelingen’ of Lo-ammi (niet meer mijn volk, volgens Hosea 1:9) zouden worden. De apostel Jacobus spreekt ook van de ‘Twaalf Stammen in de verstrooiing’ (zie Jakobus 1:1). Zeven eeuwen na de ondergang en verwerping van het ‘Huis van Israël’ hebben de apostelen (en de Joden) dus geweten dat de Tien Stammen niet ‘verloren’ waren, maar woonachtig waren in Klein-Azië, rondom de Zwarte Zee, in Pontus, Galatië, Kappadocië en Brithynië (1 Petrus 1:1). Dit was de eerste stap in Gods grote plan met het evangelie. Vervolgens is Israël, samengebracht in een Nieuw Verbond, door God gebruikt om de wereld over te gaan (imperialisme, kolonisatie) en zich uit te breiden naar het Noorden, Zuiden, Oosten en Westen (zoals beloofd aan Abraham). Israël was in Gods plan het voertuig (als dienstknecht natie) om het evangelie over de hele wereld te verspreiden. Maar nu terug naar het onderwerp, de Tien Stammen en Gods handelen met hen in de geschiedenis. Ander namen voor de Tien Stammen Waar de bijbelverhalen de geschiedenis van de Tien Stammen niet verder vertelt, daar zet de hedendaagse geschiedenis dit voort. De enige reden waarom onze geschiedkundigen geen melding maken van de verbannen Israëlieten in de verslagen van de antieke wereld is, omdat de Assyriërs, die hen gevangen genomen en weggevoerd hebben, hun bij andere namen in hun inscripties genoemd hebben. Gedurende de afgelopen honderd jaar hebben archeologen, de oorspronkelijke verslagen en inscripties van de Assyriërs, die de Tien Stammen overrompeld en weggevoerd hebben, opgegraven en gepubliceerd. Het is uit dit verslag, waar de sleutel en leidraad gekomen zijn, om het spoor van de Tien Stammen te volgen, vanaf hun Assyrische ballingschap tot vandaag toe. Dit is zeker één van de aangrijpendste verhalen die tot nu toe verteld zijn, in feite vreemder dan fictie, want het ware begrip van het heden, de toekomst en het verleden, staan hiermee op het spel. De Assyrische namen voor Israël Voor hun ballingschap werd het volk Israël (de Tien Stammen) in de Assyrische geschriften ‘BitKhumri’ genoemd, dit betekent ‘zoons van Omri’, de koning die Samaria gesticht heeft (vergelijk 1 Koningen 16:16, 1 Koningen 21-25; Micha 6:16).
Achab was de zoon van Omri (1 Koningen 16:30). In 1 Koningen 16: 22-27 lezen wij dat Omri de stad Samaria gebouwd heeft en meer kwaad gedaan heeft dan zijn voorgangers. De Koningen van Assyrië hebben het huis van Israël naar de naam van Omri genoemd, zoals dit erg duidelijk is uit al hun inscripties. Na de wegvoering van het Huis van Israël naar Assyrië, worden zij op hun monumenten verwezen als Beth (wat betekent ‘Huis’) van Omri, Bit Humria, wat allemaal betekent het huis van Omri. Zo is dan de naam ‘Huis van Israël’ opgehouden te bestaan in de geschiedenisrollen/boeken van de volkeren onder wie zij zich bevonden. Zij zijn waarlijk Lo-ammi: Niet mijn volk (Hosea 1:9) geworden, totdat de Volheid van de tijd zou komen waarin zij genoemd zouden worden: Kinderen van de levende God (Hosea 1:10). Met andere woorden: Lo-Ammi slaat op de tijd totdat de kinderen van Israël uiteindelijk weer met de kinderen van Juda herenigd zullen worden op de dag van Jizreël (Hosea 1:11) en één hoofd voor zich zullen aanstellen (Christus) en uit het land optrekken om Lucas 1:31-33 te vervullen.
worden. Wanneer nu uw volksgenoten u vragen: Wilt gij ons niet meedelen, wat gij daarmee bedoelt? zeg dan tot hen: Zo zegt de Here HERE: zie, Ik neem het stuk hout van Jozef – dat aan Efraïm toebehoort – en van de stammen Israëls die daarbij behoren, en Ik voeg het bij het stuk van Juda en maak ze tot één stuk hout, zodat zij één zijn in mijn hand. EN MIJN KNECHT DAVID ZAL KONING OVER HEN WEZEN en hun voor eeuwig tot vorst zijn; ÉÉN HERDER ZAL ER VOOR HEN ALLEN ZIJN. De hereniging is de tijd van de kerkgeschiedenis, waarin het ware Juda en het ware Israël (zie hiervoor de boeken ‘Wie is een Jood’ en ‘Wie is een Israëliet’) zich herenigen onder één hoofd, nl. Christus Lukas 1:31-33 En zie, gij zult zwanger worden en een zoon baren, en gij zult Hem de naam Jezus geven. Deze zal groot zijn en Zoon des Allerhoogsten genoemd worden, en de Here God zal Hem de troon van zijn vader David geven, en Hij zal als koning over het huis van Jakob heersen tot in eeuwigheid, en zijn koningschap zal geen einde nemen. In Amos 7:16 lezen wij dat Israël ook het huis van Isaäk genoemd wordt: Nu dan, hoor het woord des Heren. Gij zegt: Gij moogt tegen Israël niet profeteren, noch tegen Isaäks huis uw woorden laten stromen. De rots van Behistun Ongeveer 100 kilometer vanaf het hedendaagse Teheran, Hoofdstad van Perzië, staat de rots ‘Behistun’. Wat de steen van Rosette voor de Egyptelogie gedaan heeft, zo is de rots van Behistun voor de Assyrische archeologen de ontdekking van de eeuw geweest. Hierin vinden wij de sleutel van de verborgen geschiedenis van het Huis van Israël, na de Assyrische ballingschap. Op deze inscripties zijn in de dagen van Darius I onder andere de verovering van Israël in drie verschillende talen opgetekend, namelijk in het Perzisch, in het Susisch en in het Babylonisch. Het land Israël wordt als volgt aangeduid: In de Susische vorm: Land van de Skithe of Saka; In de Perzische vorm: Land van Skithe; In de Babylonische vorm: Land van de Kimeriërs of Kimiri. Hiervan hebben wij dus de bevestiging dat ‘Skithië’ het land van de Kimmeriërs was. De Tien Stammen werden dus reeds in Assyrië het Huis van Omri, Saka (vgl. Huis van Isaäk van Amos 7:16) en Kimmeriërs genoemd. In een boek van het Britse Museum ‘Sculptures and inscriptions of Darius at Behistun, Persia’, die in 1907 gepubliceerd is, worden deze inscripties op de Rots Behistun bevestigd, het Perzische Saka was de naam voor de Skithe. Uit die gegevens van dit boek blijkt de identiteit van de Skithe, Saka en Kimmeriërs erg duidelijk (zie ook het artikel ‘De ontbrekende schakel’). De apostel Paulus schrijft aan de Kolossenzen als volgt: Kolossenzen 3:11 Waarbij geen onderscheid is tussen Griek en Jood, besneden of onbesneden, barbaar en Skyth, slaaf en vrije, maar alles en in allen is Christus. Onder deze namen en nog andere, die wij verderop in dit boek zullen aantonen, is Israël uit Assyrische ballingschap ontsnapt, heeft zich een lange weg door Europa gebaand, om zich uiteindelijk te ontwikkelen in de Natiën van Noord- en West-Europa en hun afstammelingen, zoals wij hen heden kennen. De eerste vermelding van de Israëlieten in Medië In het jaar 707 voor Christus hebben de Assyrische grensposten bericht, dat gewapende machten van Uratha (Ararat), het gebied ten Zuiden van het Meer Urmia in Medië binnengevallen zijn. Dit was het gebied, waar de Israëlieten in ballingschap zijn weggevoerd, welke veertien jaar tevoren had plaatsgevonden. Dit verslag vertelt dat op het moment dat de koning van Uratu in ‘het land van Gamir’ kwam, zijn leger helemaal verslagen werd. Gamir is klaarblijkelijk een vervorming van Ghomri, de Assyrische naam voor Israël, door het omkeren van de laatste lettergreep rina ir. Zo’n omkering is algemeen in de Assyrische geschriften; bijvoorbeeld, in de annalen van Sargon wordt Rusas koning van Uratu dikwijls Ursa genoemd. De Assyrische spionnen rapporteerden dat het leger van ‘Gamira’ een tegenaanval gedaan had en het land Uratu binnengevallen was, negen van hun bevelvoerders gedood hebben en dat zij hun opperbevelhebber gevangengenomen hebben. Alle geschiedkundigen zijn het eens dat die ‘Gamira’ dezelfde mensen waren, die dertig jaar later gedurende de regering van Esarhaddon genoemd werden. Sir Henry Rawlinson, in zijn commentaar op de inscripties op de Rots van Behistun, heeft geschrevenen van het hedendaagse Babylonië, nu het Perzische Saka, Gimiris was (wat ‘stammen’ betekent). Veel bijbelkenners zijn het met elkaar eens dat in de woeling van volken en natiën in die tijd, deze Tien Stammen in die gebieden een groot aandeel gehad hebben, met de vernietiging van de Babylonische en Perzische rijken. De ontsnapping door de kloven van de Eufraat In het Apocriefe boek, het 4de Boek van de Profeet Ezra, een van de profeten van het Oude Testament, wordt voor ons beschreven hoe het grootste gedeelte van de Tien Stammen door de kloven van de Boven Eufraat ontsnapten en zich tussen de bergen van Klein-Azië begaven. 2 Koningen 17:6 En dat gij gezien hebt, dat hij een andere vreedzame menigte tot zich vergaderd heeft. Dezen zijn de tien stammen, die uit hun land gevangen zijn genomen in de dagen van den koning Hosea, dien Salmanasser de koning der Assyriërs gevankelijk weggevoerd heeft, en heeft hen over de rivier gevoerd, en zij zijn overgebracht in een ander land. In 2 Ezra 13:39-47 staat “Doch zij besloten, dat zij de menigte der heidenen zouden verlaten en in een verder land vertrekken, waar geen menselijk geslacht ooit tevoren gewoond had. Daar wilden zij hun rechten onderhouden, die zij in hun land niet gehouden hadden. Zij zijn dan daarin getogen door de enge ingangen van de rivier Eufraat. Want de Allerhoogste deed toen tekenen. En hield de aderen der rivier op totdat zij daarover gegaan zijn. Want door dat land was een weg van een lange reis van anderhalf jaar, daarom wordt die landstreek Assareth genoemd. Toen hebben zij daarin gewoond tot den laatste tijd; en als zij nu weder zullen beginnen te komen. Zoo zal de Allerhoogste weder de aderen der rivier ophouden, opdat zij daarover gaan mogen; daarom hebt gij deze menigte vreedzaam gezien (het tweede boek van de profeet).” Het is een interessant punt dat hun oversteek door de Kaukasus nog als herinnering voortleeft in de naam van een bergpas. Deze pas wordt nu nog genoemd "De pas van Israël". Interessant genoeg, was er een traditie onder velen van de Scytische stammen die hen verbinden met Mozes en de Wetgeving op de Sinaï ongeveer een duizend jaar tevoren. Assareth betekent ‘bergen van Sereht’. De Grieken hebben deze Tien Stammen, die door de Assyriërs Gimira genoemd werden, Kimmerioi genoemd, welke in het Engels als Cimmerians vertaald is. De Sereht is vandaag nog één van de zijtakken van de Donau, zijn uitmonding is niet ver van de Zwarte Zee. Herodotus, de bekende geschiedschrijver uit de oude tijd, schrijft over dezelfde tijd als waarover Ezra schrijft, als volgt: "De Skithen zijn opgetrokken voorbij de Eufraat, over de Armenische rivier, de Araxes". Herodotus’ verhaal is dus hetzelfde als die van Ezra. Zoals wij reeds gezien hebben, wordt Israël op de inscripties op de Rots van Behistun in het Perzisch en Susisch, de Skithe genoemd. Alhoewel niet alle Skithe van Israël zijn (het was een zeer woelige tijd onder verschillende natiën) wordt de naam Skithe zeer beslist toegepast op de Israëlieten van het verloren Huis Israëls. Zij zijn over de Araxes getrokken en in Zuid Rusland aangekomen waardoor dit gebied Skithië genoemd is. Deze trek is gegaan door de passen van de Kaukasische gebergten en een gedeelte is verder getrokken naar het Krim Schiereiland en zijn daar een lange tijd gebleven en hebben hun naam daar aangegeven. Bedenk dat zij ook bekend waren als de Khumri (Omri) die door de oude Grieken en Latijnse schrijvers als Kumroi, Cumri, Cimry, Cimmeri, Cambri en dergelijke namen/vormen werden aangeduid. Hiervan krijgen wij de naam Cimmerische Zee, één van de namen die vroeger voor de Zwarte Zee en het Krim Werden gebruikt. Hebreeuwse namen op grafstenen op de Krim Schiereiland Er zijn een groot aantal grafstenen op het Krim Schiereiland gevonden waar de namen van Israëlieten op voorkomen. Eén van deze grafstenen wordt in het ‘American Journal of Archaeology’ van 1914, vol. XVIII en in de ‘Illustrated London News’ van 3 januari en 14 februari beschreven. Professor Hannay verwijst naar een Hebreeuws manuscript die in de graven gevonden zijn en waar als volgt op staat geschreven: "Ik ben Jehudi, de zoon van Mozes, de zoon van Jehudi, de Machtige, een man uit de stam van Naftali, die in ballingschap is weggevoerd tezamen met de andere stammen van Israël door de vorst Salmaneser, vanuit Samaria gedurende de regering van Hosea, Koning van Israël. Zij zijn in ballingschap weggevoerd naar Hala, naar Habor (dit is Kabul) na Gozan en naar Chersonesus (dit is in de Krim)". Dit bevestigt het verhaal van deze zwervelingen, in het Engels of Skithe ‘wanderers’ genoemd, die mensen van Israël, welke weggevoerd zijn naar de rivier Gosan. Dit identieke verhaal vinden wij in 2 Koningen, maar dit vertelt tevens de verdere trek na de Krim. Er bestaan ongeveer 700 van deze inscripties op grafstenen, verzameld door Professor Chwolson van Leningrad/St Petersburg. Dit is een schets van één van hen. Kenners wijzen erop (Haberman blz. 131) dat dit schrift niet het vierkante Hebreeuws is, is kenmerkend voor de overgang van de Fenicische letters naar het latere Hebreeuws. De vertaling van deze inscriptie is als volgt: "Dit is de grafsteen van Buki, de zoon van Itchak de priester; mag zijn rust in Eden wezen, ten tijden van de verlossing van Israël. In het jaar 702 van de jaren van onze ballingschap". Als wij deze ballingschap dateren in 717 voor Christus, dan is dit 702de jaar van de ballingschap, het jaar 15 voor Christus. Er zijn ook nog andere onder deze verzameling grafstenen die dateren uit het begin van onze christelijke jaartelling. En deze grafstenen bewijzen dus dat sommige van deze bannelingen van Israël, Rusland zijn binnen getrokken en onder namen van Skithe en Sakae Oostwaarts getrokken zijn. Om later weer Westwaarts te zwenken naar hun bestemde plaats in de kustlanden in het Westen, vergelijk 2 Samuel 7:10. Naar de bestemde plaats, verborgen, maar niet verloren. In afzonderlijke groepen en onder verschillende namen zoals Skithe, Sakai, Cimri en Geate en op verschillende tijden, is Israël naar het Westen getrokken om de Kaspische Zee. Die groepen waren soms op grote afstand en honderden jaren van elkaar verwijderd. Zij hebben zichzelf geen Skithe genoemd, maar zo waren zij aan de Grieken bekend. Herodotus noemt hen Skithe en de Getae als de bewoners van hetzelfde gebied, terwijl Professor Waddell hen één en hetzelfde volk noemt. De naam Israël was verloren gegaan. De ontrouwe vrouw van de Here, was niet langer gerechtigd om de naam van haar Man te dragen. Ver van elkaar verwijderd en op trektocht naar het Westen, hebben de groepen van Israël ook de herinnering aan hun gemeenschappelijke oorsprong uit het oog verloren. De woorden van Ezechiël zijn vervuld. Ezechiël 20:39 En gij, huis Israels, zo zegt de Here Here, welaan, laat ieder zijn afgoden maar dienen! Doch later, dan zult gij naar Mij luisteren en mijn heilige naam niet meer ontheiligen met uw offergaven en uw afgoden. Het Huis van Israël zou niet meer Mijn Volk (Hosea 1:9) zijn. Zij zijn zelfs aan de Heidenen gelijk geworden, de Goyim of de volken of de Natiën. Gods Woord zegt: Ik zal u brengen naar de woestijn der volken en daar met u in het gericht treden, van aangezicht tot aangezicht (Ezechiël 20:35) is uitgekomen. In 721 voor Christus is de tocht van Assyrië naar het Westen begonnen. Onder de namen van Kumri, Sacae, Skithe, Massagetae (Massagete), Angli, Bretti, Goten, enz. Zij zijn op weg gegaan naar een plaats die zij niet gekend hebben. Vergelijk Jesaja 43:16, op weg naar een plaats die God voor hen bestemd had (2 Samuel 7:10), door Klein-Azië, door de steppen van Rusland en door de wildernis van Europa, zoals dit in die tijd was. Zij hebben gezworven onder de natiën (Hosea 9:17), van zee tot zee, van het Noorden naar het Oosten (Amos 8:12). Israël was bestemd om samen met God te heersen, zij hebben Hem verlaten en zijn verworpen. Zij zijn door de zee der volken verzwolgen en in de vergetelheid geraakt. Maar God alleen weet dat zij alleen maar ‘verborgen’ zijn (Psalm 83:4), maar niet ‘verloren’ (Amos 9:9). De Gote De Romeinse geschiedschrijver Tacitus (55-199 A.D.) vermeldt deze naam als eerste. Waren de Gote werkelijk de Getae? Griekse en Romeinse geleerden zoals Strabo, Polemeus en Plinius die gedurende het tijdperk vanaf 60 voor Christus tot de eerste helft van de 2e eeuw na Christus geleefd hebben, vereenzelvigen allemaal de Getae met de Gote. De Gotische geschiedschrijver Jordanes schrijft van de Gothe, Getae en Skithe, als hetzelfde volk. Pinkerton noemt elf Latijnse schrijvers, die allemaal verklaren dat de Getae Gote genoemd worden.Uit dit gegeven is het dus duidelijk dat de Gote, die zo duidelijk hun stempel op de geschiedenis van Noordwest en West Europa hebben gedrukt, Israëlieten waren. De herkomst van vele hedendaagse Westerse Natiën kunnen tot de Gote teruggevoerd worden. Israëlieten in Medië worden Skithiërs genoemd Gedurende de regering van koning Esarhaddon (681-669 voor Christus) heeft een hoofdgroep Israëlieten in Medië met hun buren samengespannen om de Assyrische expedities die naar hun gebied gestuurd waren, aan te vallen. De Assyriérs hebben hen eerst Gimira genoemd, maar later Iskuza. Een inscriptie die in de rots van Behistun in Noord Perzië is uitgehouwen, toont aan dat het hedendaagse Perzië voor Gimira, Sakka was, de naam waarmee de Israëlieten zichzelf noemden (Amos 7:9, Amos 7:16). Vroegere geschiedkundigen vertellen, ons dat de mensen die door de Grieken Skithiërs genoemd werden, door de Perzen Sakae of Sakka werden genoemd en dat zij de naam Skithiërs van de Assyrische Iskuza gekregen hadden. Dit is zeer waarschijnlijk weer van Isaak afgeleid. Esarhaddon heeft een bondgenootschap met Bartatua, koning van de Iskuzza, gesloten om de aanvallen op zijn manschappen in Medië te stuiten. Hiervoor heeft hij hem zijn dochter als vrouw gegeven. Als gevolg van dit bondgenootschap hebben de Skithiërs macht in Medië kregen, tot aan de val van het Assyrische Rijk in 612 voor Christus. Onlangs zijn er schatten bij opgravingen gevonden, nabij Sakkiz, ten Zuiden van het meer Urmia in Medië, waarvan wordt aangenomen dat deze aan koning Bartatua en zijn Assyrische bruid toebehoord hebben. Hierin waren gouden, ivoren en bronzen voorwerpen ingesloten. Sommige waren door Assyrische vakmannen gemaakt en weer andere door Scythische mensen en sommigen stukken worden gekenmerkt als Fenicisch, wat aannemelijk is, omdat de Skithiërs in werkelijkheid de buren van de Feniciërs waren. De Cimmeri�rs in Europa Terwijl Nebukadnezar nog bezig was om Jeruzalem aan te vallen en het Huis van Juda in ballingschap naar Babylon (604-586) weg te voeren, begon de westelijke flank van de Israëlitische ballingen (bekend als Cimmeriërs), rondom de westkant van de Zwarte Zee, Zuidoost Europa binnen te trekken. Dat gedeelte van hen die ten zuiden van de Karpaten waren, zijn in verspreide groepen langs de Donau rivier omhoog gegaan en zijn in Zuid-Duitsland ongeveer 600-500 voor Christus aangekomen, waar zij bekend zijn geworden als de Kelten of Calli�rs. Zij hebben aan dit Donau gebied de naam Ister gegeven, wat laag betekent. De Skithiërs in Zuid-Rusland Na de val van de Assyrische hoofdstad Nineve, in het jaar 612 voor Christus, zijn de Mediërs en de Babyloniërs, de Israëlieten in ballingschap beginnen aan te vallen. Dit was in het tijdperk dat het Huis van Juda in ballingschap werd weggevoerd naar Babylon. Deze Israëlieten, onder druk van de Mediërs, bekend als Iskuza of Skithiërs, zijn door de Darelpas in het Kaukasische gebergte getrokken, zijn in de grasvlakte van Zuid-Rusland aangekomen en zijn daar blijven wonen. Ongeveer 60 jaar later, nadat Kores, de koning van Perzië, het Babylonische Rijk in 539 voor Christus omvergeworpen had, heeft hij de Judeërs toestemming gegeven om naar Jeruzalem terug te keren. In 530 voor Christus, is hij Noordwaarts opgerukt met het doel, om de Skithiërs die nog ten Zuiden van het Kaukasische Gebergte achtergebleven waren, onder zijn macht te krijgen. Hij is de Araxes Rivier overgestoken en een hevig gevecht met de Skithiërs begonnen. Onder hun koning Tomyris, zijn de Perzen verslagen en Kores zelf is in dit gevecht gedood. De Skithiërs bezetten de Oekraine Onder de druk van de Mediërs en Perzen, zijn de Skithiërs golf na golf door het Kaukasische Gebergte getrokken. Hun voorhoeders in het Westen, waren de rivieren Don en Dnejeper overgestoken en kwamen in botsing met de Cimmerische Israëlieten, die rondom de Westelijke Zwarte Zee trokken. Dit heeft tot gevolg gehad dat de Cimmeriërs verder zijn verdreven, sommigen opwaarts met de Donau, andere in Noorwestelijke richting, in de dunbevolkte gebieden aan de Baltische kust. Waar zij later door de Romeinen als Kimbri bekend zijn geworden. Gedurende de zesde eeuw voor Christus, hebben de Skithiërs, tot zover als de Karpaten, de hele Oekraine overstroomd, en later hebben ze een gedeelte van de Donaubekken tijdelijk bezet. Onder Darius, (522-486 voor Christus), hebben de Perzen weer geprobeerd om hen te verslaan, door hen vanuit de Balkan over de Donau aan te vallen. Maar de Skithiërs zijn vlak voor hun aanvallen weggevlucht en hebben de verschroeide aarde tactiek toegepast en Darius moest omkeren. Hij heeft er niettemin aanspraak op gemaakt, dat hij de heerschappij over de Skithiërs aan de andere kant van de zee, gehad heeft en ook over andere groepen die Oostwaarts waren gedreven, tot aan de grenzen van India en China. Dus tegen de tijd dat Ezra van Babylon naar Jeruzalem in het jaar 458 voor Christus is gegaan, was het grootste gedeelte van het Huis van Israël (Tien Stammen) over een groot gebied uitgespreid vanaf de Rijn en de Baltische Zee in het Westen tot aan centraal Azië in het Oosten. Alleen een klein overblijfsel is in Medië achtergebleven om Ezra’s uitnodiging aan te horen om naar Jeruzalem terug te keren. Het Kaukasische Ras Hier kunt u al zien waarom deze natiën, welke de voorouders van de huidige Westerse natiën geworden zijn, het Kaukasische ras wordt genoemd. Zij zijn uit Medië, door het Kaukasische Gebergte, Europa binnengekomen. Zij waren niemand anders dan de zogenaamde ‘Verloren’ Tien Stammen van het Huis van Israël. Het is dan ook niet zo vreemd om de Dnjeper, de Dnjester aan te treffen in die gebieden waar de Tien Stammen na hun ontsnapping uit hun Assyrische ballingschap binnengeslopen zijn. Dat moet dan één van de voornaamste stammen van Israël zijn geweest, “een jonge leeuw, die uit Basan tevoorschij springt” (Deuteronomium 33:22) en ze moet met “schepen” te doen gehad hebben volgens Richteren 5:17. Hij heeft zeer beslist zijn naam aan deze rivier gegeven, zo ook aan het latere Denemarken of Denmark in het Engels. De Sarmasiese inval in Zuid Rusland Vanaf de zesde tot de derde eeuw voor Christus hebben de Israëlieten zichzelf in Zuid-Rusland als een groot en voorspoedig koninkrijk van Skithiërs gevestigd. En hebben een zeer nauwe handelsbetrekking met de Grieken opgebouwd en hen van graan voorzien. Echter, tegen het einde van de vierde eeuw, is er een volk gekomen, die niet van Israël afkomstig was, de Sarmasiërs, die het gebied Oosterlijk van de Don bezet hebben. Terzelfder tijd hebben de Skithiërs hun rijk vergroot, Noordwaarts tot zover als Kiev en Westwaarts tot bij de Donau. Daarna, aan het begin van de derde eeuw, zijn zij met de Westwaartse uitbreidingen gestopt, doordat de Kelten gingen aanvallen in de richting van de Zwarte Zee. Dit werd opgevolgd door het oprukken van de Sarmasiërs, van Zuid-Rusland tot over de Karpaten. Zij zijn de Donau binnen getrokken en hebben dit bezet. Er zijn twee groepjes Skithe aan de Zwarte Zee achter gebleven, één op het Krim Schiereiland en de ander ten Zuiden van de Donau delta. Vastgeklemt tussen de Sarmasiërs en de Kelten, is het overgrote gedeelte van de Skithiërs in een Noordwestelijk richting gedreven en later pas de Zuidelijke kuststreken van de Baltische- en Noordzee gaan bewonen. Ook hierin kunnen wij de hand van de God van Abraham, Isaäk en Jakob zien. Over een tijdperk van eeuwen en met vele omwegen, was de Here steeds bezig om zijn volk te sturen naar een plaats, die Hij voor hen voor de laatste dagen bestemd had. In deze bestemde plaats zouden zij zich ontwikkelen tot de christelijke natiën van de huidige dispensatie. De Kelten Het grootste gedeelte van de Westelijke of Kimmerische groepen van Israëlieten zijn met de loop van de Donau omhoog getrokken, zijn als Kelten in Centraal Europa tegen het jaar 500 voor Christus neergestreken en zich daar hebben gevestigd. In ongeveer 390 voor Christus zijn sommige van hen Italië binnengevallen en hebben Rome ingenomen. Ongeveer 280 voor Christus zijn weer anderen Griekenland en Klein-Azië binnengevallen. Maar de meesten van hen zijn in Westelijke en Noordelijke richting uitgespreid, door Frankrijk getrokken, vanwaar zij vanaf de vijfde eeuw voor Christus in Brittannië zijn aangekomen. Intussen zijn de Kimmeriërs ten Oosten van de Karpaten in 525 voor Christus, door de Skithiërs uit Zuid-Rusland verdreven en zijn zij begonnen zich in de richting van de Baltische Zee te bewegen. Maar toen de Skithe zelf, in de tweede eeuw, door de Sarmasiërs uit Zuid-Rusland verdreven zijn, zijn de Kimmeriërs uit de Baltische gebieden en Jutland Westwaarts langs de kust gedreven in de richting van Holland en Brittannië. Veel van Kimmeriërs die op het vasteland achtergebleven zijn, zijn de Rijn overgestoken en in Frankrijk aangeland, zijn ze op zoek gegaan naar levensruimte. Vanaf 113-101 voor Christus zijn zij met hun roof en plundertochten tot aan Spanje en Italië gekomen, maar de meesten van hen zijn in de botsing met de Romeinen omgekomen. De Anglo-Saksers Er is een neiging ontstaan om de Sarmasiërs, die in Skithië Zuid-Rusland binnengekomen zijn, met de Skithe te verwarren, maar de Romeinen hebben de naam German voor de echte Skithe ingevoerd (Germanus is in het Latijn eg). Het is toen gebruikelijk geworden om, behalve in de verre buitengebieden, de naam Skith te laten vallen ten gunste van German of Sarmasiër, al naar gelang van op wie dit van toepassing was. Desalniettemin is het land ten Zuiden van de Baltische en ten Oosten van de Noordzee nog Skithië genoemd. Tot aan het jaar 800 na Christus heeft de Walliese geschiedkundige Nennius Skithië genoemd als het thuisland van Anglo-Saksers. Het is zeker bekend dat de Anglo-Saksers, die naar Brittannië zijn gekomen, door de Romeinen Germans genoemd werden. De Normandiërs (Normans), die de laatste van de groepen waren, welke de Britse eilanden zijn binnengevallen in het jaar 1066 na Christus, waren van dezelfde stamboom. De mensen, die wij vandaag Duitsers (Germans) noemen, zijn niet allemaal meer van dezelfde stamboom. Het gebeurde in de loop der eeuwen dat andere natiën de huidige gebieden, die nu als Duitsland bekend staan, binnengekomen zijn. Dit waren ook stammen van Israël. Duitse geschiedkundigen verdelen zelfs vandaag de natie in vier groepen. Dit is ook in de Duitser duidelijk te zien, zij wisselen elkaar af: blonde en meestal slanke tot donkere en bonkige mensen. Gevolgtrekking Wij hebben dus nu gezien dat de West en Noordwest Europese natiën (dus ook diegenen die hiervandaan naar Noord-Amerika, Zuid-Afrika, Nieuw Zeeland en Australië geëmigreerd zijn), allemaal van de Tien Stammen afstammen en afgezonderd zijn gebleven van de Joden. Het Huis van Israël heeft alle contact met Juda verloren toen zij in ballingschap door de Assyriërs, in het jaar 732-700 voor Christus, weggevoerd zijn. Zij waren reeds op politiek en staatkundig gebied van elkaar gescheiden sedert de dood van koning Salomo. Wij zullen nog 1000 jaar in hun geschiedenis moeten teruggaan, tot aan Jakob, om een gemeenschappelijke voorvader te vinden. In hun ballingschap hebben de Tien Stammen zich in twee groepen verdeeld en verbleven op twee verschillende plaatsen, de één nabij boven Eufraat en de andere in Medië. Deze twee groepen zijn op verschillende routes en op verschillende tijden naar de landen van West en Noordwest Europa getrokken. Sommigen van hen zijn als de Kelten (eerste groep) in Britannië aangekomen. De anderen zijn vanuit West en Noordwest Europa, Britannië binnengevallen in opeenvolgende golven als de Denen, Vikingen (Vikings), Saksers en Normandiërs en zijn daar samengesmolten in Britse, Schotse, Ierse en Walliese natiën, die zichzelf verder ontwikkelden. De anderen die in Noordwest en West-Europa zijn achtergebleven zijn vandaag de dag bekend als Noren, Zweden, Denen, Hollanders, Duitsers en Belgen. Daarnaast wonen er ook nog enkelen in delen van Frankrijk en Noord-Italië. Er zijn ook nog groepen van hen overal verspreid achtergebleven, zoals in Rusland, in het Oosten en Spanje en Portugal, in het Westen. Het herkennen van de identiteit van het Huis van Israël en het Huis van Juda is de sleutel tot een begrip van al de profetieën van de bijbel. Het lezen ervan zal veranderen in een waar genot. * Onder het woord Germanic zegt de ‘Chambers Twentieth Century Dictionary’ het volgende: “Van de taalkundige families waartoe Duits (German), Engels, Noors, enz. behoort. Teutonisch. Een uitgestorven Indogermaanse taal, die onderscheid gemaakt heeft tussen Oost Gemaans (Gotisch) en andere uitgestorven talen, Noord-Germaans of Skandinavies (Noors, Deens, Zweeds, IJsland) en West-Germaans (Engels, Fries, Nederlands, Hoog- en Laag -Duits)". Dit toont aan, hoe verwant al deze groepen aan elkaar zijn en waar zij vandaan komen. In de volgende boeken staan de gegevens die gebruikt zijn, om dit artikel zo compleet mogelijk samen te stellen. Israël’s racial origin and migrations - door Brigade generaal W.H. Fasken, C. B. Asynopsis of the migrations of Israël - door W.E. Filmer. De migraties van de tien stammen door Europa - door A. Vrolijk. Tracing our ancestors - door Frederich Haberman. Researches into the ethnic origins of Israël - door C. P. Parker B. A. The races of the Bible - door Rev. Wn Pascoe Goard. The pattern of history - Destiny Magazine. The Britisch history traced from Egypte and Palestina - door Rev L.G.A. Roberts, Com. R.N. The post-captivity namens of Israël - door Rev Wm Pascoe Goard Lld, F.R.G.S F.R.E.S. An emerging civilization - door C. R. Dickey. Chemivision - door Dr. William J. Hale. Bible research handbook - door National Message Ltd. The Covenant people - door Destiny Publisers. Who and here are the lost ten tribes? - door Rev. John Neslop The evolution of Israël - door B. de W. Weldom. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||